Beekdal Dinkel
< Aardkundig erfgoed - inleiding
Samenvatting
De Dinkel is een van de weinige natuurlijke meanderende beken van Nederland. De beek volgt een dal dat zijn oorsprong kent als glaciaal bekken uit de voorlaatste ijstijd (het Laat-Saalien, 150.000 jaar geleden). Aan de flanken van het Dinkeldal zijn tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien, 115.000-11.700 jaar geleden) dekzand en rivierduinen afgezet. Tijdens het Holoceen (11.700 jaar geleden) heeft de meanderende Dinkel zich ingesneden in dit zand, waarbij kenmerkende meanders met een kronkelwaard en hoge steilwand zijn ontstaan.
Aardkundig fenomeen (primair)
beekdal
Overige aardkundige fenomenen
kronkelwaardreliëf, meanderruggen en -geulen, plaggendek, stuifzandduin
Periode(s)
- Pleistoceen - Laat-Saalien
- Pleistoceen - Weichselien
- Holoceen
Gevormd door
mens, rivieren, smeltwater, wind
Kenmerkendheid
- Een van de weinige (semi) natuurlijke beeklopen in Nederland, het grootste deel van de Dinkel is bijzonder gaaf.
- Ontsluitingen langs de Dinkel (steilwanden) in Pleistoceen dekzand en Holoceen stuifzand zijn geologisch en bodemkundig uiterst waardevol.
Ontstaansgeschiedenis
De Dinkel komt bij Losser vanuit Duitsland Nederland binnen en stroomt 46 km door Twente, waarna het in Duitsland uitmondt in de Vecht. De beek volgt een dal dat zijn oorsprong kent als glaciaal bekken uit de voorlaatste ijstijd. Tussen Losser en Mekkelhorst heeft de Dinkel een duidelijk ingesneden dalbodem van 300 – 500 meter breed, waarin goed ontwikkelde meanders liggen. Dit deel van de Dinkel is relatief weinig door de mens beïnvloed. Ten noorden van Denekamp stroomt de Dinkel uit in een brede vlakte, waar geen duidelijk begrenst rivierdal te herkennen is. Aan de randen direct naast het beekdal liggen dekzandafzettingen en stuifzandgebieden.
Glaciaal dal in de voorlaatste ijstijd
Het Dinkeldal volgt een glaciaal bekken dat is gevormd door een ijslob tijdens de voorlaatste ijstijd (het Laat-Saalien, 150.000 jaar geleden). Gedurende die periode werd de stuwwal van Oldenzaal (link) gevormd en schuurde het ijs het bekken van Nordhorn-Lattrop uit, op de positie van het huidige Dinkeldal. De basis van het glaciaal bekken wordt gevormd door oudere afzettingen uit het Onder Krijt, bestaande uit zandsteen en schalier, en uit het Tertiair, bestaande uit mariene zanden en kleien. Deze liggen op een diepte van ongeveer 100 meter.
Dekzand en rivierduinen laatste ijstijd
Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien, 115.000-11.700 jaar geleden) bereikte het landijs Nederland niet, maar was het zeer koud. Door een afwisselend toendra en poolklimaat was de vegetatie tijdens deze ijstijd spaarzaam. De bodem was voor lange periodes geheel bevroren (permafrost). Vooral tijdens dooi in het voorjaar stroomde smeltwater over het oppervlakte stroomde en nam hellingmateriaal mee dat werd afgezet in het bekken van Nordhorn-Lattrop. Uit de hoofdstroom van deze smeltwaterstromen is uiteindelijk de Dinkel ontstaan. Benedenstrooms van Denekamp, richting Lattrop ligt ten oosten van de huidige beekloop een oude meanderende Dinkelloop uit het Laat Glaciaal met daarlangs grote dekzandruggen, die als rivierduinen langs de Dinkel gevormd zijn.
Naast verspoeling, trad er ook erosie en afzetting door de wind op in het spaarzaam begroeide landschap. Op deze manier is een dikke laag dekzand in het Dinkeldal afgezet. Op meerdere plaatsen heeft tijdens een latere fase (vanaf het Laat-Glaciaal, ongeveer 14.500 jaar geleden) de Dinkel zich ingesneden in dit zand, waarbij steilwanden zijn ontstaan. Delen van dit dekzand zijn tijdens het Holoceen (11.700 jaar geleden) verstoven als gevolg van menselijke invloed, zoals de Zandbergen en het Lutterland. Daarnaast zijn in het Dinkeldal rivierduinen afgezet aan het einde van de laatste ijstijd, het Laat-Glaciaal (ongeveer 14.500-11.700 jaar geleden). Tijdens deze periode was de Dinkel een vlechtende rivier met een brede bedding. Door de geringe vegetatie en een bedding die vaak in de winter droog viel, kon de wind zand meenemen uit het Dinkeldal. Dit zand werd op de oostzijde van het dal neergelegd, waar rivierduinen vormden.
Holoceen: meanderende rivier
In het Holoceen warmde het klimaat op en werd het natter, de duinvorming stopte geleidelijk aan door de toegenomen groei van vegetatie. Bovendien ontwikkelde de Dinkel zich tot een meanderende rivier met een stabielere afvoer. De insnijding uit het Laat-Glaciaal zette zich enige tijd voort. Langs de rivier werden oeverwallen afgezet. Het dal vulde zich verder met zandige beekkleien en veenlaagjes. De beekafzettingen tussen Losser en Denekamp kan oplopen tot een dikte van 4 – 5 meter. Benedenstrooms van Denenkamp stroomt de Dinkel uit in een relatief vlak gelegen gebied, waar een dun kleidek over een groter oppervlakte is neergelegd.
Gedurende het Holoceen bouwden meanderbochten van de Dinkel zich actief uit. Hierbij werden de buitenbochten geërodeerd en in de binnenbochten vond juist sedimentatie plaats. Zo ontstonden kronkelwaarden: afwisselende maanvormige ruggen en depressies. Ter hoogte van het Lutterzand heeft de Dinkel een zeer fraaie meander gevormd, de Groene Staart. Hier ligt een kronkelwaard in de binnenbocht en een steilwand van maar liefst 7 meter hoog in de buitenbocht. Dit heeft gezorgd voor een unieke ontsluiting in het Pleistocene dekzand en Holoceen stuifzand (zie Stuifzandgebied Lutterland). In het Dinkeldal liggen meerdere verlaten stroomgeulen en afgesneden meanderbochten, die zijn opgevuld met veen- en leemlagen. Deze liggen onder andere bij Losser, de Poppe, de Groene Staart en Singraven.
Huidige aardkundige processen
Delen van de Dinkel meanderen actief.
Bodems en waterhuishouding
Het Dinkeldal is relatief nat, terwijl de gebieden eromheen droger zijn. In het dal zelf liggen kleiige beekzalbodems. Op de dekzanden aan de randen van het dal hebben zich voornamelijk veldpodzolgronden ontwikkeld. Hoge zwarte en bruine eerdgronden liggen op oude bouwgronden net buiten het Vechtdal.
Relatie met cultuurhistorie en archeologie
- Nederzettingen werden gesticht op de hoge zandruggen naast het nattere Dinkeldal, zoals Losser en Denekamp. Rond deze buurtschappen ontstonden bouwlanden door eeuwenlange bemesting gemengd met plaggen. Voorbeelden zijn de Westeresch ten noorden van Denekamp en de Mekkelhorsteresch nabij Mekkelhorst.
- Landgoed Singraven werd gesticht in de 15e eeuw en is een bekend voorbeeld van een Twentse havezate.
- Stuifduinengebieden zoals de Zandbergen en het Lutterzand zijn in de 19e eeuw bebost, om de zandverstuiving tegen te gaan.
Verder lezen
- De Soet, F. (1975). Gea-objecten van Overijssel. Arnhem, Rijksinstituut voor natuurbeheer, RIN-rapport, 32, 605.
- Ebbers, G. & Van het Loo, H. (1992). Bodemkaart van Nederland, Schaal 1:50 000: Toelichting bij kaartblad 28 Oost – 29 Almelo – Denekamp. Pudoc, Wageningen.
- Smeenge , H. (2020). Historische landschapsecologie van Noordoost-Twente: Acht interdisciplinaire studies op het snijvlak van aardkunde, ecologie en cultuurhistorie (ca. 13.000 BP – heden). [Thesis fully internal (DIV), University of Groningen]. University of Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.134199426
- Van den Berg, M.W., Den Otter, C. (1993). Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000. Blad Almelo Oost / Denekamp (280/29). Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
- Van der Hammen, T., & Wijmstra, T. A. (Eds.). (1971). The Upper Quaternary of the Dinkel valley (Twente, Eastern Overijssel, The Netherlands). In: Mededelingen Rijksgeologische Dienst - Nieuwe Serie 22.
- Weertz, J. & Weertz, E. (2008). Aardkundig excursiepunt 24 De Dinkel bij het Lutterzand.. Grondboor & Hamer, 62(6), 148–152.
Overlap met eerder genoemd aardkundig erfgoed
- GEA-object: 29 4 Dinkeldal, 29 4a Groene Staart
- Van Beusekom (2007): OV 18 Dinkel
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sTrefwoordenDinkel, beekdal
Specialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 30 aug 2024 om 03:02.