Hoogveenresten Smildervenen en Fochteloërveen

< Aardkundig erfgoed - inleiding


Overzicht aardkundig erfgoedKaart: Aardkundig Erfgoed

Samenvatting

Tussen Assen, Hoogersmilde en Oostwolde in Friesland, lag in het verleden een enorm groot veengebied op een ondergrond van keileem en dekzand. Dit gebied werd de Smildervenen genoemd en ontwikkelde zich in het Holoceen, als gevolg van vernatting van het landschap. Veenvorming startte in beekdalen, maar breide zich langzaam uit als hoogveen in het omliggende gebied. Aan de oostkant van het gebied ligt het Esmeer, een pingoruïne. Het veengebied heeft zowel in Friesland als in Drenthe een grote impact gehad op de geschiedenis van het gebied: het veen werd met de hand gestoken en het werd als brandstof getransporteerd naar West-Nederland, via speciaal ervoor gegraven kanalen, zoals de Drentse Hoofdvaart. Alleen het Fochteloërveen, met nog levend hoogveen bleef gespaard.

Aardkundig fenomeen (primair)

hoogveenrest

Overige aardkundige fenomenen

dekzandplateau, dekzandrug, keileemrug, pingoruïne

Periode(s)

  • Pleistoceen - Weichselien - Laat-Glaciaal
  • Holoceen

Gevormd door

permafrost, veenvorming

Kenmerkendheid

  • Het gebied van de Smildervenen bestaat nog maar ten dele, met name in het Fochteloërveen. Dit is meteen een van de grootste hoogveengebied in Noord-Nederland.
  • De andere delen van het hoogveengebied zijn ontgonnen, maar hebben nog steeds het karakter van veengebieden door hun verkaveling en wijkenstructuren.
  • Het Esmeer is een van de grootste meren die ontstaan zijn uit een pingoruïne.
AHN hoogtebeeld van het veengebied en het Esmeer.
Afb. 1. AHN Hoogtebeeld van het Fochteloërveen en de omgeving. De hoogveenrest ligt nog hoger in het landschap (rood). In het oostelijk deel ligt het Esmeer.
Uitzicht over het Fochteloërveen.
Afb. 2. Uitzicht over het Fochteloërveen. De ontginningsstructuren zijn nog goed te zien. (Foto: Judith Bouma).
Uitzicht over het Esmeer.
Afb. 3. Het Esmeer, ontstaan als pingoruïne aan het einde van de laatste ijstijd en vervolgens door winderosie groter geworden. Foto: Anja Verbers.

Ontstaansgeschiedenis

De basis van het gebied wordt gevormd door een keileempakket, waarop zich, met name in de regio van het huidige Smilde, een dekzandrug heeft ontwikkeld in het Weichselien. Onder het keileem is in een groot deel van het gebied potklei uit het Elsterien aanwezig.

Vanaf zo’n 5.500 jaar geleden breidde het hoogveen in Nederland zich langzaam uit. Eerst waren het de randen van de dekzandgebieden, later, rond 4750 jaar geleden vormde zich ook veen in de lager gelegen beekdalen van het zandgebied, maar de hoge zand/keileemruggen van Drenthe staken er nog steeds boven uit. Uiteindelijk was de maximale veenuitbreiding zo’n 3500 jaar gelden en raakte ook het gebied van het Smilde bedekt met hoogveen. Door de aanwezigheid van keileem in de ondergrond vormde zich aan de westelijke rand van het Drentse keileemplateau de Smildiger Venen. Dit is een uitgestrekt veencomplex waarvan het Fochteloërveen een restant is (Afb. 1 en 2).

Hoogveen komt tot ontwikkeling daar waar het vochtig is en voedselarm en veenmos kan zich onder deze omstandigheden goed ontwikkelen. Het voedt zich met regenwater en kan meer dan tien keer zijn gewicht aan regenwater vasthouden. Het veenmos zorgt ervoor dat het milieu steeds voedselarmer en zuurder wordt. Het vormt grote kussens waar water langs weg kan stromen via slenken en op sommige plekken ontstaan meerstallen, kleine veenmeertjes. Op de hogere, en daardoor iets drogere, delen kunnen ook heidesoorten, zonnedauw, kleine valeriaan, snavelzegge etc. groeien. Het veen groeit aan de bovenkant, terwijl de onderkant afsterft en zo uiteindelijk een veenpakket vormt, omdat in de zuurstofloze omgeving er niets wordt afgebroken. Het pakket veenmosveen groeit als het waren boven zichzelf en het grondwater uit en leeft geheel van het regenwater. In de optimale vorm is er geen contact meer met het grondwater, en is er sprake van levend hoogveen.

Tot de tweede helft van de Middeleeuwen waren er nog ongeveer 250.000 ha hoogveen in Nederland. Nu resten er nog enkele duizenden hectaren veenrestanten. Deze zijn ook nog vaak deels ontwaterd of vergraven. Het Fochteloërveen is nog het enige hoogveengebied dat als rest van de immense Smildervenen is overgebleven, en het vraagt veel inspanning om dit in stand te houden. De onverteerde resten veenmos, het oligotroof veen, behoort tot de Formatie v. Boxtel, Laagpakket van Griendtsveen en zijn waardevolle archieven m.b.t klimaat informatie. Hetzelfde geldt voor de oudere veenlaagjes en onverstoorde bodems. In de afgelopen eeuwen werd veel van het hoogveen vergraven ten behoeve van turfwinning. Hiertoe draineerde men het veen door het graven van greppels en kanaaltjes, en een kanaal om het veen af te voeren (Drentse Hoofdvaart). Door het draineren werd het veen gedraineerd en oxideerde of veraarde het. Veel veen is hierdoor verloren gegaan.

Aan de noordzijde van het veengebied was in het Weichselien al een pingoruïne ontstaan, het Esmeer (Afb. 3.). Deze heeft een kern van gyttja, een organisch sediment , waarop voedselarm hoogveen aanwezig is. Het Esmeer is een van de drie pingoruïnes in Drenthe die altijd ook open water heeft gehad, net als het Hijkenmeer en het Mekelermeer. Het lijkt nu een van de grootste pingoruïne van Drenthe met een doorsnee van vijfhonderd meter, maar na onderzoek is gebleken dat de eigenlijk pingo veel kleiner is. Het noordoostelijke deel is gevormd door uitblazing van dekzand, dat waarschijnlijk pas vanaf de Middeleeuwen heeft plaatsgevonden.

Huidige aardkundige processen

Opnieuw hoogveen vorming/natuurontwikkeling in het Fochteloërveen. Dit kan alleen als het waterpeil weer wordt opgezet, maar veenvorming is een erg traag proces.

Bodems en waterhuishouding

Het huidige veengebied bestaat uit Madeveengronden, het gebied rondom met name uit veldpodzolen en aan de oostzijde uit veengronden met een koloniaal dek en moerige podzolgronden. Wat opvalt is dat de keileem ondergrond waarover gesproken wordt hier maar erg dun is , met een maximum dikte van maximaal 1,5. ; daarentegen zit onder het gehele oorspronkelijke veengebied een dik pakket potklei van minimaal 10m tot max. 50m, dat op de top van de tunneldalen ligt die hier voorkomen (zie dinoprofiel).

Relatie archeologie en cultuurhistorie

Vanaf de Vroege Middeleeuwen ontwikkelden zich de eerste nederzettingen aan de zuidwestelijke rand van het gebied. Het ging om verspreide boerderijen waarvan de eigenaren zicht verenigden in een Boermarke van Diever. Ook vanuit Appelscha ontwikkelde zich vanaf de 13e eeuw een Boermarke. In het begin werd het veen kleinschalig en voor eigen gebruikt gestoken, maar al snel veranderde dit. Toen West-Nederland economisch groeide, werd bijna al het veen dat werd gestoken en als turf naar West-Nederland getransporteerd. Het diende als brandstof voor zowel huishoudens als bedrijven. Hiervoor werd de Smildervaart aangelegd van Assen naar Meppel, en vandaar uit werd het veen overgeladen op schepen die de turf over het IJ naar Amsterdam brachten. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de Smildervaart uitgebreid naar de Drentse Hoofdvaart. In deze periode ontwikkelde zich ook de vele Smildes, zoals Bovensmilde, Smilde, Hijkersmilde en Hoogersmilde. Aan het begin van de 19e eeuw werd de Maatschappij van Weldadigheid opgericht en werden landlopers en bedelaars uit het westen hier ingezet om het zware verveningswerk uit te voeren. Het gebied veranderde in die periode naar een veenkoloniaal akkerlandschap met blok verkaveling, doorsneden door watergangen die wijken worden genoemd (Afb. 2). Het gebied van het Fochteloërveen werd net op tijd gered van de ontginning doordat het werd aangekocht in 1938 door Natuurmonumenten, waardoor het kwetsbare hoogveen kon worden veiliggesteld. Nu is een bijzonder ecologisch en aardkundig waardevol veengebied.

Overlap met eerder aardkundig erfgoed

  • Basiskaart Aardkundige waarden: DR6 Fochteloër veen, hoogveen
  • Provincie Drenthe: DP.N.14 (zuidelijke deel), DP.N.18, DP.N.19, DP.N.20, DP.MD.2,

Overlap met ander aardkundig erfgoed

Veengebieden als het Bargerveen, het Stobbenven, de veengebieden in het Hunzedal, de kop van Drenthe (Roderwolde) en het gebied bij Nijeveen, richting de Wieden.

Verder lezen

  • EC-LNV 2002 / rapport 084 O
  • Fochteloërveen Natuurvisie 2009 – 2029, Natuurmonumenten, 2010
  • Paulissen, M. (2023). Cultural sponges: Past and present uses, meanings and legacy of raised bogs in the Low Countries. Wageningen University and Research.
  • Provincie Drenthe, 2018. wAardevol Drenthe; samenvatting, toelichting en toepassing van ons beleid voor aardkundige waarden.
  • Quik, C., Van Der Velde, Y., Candel, J. H., Steinbuch, L., Van Beek, R., & Wallinga, J. (2023). Faded landscape: unravelling peat initiation and lateral expansion at one of northwest Europe's largest bog remnants. Biogeosciences, 20(3), 695-718.
  • Rappol, M. (red.), 1992. In de Bodem van Drenthe – Geologische gids met excursies.
  • Schouwenaars, J.M., H. Esselink, L.P.M. Lammers en P.C. van der Molen, 2002. Ontwikkeling en herstel van hoogveensystemen: bestaande kennis en benodigd onderzoek
  • Vries, F. de, D.J. Brus, B. Kempen, F. Brouwer en A.H. Heidema, 2014. Actualisatie bodemkaart veengebieden; Deelgebied 1 en 2 in Noord Nederland; Alterra, Wageningen UR
  • Wirdum, G. van (1993) Ecosysteemvisie hoogvenen. IBN-DLO rapport 035. IBN-DLO, Wageningen.
Tekst: Anja Verbers, Landschapsbeheer Drenthe

Zie ook

ArtikelenHoort bij deze thema'sTrefwoorden

Hoogveen, Holoceen, pingoruïne

Begrippen

hoogveen en pingoruïnes

Specialist(en)
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 3 dec 2024 om 03:03.