Dekzandrug Gees en Oosterhesselen
< Aardkundig erfgoed - inleiding
Kaart: Aardkundig Erfgoed
Samenvatting
Gebied met een waardevolle en goed zichtbare vrij brede dekzandrug van 4,5 km lang en op sommige plekken meer dan een kilometer breed. Zowel het dorp Gees als het dorp Oosterhesselen liggen deels op de rug. De dekzandrug is grotendeels ontstaan tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (Laat-Pleniglaciaal en het Laat-Glaciaal). Hij ligt op het versneden keileemplateau en wordt begrenst door beekdalen, zoals het Loodiep en Drostendiep. De rug valt op in het landschap door zijn hoogte, dat ruim drie meter boven de omgeving uitsteekt. De rug bestaat vrijwel geheel uit essen, die in het verleden allemaal eigen namen hadden.
Aardkundig fenomeen (primair)
dekzandrug
Overige aardkundige fenomenen
plaggendek, uitblazingskom
Periode(s)
- Pleistoceen - Weichselien - Pleniglaciaal
- Pleistoceen - Weichselien - Laat-Glaciaal
- Holoceen - Nieuwe tijd
Gevormd door
mens, permafrost, wind
Kenmerkendheid
- Goed zichtbaar dekzandreliëf met lange dekzandrug
- Sterk bepalend voor cultuurlandschap, oude bewoning en voorkomen esdekken
Ontstaansgeschiedenis
Keileemplateau Saalien
Gedurende het Saalien ontwikkelde zich in Noord-Nederland onder de ijskap een keileemdek, dat ook het Drents Plateau wordt genoemd. Zuid van Orvelte werd een duidelijk overschuivingsvlak gevonden in de keileem, dat wees op een bewegingsrichting in zuidwestelijke richting. Al tijdens het afsmelten van de ijskap raakte dit keileemdek deels verspoelt en ingesneden door het vele smeltwater dat vrij kwam. Hierdoor ontstonden relatief hooggelegen keileemhoogtes met daartussen, in een min of meer radiaal patroon -smeltwater- beekdalen. Deze brede beekdalen zijn in het Weichselien verder ontwikkeld en worden nu nog steeds gebruikt door de huidige veel kleinere beken.
Dekzand
Dekzand is een wind afzetting uit het Weichselien. Het heeft een lichtgeel tot donkerbruin kleur en komt in bijna heel Nederland aan het oppervlak voor, we noemen het vaak ‘geel zand, als gevolg van de ijzerhuidjes rondom de korrels. Het bestaat uit relatief fijne korrels, met een gemiddelde korrelgrootte van 150-210 mu, maar het kan variëren van 105-300mu. Het is afgezet onder zogenaamde periglaciale omstandigheden: geen aanwezigheid van landijs, wel was er een bevroren bodem en heerste er ijstijd omstandigheden.
Dekzand in fasen
In het Weichselien heerste er ijstijdomstandigheden in Noord Europa, maar er was in Nederland geen ijskap aanwezig. De gemiddelde jaartemperatuur lag beneden het vriespunt en de bodem was diep bevroren, waardoor er zeer weinig vegetatie aanwezig was. Het Weichselien wordt onderverdeeld in 3 perioden: het Vroeg-Glaciaal, het Pleniglaciaal en het Laat-Glaciaal. In de eindfase van het Pleniglaciaal (zo’n 30.000 - 20.000 jaar geleden) werd in Nederland op grote schaal dekzand afgezet. De lemige zanden uit deze periode noemen we de Oude Dekzanden. Ze bedekten grote oppervlakten en zijn horizontaal gelaagd, vandaar de naam dekzand
In het Laat-Glaciaal, tijdens de periode die we de Jonge Dryas noemen (zo’n 13.000 - 11.500 jaar geleden) was er opnieuw sprake van grote zandverplaatsingen. Het klimaat was opnieuw extreem guur en er was een overheersende noordwestenwind. In deze eindfase van het Weichselien, wisselde lange periodes van extreme kou zich af met warmere periodes, waarbij in de warmere periodes bomen en struiken zich konden ontwikkelen. Deze begroeiing hield enerzijds het zand beter vast en anderzijds ving het ook het opnieuw stuivende fijne zand in en zo ontstond er een landschap van dekzandruggen, -kopjes en laagtes. De dekzandruggen konden kilometers lang worden en een paar honderd meter breed. Juist op de keileemhoogtes ontwikkelde zich in deze koude periode langgerekte dekzandruggen, zoals de rug van Westerbork-Orvelte. Dit is een van de grotere, langgerekte dekzandruggen van Drenthe, met een lengte van zo’n 10 km en deze is in 2017 benoemd tot Aardkundig Monument. Bij Gees en Oosterhesselen ligt nog zo’n lange rug, met een min of meer noord-zuid oriëntatie.
Uitblazingskommen en pingoruïnes
Op de rug liggen enkele ovale laagtes, dit zijn waarschijnlijk uitblazingskommen, maar deze zijn nog niet als zodanig vastgesteld. Tegen de oostrand van de rug, op de overgang naar grondmorenewelving liggen enkele pingoruïnes, waarvan het Jimmingsveen is onderzocht. De vorming van de uitblazingskommen heeft pas plaatsgevonden nadat de rug al was gevormd, en zijn daarom nog iets jonger, waarschijnlijk zijn ze gevormd in de eindfase van de Jonge Dryas.
Huidige aardkundige processen
Er is nauwelijks sprake van huidige processen. Ook de stuifzanden zijn vastgelegd, dus er verstuift geen zand meer. Wel kan in principe de veenvorming in de uitblazingskommen doorgaan, of opnieuw starten, na forse ingrepen op de rug zuid van Mantinge, na de ingrepen ten behoeve van natuurontwikkeling.
Bodems en waterhuishouding
De rug van Gees bestaat voor het grootste deel uit essen, enkele delen bestaan uit een Loopodzol bodem en tegen het dorp aan liggen twee essen met een hoge zwarte enkeerdgrond. De esdekken hier zijn zo’n 50 cm dik. Elke es had een eigen naam: de Zwindersche esch, de Geeser esch, de Eggenkamp, de Molen esch en de Loo esch.
Relatie archeologie en cultuurhistorie
- Van de rug van Gees zelf zijn geen archeologische vondsten bekend, maar er zijn wel sporen van grafheuvels gevonden. Op de overgang van de dekzandrug naar Oosterhesselen zijn, o.a. nabij het Jimmingsveen, een pingoruïne, sporen gevonden van prehistorische kampementen van rendierjagers, zoals klingen, spitsen en krabbers etc. De vondsten uit deze omgeving variëren van 12.400 voor Chr. tot 1500 na Chr.
- De ruggen werden ongetwijfeld al vroeg in gebruik genomen omdat het ‘hoge en droge’ terreinen waren in een nat en venig landschap. De eerste sporen van beide dorpen dateren al uit 944, waarbij in Gees zeven en in Oosterhesselen acht boerderij resten zijn gevonden.
Overlap met eerdere beschrijvingen
- Provincie Drenthe: DP.C.18 DP.C.17 DP.C.16 (deels) (stukje van Jimmingsveen, oost van DP.C.18 ontbreekt hier)
- Basiskaart: DR10 (gebied veel groter!)
Verder lezen
- E. van Beusekom, 2007. Bewogen aarde, Aardkundig erfgoed in Nederland, Uitgeverij Matrijs.
- Jan Pier Cleveringa et al. 2021. Canon van de Klenckenheugte, Van Klinkenberg tot De Klencke. De geschiedenis van Oosterhesselen, Gees en Zwinderen in vijftig verhalen. Uitgeverij Drenthe.
- Provincie Drenthe, 2018. wAardevol Drenthe; samenvatting, toelichting en toepassing van ons beleid voor aardkundige waarden.
- M. Rappol (red.), 1992. In de Bodem van Drenthe – Geologische gids met excursies.
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sTrefwoordenPleistoceen, Holoceen, dekzandrug
Begrippen
Specialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 30 nov 2024 om 03:03.