Begraafplaatsen - bewustwording en behoud van funerair erfgoed van de oorlog
Introductie
Herdenken is een bezigheid die vaak plaatsvindt bij monumenten, zeker in het jaar waarin we 80 jaar bevrijding vieren. Bijvoorbeeld bij het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam en bij of op begraafplaatsen. Onderdeel van dit herinneringserfgoed zijn de monumenten en graven van bekende en onbekende slachtoffers van de oorlog in Nederland en Indonesië. Maar als we niet weten wie er liggen, dreigen dit soort graven met grafmonument en al te verdwijnen. En daarmee verdwijnt de herinnering.
Er zijn tal van organisaties die zich bezig houden met dit type erfgoed, het bewustzijnsproces rond dit erfgoed en de wijze van behoud. Enkele daarvan deelden op 12 februari 2025 hun kennis en zienswijze in een webinar van het platform Funerair Erfgoed. In dit kennisartikel wordt een weerslag gegeven van het webinar, de besproken praktijkvoorbeelden en de adviezen die tijdens het webinar zijn gegeven.De herinnering moet blijven
Herinneringserfgoed is vanuit de RCE vooral een thema dat in landelijk perspectief bekeken en onderzocht wordt. In 2019 vond een verkenning plaats naar herinneringserfgoed in Nederland, onder de titel Erfgoed van betekenis. Uit die verkenning kwam naar voren dat het verhalende vermogen van erfgoed feitelijk nog onderbelicht is. Herinneringen aan tal van gebeurtenissen werden verkend, maar vooral dat van de Tweede Wereldoorlog had de meeste aandacht. De RCE heeft nog niet eens zo lang geleden met de aanwijzing van enkele nationale monumenten al een voorschot genomen, zoals de aanwijzing van het Nationaal Monument op de Dam in 2009 en het monument 'De Verwoeste Stad' in Rotterdam in 2010. zie Afb. 1. Eerder was er al aandacht voor wat er resteerde van de verschillende kampen in Nederland, Westerbork, Vught en Amersfoort.
De vraag die naar voren komt, is waarom de RCE geen oorlogsmonumenten aanwijst? Dat is omdat het herdenken van oorlogsdoden toch vooral iets van plaatselijke of regionale aard is. Wel heeft de RCE in het verleden al heel veel andere oorlogsobjecten beschermd, maar niet altijd vanuit het verhaal dat erachter schuil gaat. Voor wat betreft oorlogsbegraafplaatsen is het zo dat de organisaties die deze begraafplaatsen beheren, dat werk al heel goed doen. Hoe de Oorlogsgravenstichting haar werk doet werd uiteengezet door Hélène Briaire, manager Publiek en Educatie.
Oorlogsgravenstichting
De opdracht van de Oorlogsgravenstichting (OGS) bestaat sinds 1946. De OGS onderhoudt en verzorgt Nederlandse oorlogsgraven, gedenkt oorlogsslachtoffers, ondersteunt nabestaanden en doet necrologisch onderzoek. Alle gegevens worden vastgelegd in een archief en database waarvan steeds meer online komt. Het toenmalige ministerie van Oorlog nam destijds het initiatief maar nu valt de OGS onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Volgens de statuten van de stichting zijn oorlogsslachtoffers burgers en militairen die door hun handelingen of houding tegenover de vijand het leven hebben verloren, inclusief degenen die tijdens vijandelijke internering of vervolging zijn overleden. Dat betekent dat slachtoffers van bombardementen daar bijvoorbeeld niet onder vallen. Bovendien gaat het om de periode tussen 10 mei 1940 en 5 mei 1945 waardoor bijvoorbeeld slachtoffers van de mobilisatie in 1939 of zij die sneuvelden door rondslingerende munitie na de bevrijding niet tot de erkende oorlogsslachtoffers van de OGS worden gerekend.
In totaal gaat het om 180.000 oorlogsslachtoffers waarvan het grootste deel geen bekend graf heeft. De OGS beheert 50.000 oorlogsgraven. Er zijn 15.000 oorlogsgraven in Nederland, waarvan het grootse deel op de erevelden in Loenen en op de Grebbeberg. Verder zijn er oorlogsgraven te vinden op begraafplaatsen of erehoven in 320 Nederlandse gemeenten. zie Afb. 2. Op Java in Indonesië liggen verspreid over 7 erevelden ruim 24.000 oorlogsslachtoffers begraven. Verder nog eens 10.000 in de rest van de wereld, van Duitsland tot Japan. Ook vandaag de dag nog is het werk van de OGS actueel. Wie sneuvelt bij een officiële missie krijgt een oorlogsgraf. Hoe dat er uit komt te zien en waar het slachtoffer begraven wordt, bepaalt de familie.
Er is een bijzondere samenwerking tussen Nationaal Ereveld Loenen en de Veteranen-begraafplaats. zie Afb. 3. Tussen beide begraafplaatsen in is een tentoonstellingsruimte ingericht met een programma voor scholen genaamd 'Oog in Oog'. Op het ereveld Grebbeberg is vanaf 10 mei 2025 het vernieuwde bezoekerscentrum toegankelijk met een nieuwe tentoonstelling.
Sinds een aantal jaren heeft het OGS ook een adoptieprogramma, met name voor graven waarvan geen nabestaanden meer te vinden zijn. Er zijn inmiddels een paar duizend graven geadopteerd. Zo werkt de OGS constant aan het onder de aandacht brengen van deze doden om de herinnering levend te houden.
Werkgroep Oorlogsdoden
Zoals uit het verhaal van de OGS naar voren kwam, zijn niet alle oorlogsdoden erkend, laat staan dat deze burgers volledig in beeld zijn. Ludmilla van Santen, van de Werkgroep Oorlogsdoden Nederland, is ervaren stamboomonderzoeker die zich toelegt op het zichtbaar maken van burger-oorlogsdoden. In artikelen en boeken legt ze daarvan verantwoording af. Gelukkig worden steeds meer bronnen toegankelijk maar het aantal mensen die het verhaal zelf nog kunnen vertellen wordt snel minder.
De motivatie van de werkgroep is om recht te doen aan de oorlogsdoden die nergens genoemd staan, om de fouten die gemaakt zijn in databases of herdenkingsmonumenten te corrigeren. Daarom worden bij elk onderzoek meerdere bronnen doorlopen. Wat is er al, wat ontbreekt, en de overlap zorgt soms dan ook tot ‘herstel de fouten’. Daarbij gaat het niet om met een wijzende vinger een ‘luis in de pels’ te zijn van landelijke organisatie of instanties, maar in het belang van de slachtoffers aanvullend de juiste gegevens op te nemen. Contact met andere private onderzoekers leidde tot de gedeelde ervaring dat verantwoordelijke instanties na een foutmelding niet snel tot actie overgaan, ondanks duidelijk onderbouwd bewijs. De onderzoekers werden gezien als ‘lastig’. Als voorbeeld waren er Joodse slachtoffers, vermeldt op herdenkingsmonumenten die echter de oorlog overleefd bleken te hebben en daar hun eigen naam lazen.
Een en ander heeft geleid tot overleg met de landelijke instanties waarin tal van voorbeelden werden besproken. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei geeft nu op hun website een handleiding over de noodzaak van een gedegen onderzoek vooraf en hoe te handelen bij behoud en beheer van namenmonumenten. De hoop blijft dat gemeenten en instanties hun verantwoordelijkheid nemen en vastgestelde fouten herstellen.
Voor de werkgroep is het palet veel breder dan dat van de OGS. Zij wil alle Nederlandse oorlogsdoden vanaf 1914 en tevens buitenlandse oorlogsdoden op (voormalig) Nederlands grondgebied benoemen. Daarvoor doet de werkgroep onderzoek naar met name die doden die buiten de reguliere slachtofferlijsten vallen of zelfs ongenoemd blijven, zoals bijvoorbeeld slachtoffers van geallieerde bombardementen en gevallen daders. zie Afb. 4. Het streven is om een database te ontwikkelen die complementair is aan bestaande databases met oorlogsdoden. De voorlopige werkdefinitie die de werkgroep hanteert is: Oorlogsdoden zijn die personen die direct of indirect om het leven zijn gekomen door oorlogshandelingen of als gevolg van oorlogsomstandigheden. Streven is dus om te komen tot één Namenbank Oorlogsdoden, opdat we hen niet vergeten.
Stichting Dodenakkers.nl
René ten Dam van Stichting Dodenakkers.nl nam de aanwezigen mee in de wijze waarop in Nederland het herinneren van slachtoffers van de oorlog in de loop der tijd is gegroeid. De stichting zet zich al bijna 25 jaar in voor het behoud van funerair erfgoed in Nederland en daar historisch aan verbonden gebieden. Daarbij heeft het verhaal van de oorlog altijd aandacht gekregen. Helaas zijn inmiddels veel graven van burgerslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog de afgelopen decennia geruimd. Daarmee dreigen verhalen uit onze collectieve herinnering te verdwijnen. Verdwijnen de graven, dan verdwijnt er een stukje lokale geschiedenis en een mogelijkheid om het verhaal te vertellen. zie Afb. 5".
Lange aanloop
Herdenken heeft in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog serieus vorm gekregen, maar hoewel Nederland niet als strijdende partij betrokken was bij de Eerste Wereldoorlog heeft ook die oorlog wel impact gehad op het funeraire landschap in Nederland. Langs de kust spoelden talloze opvarenden aan van gezonken kruisers en andere schepen. Voor het eerst verschenen er officiële oorlogsgraven op Nederlandse begraafplaatsen. Ook ronddrijvende mijnen zorgden voor veel slachtoffers, vooral onder vissers. Tussen 1914 en 1919 verbleven er bovendien ruim 1,25 miljoen vluchtelingen en buitenlandse militairen kortstondig of langdurig op Nederlandse bodem. De burgers werden opgevangen in vluchtelingenkampen, verspreid over het land, de militairen in interneringskampen. De doden die in die kampen vielen, werden op begraafplaatsen in de buurt begraven. Naar wie er overleden en hoe ze overleden wordt nog steeds onderzoek gedaan, maar veel van deze graven uit de Eerste Wereldoorlog zijn al verdwenen.
Tweede Wereldoorlog
Hoewel voor Nederland de oorlog officieel op 10 mei 1940 begon, de datum die de OGS formeel aanhoudt, begon de oorlog al veel eerder. Vanaf de mobilisatie begin september 1939 tellen we in Nederland de eerste slachtoffers. Zo'n 432 Nederlandse oorlogsdoden die niet officieel erkend zijn als oorlogsslachtoffers, maar direct of indirect door de oorlog, die Nederland nog niet echt bereikt had, hun leven verloren. Vanaf mei 1940 nam het aantal slachtoffers echter snel toe. Waar de strijd het hevigst was, verschenen begraafplaatsen. Op de Grebbeberg werd door de Duitse bezetter een begraafplaats voor Duitse én Nederlandse doden aangelegd. Niet iedereen die tijdens de oorlog om het leven kwam, kreeg in eerste instantie een graf. Gefusilleerde verzetsmensen werden vaak ter plekke begraven, zonder gedenkteken. Dergelijke plekken, ook al werden de lichamen later naar een begraafplaats gebracht, zijn later plekken van herinnering geworden.
Zelfs als er geen grafmonument is, maar wel een graf dan heeft dat waarde en een betekenis. Zoals op de gemeentelijke begraafplaats in Warnsveld, waar tientallen psychiatrische patiënten liggen begraven die onder de meest erbarmelijke omstandigheden in het laatste oorlogsjaar om het leven zijn gekomen.
Ook de verliezers hadden hun graven. Het is gemakkelijk om hen te vergeten en ook hun graven te laten verdwijnen. Dat is in veel gevallen ook gebeurd. Niet alleen door de eigenaren van begraafplaatsen, maar ook door nabestaanden zelf, vaak uit schaamte. Wat bewaard is gebleven, zijn uitzonderingen. Zo is er in Roermond een NSB-graf aangewezen als rijksmonument. Er waren verschillende protesten tegen de aanwijzing, onder meer van nabestaanden van omgekomen verzetsstrijders. Met de aanwijzing wordt echter niet de persoon geëerd, maar wordt op de bijzonderheden gewezen van het grafmonument en de context daarvan.
Pleidooi
Uiteindelijk kan niet alles bewaard blijven, begraafplaatsen zijn immers niet bedoeld als statische musea. Begraafplaatsen dienen gebruikt te worden voor het doel waarvoor ze zijn aangelegd: lijkbezorging. Het is echter wel de moeite waard om de geschiedenis die onze begraafplaatsen herbergen te bewaren. Daarmee kunnen we het verhaal vertellen van een gemeenschap, maar ook de persoonlijke tragedies laten zien die een oorlog met zich meebrengt. Als eerbetoon of herinnering aan de slachtoffers en de doden, maar ook als waarschuwing. Voor onszelf, maar ook voor toekomstige generaties. De oorlog is dichterbij dan ons lief is.
Er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de grafcultuur van de Tweede Wereldoorlog en de materiele herdenkingscultuur van na de oorlog. We weten in veel gevallen wel wat er is, maar ook niet altijd. De Tweede Wereldoorlog heeft een groot stempel gedrukt op onze grafcultuur en heeft onze herdenkingscultuur bepaald. zie Afb. 6. De beeldtaal van sommige monumenten is heel bijzonder, evenals het materiaalgebruik. Een bakstenen monument laat zich niet vervangen door een granieten gedenkplaat. Bewustwording van de waarden van dit erfgoed helpt ons ook het verleden beter te begrijpen. Verder onderzoek is echter nodig om dit bijzondere erfgoed blijvend onder de aandacht te kunnen houden en waar nodig te beschermen. Want dat laatste ontbreekt er in veel gevallen nog wel aan.
De volledige lezing van René ten Dam is te lezen op de website Dodenakkers.nl.
Omgang met KNIL-graven
De Tweede Wereldoorlog hield eigenlijk niet op in 1945 want in de jaren daarna was er oorlog in Indonesië. Daarbij raakte een grote groep mensen ontheemd en hun lot is ook verbonden met dit thema. Usman Santi, zelf geboren in Woonoord Schattenberg op het terrein van het voormalige doorgangskamp Westerbork, kent de geschiedenis. Als voorzitter van de “Stichting 50 jaar Molukkers in Waalwijk“ heeft hij zich hard gemaakt voor de blijvende herinnering van hen die dat onrecht is aangedaan.
In 1951 arriveerden circa 12.900 Molukkers in Nederland, hoofdzakelijk militairen met hun gezinnen. Hun overkomst was een gevolg van de politieke problemen die waren ontstaan na de soevereiniteitsoverdracht. Deze militairen waren in dienst van het KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Als zodanig hadden veel Molukkers voor en na de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van Nederland gevochten. Dat land vond na het staken van de strijd een oplossing door alle Molukse KNIL-militairen 'tijdelijk' naar Nederland over te brengen. Op 21 maart 1951 liep het eerste schip de Kota Inten binnen in Rotterdam. Niet lang na aankomst kregen de militairen te horen dat ze ontslagen waren uit het leger. Voor hen was onderkomen geregeld in kampen die kort daarvoor nog door de Duitse bezetter waren gebruikt, waaronder kamp Westerbork en kamp Vught.
De Molukse ex-militairen werden slecht behandeld en de emotionele schade was groot. Dat was onder meer zichtbaar aan de hoge kindersterfte en het aantal doodgeboren kinderen in de eerste jaren. Onbegrip en woede heersten alom, maar van een terugkeer kon geen sprake zijn. Vanaf de jaren zestig werden Molukkers verhuist naar Molukse woonwijken, maar wennen deed het maar langzaam.
Nu de oudste generatie langzaam ouder wordt en de meeste van hen inmiddels overleden zijn, blijft de emotie, het verdriet, de boosheid, het verraad nog steeds gevoeld worden. zie Afb. 7. In 2021 was het 70 jaar geleden dat de eerste Molukkers in Nederland aankwamen. Dat voorjaar stuurden elf burgemeesters van zogenaamde Molukkers-gemeentes een brief aan het kabinet met de boodschap om te erkennen dat de wijze van ontvangst en opvang destijds Nederland onwaardig was en dat dit diepe sporen heeft nagelaten tot de dag van vandaag. Een excuus van de regering kwam er niet maar het bracht wel de beweging op gang om de graven van KNIL-militairen te behouden. Een landelijke regeling kwam niet van de grond, maar veel gemeenten namen zelf het initiatief. Dat heeft er wel toe geleid dat geen regeling hetzelfde is.
Inmiddels hebben zeker veertig gemeenten een regeling voor het behoud van Molukse graven. In de regelingen van de desbetreffende gemeenten wordt wisselend gesproken over 'eeuwige' grafrechten, kwijtschelding van grafrechten voor onbepaalde tijd of bepaalde tijd, een beschermde status of een bijzondere status. In nagenoeg alle gevallen neemt de gemeente de grafrechten al dan niet voor een lange periode over, inclusief het onderhoud. Er zijn ook gemeenten die naast vrijstelling van de grafrechten een monument of plaquette onthullen. Voorts zijn er gemeentes die bij de KNIL-graven vignetten of anderszins plaatsen. De bijzondere status van de graven komt veelal tot stand door een verzoek uit de lokale gemeenschap. Enkele gemeenten hebben zo'n verzoek afgewezen vanwege een vermeende precedentwerking naar andere bijzondere groepen.
In Waalwijk werd in 2021 een motie aangenomen waarin B&W werden verzocht in overleg met de gemeenschap te onderzoeken op welke wijze de gemeente zou kunnen bijdragen aan de erkenning van het leed en versterking van de culturele identiteit. Het voorstel om alle graven van de eerste generatie KNIL militairen tot gemeentelijk monument te maken werd opzij geschoven. Uiteindelijk kwam de gemeente met het voorstel om de kosten van de grafrechten van de eerste generatie KNIL militairen voor een periode van 10 jaar over te nemen. Dit met de nadrukkelijke intentie voor verlenging van nogmaals 10 jaren. Hierover ontstond zoveel ongenoegen dat de gemeente besloot de kosten van de grafrechten voor de graven van de eerste generatie KNIL militairen en hun partners voor altijd over te nemen, een herdenkingsmonument/plaquette in overleg met de Stichting 50 jaar Molukkers in Waalwijk te realiseren en een tentoonstelling, educatief- en archiefproject te realiseren om de geschiedenis van de Molukkers in Waalwijk voor het voetlicht te brengen. Vanaf 2024 is de regeling van kracht op 58 graven met terugwerkende kracht.
Santi eindigde met de opmerking dat ook voor de Molukse graven geldt dat de herinnering moet blijven, zodat niemand vergeet wat hen aangedaan is.
Voor meer informatie:
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema's BegrippenSpecialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 14 mrt 2025 om 03:01.