hallen

Hoge, betrekkelijk brede ruimte, meestal onverdeeld en langwerpig. De hal is meestal ondergebracht onder één rijzige kap en soms overwelfd. Hij is gewoonlijk enigszins verhoogd en over een trapbordes bereikbaar. De hal diende als:1. ontvang- en feestzaal, ridder- of wapenzaal, ook in vorstelijke en heerlijke hoven. Er werden vaak justitiële zittingen gehouden koningshal. In Oudgermaanse hallen bevonden de erezetels zich aan de lange zijde. Later werd de estrade voor de aanzienlijken, rechters of bestuurders meestal naar de smalle zijde verlegd. Sporen hiervan zijn te vinden in de v.m. grafelijke zaal, nu stadhuis van Haarlem. Boven langs de wanden is dikwijls een galerij aangebracht. Naar gelang dienst- en woonvertrekken om de hal werden gebouwd, kreeg deze vaak het karakter van wachtzaal, ‘salle des pas perdues’ (Ridderzaal in Den Haag, Westminster Hall in Londen). De hal onderscheidt zich veelal door een rijk gesneden eiken overkapping. In Engeland zijn nog talrijke voorbeelden van dit feodale bouwtype bewaard gebleven (Penshurst, Kenilworth). Zij maken deel uit van heerlijke huizen of universitaire ‘colleges’. Ook zijn ze ‘banqueting hall’ of ‘guildhall’. Sinds de renaissance komt de hal ook voor in het stadshuis. Onder invloed van Palladio werd de hal een voorhuis, liefst achter de middelste traveeën van de voorgevel. Wat betreft functie hield de ruimte het midden tussen een ontvangruimte en een vestibule. In XIX werd zij weer op deze manier in het bouwplan opgenomen. (Haslinghuis)


U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 sep 2024 om 02:27.