Platerescostijl


Decoratieve stijl waarin kort na 1500 in Spanje de renaissance, m.n. de Lombardische, zich manifesteert. Dat geldt zowel voor de bouwkunst als de sier- en edelsmeedkunst. O. de Zuñiga gebruikte in zijn Anales eclesiasticos de Sevilla (1677) het eerst de term ‘fantasias platerescas’. De bouwwerken van Enrique de Egas (van Vlaamse afkomst) en zijn volgelingen vertonen een overdadige rijkdom, als barokke versiering van een meestal nog laatgotisch bouwwerk. Daaronder zijn kandelaberzuilen met een opeenstapeling van voetingen, balustervormen, knoppen met cartouches, medaillons en kinderfiguren. Die kandelabers komen ook niet-dragend voor bij wijze van fioelen. Daarnaast zijn er wapenschilden en blazoenen tussen pilasters, schelpvormen, medaillons met portretkoppen, vorst- en daklijstkammen ( (zie) cresteria), ook aan grote ijzeren hekwerken in koren (regas). Verder vinden we de gips- en stucversieringen van de (zie) Mudéjarstijl. Meer algemeen laatgotisch is het voortzetten van profielen aan archivolten door hun ontmoetingspunt heen ( (zie) stokprofiel). Vroegste voorb.: de portalen van het hospitaal Sta-Cruz (c. 1515) en van het klooster S.Clemente (c. 1520) in Toledo, daarna de gevel van de universiteit van Salamanca (c. 1525).In Nederland komt dit ornament het eerst voor aan enige houten koorhekken, o.a. Haarlem (1517), Naarden (1531). Ook aan galerijzuilen van het Spaanse gouvernement te Maastricht (1545), de ingang van het huis van Maarten van Rossum te Zaltbommel (1536). In Vlaanderen: vensterbogen van het huis ‘De Lepelaar’ in Mechelen (1519), schoorsteen in het Vrije te Brugge (1528). In Bourgondië: het koorgestoelte (1530-’32) in de kerk van Brou bij Bourg en Bresse. (Haslinghuis)


U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 20 aug 2024 om 10:28.