Flamboyant

Laatste periode (eind XIV-XV) van de gotiek in Frankrijk en aangrenzende streken. A. de Caumont gaf deze naam. Het is niet de directe voortzetting van het rayonnant. De naam dankt het aan de eigenaardige vorm van zijn venster- en nistraceringen. De kleine cirkels die drie- en vierpassen omsluiten, lopen over in de grotere omvattende cirkel. Daarna wordt deze overgeleid in de vensterstijlen, zodat in- en uitgezwenkte lijnen ontstaan. De kronkelingen en interpenetraties doen aan waaiende vlammen denken. De drie- en vierpassen krijgen blaasbalg- en kromzwaardvormen (z.g. visblazen) en zijn voorzien van neuzen ( toot). De accoladeboog behoort tot hetzelfde systeem.In ruimere zin bedoelt men met flamboyant de late gotiek in het algemeen. De oorsprong moet in Engeland gezocht worden, waar het uit Keltische vormverlangens schijnt voort te komen. Het decorated kende al c. 1300 de accoladeboog (Canterbury, Ely), het latere curvilinear of ‘flowing’ (na c. 1325) de in- en uitgezwenkte vlechtinglijnen. Deze en overeenkomstige trekken komen pas na c. 1370 in Frankrijk voor, het eerst in Rouen en Amiens. Visblaastraceringen vindt men in Nederlandse gotische gebouwen overvloedig, b.v. aan de oostelijke arm van de kloostergang van de dom te Utrecht(1400-’10). (Haslinghuis)



U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 20 aug 2024 om 04:33.