Bestaande bouw - behoud of sloop als duurzame keuze

Introductie

De bouw- en vastgoedsector staat net als ieder ander voor een zware klimaatopgave. De uitstoot van CO2 moet in 2050 wereldwijd 95% lager zijn dan ze in 1990 was, zo is in 2016 in het verdrag van Parijs afgesproken, ook door Nederland. Dit vereist een andere denkwijze, werkwijze en rekenwijze dan voorheen.

De opgave raakt alle kennisdomeinen die ‘iets’ met bestaande bouw en nieuwbouw te maken hebben, onder meer vanuit de invalshoek van erfgoed, duurzaamheid, (her)ontwerp, participatie en calculatie. Zij kunnen, afzonderlijk én samen, bijdragen aan de omschakeling naar een nieuwe, klimaatvriendelijker standaardpraktijk.

Een grafiek van Ecoquaestor met de meetbare kwaliteit uitgezet tegen de tijd
Grafiek 1. Ecoquaestor - september 2024 - Kwaliteit uitgezet in de tijd
Een grafiek van Ecoquaestor met de meetbare investering en CO2 voetprint per scenario
Grafiek 2. Ecoquaestor - september 2024 - Scenariovergelijking Renovatie vs. Nieuwbouw

In het binnenkort te verschijnen essay Beter dan sloop: benut de duurzaamheid van erfgoed en de bestaande bebouwing komt aan de orde waarom dit nodig is en vooral hoe hiermee daadwerkelijk, op korte termijn en realistisch kan worden begonnen. In dit essay worden de twee scenario’s voor de toekomst van bestaande gebouwen vergeleken: ‘behoud en transformatie’ en ‘sloop en vervangende nieuwbouw’. Als ijkmaat in de vergelijking geldt de CO2-uitstoot tijdens de totale levensloop van een gebouw, dus zowel tijdens de bouw als tijdens het gebruik. Verlaging van de CO2-uitstoot draagt immers direct bij aan het reduceren van de klimaatverandering. In het essay worden de principes van de vergelijkende rekenmethode EcoQuaestor uitgelegd en toegepast in concrete casussen.

De gebouwde voorraad

De bestaande bebouwing is de grote troef, zo zal duidelijk worden. Er is al zoveel gebouwd in Nederland, en van zo goede kwaliteit, dat de ‘gebouwde voorraad’ toereikend is voor de meeste hedendaagse en toekomstige behoeften. Voorwaarde is dat we een goed beeld hebben van de potentie van de bestaande bebouwing, en dat we er zorgvuldig en intelligent mee omgaan, gebruikmakend van een repertoire van onderhoud, renovatie, transformatie en zo nodig herbestemming. Voorwaarde is ook dat we stoppen met het slopen van gebouwen die bouwkundig nog lang niet versleten zijn en die met fatsoenlijk onderhoud voor onbepaalde tijd meekunnen. Waarom zouden we nog slopen, als het haaks staat op de klimaatdoelen en het ook niet meer hoeft?

Voor de gangbare routine van sloop-nieuwbouw worden vaak argumenten gebruikt die bij nadere beschouwing onhoudbaar zijn. Bijvoorbeeld dat oude gebouwen niet aan nieuwe gebruiks- of duurzaamheidseisen kunnen voldoen of te duur zouden zijn; de uitgewerkte casussen bewijzen het tegendeel. Soms wordt aangevoerd dat een ouder gebouw ‘lelijk’ zou zijn; maar vaak schuilt achter deze vermeende lelijkheid in feite niet anders dan verwaarloosd onderhoud. Daar valt eenvoudig iets aan te doen.

Enkele bredere maatschappelijke argumenten voor sloop en nieuwbouw worden in het essay niet verder uitgediept, maar verdienen beknopt aandacht. Sloop in de woningbouw wordt vaak verdedigd vanuit de noodzaak tot verdichting, doorbreking van architectonische monotonie, of het met ‘fysieke’ middelen oplossen van in essentie sociale problemen. Geen van deze kwesties vereist echter noodzakelijkerwijs sloop-nieuwbouw. Vrijwel altijd bestaan er gelijkwaardige of betere alternatieven. Zo kunnen sociale problemen vaak effectiever met sociale middelen worden opgelost dan met sloop en nieuwbouw. En altijd is het raadzaam om te beginnen met serieus ontwerpend onderzoek naar alle opties, met behoud van bestaande kwaliteit als integraal deel van het programma van eisen.

Dit argument geldt ook voor de actuele ‘wooncrisis’. Om het geschatte tekort van een miljoen woningen op te lossen, is grootschalige nieuwbouw, vaak voorafgegaan door de sloop van reeds bestaande woningen, slechts één van de mogelijke scenario’s. Een slimmere benutting van de bestaande voorraad kan al een groot deel van het tekort wegnemen, en daarmee de CO2-last van de bouw sterk verkleinen.

Met een frisse blik

Omschakelen naar een nieuwe standaardpraktijk vraagt om een andere, frisse blik. Deze nieuwe blik kijkt aandachtig naar bestaande gebouwen, kijkt dwars door het misschien wat sleetse uiterlijk heen, en herkent de kwaliteiten en de potenties. Dat is extra nuttig bij het grote aantal gebouwen uit perioden die nog niet algemeen als monumentaal op het netvlies staan, zoals de ‘Post 65’-periode (circa 1965-1990). Met deze nieuwe blik kunnen ook de randvoorwaarden en de praktijk een nieuwe standaard krijgen. Een nieuwe standaard waarin wetten, regels, beleid, vergunningen, financiering, vakbekwaamheid, bedrijfsorganisatie en mentaliteit zijn afgestemd op renovatie en transformatie als eerste keus, en niet langer de verouderde routine van sloop en nieuwbouw.

Bundeling van vakkennis

De vakkennis op de terreinen van erfgoed, duurzaamheid en ontwerp is onmisbaar om dit op een hoogwaardige en aantrekkelijke manier uit te voeren. Erfgoed, omdat het ons de waarde laat zien van wat al bestaat. Duurzaamheid, omdat die de behoeften van de toekomst met het heden kan verbinden. Ontwerp, omdat het technische eisen kan omvormen tot ruimten waarin mensen zich kunnen welbevinden en ontplooien. Samen kunnen ze de waardering van en de omgang met de bestaande voorraad naar een hoger niveau tillen. En een broodnodige bijdrage leveren aan het afremmen van klimaatverandering.

Deze bundeling van vakkennis dient ook praktisch te worden gemobiliseerd. Nu werken de drie disciplines vaak nog langs elkaar heen; veel duurzaamheidsexperts denken bijvoorbeeld oprecht dat nieuwbouw duurzamer is dan bestaande bouw. Over en weer kunnen ze veel bijleren. Hun bondgenootschap kan vervolgens concreet vorm krijgen in samenwerking: inhoudelijk, organisatorisch, strategisch.

De disciplines van erfgoed, duurzaamheid en ontwerp kunnen het meest effectief bijdragen als ze vroegtijdig aan tafel zitten bij de grote beleidsbeslissingen, bv. in de gemeentelijke organisatie. Per sector zal dit anders verlopen. Een voorbeeld: voor de onderwijshuisvesting stelt iedere gemeente eens per vier jaar een integraal huisvestingsplan (IHP) op, met de voornemens op hoofdlijnen over sloop of renovatie van scholen. Om effectief te zijn, moeten erfgoed en duurzaamheid al meteen in de aanloop naar een nieuw IHP meepraten, niet pas jaren later bij een concreet plan per school. Ook kunnen ze zich inzetten voor een vastgoedbeleid dat de bewijslast omkeert, van ‘sloop-nieuwbouw tenzij’ naar ‘behoud-renovatie tenzij’. En voor het gebruik van een eerlijke rekenmethode – een ‘gelijk speelveld’ – die de klimaatopgave volwaardig meerekent.

EcoQuaestor

In het essay wordt de rekenmethode van EcoQuaestor uitgelegd en toegepast op een reeks casussen. De bijlage met het onderzoek Rekenen aan de bestaande woningvoorraad gaat hier nader op in. De rekenmethode en de daaronder liggende database zijn uniek voor Nederland. Ze zijn ontwikkeld door de coöperatie Bouwprojecteconomie, een samenwerkingsverband van onafhankelijke bouwkostenbureaus en energieadviseurs in Nederland.

Het onderzoek vergelijkt de twee hoofdscenario’s, 'behoud-renovatie' en 'sloop-nieuwbouw'. Om een zuivere vergelijking mogelijk te maken, worden de randvoorwaarden voor beide scenario’s zo veel mogelijk vergelijkbaar gemaakt. Dat geldt onder meer voor het programma van eisen, de berekening van het energieverbruik in de gebruiksfase en de boekhoudkundige afschrijving. Een en ander wordt zo uitgewerkt, dat een ‘eerlijke’ vergelijking tussen renovatie een nieuwbouw mogelijk is ten aanzien van zowel CO2-impact als geld.

Het onderzoek begint met het in beeld brengen van de ontwikkeling van de kwaliteit van gebouwen in de loop van de tijd. Die kwaliteitsontwikkeling wordt voor nieuwbouw en bestaande gebouwen in één model bij elkaar gebracht. Het model wordt onderbouwd met CBS-cijfers over de bouwkosten van woningen, inflatie, en productiviteit in de bouw, gecombineerd met kennis over onderhoud en renovatie. Het model laat zien onder welke voorwaarden geld en CO2-impact van nieuwbouw en renovatie met elkaar vergeleken kunnen worden. Het onderzoek rekent álle kosten en CO2-lasten mee, zowel in de bouwfase als in het gebruik. Hierdoor ontstaat een compleet en eerlijk beeld. Binnen de twee hoofdscenario’s kunnen tal van varianten worden onderscheiden. Zo kan rekening worden gehouden met verschillende renovatieniveaus, energetische eisen of veranderende programmatische eisen en wensen. Renovatie of transformatie blijkt steevast financieel gunstiger én klimaatvriendelijker dan sloop en nieuwbouw.

Stoppen met slopen: het begin van een betere aanpak

De kernboodschap van het essay is dat bestaande gebouwen van cruciale waarde zijn voor het halen van de klimaatdoelstellingen. Goed onderhoud en waar nodig renovatie van de bestaande gebouwde voorraad zijn onmisbaar om in de buurt van de klimaatdoelen te komen. Nieuwbouw wordt dan een uitzondering, alleen toe te passen als behoud of herbestemming te kort schieten. Sloop van bestaande gebouwen is in de regel onnodig. Stoppen met slopen is het begin van een betere aanpak.

De boodschap is ook dat deze nieuwe standaardaanpak in vele opzichten meetbare winst oplevert. Vastgoedeigenaren en bouwers kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan de reductie van de CO2-uitstoot: behoud en transformatie van een bestaand gebouw zorgt voor 20-50% minder CO2-uitstoot dan sloop en nieuwbouw. Het is ook financieel aantrekkelijker: het scheelt 10-30% in de kosten bij gelijkwaardige kwaliteit. In het essay worden deze cijfers onderbouwd aan de hand van reële casussen.

Het omschakelen naar een nieuwe aanpak vraagt om een bijpassend, ander beleid, een andere praktijk en een andere mentaliteit. Maar die hoeven niet op elkaar te wachten. Iedereen kan meteen beginnen. De boodschap van het essay is dat iedere betrokkene kan profiteren van de gebundelde deskundigheid die op uiteenlopende werkvelden manifest of latent aanwezig is en zich snel ontwikkelt: erfgoed, duurzaamheid, maatschappelijke participatie, ontwerp en bouwcalculatie. De casussen laten zien hoe dit nu al gebeurt en wijzen de weg naar bredere toepassing.

Hoofdpunten in het kort

Heel veel niet meer

De klimaatopgave dwingt iedere maatschappelijke en economische sector tot handelen. Dat geldt ook voor de bouw. Het bouwproces veroorzaakt ruim een tiende van de totale Nederlandse CO2-uitstoot, circa 14 megaton CO2 per jaar. Dat moet tussen nu en 2050 met 95% omlaag, en in 2030 al met de helft. In de praktijk zit er weinig schot in. Volgens prognoses gaat de CO2-uitstoot niet met 95% omlaag maar zelfs nog met 20% omhoog, alle goede bedoelingen en inspanningen voor ‘circulaire bouw’ ten spijt. Het is hoog tijd om de meest effectieve, tot dusver onderbenutte strategieën in werking te stellen: ‘Refuse’, ‘Rethink’ en ‘Reduce’. Met andere woorden: in plaats van alles net wat efficiënter te doen, is het zaak om heel veel niet meer te doen.

Behoud, herwaardering en verbetering

‘Refuse’ of ‘niet meer doen’ is minder negatief dan het misschien klinkt. Er is een aanpak nodig die niet denkt in termen van verlies maar van verbetering, niet gefixeerd op kwantiteit maar gewijd aan kwaliteit. We zullen opnieuw moeten wennen aan gebouwen die voor onbepaalde tijd blijven bestaan; we moeten af van te korte afschrijvingstermijnen en wegwerpgebouwen. Behoud, herwaardering en verbetering vormen de kern van de voorgestelde nieuwe werkwijze. De expertise op de terreinen van erfgoed en duurzaamheid kan de weg wijzen. Zij zijn immers gespecialiseerd in de lange termijn en in de zorgvuldige omgang met het bestaande. Hun expertise, samen met die van ontwerp, calculatie en participatie, is des te meer nodig voor de grote en kritieke gebouwenvoorraad uit de Wederopbouw- en Post 65-perioden. Ga uit van wat al bestaat en waardeer wat van waarde is. Sloop niet. Renoveer, transformeer. En ontdek dat het ook nog eens voordeliger is.

Renovatie bespaart kosten

Dat ‘behoud-renovatie’ niet alleen duurzamer is dan ‘sloop-nieuwbouw’, maar ook financieel aantrekkelijker, blijkt telkens weer als de twee scenario’s zuiver worden vergeleken. Dat wil zeggen: zonder de ongelijke rekenmethoden ten gunste van nieuwbouw die nu vaak nog gangbaar zijn. Bij een calculatie op een gelijk speelveld (zoals hier met EcoQuaestor) wint renovatie het overtuigend van sloop-nieuwbouw. Dat bewijzen casussen in de woningbouw en in de scholenbouw (die hier dient als voorbeeld van maatschappelijk vastgoed). De details wisselen per casus maar het patroon is telkens hetzelfde. De kosten zijn bij renovatie in de regel 10-30% lager dan bij sloop-nieuwbouw op hetzelfde kwaliteitsniveau, en de CO2-voetafdruk is meestal 20-50% gunstiger. In sommige gevallen kunnen deze besparingen zelfs nog iets hoger uitvallen. Het vermijden van sloop en nieuwbouw betekent dus geen verlies maar juist een verbetering.

Ook cijfermatig is er dus alle reden om energiek voort te gaan met de noodzakelijke omschakeling. Waar wachten we nog op? Populair gezegd: wie nu nog niet kiest voor renovatie, is niet alleen een dief van de volgende generaties maar ook van de eigen portemonnee.

Bijlagen

Bij het Essay Beter dan Sloop zijn twee bijlagen gevoegd:

01. Stichting Mevrouw Meijer / Fred Feddes, Achtergrond: Portfolio van referenties, polemieken en praktijken, Amsterdam, 3 september 2024.

Het pleidooi voor behoud van bestaande gebouwen en tegen sloop staat niet op zichzelf, zo bewijst een bloemlezing van actuele wereldwijde initiatieven en historische parallellen. Zij richten zich op een zorgvuldige omgang met het bestaande, tegen sloop, voor onderhoud en reparatie, voor een ‘ombouwcultuur’, en voor werkwijzen die tegelijkertijd de CO2-uitstoot verminderen en de klimaatrechtvaardigheid vergroten. De in het essay voorgestelde nieuwe standaardaanpak maakt deel uit van een brede beweging gericht op verandering en verbetering, met een rijk en diepgaand scala aan ideeën, kennis, inspiratie en praktische voorbeelden.

02. Winket Huisvestingseconomie – Tim de Jonge, Rekenen aan de bestaande woningvoorraad: van uitdaging in de energietransitie naar duurzame economische oplossing. met medewerking van Bouwscoop – Menno Hartsema, Trecodome – Chiel Boonstra, en BuroP-bouwkosten - Pim Foppele, Roosendaal, 22-03-2024 (met correcties 13-9-2024).]

In de casussen van het essay is de rekenmethode EcoQuaestor gebruikt, die zowel de financiële kosten als de CO2-impact calculeert en de scenario’s behoud-renovatie en sloop-nieuwbouw vergelijkbaar maakt. Deze bijlage bevat een uitgebreide nadere toelichting op de methode en op de woningbouwcasussen.


Dit essay is geschreven door onderzoeksbureau Mevrouw Meijer, journalist en publicist Fred Feddes en EcoQuaestor in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Zie ook

Hoort bij deze thema's Begrippen

verstedelijking, sloop, duurzaamheid, nieuwbouw, renoveren en herbestemming

Specialist(en)
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 5 okt 2024 om 03:01.