Boerderijen - Nieuwe boerderijtypen vanaf 1900

Zij- en achtergevel van een Amerikaanse boerderij in Scharsterbrug. Foto: beeldbank RCE, Klaas Uilkema, 1925 CC BY-SA 3.0

Binnenplaats van de modelboerderij De Schipborg bij Zuidlaren, ontworpen door H.P. Berlage. Foto: beeldbank RCE, A.J. van der Wal, 1973, CC BY-SA 3.0

Boerderij uit de jaren '30 bij Slootdorp in de Wieringermeerpolder. Foto: beeldbank RCE, IJ.Th. Heins, 2004 CC BY-SA 3.0

Schuur van schokbeton van een boerderij in de Noordoostpolder. Foto: beeldbank RCE, A.J. van der Wal, 2002 CC BY-SA 3.0
Door landbouwkundige en sociale ontwikkelingen, oorlogsschade en wederopbouw en inpolderingen zijn in de loop van de twintigste eeuw verspreid over het land enkele nieuwe boerderijtypen ontstaan. Door de toenemende standaardisatie van het bouwproces vertoonden veel van deze nieuwe boerderijen een breuk met regionale boerderijbouwtradities. Er werden nieuwe eisen gesteld aan de vorm en indeling van het bedrijfsgedeelte, het woongedeelte en het materiaalgebruik. Vooral het bedrijfsgedeelte onderging een radicale vernieuwing in vorm, indeling en materiaalgebruik. Daarnaast speelden ook de toenmalige ontwikkelingen binnen de architectuur mee, waardoor de boerderijen vaak in een representatieve en eigentijdse bouwstijl werden gebouwd. De belangrijkste nieuwe boerderijentypen worden op deze pagina beschreven.
Gelede boerderijen
In Friesland komen enkele gelede boerderijen voor, die ontstonden in de periode tussen 1900 en 1935 tegen de achtergrond van verbeteringen op gebied van brandveiligheid en hygiëne. Door verbetering van de gezondheid van het vee streefde men de veelvoorkomende volksziekte tuberculose tegen te gaan. Een gelede boerderij laat zich omschrijven als een vernieuwend boerderijtype, waarvan het woongedeelte, de veestal en de hooischuur van elkaar gescheiden worden door middel van een tussengang. Deze drie onderdelen liggen achter elkaar en zijn vooral uitwendig duidelijk van elkaar te onderscheiden. Indien de onderdelen wel aan elkaar waren gebouwd, werden ze door muren en brandwerende deuren gescheiden. De stal kreeg in tegenstelling tot wat voorheen in Friesland gebruikelijk was een indeling met dubbele rijen, gebaseerd op de Hollandse stal. Het vee stond daarin met de koppen naar de centrale voergang. Door nieuwe constructietechnieken en materialen was er in de koestal geen sprake meer van een gebintwerk, hetgeen de indeling van de stal efficiënter maakte. De boerderij, in het bijzonder het woongedeelte, werden veelal door architecten ontworpen en aangekleed in een eigentijdse en monumentale stijl, zoals de art nouveau. Niet alleen werden nieuwe gelede boerderijen gebouwd, maar ook bestaande boerderijen werden tot gelede boerderij omgebouwd. Er staan momenteel nog enkele tientallen gelede boerderijen in Friesland en enkele exemplaren daarbuiten.
Amerikaanse boerderijen
In Friesland komt een klein aantal Amerikaanse boerderijen voor. De eerste boerderij van dit type werd in 1923 gebouwd, waarna met name na de Landbouwtentoonstelling in Friesland in 1927 meerdere exemplaren volgden. Uitgangspunt van dit boerderijmodel is de berging van het hooi boven de veestal, volgens het voorbeeld van dergelijke boerderijen in de Verenigde Staten. Dit concept maakte bedrijfsgebouwen met een etage noodzakelijk, die opvallen door het hoge dak en de hijsinstallatie voor het hooi tegen de achtergevel. Het hooi werd door een zolderdeur naar binnen gelaten. Amerikaanse boerderijen hadden als voordeel dat door het efficiënt gebruik van de ruimte aan kostenbesparing gedaan kon worden. De betonnen vloeren – nodig om het gewicht van het hooi te dragen – en zware stalen dakconstructies zorgden echter juist voor hoge bouwkosten, waardoor er uiteindelijk relatief weinig boerderijen van het Amerikaanse model zijn gebouwd. Thans staan er ongeveer een twintigtal Amerikaanse boerderijen in Friesland en een in Groningen. Daarnaast zijn er drie boerderijen in Friesland tot Amerikaanse boerderij omgebouwd.
Modelboerderijen
Een modelboerderij is een nieuwe boerderijvorm, ontstaan in de periode 1880-1940, die een voorbeeldfunctie had voor andere boerderijen op het gebied van de melkveehouderij. Uitgangspunt waren een efficiënte bedrijfsvoering, gezond vee, hygiëne en goede leefomstandigheden voor de boer en zijn gezin en het vee. Ook aan de werkomstandigheden van het personeel werd aandacht besteed. Toekomstige boeren leerden op de modelboerderij hoe ze een agrarisch bedrijf volgens deze richtlijnen konden exploiteren. De melk gewerd afgetapt, gezeefd en bewaard in een ondergronds lokaal. Ook was er een speciale quarantainestal voor het vee, voordat het de melkstal inging. Roosters en luchtkokers zorgden voor een goede ventilatie. Er was zowel koud als warm stromend water aanwezig. Modelboerderijen vallen op door de ruime gebouwen en erven, vaak in een representatieve bouwstijl gebouwd en soms met een monumentale allure.
Wederopbouwboerderijen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verspreid over het land duizenden boerderijen verwoest. De wederopbouwboerderijen zijn ontstaan in de periode 1940-1955, ter vervanging de verwoeste boerderijen. Het uitgangspunt bij het herstel na de oorlog was enerzijds de voortgaande ontwikkeling van de moderne landbouw en anderzijds het behoud van traditionele waarden en een regionale identiteit. Door dat laatstgenoemde vertonen veel wederopbouwboerderijen kenmerken van de in die tijd bestaande (regionale) boerderijbouwtraditie. De architectuur van de Delftse School sloot daarbij aan. De vorm en indeling van sommige wederopbouwboerderijen is gebaseerd op de gelede boerderijen in Friesland. De wederopbouwboerderijen zijn te vinden in o.a. Zeeland, Noord-Brabant, Gelderland, Noord-Limburg, alsmede in Drenthe en Groningen.
Boerderijen in de Haarlemmermeerpolder
In 1852 viel de Haarlemmermeerpolder droog. De overheid besloot tot inpoldering omdat het water in toenemende mate een overstromingsrisico voor Amsterdam vormde. Daarnaast nam in de tweede helft van de negentiende eeuw de behoefte aan landbouwgrond toe. Terwijl het droogmalen en de verkaveling van de nieuwe polder werd aangestuurd door de overheid, was de vormgeving van de agrarische bedrijfsgebouwen een particuliere aangelegenheid. Hierdoor kreeg de Haarlemmermeerpolder het aanzien van grote, rechte kavels met daarop verschillende boerderijtypen, uitgevoerd met eigentijdse materialen. Daarbij speelden diverse regionale architectuurinvloeden een rol, zowel die van de noordelijke huisgroep als van het hallehuis in bijvoorbeeld de Zuid-Hollandse en Utrechtse veenweidegebieden. Er werden moderne modelboerderijen alsmede kleine individuele gebouwen neergezet. In de loop van de twintigste eeuw heeft een aantal boerderijen in de Haarlemmermeer moeten wijken om plaats te maken voor de uitbreidingen van Hoofddorp, Nieuw-Vennep en de luchthaven Schiphol. In het zuiden van de polder zijn de meeste boerderijen uit de periode na de drooglegging nog bewaard gebleven.
Boerderijen in de Wieringermeerpolder
De Wieringermeerpolder in de kop van Noord-Holland werd in de periode 1927-1930 drooggelegd, als een onderdeel van de toenmalige Zuiderzeewerken. Bij de aanleg van deze polder gaf vooral de aanhoudende behoefte aan meer landbouwgrond de doorslag, waardoor de polder versneld moest worden aangelegd. Evenals in de Haarlemmermeerpolder het geval was, speelde de nationale overheid een hoofdrol bij de inpoldering en de verkaveling. De kavels vertonen hierdoor hetzelfde rechthoekige patroon als in de Haarlemmermeer. In tegenstelling tot in de Haarlemmermeer gaf de overheid in de Wieringermeer ook sturing aan de oprichting en vormgeving van de boerderijgebouwen. Door dit proces van standaardisatie zijn de boerderijen in de Wieringermeerpolder relatief weinig divers van vorm. De boerderijen voldeden in de bouwperiode optimaal aan de moderne landbouwkundige eisen en waren voorzien van ruime en efficiënt ingedeelde bedrijfs- en woongedeelten. De architectuur vertoont zowel moderne als traditionele elementen. De meeste boerderijen in de Wieringermeer hebben een kop-romp-vorm.
Boerderijen in de Noordoostpolder
De Noordoostpolder viel in 1942 officieel droog, evenals bij de Wieringermeer onder toezicht van de Directie Wieringermeerpolder. Beide polders waren onderdeel van de Zuiderzeewerken. Het concept van de inrichting van de polder is gebaseerd op dat van de Wieringermeerpolder. Het verkavelingsplan uit 1939 vertoont een geometrisch patroon. De kavels verschilden van grootte, van 12 tot 48 hectare en werden in pacht uitgegeven. Rondom de hoofdplaats Emmeloord ontstonden tien dorpen en een reeks boerderijen. Deze boerderijen kwamen te liggen aan (uitvals)wegen, aan de korte zijde van de kavels. Bij de polderboerderijen zijn twee hoofdvormen te onderscheiden: ten eerste de oudste en traditioneel vormgegeven boerderijen, die vooral in het oosten van de polder liggen en gebaseerd zijn op de Wieringermeerboerderijen, en ten tweede de moderne pachtwoningen met de karakteristieke rechthoekige schuren van schokbeton. De eerstgenoemde boerderijen kregen evenals in de Wieringermeer de kopromp-vorm en verrezen onder invloed van de Delftse School. Bij de tweede groep staan de woningen ofwel geheel vrij van het bedrijfsgedeelte of zijn door middel van een tussenlid daaraan verbonden. Deze woonhuizen zijn zowel in de stijl van de Delftse School als onder invloed van het Nieuwe Bouwen ontworpen.
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema's Begrippenboerderijen, gelede boerderijen, modelboerderijen, Wieringer boerderijen, droogmakerijen (landschapszone), Haarlemmermeerboerderijen en wederopbouwboerderijen
Specialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 5 dec 2024 om 03:04.