Boerderijen op de Veluwe en in de Gelderse Vallei

Introductie

De Veluwse boerderijen behoren tot de hallehuisgroep. Ze zijn meestal klein en sober uitgevoerd, hebben een rechthoekige vorm en een wolfsdak. Ook de Gelderse Vallei wordt in dit artikel besproken.

boerderij met schoorsteen
Veluwse boerderij bij Nunspeet. Foto: beeldbank RCE, C.S. Booms, 2003 CC BY-SA 3.0
witte boerderij met rieten dak
Boerderij met gepotdekselde houten achterwand bij Hoevelaken. Foto: beeldbank RCE, G.J. Dukker, 1966 CC BY-SA 3.0

Geologie

De Veluwe bestaat grotendeels uit hooggelegen zandgronden en stuwwallen die tegenwoordig bebost zijn. Het gebied strekt zich uit over het midden en noorden van de provincie Gelderland en ligt ingeklemd tussen de Gelderse Vallei in het westen en de IJsselvallei in het oosten. Het noordwesten grensde tot de aanleg van de Flevopolders aan de Zuiderzee. De zuidflank van de Veluwe wordt begrensd door de Nederrijn en de IJssel. De Gelderse Vallei is in deze beschrijving meegenomen, vanwege de gelijkenis onder de boerderijen.

Vanwege de hooggelegen zandgrond waren de ontginningsmogelijkheden er beperkt. Een groot deel van de stuwwal werd bedekt door heidevelden en ter voorkoming van stuifzand is in het begin van de twintigste eeuw het huidige bos aangelegd. Het midden van de stuwwal is zeer dun bevolkt. De voornaamste ontginningsactiviteit heeft aan de randen ervan plaatsgevonden, alsmede in de genoemde valleien. De agrarische activiteiten beperkten zich vanwege de genoemde omstandigheden tot het gemengde bedrijf, waarin akkerbouw overheerste. Op de uitgestrekte heidevelden op de stuwwal werd op grote schaal schapenmest en -wol geproduceerd. Als gevolg hiervan domineerden op de Veluwe de karakteristieke houten schaapskooien met hun afgeschuinde hoeken.

Kenmerken

De boerderijen zelf waren vanwege de geringe welvaart van de boeren en de geïsoleerde ligging van het gebied eveneens uit hout opgetrokken en vaak klein van formaat. De verreweg meest voorkomende vorm was het standaard hallehuis met een driebeukige opzet, voorzien van een woongedeelte voor en een bedrijfsgedeelte achter. De constructie bestond uit ankerbalkgebinten. Het dak was met riet bedekt en was aan de voor- en achterzijde meestal afgewolfd. De deeldeur bevond zich centraal in de achtergevel. Vanaf de achttiende eeuw vond geleidelijk aan verstening van Veluwse boerderijen plaats. De verstening begon in de buurt van de steden en in de riviervalleien. Dat nam niet weg dat sommige boerderijen op de Veluwe tot op de dag van vandaag tenminste gedeeltelijk nog in hout zijn opgetrokken. Vooral op de westelijke Veluwe, zoals in Hierden, staan nog boerderijen met gepotdekselde houten achtergevels.

De voornaamste varianten op het Veluwse hallehuis, namelijk het T-huis en het krukhuis, staan in de IJsselvallei en nabij de Nederrijn, namelijk het T-huis en het krukhuis. Op de vruchtbare rivierkleigrond heeft de boerderij zich aanzienlijk verder kunnen ontwikkelen doordat er betere ontwikkelmogelijkheden voor het gemengde bedrijf waren. In de achttiende en negentiende eeuw is het woongedeelte veelal uitgebreid tot een T-vorm. Sommige boerderijen bevatten een melkkelder in het T-huis of krukhuis, met daarboven een opkamer. Sommige rijke boeren lieten in de negentiende eeuw een compleet nieuw woongedeelte met een representatieve architectuur voor de bestaande boerderij bouwen.

Op de “armere” Veluwse zandgronden komt als gezegd weinig variëteit in de boerderijbouw voor. Een klein geografisch verschil is te zien aan de positie van de stookplaats en schoorsteen: in de Gelderse Vallei staan deze midden tegen de brandmuur en steekt de schoorsteen door de nok. In het noordwesten van de Veluwe zit de stookplaats meestal aan de zijkant van de brede middenbeuk, waardoor de schoorsteen zijdelings uit het dakvlak steekt.

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 6 dec 2024 om 03:02.