Cultuurgoederen WOII (1933-1945) - kunsthandel en veilinghuizen

Introductie

De kunsthandelaren en veilinghuizen hebben in de periode 1933-1945 veel (toegepaste) kunst verhandeld. Ook tijdens de bezettingsjaren floreerde de handel. Er waren grote en middelgrote handelaren, en ook veel gelegenheidshandelaren. Daarbij werden ook objecten namens een ander verkocht, oftewel in consignatie.

Deze artikelen gaan over veilinghuizen, en over Joodse en niet Joodse handelaren in Nederland.

zwart wit foto van een man
Kurt Walter Bachstitz in 1923, fotograaf Arnold Genthe

Kunsthandel Bachstitz

Kurt Walter Bachstitz was een joodse kunsthandelaar met kunstzalen in München en Den Haag. Tijdens de bezetting meldde Bachstitz aan de Duitse autoriteiten dat hij van gedeeltelijk joodse afkomst was. Nadat de autoriteiten in mei 1943 hadden bepaald dat hij Volljuden was, kwam Bachstitz terecht in de gevangenis te Scheveningen. In juli 1943 verzocht Hofer uit naam van Hermann Göring om zijn vrijlating. Als tegenprestatie voor zijn interventie vergde Göring dat de drie kostbaarste stukken uit het bezit van Bachstitz, waaronder een schilderij van Jan Steen, aan hem toegestuurd zouden worden. De kunstwerken zijn door toedoen van Hofer uiteindelijk niet door hem aangekocht, maar werden evenmin teruggezonden. Bachstitz heeft een uitreisvisum naar Zwitserland weten te verkrijgen. Lili Bachstitz, de niet-joodse echtgenote van Kurt Bachstitz, vroeg een scheiding aan en bleef in Den Haag, waardoor een liquidatie van de firma werd voorkomen.

Na de bevrijding heeft mevrouw Bachstitz bij de SNK aangifte gedaan van een hoeveelheid voorwerpen die de kunsthandel tijdens de oorlog naar Duitsland had verkocht. In 1950 stuurde zij een lijst met verschillende kunstvoorwerpen naar de SNK. Mevrouw Bachstitz geeft hierbij aan dat haar echtgenoot ‘ook de genoemde kunstvoorwerpen – evenals de destijds opgegeven verkopen – tijdens de vijandelijke bezetting onder onbehoorlijke invloed heeft moeten verkopen’.

Zie voor objecten met de herkomst Bachstitz: Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (collectienederland.nl) RKD: Archief (verzameling) Gallery Bachstitz: rkd.nl/collections/558 Frick: Kunsthandel Kurt Bachstitz Gallery - Archives Directory for the History of Collecting in America (frick.org)

Kunsthandel Goudstikker NV

De kunsthandel J. Goudstikker NV was één van de grootste Nederlandse kunsthandels voor de Tweede Wereldoorlog. In 1919 trad Jacques Goudstikker (1897-1940) toe tot het bedrijf van zijn vader, dat hij in 1931 zou omzetten in een naamloze vennootschap waarvan hijzelf de directeur en belangrijkste aandeelhouder was. Op 16 mei 1940 kwam Jacques Goudstikker tragisch om tijdens zijn vlucht naar Engeland. Zijn executeur testamentair was zes dagen eerder overleden. In de kunsthandel bevonden zich op dat moment circa 1113 genummerde schilderijen en een aantal ongenummerde.

Op 3 juni 1940 werd A.A. ten Broek benoemd tot directeur. Op 13 juli 1940 werden door Ten Broek twee contracten getekend waarbij de eigendommen van de firma aan twee partijen werden verkocht: Hermann Göring kocht alle schilderijen en kunstvoorwerpen tegen een koopprijs van f 2.000.000,-, terwijl de Duitse bankier Alois Miedl het resterende deel van de activa van de firma, waaronder het onroerend goed, heeft gekocht voor f 550.000,-. Bij deze transactie kocht Miedl tevens het recht op de handelsnaam J. Goudstikker.

Onderhandelingen over rechtsherstel (van de transactie met Miedl) resulteerden uiteindelijk in 1952 in een schikking. Deze schikking, het zogenaamde 'minnelijk rechtsherstel', bewerkstelligde dat een aantal van de kunstwerken die onderwerp waren geweest van de transactie met Miedl werden gerestitueerd. Van de rechten op de overige kunstwerken werd afgezien.

In 2004 diende de erfgename Goudstikker een verzoek tot restitutie in voor de teruggave van 267 kunstvoorwerpen uit de NK-collectie. De Restitutiecommissie adviseerde tot teruggave van de objecten. De staatssecretaris volgde het advies in de conclusie, echter op enkele belangrijke punten niet in de motivering. In 2012 verzocht de erfgename Goudstikker om nog drie werken uit de NK-collectie. Ook hierover adviseerde de commissie tot teruggave.

Kunsthandel Hiegentlich

De joodse antiquair Aron Hiegentlich Salomonszoon was eigenaar van een kunsthandel die gevestigd was aan de Spiegelgracht 7 te Amsterdam. Tijdens de oorlog is op onbekende datum de Duitse instantie Omnia Treuhand GmbH als ‘Treuhänder’ aangesteld over de firma Hiegentlich. Op 17 oktober 1941 ging de bezetter over tot liquidatie van het bedrijf. Aron Hiegentlich werd in januari 1943 in Auschwitz vermoord, net als zijn dochter Esther. Zijn zoon Salomon Jacob overleefde de oorlog en heropende de kunsthandel van zijn vader in januari 1947. In maart 1950 vroeg de SNK Salomon Jacob Hiegentlich om informatie over de verkoop van enige voorwerpen door de firma tijdens de oorlog. De betrokkene kon echter weinig gegevens verstrekken omdat bij de liquidatie van het bedrijf ook de boeken verloren waren gegaan. S.J. Hiegentlich kwam op 26 maart 1951 te overlijden in Amsterdam. In 2011 werden meerdere NK objecten aan de erven gerestitueerd. Zie voor het advies: Hiegentlich - Restitutiecommissie. Zie voor objecten met de herkomst Hiegentlich: Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (collectienederland.nl)

Kunsthandel Hoogendijk & Co.

De kunsthandel werd opgericht door Dirk Albert Hoogendijk. Tussen 1928 en 1967 was de kunsthandel lid van de Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst (Heijbroek/van Griensven 2007, p. 301). Adriaan Venema schreef over Hoogendijk & Co. in zijn boek 'Kunsthandel in Nederland 1940-1945' (Arbeiderspers 1986) over de rol die deze kunsthandel speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog door kunst te verkopen aan de Duitse bezetter (zie voor objecten met herkomst Hoogendijk op de WOII portal. Hoogendijk & Co. behoorde tot de top van de kunsthandel in Amsterdam. Het archief van de kunsthandel Hoogendijk bevindt zich in het RKD:

Veilinghuis Van Marle en Bignell

Van Marle en Bignell was in 1919 opgericht door Ludwig van Marle en Charles Bignell. Kunsthandelaar Bignell heeft zich met zijn veilinghuis in nauwe samenwerking met de Duitse bezetter weten te verrijken. Tijdens de oorlogsjaren legde de bezetter beslag op de vermogens en bezittingen van Joden in Nederland, ook in Den Haag. Kostbaar huisraad, waaronder ook schilderijen, werden door de Duitsers te gelde gemaakt via onder andere veilingen. Er werden enorme winsten gedraaid door het veilinghuis. Charles Bignell voerde bij zijn proces na de oorlog nog aan dat hij onder zware druk van de Duitsers moest handelen, om zodoende aan ernstige represailles te ontkomen, maar al vrij snel bleek er een hartelijke omgang met de Verwalter van in beslag genomen goederen in Den Haag. Ook zag Bignell er nauwlettend op toe dat zijn veilinghuis uitgekozen werd voor het veilen van de joodse goederen zodat hij de winst kon opstrijken. Na de bevrijding werd Charles Bignel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en ontzegging van het kiesrecht.

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 1 aug 2024 om 18:23.