Cultuurgoederen uit een koloniale context - menselijke resten

Introductie

Veel collectiebeherende instellingen in de wereld bezitten grote collecties bestaande uit menselijke resten. Deze menselijke resten kunnen duizenden jaren oud zijn, maar ook van mensen die in de afgelopen eeuw zijn overleden.[1] Naar schatting zijn er in Nederland 100.000 resten van personen die als object onderdeel zijn geworden van museale collecties. Steeds meer musea kijken kritisch naar deze onderdelen van hun collectie.[2]

Menselijke resten in het museum

Menselijke resten zijn in museale collecties in Nederland te vinden in vele verschillende vormen. Zo vind je in archeologische collecties bijvoorbeeld gemummificeerde menselijke resten uit Egypte en veenlijken van duizenden jaren oud. Menselijke resten in museale collecties zijn niet altijd volledige skeletten, maar kunnen ook een klein onderdeel van het menselijk lichaam zijn, zoals een schedel in een etnografische collectie; een lichaamsdeel op sterk water als preparaat in een anatomische collectie; of een overblijfsel van een heilige als reliek in een religieuze of kerkelijke collectie. Daarnaast zijn menselijke resten ook verwerkt in gebruiksobjecten, bijvoorbeeld haar van een overleden dierbare in een sieraad. Menselijke resten in museale collecties zijn dus heel divers en zijn om verschillende redenen verzameld en verworven.

Door deze grote diversiteit is het onmogelijk om een artikel te schrijven over alle soorten menselijke resten in museale collecties. De rest van dit artikel focust zich dan ook op menselijke resten uit een koloniale context, ook wel voorouderlijke resten genoemd. Menselijke resten verzameld uit een koloniale context vormen de grootste ‘categorie’ van menselijk materiaal in museale collecties. In sommige gevallen vervullen ze een belangrijke educatieve of wetenschappelijke taak, maar veel liggen al decennialang in depots.[1]

Voorouderlijke resten uit een koloniale context

Menselijke resten die zijn verzameld uit een koloniale context zijn veelal verzameld in de achttiende, negentiende en in het begin van de twintigste eeuw. Het gaat hierbij voornamelijk om resten van personen die behoorden tot gekoloniseerde gemeenschappen. Deze menselijke resten werden in eerste instantie verzameld vanuit nieuwsgierigheid, later vanuit een wetenschappelijke interesse naar de ontwikkeling van de mens. Menselijke resten werden dan ook gebruikt als onderzoeksobjecten in praktijken die we nu scharen onder ‘wetenschappelijk racisme’, bijvoorbeeld vanuit academische disciplines die de mens bestuderen, zoals de antropologie. Het bestuderen van mensen ging bijvoorbeeld aan de hand van schedelmetingen, niet alleen met menselijke resten als onderzoeksobject, maar ook met levende mensen. De vermeende biologische verschillen die uit deze onderzoeken naar voren kwamen, werden gebruikt als legitimatie van een hiërarchie tussen verschillende groepen op basis van ras, en daarmee als legitimatie van het koloniale systeem. Het verzamelen van menselijke resten in een koloniale context ging vaak gepaard met het verstoren van graven of het stelen van lichamen uit mortuaria.[1]Tegenwoordig zien we deze collecties van menselijke resten als verzameld door middel van bruut geweld onder het mom van wetenschappelijke waarde, en als onderdeel van het historisch onrecht dat plaatsvond in de koloniale periode.[3] De teruggave van deze voorouderlijke resten wordt dan ook gezien als een belangrijk onderdeel van het herstel van dit historisch onrecht.

Teruggave van menselijke resten

Sinds de jaren 70 van de twintigste eeuw zijn er bewegingen die zich inzetten voor de teruggave van menselijke resten. Deze bewegingen zetten zich voornamelijk in voor de teruggave van voorouderlijke resten die toebehoren aan inheemse gemeenschappen in de Verenigde Staten. Deze maatschappelijke ontwikkeling leidde tot het instellen van de Native American Graves Protection and Repatriation Act (NAGPRA) in 1990. Deze wet verplicht Amerikaanse collectiebeherende instellingen die gefinancierd worden door de staat om menselijke resten in hun collectie te inventariseren en waar mogelijk terug te geven aan herkomstgemeenschappen.[4] In 2024 is een vernieuwde NAGPRA ingevoerd, die in tegensteling tot de eerdere wet, samenwerking met en kennis van herkomstgemeenschappen als leidend neemt. In Europa geven de meeste instellingen toestemming voor de teruggave van voorouderlijke resten na een verzoek van een land van herkomst, maar inventarisatie en teruggave is niet verplicht zoals onder de NAGPRA-wet.

Nederlandse teruggaven

Ondanks het ontbreken van wet- en regelgeving, of (vooralsnog) een specifiek beleid over de teruggave van menselijke resten, zijn er voorbeelden van Nederlandse collectiebeherende instellingen die menselijke resten terug hebben gegeven aan landen van herkomst. Zo werd in 2009 het hoofd van de koning Badu Bonsu II teruggegeven aan Ghana door het Anatomisch Museum van het Leids Universitair Medisch Centrum. Het hoofd van de koning werd na zijn executie in 1838 door Nederlanders meegenomen naar Europa, waarna het als preparaat in de collectie van het museum belandde.[5] In 2019 werden de menselijke resten van acht personen en een Toi Moko, een getatoeëerd Maorihoofd, uit de collectie van Museum Vrolik, ceremonieel overgedragen aan een delegatie Maori.[6] De Maori zijn al decennialang bezig met het terughalen van voorouderlijke resten, die verspreid liggen in museale collecties over de gehele wereld. In 2005 werd door Museum Volkenkunde in Leiden (nu Wereldmuseum Leiden) ook al een Toi Moko teruggegeven aan Nieuw-Zeeland. Het Te Papa Tongarewa (Museum of New Zealand) in Wellington werd een aantal jaren daarvoor door de Nieuw-Zeelandse staat aangewezen als verantwoordelijk voor het beleid over de repatriatie van menselijke resten.[7] [8] Ook gaan archeologische menselijke resten gaan terug naar het land van herkomst. Zo ligt een collectie botfragmenten van zo’n 5000 jaar oud in ons depot, het CollectieCentrum Nederland, te wachten op de officiële overdracht naar Maleisië. De botfragmenten van 37 mensen werden in 1934 opgegraven in de deelstaat Penang door Britse wetenschappers en belandden uiteindelijk via de Universiteit Utrecht in het depot van Naturalis. [9]

Onderzoek

De bovengenoemde voorbeelden van teruggave van menselijke resten zijn allemaal het resultaat van een teruggaveverzoek ingediend door een staat. In het geval van de teruggegeven voorouderlijke resten aan Nieuw-Zeeland, was dit op verzoek van de Maorigemeenschap. Naast het behandelen van teruggaveverzoeken en het uitvoeren van het onderzoek dat hierbij komt kijken, doen Nederlandse instellingen steeds vaker proactief onderzoek naar de menselijke resten in hun collectie. Zo ontving het Missiemuseum in Steyl onlangs een museumbeurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor onderzoek naar de herkomst van vijf gemodelleerde menselijke schedels. Deze werden ruim honderd jaar geleden door Duitse missionarissen naar Steyl gebracht. Uit onderzoek op basis van de patronen op de schedels, blijkt dat ze uit het Sepik-gebied in Papoea-Nieuw-Guinea komen. Bij welke gemeenschap hun herkomst precies ligt is nog onduidelijk. Door verder onderzoek, in samenwerking met gemeenschappen in het Sepik-gebied, hoopt conservator Paul Voogt precies te kunnen bepalen van welke gemeenschap(pen) de schedels afkomstig zijn. Er zal dan ook besproken worden wat er met de schedels gaat gebeuren; of en hoe ze tentoongesteld worden, of dat er sprake gaat zijn van teruggave.[2] Het Missiemuseum kiest ervoor om tijdens de loop van het onderzoek de schedels niet uit originele opstelling van 1931 te halen.

Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Wereldmuseum Amsterdam, waar al in de jaren negentig menselijke resten naar het depot werden verplaatst. In het depot staan zo’n 3000 menselijke resten in speciale houten kisten die niet meer open worden gemaakt. [10] Deze tegenstelling laat zien dat hoewel steeds meer instellingen kritisch kijken naar de menselijke resten in hun collectie, musea op verschillende manieren omgaan met het tentoonstellen van deze onderdelen van hun collectie.

Omgang met menselijke resten

In een advies aan de Museumvereniging in 2007, stelt de Ethische Codecommissie dat bij het verzamelen en tentoonstellen van menselijke resten, verschillende ethische en juridische kaders komen kijken. Juridisch gezien houdt een instelling zich aan Nederlandse en Europese wetgeving. Wat betreft ethische richtlijnen verwijst de Ethische Codecommissie naar de Ethische Code voor Musea zoals opgesteld door ICOM in 2006 (deze wordt momenteel herzien). Deze ethische code schrijft voor dat “professionele maatstaven in acht genomen moeten worden” bij het verwerven, beheren en tentoonstellen van menselijke resten.[11]Ook wordt benadrukt dat waar mogelijk de belangen en overtuigingen van de herkomstgemeenschappen behartigd moeten worden. Daarnaast benoemt de Ethische Codecommissie de doeleinden van het tentoonstellen. Volgens hen kunnen menselijke resten of objecten waarin menselijke resten verwerkt zijn, alleen tentoongesteld worden voor wetenschappelijke of educatieve doeleinden.

Uit deze voorschriften blijkt dat hoewel er wordt nagedacht over het op ethische wijze tentoonstellen van menselijke resten, hier geen specifieke richtlijnen of handreikingen voor zijn. In een tijd waarin steeds kritischer wordt gekeken naar menselijke resten als onderdeel van een museale collectie, is behoefte aan beleid over de omgang ermee. Tegelijkertijd is de diversiteit aan menselijke resten groot, en zijn ze om verschillende redenen en vanuit verschillende contexten verzameld. Het meest urgente is daarom misschien wel een beleid over omgang met voorouderlijke resten uit een koloniale context, die veelal via historisch onrecht in musea zijn beland.


Tekst: Josien Franken, stagiair bij de RCE
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.
  1. 1,0 1,1 1,2 Dickerson, Adam B., and Erika R. Ceeney. 2015. “Repatriating Human Remains: Searching for an Acceptable Ethics,” in The Ethics of Cultural Heritage, edited by T. Ireland and J. Schofield. New York: Springer Science + Business Media.
  2. 2,0 2,1 Nuland, Merijn van. “Mensenschedels in het museum, is dat nog wel van deze tijd?”, in Trouw, 16 mei, 2024, 6-7.
  3. Beurden, Jos van. 2016. “Treasures in Trusted Hands: Negotiating the future of colonial cultural objects.” PhD diss., Vrije Universiteit Amsterdam, 2016.
  4. Jenkins, Tiffany. 2014. Contesting Human Remains in Museum Collections: The crisis of cultural authority. Oxfordshire: Routledge.
  5. AD. “Hoofd koning terug naar Ghana.” Laatst aangepast 16 februari, 2016.
  6. Wolthekker, Dirk. “Amsterdam UMC geeft menselijke resten terug aan Nieuw-Zeeland,” Folia, 25 april, 2019.
  7. Engelsman S. 2007. “De Toi Moko van Volkenkunde.” In Erfgoedverhalen voor Charlotte van Rappard-Boon, onder redactie van Hanna Pennock, Josefine Lijstra, Tanja de Boer en Charlotte van Rappard-Boon, 130-134. Den Haag: Erfgoedinspectie.
  8. Te Papa Tongarewa. n.d. “Repatriation: Karanga Aotearoa.” Geraadpleegd 9 juli, 2024. https://www.tepapa.govt.nz/about/repatriation
  9. Nuland, Merijn van. “Nederland geeft tientallen skeletten terug aan Maleisië,” in Trouw, 16 december, 2022. https://www.trouw.nl/nieuws/nederland-geeft-tientallen-skeletten-terug-aan-maleisie~bc279f8d/
  10. Schrijver, Marijn. “Retour zonder afzender; Is ‘indiaantje’ verloren kind van inheemse stam uit Suriname?,” De Telegraaf, 6 juni, 2024.
  11. Ethische codecommissie. Advies inzake het verzamelen en tentoonstellen van menselijke resten. 23 november, 2007.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 7 aug 2024 om 03:25.