Hallehuis - Betuws hallehuis

Introductie

De boerderijen in de Betuwe behoren tot de hallehuisgroep. Een typisch Betuws kenmerk vormen de dakoverstekken boven de deeldeuren aan de achterzijde, die vooral in het westen van de Betuwe voorkomen.

boerderij aan een dijk
T-boerderij aan de dijk in Opheusden. Foto: beeldbank RCE, P. van Galen, 1995 CC BY-SA 3.0
boerderij met luifel
T-boerderij met dakoverstek aan de achterzijde in Heesselt. Foto: beeldbank RCE, O. Brinkkemper, 2016 CC BY-SA 3.0

Geologie

De Betuwe omvat het rivierkleigebied in het zuiden en zuidwesten van de provincie Gelderland. Het gebied waarop deze beschrijving betrekking heeft strekt zich uit van de Bommelerwaard en Neder-Betuwe in het westen tot aan het Pannerdens Kanaal in het oosten. De noordgrens wordt gevormd door de Nederrijn, die ter hoogte van Wijk bij Duurstede overgaat in de Lek, en door de Linge (in het noordwesten). De Waal vormt grotendeels de zuidgrens. Het zuidwesten – de Bommelerwaard – wordt begrensd door de Maas en de Afgedamde Maas. Het langgerekte gebied bestaat uit door de rivieren gevormde oeverwallen en komgronden. De loop van de rivieren is in de loop der eeuwen regelmatig veranderd, wat ingrijpende gevolgen had voor het aanzien van het landschap. Dijkdoorbraken en overstromingen kwamen veel voor. Dijkverhogingen en -verzwaringen hebben eveneens aanzienlijk hun beslag op het landschap gelegd. De komgronden bleven wegens het overstromingsgevaar tot in de twintigste eeuw grotendeels onbewoond en werden als hooiland gebruikt.

Vanwege de grootschalige aanwezigheid van vruchtbare rivierklei kent de Betuwe een rijke ontginningsgeschiedenis die grotendeels vanaf de late middeleeuwen op gang kwam en het aanzien van het landschap tot op heden heeft bepaald. De meeste boerderijen waren gericht op het gemengde bedrijf. Opvallend is de grootschalige aanwezigheid van fruitteelt. Op sommige plaatsen werd vanaf de achttiende eeuw ook tabak geproduceerd.

Kenmerken

De historische Betuwse boerderij is goed herkenbaar aan de ligging aan of achter een dijk. Dijken vormden niet alleen een bescherming tegen hoogwater maar ook de belangrijke verbindingswegen langs de rivier. Deze factoren hebben in de Betuwe in grote mate de agrarische bedrijfsvoering en de vorm van Betuwse boerderijen bepaald. Vanaf de achttiende eeuw werden vanwege het overstromingsgevaar in toenemende mate boerderijen op niveau gerealiseerd, waarin het vee droog kon staan bij hoogwater. Vloedschuren en kapbergen met verhoogde tasvloeren komen veel voor, vooral op de komgronden.

De Betuwse boerderijen behoren tot de hallehuisgroep. Oorspronkelijk had de boerderij een rechthoekige vorm met een woongedeelte voor en een bedrijfsgedeelte achter. De constructie bestaat uit ankerbalkgebinten. De gebinten verdelen de ruimte in een brede middenbeuk, die doorgaans de middenlangsdeel vormt, en twee smallere zijbeuken. In de zijbeuken bevonden zich de stallen. De middenbeuk diende als dors- en werkvloer en voor de stalling van wagens. De ruimte op de zolderverdieping onder de kap diende voor de opslag van oogst.

Woongedeelte

Vooral het woongedeelte heeft vanaf de zeventiende eeuw een ingrijpende verandering doorgemaakt. Bij toenemende welvaart van de boerenfamilies ontstond behoefte tot uitbreiding van het woongedeelte. Dat geschiedde meestal zijwaarts. Een uitbreiding aan een kant leidde tot een krukhuisboerderij en aan beide kanten tot een T-huis. Deze laatste vorm komt het meest voor in de Betuwe. De ligging van veel Betuwse boerderijen pal aan de dijk bood daarnaast weinig andere uitbreidingsmogelijkheden van het woongedeelte. Dergelijke uitbreidingen waren mogelijk dankzij de aanwezige baksteenindustrie en goede vaarverbindingen in de regio. Verstening van de Betuwse boerderijen vond dan ook in een vroeg stadium plaats in vergelijking met andere regio’s.

Bij sommige boerderijen heeft in de negentiende en begin twintigste eeuw opnieuw een uitbreiding van het woongedeelte plaatsgevonden. Dat leidde bijvoorbeeld tot vervanging door een compleet nieuw voorhuis of plaatsing van een nieuw voorhuis voor het oude woongedeelte. De architectuur van zo’n voorhuis is monumentaal en vertoont invloed van de burgerlijke bouwkunst. De voorgevel is dan vaak symmetrisch ontworpen.

Dakoverstek

Het meest in het oog springende element van veel Betuwse boerderijen is het dakoverstek aan de achterzijde van het bedrijfsgedeelte. Deze komt in het westen van de Betuwe het meest voor, met name in de Tieler- en Bommelerwaard. De reden voor deze bouwwijze is de behoefte om oogst droog te kunnen optassen, zonder dat wagens naar binnen hoefden te rijden. In veel van deze luifels bevindt zich een luik, waardoor het hooi e.d. snel en droog op zolder kon worden opgeslagen. Het overstek bood eveneens een droge opbergplek voor gereedschappen, werktuigen en geoogste gewassen van geringe omvang. Sommige boerderijen met overstek hebben slechts op een hoek van de achtergevel een overstek terwijl en bij andere boerderijen het overstek zich uitstrekt over het gehele midden van de gevel, het gedeelte boven de deeldeuren.

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 5 dec 2024 om 03:05.