Hallehuis - Noordwest-Overijssels hallehuis

Introductie

De boerderijen liggen in het noordwesten van Overijssel en behoren tot de hallehuisgroep. In de Kop van Overijssel zijn zowel Friese als Drentse invloeden zichtbaar. In Giethoorn, Staphorst en in de omgeving van Kampen (Kampereiland) zijn afzonderlijke varianten aanwezig, die in dit artikel apart worden beschreven.

boerderij met kapberg
Boerderij in Kallenkote in de Kop van Overijssel. Foto: Beeldbank RCE, K. Roderburg, 2006 CC BY-SA 3.0
boerderij met luiken en dwarsdeel
Boerderij van het Staphorster type in Rouveen. Foto: beeldbank RCE, A.J. van der Wal, 2003 CC BY-SA 3.0
boerderij aan het water
Boerderij met kenmerkend dak in de vorm van een schildpadrug in Giethoorn. Foto: beeldbank RCE, A.J. van der Wal, 1968 CC BY-SA 3.0
boerderij op een terp
Boerderij op een terp bij Kamperveen. Foto: beeldbank RCE, A.J. van der Wal, 2005 CC BY-SA 3.0

Geologie

Het noordwesten van Overijssel is het gebied binnen de provincie ten westen van de lijn Zwolle-Staphorst, dat tot de aanleg van de Flevopolders aan de Zuiderzee lag. Dit grotendeels laag gelegen gebied kent een verscheidenheid aan grondsoorten, bodemgebruik en landschappen, hetgeen het verschil in ontginningsgeschiedenis en boerderijvormen verklaart. Het gebied bestaat uit veenweiden en (nabij de monding van de IJssel) uit rivierklei, waardoor de agrarische bedrijfsvoering in grote delen uit veehouderij bestaat. Rondom Giethoorn ligt een waterrijk verveningsgebied, terwijl de omgeving van Steenwijk uit hoger liggende zand- en keileemgronden bestaat, alwaar van oudsher ook een gemengde bedrijfsvoering voorkwam.

Kenmerken

De historische boerderijen in Noordwest-Overijssel behoren ondanks de grote verscheidenheid aan vormen en indelingen vrijwel allemaal tot de hallehuisgroep, evenals de boerderijen in de rest van de provincie. In Noordwest-Overijssel vallen enkele boerderijgroepen op door hun specifieke lokale kenmerken, zoals de Kampereilandse, de Staphorster en de Giethoornse variant. In de rest van de regio komen boerderijen voor met algemene kenmerken, waaronder ook de drie genoemde varianten vallen. De Noordwest-Overijsselse boerderij is in hoofdlijnen driebeukig van opzet en bevat doorgaans een woongedeelte voor en bedrijfsgedeelte achter. De constructie bestaat meestal uit ankerbalkgebinten. Vanwege een snel veranderde en efficiënte bedrijfsvoering bestaan veel boerderijen in het noordwesten van de provincie (o.a. rond Staphorst en Wanneperveen) uit een dwarsdeel, die vanaf de achttiende eeuw de langsdeel verving en waarin vanaf de grond werd opgetast. De meeste boerderijen hebben laag aanzettende rieten daken, vaak met ten minste één wolfseinde. De wanden van het bedrijfsgedeelte zijn in de Kop van Overijssel veelal van hout. In het uiterste noorden van de provincie, tegen de grens met Friesland, vinden we voorbeelden die aan het Friese kopromp-type doen denken. De indeling van het bedrijfsgedeelte verraadt hier echter de hallehuisgroep. In tegenstelling tot in Friesland stonden de koeien hier met de kop naar de deel.

Kampereilandse variant

De boerderijen op het Kampereiland en in de polder Mastenbroek komen qua vorm het dichtst bij het rechthoekige en driebeukige hallehuis met een woongedeelte voor en een middenlangsdeel achter. Toch hebben deze boerderijen specifieke lokale kenmerken, die verklaard worden door de ligging in een van oudsher winderig en laag gelegen kustgebied. Vanwege dreigend hoogwater liggen deze langgerekte boerderijen op een terp en zijn de vaak flauw hellende rieten daken laag uitgevoerd. Op het erf staan/stonden bomen die als windvang dienden. Het bedrijfsgedeelte fungeerde als veestal. Vanwege de beperkte ruimte onder het dak werd het hooi in speciale kapbergen buiten opgetast. De stalvloer was vlak en mestgoten leidden naar kleine mestdeurtjes in de zijgevel. In de polder Mastenbroek zijn de grote deeldeuren vervangen door kleine, omdat de deel uitsluitend bestemd was voor vee. De Kampereilandse variant kent ook een gedeeltelijke bewoning achter de brandmuur, die ’s zomers plaatsvond. In de zijgevels herkennen we dit woongedeelte door de verhoogde muren en extra deur en ramen.

Staphorster variant

De Staphorster boerderij is evenals de Kampereilandse variant een laag en langgerekt hallehuis. Het belangrijkste ruimtelijke verschil wordt gekenmerkt door de dwarsdeel die in Staphorst alom aanwezig is. De meeste Staphorster boerderijen hebben in de zijgevel minimaal één deeldeur. In Staphorst kwam van oudsher de gemengde bedrijfsvoering voor. Bij grote boerderijen met een lang bedrijfsgedeelte liggen meestal in de lengterichting twee dwarsdelen achter elkaar. Het rieten dak heeft boven de deeldeuren vaak een golvende vorm. In Staphorst en Rouveen liggen de boerderijen van verschillende generaties boeren achter elkaar op een smalle kavel. Staphorst heeft daardoor een unieke stedenbouwkundige situering van vele boerderijen vlakbij elkaar, die dicht aan de hoofdweg zijn gelegen. Vooral in Rouveen liggen de boerderijen diagonaal ten opzichte van de weg. Doordat de hoofdweg richting Rouveen een flauwe bocht naar links maakt en de kavels parallel aan elkaar liggen, staan de boerderijen in Rouveen onder een scherpere hoek ten opzichte van de weg dan die in Staphorst. De Staphorster boerderij heeft ten slotte enkele opvallende eigen kenmerken, waaronder de houten schoorstenen, die meestal ter hoogte van de voorgevel op de nok staan, een bovenlicht boven de voordeur in de vorm van een levensboom en groen en blauw geschilderde luiken, kozijnen, deeldeuren en toegangshekken.

Giethoornse variant

Giethoorn ligt in een moerassig verveningsgebied. De landbouw is hierdoor van oudsher vrijwel volledig geconcentreerd op kleinschalige veeteelt en de productie van hooi en riet. De Giethoorse boerderijen zijn door hun ligging op kleine, volledig door water omgeven kavels uniek in ons land. De boerderij is compact van formaat en bestaat uit een stenen woongedeelte voor – al dan niet met kruk – en houten bedrijfsgedeelte achter. Hierdoor ontstaat bij sommige boerderijen een kopromp-vorm. Men bereikt de boerderij te voet via bruggetjes over het water. Vanwege de kleinschalige veestapel is het bedrijfsgedeelte klein van formaat en ontbreken deeldeuren. Door de afwezigheid van akkerbouw is er geen brede dorsdeel aanwezig. De met riet gedekte daken zijn boven het bedrijfsgedeelte hoger dan boven het woongedeelte en hebben daardoor veelal een karakteristieke vloeiende vorm die aan een kameelrug doet denken. In de loop der eeuwen nam de hoeveelheid hooi toe, waardoor het bedrijfsgedeelte werd vergroot of vrijstaande hooischuren direct achter het bedrijfsgedeelte van de boerderij verrezen. De aan- en afvoer van hooi en van het vee ging over water. Hierdoor zien we in Giethoorn vaak kenmerkende grote hooischuren staan, die deels over het water zijn gebouwd. Vanwege de beperkte opslagcapaciteit in het hoofdgebouw ligt het hooi meestal in deze vrijstaande hooischuren opgeslagen.

Zie ook

ArtikelenHoort bij deze thema's Begrippen

agrarisch, boerderijen en Gelders-Overijsselse gevels

Specialist(en)
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 6 dec 2024 om 03:04.