Historisch interieurtextiel - schade

Introductie

Gordijnen, wandbekleding, vloertapijten en stoelbekleding: ze vormen een beeldbepalend onderdeel van een monumentaal interieur. Als zodanig verdienen ze onze aandacht en bescherming. Omgevingsfactoren, zoals licht, vocht en temperatuurwisselingen, ongedierte en vervuiling, slijtage en schade door gebruik, bepalen in hoge mate de duurzaamheid van textiele materialen.

Lichtblauw wandtapijt in raadszaal.
Ingetogen kleuren kenmerken het door Gunhild Kristensen in 1966 in opdracht gemaakte wandtapijt in de trouwzaal van het raadhuis van Renkum.
De rijke stoffering en meubilering van de Grote Salon in Museum Willet-Holthuysen, Amsterdam.
De rijke stoffering en meubilering van de Grote Salon in Museum Willet-Holthuysen, Amsterdam, is omstreeks 1865 gerealiseerd. (Foto: Museum Willet-Holthuysen).
ton-sur-ton stoffering in een zitkamer.
De ton-sur-ton stoffering van de zitkamer van huis Sonneveld, Rotterdam, dateert uit 1933.
Wandtapijten met natuurmotief.
Vlaamse wandtapijten uit het derde kwart van de 17e eeuw, voorzien van het ingeweven familiewapen, bekleden de wanden van de eetzaal in kasteel Biljoen te Velp (Gld).
Gebroken kettingdraden in een kostbare zijden wandbespanning.
Gebroken kettingdraden in een kostbare zijden wandbespanning, omstreeks 1808.
Detail van een wandtapijt met bomen en kasteel.
Detail van een in Delft geweven wandtapijt uit omstreeks 1670 waarvan de kleuren in de loop der jaren ernstig zijn vervaagd.
Wandbespanning waarop een rechthoek in het midden een andere kleur heeft.
Geschilderde wandbespanning uit de eerste helft van de 18e eeuw. De oorspronkelijke kleuren zijn op de plaats waar ooit een kast stond beduidend beter bewaard gebleven.
Achterzijde van wandtapijt met bladmotief en felle kleuren.
Achterzijde van een vroeg 18e-eeuws wandtapijt waarop de originele kleurstelling duidelijk zichtbaar is.
Voorzijde van wandtapijt met valere kleuren.
De fletse kleuren van de voorzijde van ditzelfde wandtapijt geven aan hoe sterk de verkleuring is die in de loop van de eeuwen is ontstaan.
Gleeën in een Doorniks wandtapijt.
Gleeën in een Doorniks wandtapijt uit omstreeks 1790, ontstaan door de schadelijke werking van licht.
verkleuring van de zijden bekleding van een set meubelen
De verkleuring van de zijden bekleding van een set meubelen uit 1905 is duidelijk zichtbaar door de oorspronkelijke kleurstelling van een los bewaarde staal.
Gordijnen in slechte conditie met diverse gleeën, het gevolg van langdurige lichtbelasting.
Gordijnen in slechte conditie met diverse gleeën, het gevolg van langdurige lichtbelasting.
Een doorgesleten tapijt.
Een door langdurig en intensief gebruik doorgesleten 18e-eeuws kamerbreed tapijt.
Een extra traploper bovenop de originele traploper.
Een extra traploper bovenop de originele traploper als bescherming tegen scherpe zandkorrels en ander vuil.
Mensen dragen overschoenen op een tapijt.
Het dragen van overschoenen is een simpel hulpmiddel om schade aan vloertapijten te beperken.
Aangetast tapijt.
De aantasting van dit kamerbrede wollen vloertapijt door schadelijke insecten is onherstelbaar.
Een plakval waarin insecten vastzitten.
Monitoring van schadelijke insecten met behulp van een plakval.
Waterschade aan wandbespanning.
Een wandbespanning met duidelijk zichtbare waterschade: de donkere markering is ontstaan door gemigreerd stof en vuil (en soms uitgelopen kleurstoffen).
Gesloten binnenluiken en een embrasse die loshangt naast het gordijn.
Een voorbeeld van zorgvuldig onderhoud: detail van een kamer in winterslaap. De binnenluiken zijn gesloten en de embrasse hangt los naast het gordijn.
Deuren met daar overheen een wandtapijt.
Bij intensief gebruik of geheel openen van deze ‘blinde’ deurpartij is het risico op schade van de kwetsbare vroeg 18e-eeuwse wandtapijten aanzienlijk. Regelmatige inspectie kan grote vervolgschade voorkomen.

Textiel vergaat

Textiel vergaat. Kleuren van fraaie zijden gordijnen verschieten, er ontstaan scheuren en gaten in draperieën en stoelbekledingen, kunstig gevlochten franje raakt los, slijtplekken in vloertapijten worden storend zichtbaar en stof legt een grauwe waas over alles heen. Nederland zou Nederland niet zijn als op dat moment het interieurtextiel niet zou worden vervangen door iets fris en nieuws. Alles moet er immers netjes en proper uitzien? Het is daarom bijzonder dat in een groot aantal Nederlandse kastelen, landhuizen en woonhuizen, maar ook in kerken en openbare gebouwen, de historische aankleding nog - deels - aanwezig is. Daardoor krijgen wij een kans om een kijkje te nemen in het leven van toen.

Warmte, comfort, sfeer

Vloer- en wandtapijten zorgden voor warmte, comfort en sfeer. Eeuwenlang waren tapijten en textiele wand- en raambekledingen een luxeartikel, een fraaie illustratie van de welstand, sociale status en niet te vergeten de goede smaak van de bezitter. Interieurtextiel was vaak een onderdeel van een algemeen decoratief schema: patronen en motieven sloten aan of kwamen zelfs terug in het stucwerk en de schouw. Hierbij kun je onderscheid maken tussen enerzijds textiel dat vast verbonden is aan een pand zoals vaste vloer- of wandbekleding, en anderzijds interieurtextiel in de vorm van losse gestoffeerde meubels en losse tapijten. Gordijnen en gordijnkappen beschouwt men doorgaans als losse objecten, maar in enkele uitzonderlijke gevallen zijn deze in exact dezelfde textielsoort als de wandbespanning uitgevoerd en vormen daarmee dan één geheel.

Voorbeelden

De Grote Salon in Museum Willet-Holthuysen in Amsterdam, een ruimte die als het ware in 1888 is bevroren, is hier een mooi voorbeeld van. De chique aankleding met wandtapijten, gordijnen, een bijna kamerbreed vloertapijt en gestoffeerde meubels geeft de bezoeker het gevoel ruim honderd jaar terug in de tijd te kijken. Maar ook een meer recent interieur als het Rotterdamse Huis Sonneveld, een vrijstaande villa uit 1933, zou er zonder textiele aankleding heel anders uitzien. Daardoor zou de beleving van deze historische ruimtes totaal anders zijn en bovendien niet stroken met de belevingswereld van de bewoners van weleer, noch met de architectuur.

Kwetsbaar

Sfeerbepalend, maar niet bestendig: textiel is misschien wel het kwetsbaarst van alle onderdelen in een historisch interieur. Doorgaans worden deze ruimtes nog actief gebruikt door bewoners of bezoekers.

Leidraad

In dit artikel komen de belangrijkste vormen van schade aan textiel in historische ruimtes aan bod. Het artikel Herstel van historisch interieurtextiel behandelt hoe de verschillende soorten schade worden hersteld en welke preventieve maatregelen mogelijk zijn. Deze artikelen zijn bedoeld als leidraad voor eigenaren, bewoners, beheerders en medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse verzorging van interieurs met waardevol interieurtextiel.

Historische ontwikkeling

Schade aan textiele aankleding is van alle tijden, zoals blijkt uit dit sprekende zeventiende-eeuwse citaat:

…een bosschasgie, - die - zeer bevlackt, beroot en de bestort was, zoo van wijn, bier als vetticheyt, mitsgaders dat daerinne waren veel spijckergaten, ende datter noch veel spijckers ende stucken van spijckers instaecken...[1]

Met ‘bosschagie’ bedoelde men een type wandtapijt met de afbeelding van een boslandschap, ook wel groenwerk of verdure genoemd. Dit type wandkleed kwam veel voor in de 17de eeuw. De wandtapijten in Slot Zuylen bij Utrecht, de trouwzaal in het stadhuis van Gouda en kasteel Biljoen te Velp zijn er typerende voorbeelden van. Kleur en ornament spelen vanaf de 18de eeuw in toenemende mate een samenbindende rol in de vormgeving van het interieur, waarbij we een tendens zien van donker naar licht en vice versa. Het houtsnijwerk, het schilderwerk, motieven in het stucwerk, de ingeweven motieven van gordijn- en meubelstof, passementen oftewel boordsels, wand- en vloerbedekking: ze vormen één geheel. Dat geheel is altijd een belangrijke indicator en karakteristiek voor de toegepaste stijl, zoals rococo, empire of Amsterdamse School. In uitzonderlijke gevallen is sprake van een eenduidig geheel, maar vaak laten de Nederlandse interieurs een gelaagdheid zien van verschillende stijlfasen.

Wandbehangsels en bespanningen

In de 17de eeuw huurde men vaak wandtapijten om speciale gelegenheden passend aan te kleden, zoals bij een ontvangst van een belangrijke persoon of een gildefeest. Dit gebruik is terug te voeren op de middeleeuwse gewoonte wandtapijten van kasteel naar kasteel mee te verhuizen als de adellijke bezitters langs hun uitgestrekte landgoederen reisden. De tapijten zorgden voor een aangename sfeer in koude en tochtige kastelen.

Ook de rijke elite in de 17de eeuw nam de gewoonte over om hun belangrijkste vertrek met wandtapijten te decoreren. De meest vooraanstaande families hadden meerdere kamers met behangsels, doorgaans verschillende soorten. Daarnaast bezaten ze kussens, tafelkleden, schoorsteenrabatten, stoelbekledingen en bedbehangsels.

Van de talloze tapijtkamers waarvan in oude inboedelbeschrijvingen sprake is, is tegenwoordig nog maar weinig over. Het textiele materiaal is gemakkelijker te verwijderen dan bijvoorbeeld houten betimmering. Het kan worden vervangen door een bespanning of andere afwerking, als smaak en mode veranderen, of als gebruik of slijtage door bijvoorbeeld steengruis, vuil en roet hun tol eisen. En dat gebeurde dan ook regelmatig. In de loop van de tweede helft van de 17de eeuw bevestigde men wandtapijten in toenemende mate nagelvast aan de muren. Ze werden op maat gemaakt, met uitsparingen voor deuropeningen, raampartijen en schoorsteenmantels, of bij hergebruik passend gemaakt.

In dit tijdvak, maar zeker ook in de 18de eeuw, gebruikte men niet alleen wandtapijten als wanddecoratie. Ook andere stoffen en goudleer werden volop toegepast. Wollen trijp, zoals velours d’Utrecht, met ingeperste of geschoren motieven, en zijden satijnen stoffen, al dan niet met ingeweven motieven, werden vooral in representatieve vertrekken opgehangen. Deze vertrekken gebruikte men alleen op hoogtijdagen.

In de tweede helft van de 18de eeuw kwamen ook enkele andere, iets goedkoper geproduceerde textiele behangsels op de markt. Gelijktijdig raakten toen ook papieren behangsels in de mode, ten koste van zware wandtapijten, wollen trijp en de inmiddels erg ouderwetse goudleren behangsels. Maar alleen de welgestelde bovenlaag van de bevolking kon zich dit soort wandbekledingen veroorloven.

Vloerkleden

Vloerkleden worden pas in de 18de eeuw een vast onderdeel van het Nederlandse interieur. Aanvankelijk importeerde men de hoogpolige, geknoopte tapijten uit het nabije oosten. De Turxe of Smyrnasche tapijten worden vanaf het begin van de 19de eeuw ook in ons land gemaakt. Dikke, geknoopte, wollen tapijten met kleurige bloemmotieven zijn een veel voorkomend element van Nederlandse interieurs in de 19de eeuw.

De bekendste producent was de in 1797 opgerichte, en gedurende de gehele 19de eeuw toonaangevende Deventer Tapijtfabriek. Deventer tapijten zijn meestal kamerbrede tapijten, dat wil zeggen op maat gemaakt, van muur tot muur gelegd, met een uitsparing voor bijvoorbeeld de schouw. Ze werden doorgaans vastgenageld aan de vloer. De Deventer Tapijtfabriek maakte in de 19de eeuw ook veel karpetten. Dat zijn losse vloerkleden.

Nog in het begin van de 20ste eeuw was een vloertapijt bepalend voor de uitstraling van luxe en comfort. Toen in 1903 de vergaderzaal van de Amsterdamse Kamer van Koophandel in de Beurs van Berlage met een teakhouten vloer en zonder vloertapijt werd opgeleverd, heeft dit geleid tot felle discussies in de gemeenteraad. Men vond dat men op grond van status en positie recht had op een vloertapijt, terwijl tegenstanders het een overbodige luxe vonden. Het krediet voor het laten knopen van een tapijt werd aangevraagd en verleend. Het enorme handgeknoopte tapijt dat toen is gemaakt is nog altijd een beeldbepalend onderdeel van de zaal.

Meubelbekleding

Gestoffeerde meubels maken een belangrijk onderdeel uit van historische interieurs. Ze maken de ruimte tot een leefbaar interieur. Naast de bekleding van stoelen, banken en andere meubels is er het binnenwerk. Dat wordt de stoffering genoemd. De stoffering bestaat meestal uit meerdere lagen van verschillende materialen, zoals linnen, jute, plantaardige vezels, dierlijk haar en/of metalen springveren. Vanaf de 20ste eeuw worden ook synthetische vezels en schuimrubber of synthetisch schuim gebruikt.

Het binnenwerk werd in verschillende lagen opgebouwd tot een basisstructuur die in de gewenste vorm werd genaaid. Deze vorm, die zich in de loop der tijd ook wijzigde, werd op een los houten frame of direct op het stijl- en regelwerk genageld. Het geheel werd afgewerkt met een decoratieve textiele bekleding. Dit soort gestoffeerde meubels is bijzonder kwetsbaar voor slijtage als gevolg van hun functie als gebruiksvoorwerp.[2]

Raambekleding

Terwijl luiken voor de ramen al veelvuldig voorkwamen, werden gordijnen pas aan vanaf de tweede helft van de 17de eeuw door de gegoede burgerij toegepast. In eerste instantie waren deze heel simpel van vorm, maar ze ontwikkelden zich in de 18de en 19de eeuw tot rijk gedecoreerde en soms complexe gordijnsystemen die aansloten bij het ontwerp van de rest van het interieur. De gordijnen werden een vast en niet meer weg te denken onderdeel van het interieur. In de loop van de 19de eeuw nam het aantal lagen raambekleding toe. In de woonhuizen van welgestelden waren vijf lagen raambekleding geen uitzondering.

Onderhoud door de eeuwen heen

Het doel van onderhoud was het huis schoon en in goede conditie te houden. Regelmatig onderhoud was eeuwenlang heel gebruikelijk, waarvoor vaak gespecialiseerd personeel in dienst was. In tijden dat een burgerhuishouding de beschikking had over meerdere dienstmeisjes en de stofzuiger nog niet bestond, werden minstens één keer per jaar alle vertrekken in het huis binnenstebuiten gekeerd. Kleden en gordijnen werden geklopt en gelucht; geen overbodige luxe als men ziet hoe stoffig een interieur met veel textiel in korte tijd kan worden. Daarnaast houden tapijten veel vuil en stof vast dat anders tussen de kieren van plankenvloeren naar beneden valt.

In enkele uitzonderlijke gevallen zijn in de archieven van kastelen en landhuizen instructieboekjes en werkschema’s bewaard gebleven, waarin de onderhoudswerkzaamheden beschreven staan. Deze bronnen geven ook inzicht in de preventieve maatregelen van die tijd.[3] In vroeger tijden lijkt men zich bewuster te zijn geweest van de kwetsbaarheid van materialen dan tegenwoordig, en dus ook van interieurtextiel. Op oude prenten en schilderijen zijn vaak morskleden op de vloertapijten te zien en er was meestal sprake van luiken voor de ramen, die werden gesloten als de ruimte niet werd gebruikt. Ook voorzag men tapijten van ondertapijten om slijtage van de onderzijde te voorkomen. Vanaf het eind van de 18de eeuw hing men dunne katoenen gordijnen als zonwering voor de ramen om de kwetsbare interieurs te beschermen. Vaak dekte men de bekleding van de gestoffeerde meubelen af, al dan niet met een passende hoes, om ze te beschermen tegen stof, vuil en licht. Alleen bij speciale gelegenheden en voor belangrijke gasten werden deze beschermende hoezen verwijderd. Maar deze gewoonte is tegenwoordig nauwelijks nog in gebruik.

Door verschillende maatschappelijke en economische ontwikkelingen in de 20ste eeuw is er veel veranderd op het gebied van het schoonmaken van het interieur. Door de emancipatie en de opkomst van technologische ontwikkelingen als de stofzuiger en de wasmachine nam het aantal vrouwen dat zich aan het huishouden wijdde af. Daarnaast is er ook veel kennis verloren gegaan. Tegelijkertijd werd de tijd die men aan professionele schoonmaak kan besteden vanwege kostenoverwegingen tot een minimum gereduceerd en ging men over op efficiënte, maar voor dit doel ongeschikte commerciële schoonmaak- en poetsmiddelen. En dat wreekt zich, omdat goed en regelmatig onderhoud met de juiste middelen het behoud van een historisch waardevol interieur betekent. Kostbare en ingrijpende restauraties kunnen er door worden voorkomen.

De prioriteit bij het verzorgen van historische interieurs ligt aan het einde van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw bij het nemen van preventieve maatregelen. Preventieve conservering van interieurs is gericht op het nemen van maatregelen en het uitvoeren van acties ter bescherming van roerende en onroerende interieurelementen. De preventieve maatregelen zijn gericht op het behoud van waarden en het verminderen van risico’s op schade, om daarmee zo veel mogelijk de kostbare conserveringsbehandelingen te voorkomen of te reduceren.

Schade herkennen

Een scheur en loshangende franje zal iedereen herkennen als schade aan textiel. Schade die ontstaat door degradatie van vezels is echter veel lastiger vast te stellen. De vervalprocessen, zoals verkleuring, gaan vaak zo langzaam dat ze nauwelijks zullen opvallen bij iemand die dagelijks de ruimte met een historische aankleding betreedt. Daarbij speelt een rol dat zichtbare schade, zoals scheuren en gleeën (verticale of horizontale gaten in een weefsel), het eindstation is van een langdurig vervalproces.

Schadefenomenen

De volgende beschadigingen komen veel voor bij interieurtextiel.[4] De schadefactoren zijn uitgesplitst volgens de tien schadefactoren, maar wees erop bedacht dat ze vaak in combinatie voorkomen en dat er een grote verscheidenheid aan vormen is. Meer specifieke informatie over de oorzaken staat verderop in dit artikel.

  • Licht - schadefenomeen: verkleuring/verlies van kleur, belangrijke oorzaak van degradatieprocessen, verlies van sterkte, flexibiliteit en verpulverde vezels (zijde).
  • Relatieve luchtvochtigheid (RH) kan een probleem zijn als deze te hoog is of sterk wisselt - schadefenomeen: deformatie, oxidatie van metaaldraden, schimmelvorming, aantasting door insecten, versnelling van afbraakprocessen, migratie van kleurstoffen, verlies van kleefkracht in lijmen. Bij een te lage RH kan broosheid/uitdroging van de vezels het gevolg zijn, waardoor er verlies van flexibiliteit, krimp en onwenselijke spanning kunnen optreden.
  • Temperatuur - schadefenomeen: een te hoge temperatuur veroorzaakt een versnelling van (chemische) afbraak, en uitdroging. Een te lage temperatuur is doorgaans minder schadelijk. Grote schommelingen in temperatuur dienen zo veel mogelijk vermeden te worden.
  • Fysieke krachten - schadefenomeen: slijtage, vervormingen, door- en uitzakken, scheuren en gaten.
  • Vervuiling - schadefenomeen: visuele veranderingen waaronder vlekken, grauwsluier, (bouw)stof, versnelling vezelafbraakproces.
  • Biologische schade, schimmels en insecten - schadefenomeen: vezelafbraak, verzwakte vezels, vervuiling, vraatsporen en gaten.
  • Water - schadefenomeen: vochtkringen, schimmels en kleurvlekken.
  • Brand - schadefenomeen: vervuiling, roet-, waterschade, beschadigingen door verbrande en verschroeide vezels.
  • Dissociatie - schadefenomeen: verlies van kennis en informatie van textiele interieuronderdelen.
  • Dieven en vandalen - schadefenomeen: schade die ontstaat door inbraak, beschadigingen of ontvreemding (of pogingen daartoe).

Oorzaken van schade

Het ligt voor de hand dat het materiaal waarvan de textiele aankleding is gemaakt bepalend is voor de gevoeligheid voor schadelijke factoren. Zo zullen insecten eerder aangetrokken worden door wollen tapijten, terwijl een linnen bespanning extra gevoelig is voor schimmel. De kwetsbaarheid wordt bepaald door de eigenschappen van het materiaal, zoals de treksterkte, het vermogen om vocht op te nemen, de gebruikte verf- en veredelingsstoffen en de gevoeligheid voor insecten, in samenspel met omgevingsfactoren als vocht, licht, temperatuur en gebruik. Meestal is er sprake van een aantal op elkaar inwerkende processen en is er niet één specifieke oorzaak voor verval aan te wijzen. Zo zal lichtschade bij lichtgevoelig materiaal als zijde eerder optreden bij vochtige klimaatomstandigheden, en ontstaat schimmelbloei eerder in een vervuilde omgeving.

Het omgevingsklimaat is van cruciaal belang voor de duurzaamheid van textiele vezels. Als textiel onder stabiele omstandigheden wordt bewaard kan het soms wel eeuwenlang zijn oorspronkelijke kleuren en kwaliteiten behouden. Verkeert het echter onder sterk wisselende omstandigheden, dan zal het verkleuren, bros worden en gemakkelijk scheuren.

Licht

Textiel is zeer gevoelig voor licht. Licht richt altijd schade aan, zelfs bij kleine hoeveelheden. Lichtschade kan ontstaan door zowel daglicht als kunstlicht. Deze schade is cumulatief en onomkeerbaar. Licht veroorzaakt verbleking van gekleurd textiel en afbraak van textielvezels. Verbleekt textiel kan zijn oorspronkelijke uiterlijk nooit meer volledig terugkrijgen door restauratie- of conserveringsbehandelingen. Kleurverlies tast het oorspronkelijke aanzien van textiel vaak dramatisch aan.

Verkleuring en verbleking is meestal het gevolg van de straling van zichtbaar licht en ultraviolette straling. UV-straling is het meest schadelijke gedeelte van het lichtspectrum en veroorzaakt onomkeerbare veranderingen op moleculair niveau. Niet alleen door UV-straling maar ook door de aanwezige infraroodstraling ontstaat er schade. Samen zijn ze verantwoordelijk voor verschillende vormen van verval, zoals uitdroging, vervorming en breuk, waardoor textiel bros en stijf, en dus extra kwetsbaar wordt. Schade door licht is bij wandtapijten meestal het eerst zichtbaar aan de garens waarmee galen zijn dichtgenaaid. Galen zijn spleten in het weefsel die een gevolg zijn van de weefmethode. De naaigarens worden storend zichtbaar en als ze breken, ontstaan er grote gaten in het weefsel.

Zijden wandbespanningen, gordijnen en stoelbekledingen verliezen eerst hun kleur, wat tot een totale verandering van het beeld van een kamer kan leiden. Vervolgens ontstaan er gleeën en rafels. Lichtschade ziet men het eerst in de buurt van ramen of kunstlichtbronnen. In de voering van de gordijnen ontstaan gleeën en gaten. Bij vloertapijten is vaak daar de pool verkleurd en ernstiger gesleten dan elders in het tapijt. De pool wordt gevormd door de opstaande gareneindjes van een tapijt.

De meeste schade ontstaat door direct licht. Echter, schade kan ook optreden wanneer licht indirect op een object valt, bijvoorbeeld wanneer de zon via glanzende vloeren naar de onderkant van meubels wordt gereflecteerd. Niet iedereen is zich ervan bewust dat zelfs een geringe hoeveelheid daglicht schadelijk is. Historisch textiel heeft in de loop van zijn bestaan vaak al te lijden gehad onder kleurverlies. Recente, zichtbare veranderingen zijn daardoor vaak minder opvallend, waardoor er niet bij stilgestaan wordt dat de afbraak bij elk lichtniveau doorgaat. Dit is niet zonder een grondige inspectie, en zeker niet zonder specialistische kennis meetbaar. Om lichtschade te beperken is het belangrijk preventieve maatregelen te treffen.

Binnenklimaat

De vervalprocessen die in gang worden gezet door licht worden versterkt door ongunstige omgevingsfactoren. Door een wisselende of hoge luchtvochtigheid in een ruimte neemt de schade aan textiel toe. Ook temperatuur speelt daarbij een rol. Bij elke temperatuurverhoging van tien graden verloopt de degradatie van textiel tweemaal zo snel. Bij hoge temperaturen kan er veel vocht in de lucht worden opgenomen. Dat vocht kan bij een dalende temperatuur als condens neerslaan op koude muren en ramen, en door textiele interieuronderdelen worden geabsorbeerd.

Textiel reageert op zijn omgeving door vocht op te nemen of af te geven, afhankelijk van de relatieve luchtvochtigheid in een ruimte. Bij sterk wisselende klimaatomstandigheden zal het materiaal daardoor constant in beweging zijn: het zet uit en krimpt vervolgens weer, afhankelijk van de temperatuur en het vochtgehalte van de lucht. Vezels die door veroudering verzwakt zijn, zullen daardoor sneller slijten.

De eigenschap van textiel om na een vormverandering weer in zijn oorspronkelijke vorm terug te keren noemt men regeneratievermogen. Het ene materiaal, bijvoorbeeld wol, heeft een beter regeneratievermogen dan het andere, bijvoorbeeld linnen. Het regeneratievermogen van textiel neemt af in de loop van de tijd, afhankelijk van de condities waaronder het bewaard is gebleven. In objecten die uit verschillende soorten materialen zijn gemaakt zullen er spanningsverschillen optreden bij wisselende luchtvochtigheid of temperatuur. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij wandbespanningen uit wol en zijde met een linnen voering, of bij gestoffeerde meubels met zijden bekleding en verschillende stofferingslagen. Textielvezels die daardoor extra onder spanning komen te staan kunnen bij dit proces schade oplopen.

Als voorbeeld kan een groot, loshangend wandtapijt dienen, dat in een onverwarmd landhuis hangt. Het tapijt kan in de loop van een jaar vijftien centimeter in de lengte uitzakken en ook weer krimpen. De lengtetoename wordt veroorzaakt door het gewicht van uit de omgeving geabsorbeerd vocht. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke vormverandering bij een oud en fragiel tapijt niet wenselijk is.

Fysieke krachten

Een vloerkleed in een kamer die intensief gebruikt wordt en waar veel gelopen wordt, zal eerder kale plekken vertonen dan een kleed in een stijlkamer waar het publiek slechts via de deuropening naar mag kijken. Textiel slijt nu eenmaal wanneer het wordt gebruikt, maar het kan ook vervormen en schade oplopen door zijn eigen gewicht, zoals aan de bovenkant van zware gevoerde gordijnen vaak het geval is. Men zal het zich niet direct realiseren, maar zelfs het dagelijks openen en sluiten van gordijnen kan al een ernstig slijtpatroon veroorzaken in een vloerkleed.

Een oneffenheid in de vloer, en vouwen en plooien in het kleed zijn vaak de eerste oorzaak van slijtage. Ook het ontbreken van een ondertapijt kan slijtageplekken geven. Wandbespanningen en gordijnen kunnen ongewild beschadigd raken als er groepen mensen in een historisch interieur rondlopen. Daarnaast gaan sociale evenementen, diners en bouwwerkzaamheden vaak gepaard met niet alleen het verplaatsen van mensen, maar ook van meubels en andere roerende zaken. Dit kan schade veroorzaken. Ook de opstelling van het meubilair, zoals de achttiende-eeuwse gewoonte om stoelen langs de wanden te plaatsen, kan leiden tot beschadiging van de wandbekleding.[5]

Fysieke krachten kunnen in het klein optreden, maar ook in het groot. Aardbevingen met daaropvolgende instortingen komen in Nederland niet vaak voor, maar de gevolgen kunnen enorm zijn. Het is dus belangrijk om het risico en de waarschijnlijkheid tegen elkaar af te wegen en daarvoor passende maatregelen te nemen.

Vervuiling

Gebruik zorgt niet alleen voor slijtage, maar het is ook een bron van allerhande vervuiling. Als we het over vuil hebben, dan wordt hiermee een samengesteld begrip bedoeld. Vuil is het geheel van kleine deeltjes van allerlei materialen die in de lucht zweven en zich gemakkelijk hechten aan het textieloppervlak, zoals roet, stuifmeel en stof, of de verfspatten na een schilderbeurt; maar ook de modder en het zand dat met de schoenen mee naar binnen wordt genomen. Broodkruimels en andere etensresten vallen eveneens onder het begrip vuil.

Vuil lokt insecten en tast het uiterlijk van textiel aan: vuil werkt als een katalysator voor de andere afbraakprocessen. Bij gebruik van ruimtes met historische stoffering wordt de kans op ernstige schade groter naarmate het gebruik intensiever wordt. Gemorste drank en gemorst voedsel kunnen moeilijk te verwijderen vlekken veroorzaken.

Vuil veroorzaakt om meerdere redenen schade aan textiel. Vuil tast het uiterlijk van textiel aan, het versnelt verouderingsprocessen en is een voedingsbodem voor schimmels en insecten. Zo worden motten en tapijtkevers eerder aangetroffen in vuil textiel dan in schoon textiel.

Rook van sigaretten, open haarden en kaarsen is enigszins vettig en vormt een zeer moeilijk te verwijderen aanslag. Deze vervuiling kan textiel in het verleden sterk hebben aangetast, maar zal naar verwachting in de toekomst minder optreden, aangezien roken binnenshuis verboden is en open haarden en kaarsen in toenemende mate worden vervangen door elektrische imitaties.

Textiel heeft een, relatief gezien, ruw oppervlak, waaraan vuil en stof gemakkelijk blijven kleven. De zwaardere deeltjes, zoals vezelresten, zullen aan de onderkant van een wandbespanning blijven hangen; de lichtere deeltjes, zoals kaarsenwalm en sigarettenrook, meegevoerd met opstijgende warme lucht, vooral aan de bovenkant. Achter een wandbespanning kan zich vuil ophopen ter hoogte van de plint, zeker wanneer er ook nog sprake is van een wand met een ruwe structuur, bijvoorbeeld veroorzaakt door de uitbloei van zouten of door verpulverend pleister- of metselwerk.

Een weefsel heeft een open structuur, waardoor er luchtverplaatsing door het textiel heen kan plaatsvinden. Het textiel werkt daarbij als een filter, en houdt het vuil vast. Als er bijvoorbeeld scheuren of openingen in de muur achter een wandbespanning voorkomen, dan zal er daar waar de meeste luchtverplaatsing optreedt soms al na een jaar storende vervuiling zichtbaar worden. Om dit te voorkomen is er vaak een grondlaag aangebracht.

Zand en vuil zakken weg in de pool van een vloertapijt of traploper en zullen daar op den duur grote schade veroorzaken. Zandkorrels hebben, hoe klein ze ook zijn, scherpe randen die als messen de pooldraden bij de basis kapot snijden. Een simpel hulpmiddel om slijtschade te beperken is voorkomen dat zand via de schoenen naar binnen wordt gebracht.

Biologische schade, schimmel en insecten

In een niet goed onderhouden ruimte, waarin sprake is van weinig ventilatie en een hoge luchtvochtigheid, kan schimmel ontstaan. Schimmels gedijen vooral op vuil textiel. Deze schade is onomkeerbaar, omdat de textielvezel erdoor wordt aangetast. Sommige schimmels laten een onuitwisbaar spoor van verkleuringen achter, zoals de grijsbruine vlekjes die in de volksmond ‘het weer’ genoemd worden. Linnen en katoen zijn extra aantrekkelijk voor schimmels, omdat deze materialen vaak bewerkt zijn met een afwerklaag, een apprêt, die glans en stevigheid aan het textiel moet geven, maar waarop schimmel goed gedijt.

Wol daarentegen wordt eerder door motten en tapijtkevers aangetast. Motten hebben een voorkeur voor donkere en stille plekjes, waar weinig sprake is van beweging, zoals achter gordijnen of onder kasten. Tapijtkevers zijn mobieler. De volwassen kevers vliegen in het voorjaar naar buiten om zich te vermenigvuldigen. Men treft deze kevers dan ook vaak op de vensterbank aan, of aan de binnenkant van een hor. De kevers zelf zijn niet schadelijk. De larven van de tapijtkever, die vanwege hun harige uiterlijk wolbeertjes worden genoemd, verpoppen zich verschillende keren in hun leven. Ze doen zich te goed aan dierlijk materiaal, zoals haren, wol en veren. De tapijtkever is een bijna niet te vermijden ongedierte in oude huizen. De meeste insecten kunnen gemakkelijk via deuren en ramen binnenkomen, nesten kunnen over het hoofd worden gezien en nieuwe of bruikleenobjecten kunnen zijn besmet.[6]

Waterschade

Een van de meest voorkomende vormen van schade ontstaat door wateroverlast door overstroming, extreem weer of lekkage. Voorbeelden hiervan zijn lekkages aan de bouwkundige schil, zoals een lekkende dakbedekking of een goot die verstopt zit door bijvoorbeeld bladeren of een bal. Ook achterstallig onderhoud kan tot lekkage leiden.

Bij extreem weer, zoals een zware hagelbui, kunnen ruiten sneuvelen. Stormschade en hevige regenval kunnen tot ernstige waterschade leiden of zelfs tot overstroming. Waterschade kan ook ontstaan door lekkende installaties, bijvoorbeeld door onderdelen van cv-installaties, zoals buizen en radiatoren, door condensatie van airco’s en bevochtigers of eenvoudigweg door vochtig schoonmaken. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Preventieve maatregelen, onderhoud en regelmatige inspectie kunnen de schade voorkomen of verminderen.

Brand

Brand in historische huizen kan ontstaan door allerlei oorzaken. Denk aan kortsluiting in verschillende soorten installaties of onderdelen daarvan, defecten in de bedrading, het gebruik van open haarden en lampen die warmte produceren. Ook open vuur bij kaarsen, waxinelichtjes en fornuis veroorzaakt regelmatig branden. Textiel staat, in tegenstelling tot sommige andere materialen zoals natuursteen en metaal, snel in brand. Het is dus van groot belang dat interieurtextiel zo veel mogelijk uit de buurt van open vuur of potentiële brandhaarden wordt gehouden.

Brandschade kan variëren van een catastrofale alles verwoestende brand, wat gelukkig relatief weinig voorkomt, tot een zeer kleine interne brand. Maar zelfs een kleine binnenbrand kan leiden tot grote roetschade in verschillende aangrenzende vertrekken. Om de kans op brand- en roetschade zo veel mogelijk te beperken is het van het grootste belang preventieve maatregelen te treffen.

Tot slot: de intrinsieke kwetsbaarheid van textiel

Schade hoeft niet altijd het gevolg te zijn van omgevingsfactoren, maar kan ook ontstaan door de kwetsbaarheid van het object of het textiele materiaal zelf. Denk aan: versnippering, vezeluitval, brosheid en zwakke delen. Dit kan een gevolg zijn van de productiemethoden en de materialen die tijdens het maakproces zijn toegevoegd, zoals beitsen bij het verven of metaalzouten bij de productie van zijde. Deze handelingen en toevoegingen veroorzaken afbraak van de vezels en maken het textiel meer dan gebruikelijk gevoelig voor lichtschade en fysieke krachten. De extreme verzwaring van zijde bijvoorbeeld, die in de 19de en 20ste eeuw vaak voorkwam, heeft geleid tot schade waarbij de zijde hard wordt en als het ware versnippert. Daarnaast gebruikte men ijzerbeitsen om de opname van donkere of zwarte kleurstoffen te verbeteren, wat leidde tot vergelijkbare schadepatronen in wol.

Het belang van regelmatig onderhoud

Onderhoud van gebouw en ruimtes waar de textielcollectie is gehuisvest is van groot belang voor het behoud van dit kwetsbare materiaal. Degenen die verantwoordelijk zijn voor het behoud van een historische collectie of monumentaal interieur dienen zich actief bewust te zijn van de hierboven genoemde risico's. Het monitoren en uitvoeren van controles is gekoppeld aan kennis en ervaring. Door regelmatig en juist onderhoud wordt het interieur in goede staat gehouden en daarmee de levensduur van de stoffering van meubels, gordijnen, vloerkleden en wandbespanningen aanzienlijk verlengd.

Een wandbespanning kan er op het oog goed uitzien, maar bij zorgvuldige inspectie van bijvoorbeeld de hogere of achter kasten en schilderijen gelegen delen, is een andere diagnose mogelijk. Stofophoping en een microklimaat kunnen hier tot een slechtere toestand leiden. Maar anderzijds kunnen de meubels en decoraties ook als beschermende barrière dienen, waardoor de achterliggende wandbekleding bijvoorbeeld niet verkleurd is. Objecten kunnen op het eerste gezicht ook behoorlijk beschadigd lijken. Maar gaten in wandtapijten bijvoorbeeld wijzen niet per se op grote schade, maar alleen op de noodzaak tot onderhoud.

Inspectie en onderhoud gaan bij voorkeur hand in hand. Omdat dan maar één keer de ruimte ontruimd en de steiger gehuurd en opgebouwd hoeft te worden, is deze combinatie zowel tijd- als kostenbesparend. Ervaring op basis van regelmatige inspectie zal uitwijzen hoe vaak er groot onderhoud nodig is.

Onderhoud van fragiel historisch textiel is altijd een balans tussen de voordelen van schoon textiel en de destructieve effecten die kunnen ontstaan door reinigen, hoe zorgvuldig en deskundig dit laatste ook wordt uitgevoerd. De frequentie van inspectie en onderhoud is daarbij afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de intensiteit van het gebruik van een ruimte. Vloertapijten zullen, als er overheen wordt gelopen, vaker onderhoud nodig hebben dan wandbespanningen. Alle horizontale vlakken, zoals die van meubels, vloerkleden en draperieën van gordijnen, dient men over het algemeen vaker stofvrij te maken.

Regelmatig stof verwijderen voorkomt dat het als het ware vastkoekt aan de ondergrond en daardoor moeilijker te verwijderen is. Een vochtige omgeving speelt daarbij een negatieve rol. Schade aan textiel door stof wordt meestal onderkend. Stof tast het uiterlijk van textiel aan en versnelt degradatieprocessen.

Jaarlijkse inspectie heeft de voorkeur, al dan niet in combinatie met schoonmaak.

Onderhoud en periodieke inspectie

Zorgen voor goed onderhoud is niet mogelijk zonder gedegen voorbereiding en documentatie. The National Trust adviseert verschillende schema’s voor het dagelijkse en wekelijkse onderhoud, afhankelijk van de intensiteit van het gebruik van de ruimtes. Gemiddeld ziet deze organisatie twintig minuten per dag stof verwijderen per ruimte als een absoluut minimum. Helaas kent deze manier om historische interieurs te beschermen in Nederland nog nauwelijks navolging.

Een goede manier om de staat van textiel vast te stellen is door een jaarlijkse inspectie uit te laten voeren op basis van een onderhoudsdossier. Het is belangrijk de conditie te documenteren. Hierbij worden veranderingen vastgesteld en vastgelegd. Daarbij is het nodig een nulstand te bepalen, bij voorkeur vergezeld van fotografische documentatie en opgesteld door een deskundige. Een inspectie is ook nuttig voor het op tijd signaleren van schade door insecten. Het is daarbij handig om een controlelijst te maken om er zeker van te zijn dat elk jaar dezelfde aspecten worden vergeleken en er niets over het hoofd wordt gezien. Naast de materiële conditie moet men ook de omgevingsfactoren en eventuele veranderingen daarin bij het onderzoek betrekken.

Vergunning en subsidie

Voor restauratie (werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel) van beschermde monumenten is een omgevingsvergunning vereist. Voor normaal onderhoud (noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde) is niet altijd een vergunning vereist. Voor gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten kunt u contact opnemen met de gemeente. Voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument kan de eigenaar in veel gevallen subsidie aanvragen.

Onderhoud, inspectie, onderzoek en analyse van interieurtextiel ter voorbereiding van het herstel ervan worden, voor zover het vaste interieuronderdelen van monumentale waarde betreft, in beginsel aangemerkt als subsidiabele werkzaamheden. Hierbij kan gedacht worden aan wandbespanningen en behang. Losse interieuronderdelen, zoals gordijnen, meubilair en tapijten, en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel.

Lees verder

Literatuur

  • Boersma, F. e.a. (2000). Op de keper beschouwd, Amsterdam, Stichting Textielcommissie Nederland.
  • Burkom, F. van (red.) (2001). Vier eeuwen leven in toen: Nederlands interieur in beeld, Zwolle, Stichting Manifestatie Historisch Interieur.
  • Fock, C.W. (red.) (2001). Het Nederlandse interieur in beeld: 1600-1900, Zwolle.
  • Mertens, W. (red.) (2002). IJdel stof: Interieurtextiel in West-Europa van 1600-1900, Antwerpen.
  • Marko, K. (2020). Woven Tapestry. Guidelines for Conservation. London: Archetype Publications.
  • The National Trust (2011). Manual of Housekeeping. Care and conservation of collections in historic houses. London: Pavilion books.
  • Schuit, H. (2013). Behoud van binnen. Preventieve conservering van interieurs. Zwolle: WBOOKS.
  • Stichting Textielcommissie Nederland (2007). Jaarboek 2006: Nederlandse vloertapijten, Amsterdam.
  • Westman, A. (2019), Fringe, frog & tassel: the art of the trimmings-maker in interior decoration in Britain and Ireland, London: Bloomsbury.

Websites


Tekst: René Lugtigheid en textielstudenten van het Advanced Professional Programme van de studierichting Conservation and Restoration of Cultural Heritage van de Universiteit van Amsterdam: Willemijn Bolderman, Danicia van Glanen Weijgel, Charlotte Fenton en Mengying Zhang.
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.
  1. G.T. van Ysselsteyn, Geschiedenis der tapijtweverijen in de Noordelijke Nederlanden, Leiden 1936.
  2. The National Trust Manual of Housekeeping. Care and conservation of collections in historic houses. London: Pavilion books, 2011, p. 408.
  3. H. Schuit, e.a. Behoud van binnen. Preventieve conservering van interieurs. Zwolle: WBOOKS, 2013, p. 15.
  4. The National Trust Manual of Housekeeping geeft een goed beeld van de verschillende vormen van schade, zie onder meer de hoofdstukken 5 tot 10 en 37. Zie ook de informatie op de website van het Canadian Conservation Institute ‘Textiles and the Environment’.
  5. Zie bijvoorbeeld hierover The National Trust Manual of Housekeeping, p. 24-25.
  6. Zie bijvoorbeeld hierover The National Trust Manual of Housekeeping, p. 87.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 20 jun 2023 om 02:03.