Kostuumcollecties - richtlijnen voor beheer en behoud

Introductie

Onder de vele soorten textielvoorwerpen die verzameld worden, vormen de objecten die door mensen op het lichaam werden of worden gedragen de meest persoonlijke. Kleren maken de man, luidt het gezegde. In alle windstreken en tijden straalt kleding boodschappen uit over aanzien, identiteit en cultuur. Kleding kan rijkdom uitstralen, een ceremonie illustreren, of het dagelijks leven laten zien.

BESCHRIJVING
Afb.1. Kostuumdepot in CCNL - Collectie Nederlands Openluchtmuseum. Optimaal gebruik van het volume van de stelling door combinatie van hangende collectie en collectie die in dozen wordt bewaard.
BESCHRIJVING
Afb. 2. Kostuumaccessoires in Collectie Kunstmuseum Den Haag. De 17de eeuwse handschoenen liggen, lichtjes opgevuld, in op maat gesneden uitsparingen in een plaat van museum-foam. In dit geval is er een doos voor het paar handschoenen. Kies je voor opslag in laden, dan kunnen deze ook voorzien worden van een foamlaag met uitsparingen.
BESCHRIJVING
Afb. 3 Beschreven bandje van ongebleekt katoen, ingenaaid
BESCHRIJVING
Afb. 4a. Een zelfgemaakte hanger kan ook precies in de vorm van het object worden gemaakt voor optimale ondersteuning van meer fragiele kostuums; Kostuumdepot CCNL
BESCHRIJVING
Afb. 4b. Zelfgemaakte hangers van verschillende maten; Kostuumdepot CCNL
Afb. 5. De typische avondjurken uit de jaren 1920, ook wel ‘flapperdress’ genoemd, zijn doorgaans gemaakt van heel dunne zijde maar zwaar versierd met borduurwerk en kralen; Collectie Kunstmuseum Den Haag
BESCHRIJVING
Afb. 6. Zelfgemaakte klemhanger voor zwaardere rokken Collectie Kunstmuseum Den Haag
BESCHRIJVING
Afb. 7. Tekening hoes - Emmy de Groot
BESCHRIJVING
Afb. 8a. Vele lagen speciaal voor dit kostuum gemaakt ‘ondergoed’ ondersteunen het kostuum optimaal en zorgen voor het juiste silhouet; voor tentoonstelling Catwalk- Rijksmuseum Textielatelier, Afdeling Conservation and Science
BESCHRIJVING
Afb. 8b. Japon, anoniem, 1863 - 1866 - tentoonstelling Catwalk- Rijksmuseum Textielatelier, Afdeling Conservation and Science
BESCHRIJVING
Afb. 9. Buste van piepschuim, aangepast naar vorm en maat voor het object dat erop getoond zal worden; Collectie Kunstmuseum Den Haag
BESCHRIJVING
Afb. 10. Vitrine in Museum Kaap Skil met japon uit het Palmhoutwrak, 17de eeuw - Collectie Provincie Noord-Holland - © Emmy de Groot

Hoewel het woord ‘kostuum’ associaties met formele bovenkleding oproept, moet het in dit verband veel breder worden opgevat. Eigenlijk alles wat op het lichaam kan of kon worden gedragen kun je in kostuumcollecties tegenkomen, ook ondergoed. Er horen accessoires bij, zoals hoeden, schoenen, handschoenen, moffen, tassen, shawls, ceintuurs, paraplu’s en waaiers. De voorwerpen kunnen van alle tijden zijn: van archeologische vondsten tot hedendaags modeontwerp. Zie Afb. 1 en 2.

Stoffen zijn in de regel ‘plat’. Kenmerk binnen kostuumcollecties is dat het overgrote deel van de objecten een uit vlakke stoffen geconstrueerde 3D vorm heeft. Een tweede kenmerk is dat er zeer veel soorten materialen in voorkomen, niet alleen textiel, vaak in combinatie met elkaar. Deze twee zaken maken het in stand houden van kostuumcollecties tot een complexe aangelegenheid.

Leidraad

Dit artikel is geschreven als leidraad voor personen die niet als professioneel textielrestaurator zijn opgeleid, maar wel verantwoordelijk zijn voor het beheer en behoud van kostuumcollecties. Het gaat dan in de eerste plaats om museale en particuliere verzamelingen, bedoeld om kostuums te bewaren, bestuderen en tonen. Collecties van kleding die nog in gebruik is, zoals bijvoorbeeld kerkelijke paramenten, ceremoniële uniformen en streekdrachten, worden niet expliciet besproken, al zullen vele van de richtlijnen ook voor het behoud van deze collecties nuttig zijn.

De richtlijnen geven aan waarnaar gestreefd zou moeten worden, maar in de realiteit zullen er vele obstakels zijn, zoals beperkte ruimte, een oud gebouw, te weinig mensen, te weinig budget. Uitgangspunt is gezond verstand, waarbij de richtlijnen een houvast kunnen beiden bij het maken van de meest optimale keuzes.

Kwetsbaar

Textiel is een vergankelijk organisch materiaal, gevoelig voor vele invloeden van buitenaf. Ook de niet textiele materialen die in kostuumcollecties kunnen voorkomen, kunnen kwetsbaar zijn en kenmerkende vervalprocessen vertonen. In dit artikel zijn geen richtlijnen voor conservering en restauratie te vinden, wel probeert het inzicht te geven in hoe de collectie het best kan worden beschermd, waar op moet worden gelet als het om de conditie gaat en wanneer de hulp van een professioneel restaurator moet worden ingeroepen.

Elk vastpakken, optillen, verplaatsen en manipuleren van objecten brengt risico’s voor de objecten mee. Juist omdat textiel zo kwetsbaar is, moet aanraken tot een minimum worden beperkt. Dat is het uitgangspunt voor de hier gegeven richtlijnen.

Praktische uitvoering

Er zijn vele publicaties met aanwijzingen voor de uitvoering van de hier gegeven richtlijnen. Die worden daarom slechts beperkt in dit artikel gegeven. Aan het einde van dit artikel is een literatuurlijst opgenomen, voor meer details in werk-instructies.

Verzamelen

Collectieplan

Een duidelijk verzamelbeleid is essentieel. Welk verhaal wordt met de collectie verteld, welke geschiedenis vertegenwoordigt hij? Een museum over sociale geschiedenis zal andere prioriteiten stellen dan een museum met een focus op kunst en design. Wees kritisch op wat in de collectie past. Objecten die er eigenlijk niet in thuishoren, vergen toch (misschien schaarse) bergruimte, middelen en werk. Houd ook rekening met verzamelbeleid van andere instellingen en deel het collectieplan met hen. Dit voorkomt doublures en concurrentie en bevordert optimaal bruikleenverkeer.

Toegankelijkheid/registratie

Registratiesystemen

Van groot belang is het om te weten wat er in de collectie zit en waar de objecten zich bevinden. Dat begint bij een goede registratie. Sinds computers gemeengoed zijn geworden, is het overzichtelijk registreren van collecties er eenvoudiger op geworden. Digitale registratiesystemen zijn toegankelijk en doorzoekbaar. Er bestaan professionele systemen zoals Axiell Collections of TMS, die in Nederlandse musea worden gebruikt. Maar ook eenvoudiger database-software of spreadsheets bewijzen goede diensten. Welk systeem ook wordt gebruikt, altijd geldt: wees systematisch en consequent.

Nummering

Nummering is de belangrijkste sleutel om objecten te kunnen identificeren. Een goede collectieregistratie vereist inventarisnummers voor elk afzonderlijk object. Gebruik een voorlopig volgnummer direct bij binnenkomst van nieuwe aanwinsten, in afwachting van definitieve registratie.

Er zijn meerdere manieren om inventarisnummers toe te kennen. Zorg dat in de nummering duidelijk is welke delen bij elkaar horen, kostuums bestaan vaak uit meerdere onderdelen. Gebruik bijvoorbeeld een hoofdnummer, gevolgd door een letter of cijfer voor elk afzonderlijk deel. Dat geldt ook voor bijbehorende accessoires. Soms is aan de nummering ook een bepaalde deelcollectie te herkennen.

De nummers staan niet alleen in het registratiesysteem, maar worden ook fysiek op elk object aangebracht. Worden objecten bewaard in dozen of hoezen, zorg dan dat de nummers ook op de buitenkant hiervan goed leesbaar zijn.

Praktische tips voor het aanbrengen van nummers op objecten zijn uitgewerkt door het Landelijk Contact van Museumconsulenten (LCM).

Voor textiel wordt vaak gebruik gemaakt van papieren hanglabels, die met een katoendraad aan een object kunnen worden gehangen, of van ingenaaid katoenen band waarop het nummer is geschreven. In het geval van kostuums zijn de aandachtspunten:

  • Kies altijd dezelfde plaats waar het nummer wordt aangebracht, zodat je niet in een kledingstuk hoeft te zoeken. Dat voorkomt onnodig hanteren en vermindert dus het risico op schade.
  • Zorg dat het nummerlabel niet zichtbaar kan zijn als het kledingstuk tentoon wordt gesteld. Achter in de nek, wat een voordehand liggende plaats is voor fabrikanten-labels, is daarom geen goed idee.
  • Standaard papieren hanglabels zijn vaak lastig te bevestigen. Ze zijn voor fragiel textiel relatief zwaar en ze hebben vrij scherpe randjes die schade kunnen veroorzaken. Omdat het witte draad opvalt, worden ze vaak verwijderd bij tentoonstelling, wat het risico vergroot dat het nummer zoekraakt.
  • Een eenvoudige manier om zelf veilige hanglabels te maken is een strookje van polypropyleendoek of Tyvek knippen. Dat materiaal is licht van gewicht en zacht, en het kan beschreven worden. Bevestig dat aan één kant met een draad aan de rand van het object, zó dat het zichtbaar naast het object kan liggen of er onderuit hangt in depot. Eén steek is genoeg om het met het object te verbinden. In het geval van tentoonstelling kan het onder het object worden gelegd of naar de binnenkant worden vastgezet met een fijn roestvrijstalen speldje.

Standplaats

Behalve het inventarisnummer is het verstandig ook de stellingkasten, planken, dozen, en rekken te nummeren en de standplaats van elk object in de registratie op te nemen. Zo kan alles in de collectie gemakkelijk teruggevonden worden. Niet alleen voor de definitieve vaste standplaats, ook de tijdelijke verblijfplaats van nieuwe objecten die nog niet geregistreerd zijn moet genoteerd worden.

Houd inventarisnummer en standplaatsnummer van elkaar gescheiden, verwerk ze niet in één samengesteld nummer. Een inventarisnummer blijft altijd het identificatiekenmerk van het object, de standplaats niet. Zorg er wel voor dat een object na tentoonstelling of bruikleen zo snel mogelijk op de geregistreerde standplaats terugkeert, en voer (tijdelijk) veranderde verblijfplaatsen ook in de registratie in.

Beschrijven

Een goede beschrijving verhoogt de informatieve waarde van objecten en de collectie. Dit vormt de basis voor ontsluiting voor tentoonstellingsmakers, onderzoekers en het algemene publiek.

Behalve de fysieke beschrijving van objecten (naam van het soort object, vorm, afmetingen, technieken, materialen) is informatie over herkomst en context belangrijk (naam en adres van schenker, bruikleengever of handelaar, verwervingsdatum en eventueel de prijs, de oorspronkelijke drager van het kostuum, maker, ontwerper of merk, culturele achtergrond, datering, stijl, geschiedenis, reden van vervaardiging, gelegenheid waarbij een kledingstuk gedragen is, veranderingen en reparaties, etc.). Noteer ook wie deze informatie heeft ingevoerd.

Terminologie

Een consequente terminologie wordt nagestreefd, maar kan een knelpunt zijn. Voor vele soorten objecten zullen termen bestaan die voor de contemporaine gebruikers van de kleding, binnen een specifieke cultuur of voor hedendaagse specialisten volstrekt duidelijk waren of zijn, maar het algemene publiek niets zeggen. Is een officiële benaming bekend, neem deze dan op in de beschrijving. Maar omschrijf het object ook zo duidelijk mogelijk.

Een universele terminologie is voor kostuums moeilijk te geven, toch is een overeenstemming in gebruikte termen van groot belang voor collecties. Internationaal hebben meerdere instanties zich al gebogen over een heldere vocabulaire. Het ICOM Costume Committee heeft aanbevelingen opgesteld voor het systematisch beschrijven van kostuums in vier talen, die online te vinden zijn. Ook al zijn deze niet in het Nederlands, de systematiek biedt zeker houvast.

Beeld

Als de collectieregistratie wordt ondersteund met goede foto’s van elk object, zal dat het hanteren en bekijken van de objecten zelf minder noodzakelijk maken, wat de risico’s op beschadiging zal verminderen. Ook voegt fotografie van elk object belangrijke informatie toe als de collectie-database online toegankelijk is en is het een belangrijk hulpmiddel voor tentoonstellingsmakers en bij een efficiënt depotbeheer (zie ook Depot).

Voor het fotograferen zelf is het onvermijdelijk de objecten te hanteren. Doe dat zo voorzichtig mogelijk en let op het volgende:

  • Bepaal van tevoren precies wat er op de foto moet staan. Wat is het doel van de foto, welke details zijn informatief? Overleg indien nodig met conservator en restaurator.
  • Bepaal van tevoren of en hoe een kostuum voor fotografie kan worden opgesteld. Hoe fragiel is het? Is de structuur stabiel, kan het zijn eigen gewicht dragen? Kan het op een pop of hanger of moet het worden neergelegd? Zie ook: Conservering, conditie/verval.
  • Houd tijdens het fotograferen rekening met factoren die schadelijk zijn voor textiel en beperk die: temperatuur, luchtvochtigheid en licht. Met te weinig licht geen goede foto’s, maar doe de fotolampen alleen aan tijdens het eigenlijke maken van de foto’s. Als de belichting moet worden aangepast, verplaats dan de lampen en niet het object. Dat laatste geldt ook voor het camerastandpunt.
  • Als een externe fotograaf de foto’s maakt, zorg dat er iemand bij aanwezig is.

Depot

Bescherming

Het depot is de bewaarplaats van de collectie en moet voldoende bescherming bieden. Voorkomen is beter dan genezen. Dat wil zeggen dat alle factoren die een oorzaak van schade aan de collectie kunnen zijn, tot een minimum moeten worden beperkt. De omgeving is donker en het klimaat zo stabiel mogelijk, met weinig schommeling in temperatuur en vochtigheid. Er dringen geen insecten of ongedierte binnen en om dat te bewaken wordt een controleplan opgesteld, gebruikmakend van vallen. Mottenballen zijn niet meer toegestaan, en het gebruik van chemicaliën om insecten te bestrijden kan onomkeerbare schade aan objecten veroorzaken. Daarom is goed schoonhouden belangrijk, ook wel aangeduid als ‘Good Housekeeping’. Gebruik zo weinig mogelijk water bij het onderhoud van de ruimte, want dat brengt weer eigen risico’s met zich mee. Eet en drink nooit in depotruimtes en laat je jas en tas buiten. Veel museale instellingen maken gebruik van kleefmatten bij de ingang, zodat ook door het meebrengen van straatvuil aan schoenzolen wordt voorkomen. Gebruik de depotruimte als het even kan niet als werkruimte: dat maakt dat het licht langdurig aan moet blijven.

Inrichting

Helaas is beschikbare depotruimte meestal kleiner dan je zou willen. Een efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte is dan ook het streven. Is de standplaatsregistratie goed op orde, dan is er geen noodzaak om onderdelen van hetzelfde kostuum altijd bij elkaar te bewaren. Een fragiel lijfje vraagt misschien een andere opbergmethode dan de bijbehorende volumineuze rok. Als objecten naar formaat worden geordend, dan kan efficiënter gebruik worden gemaakt van het depot-volume. (Zie afb. 1)

Kijk goed naar de risico’s: waar lopen leidingen, dakgoten, afvoerbuizen, eventuele inblaas- en afzuig-openingen van de klimaatinstallatie?

Zorg ervoor dat er nooit (dozen met) objecten direct op de vloer zijn geplaatst. Is er geen plaats in de kast, gebruik dan kunststof pallets. Niet alleen is de vloer vaak kouder dan de omgeving met de nadelige gevolgen van dien (condensvorming, schimmelrisico), ook wordt de collectie hierdoor beschermd als er toch ooit lekkage zou ontstaan. Houten pallets zijn niet geschikt: die absorberen vocht en kunnen het doorgeven naar dozen of ander absorberend materiaal.

Opbergen kostuums

In grote lijnen zijn er twee methodes als het om opbergen van kostuums gaat: neerleggen of ophangen. De keuze moet worden gemaakt op basis van wat voor het object het beste is. Voor het liggend en opgerold bewaren van textielobjecten zijn richtlijnen te vinden. Hoewel weinig kostuums zullen worden opgerold, kunnen shawls ook in deze collecties worden aangetroffen. Daarvoor is deze opbergmethode heel geschikt. Ook zijn er kostuums, bijvoorbeeld kimono’s, die zijn samengesteld uit volledig vlakke rechthoeken. Die kunnen als vlak textiel liggend worden bewaard, rol ze niet op. Maar als het om geconstrueerde 3D vormen gaat, moet de beste opbergmethode per object worden beoordeeld.

Tabel 1
Voordelen Nadelen
Liggend
  • Minder belasting door eigen gewicht
  • Geschikt voor fragiele objecten
  • Afmetingen standaard doos beperkt
  • Meer risico op permanente vouwen en kreuken
  • Opvullen van vouwen, plooien en vormen is nodig
  • Scheiding tussen lagen d.m.v. vloeipapier is nodig
  • Laden zijn vaak niet diep genoeg of de objecten zijn er moeilijk uit te halen
Hangend
  • Minder risico op permanente vouwen en kreuken
  • Geschikt voor objecten in goede staat
  • Opvullen van vormen meestal niet nodig
  • Niet geschikt voor fragiel textiel
  • Niet geschikt voor kledingstukken met dunne schouderbandjes
  • Niet geschikt voor kostuums met structurele problemen zoals scheuren, degradatie en losse of zware versieringen
  • De hanger ondersteunt een relatief klein gedeelte van het object, vergeleken bij de massa en gewicht van het hele kledingstuk
  • Speciale hangers nodig
  • Extra voorziening nodig voor zware rokken

Wat het beste is voor kostuums met een 3D vorm, hangt dus af van het materiaal, de conditie, de grootte en het gewicht. Het object moet voor ophangen structureel een voldoende goede conditie hebben. Gebruik geen gewone kleerhangers. Een museale hanger is breed, zacht, past bij de vorm en maat van het object en is gemaakt van veilige materialen. Je kunt ze zelf maken of kant en klaar kopen. Zie Afb. 3a en 3b.

Door het gebruik van deze dikkere hangers neemt het aantal objecten dat per meter in een rek past af. Dat komt de veiligheid van de objecten ten goede, het risico dat ze in de verdrukking raken neemt af. Sommige objecten zijn zo gemaakt dat hangend opbergen altijd ongeschikt is: bijvoorbeeld gebreide kledingstukken of de stof is diagonaal verwerkt (beide zullen uitzakken), of de versiering is te zwaar zoals bij de zogeheten ‘flapperdress’ uit de jaren 1920: heel dunne jurken, vaak overvloedig versierd met kralen of franje. Zie Afb. 4. Ook kledingstukken met spaghettibandjes of sommige stukken gemaakt van moderne materialen, bijvoorbeeld PVC, zijn niet geschikt om hangend op te bergen.

Voor zware rokken is een aanvullende ondersteuning nodig, zoals het aanbrengen van katoenen banden op taillehoogte en deze met de hanger te verbinden, om het gewicht van een rok te dragen. Er wordt ook wel gebruik gemaakt van ‘drijfbuis’, ook wel ‘zwemnoodle’ genoemd. Dit zijn flexibele staven van kunststofschuim (polyethyleen), die als een boog in de zware rok geplaatst kan worden. Die boog kan dan weer met behulp van een lint worden opgehangen. Overtrek ze met rondgebreid katoen. Op deze manier worden de rokken beter gespreid gesteund, en het aannaaien van banden aan het kledingstuk zelf is dan niet nodig. Bij erg zware rokken kan het gebeuren dat de rol knikt. Maak dan een dwarslat met een staaf MAF.

Opbergen accessoires

In grote lijnen gelden dezelfde criteria als voor de kledingstukken: optimale ondersteuning is het uitgangspunt. Daar zijn mogelijk andere materialen voor nodig. Steun op maat kan worden gesneden uit diverse soorten kunststofschuim dat in depots gebruikt wordt, zolang die van museumkwaliteit zijn. Zet ze daarop vast of creëer vakjes zodat ze van elkaar gescheiden kunnen worden opgeborgen.

Hoofddeksels hebben zodanige ondersteuning nodig dat ze niet inzakken maar ook niet op hun eigen rand rusten. Schoenen worden van binnenuit opgevuld. Waaiers worden bij voorkeur opengevouwen bewaard. Het beste is om de steunen zo te maken, dat de objecten zich stabiel op een plateautje bevinden waarmee ze ook kunnen worden gehanteerd en verplaatst. Dan hoef je de objecten nog maar zelden in de hand te nemen. Maak je ze zo dat de objecten er ook mee tentoongesteld kunnen worden is dat te prefereren, maar dat zal wel meer arbeidsintensief zijn.

Paraplu’s en parasols vertonen overeenkomst met kledingstukken. Liggend bewaard kunnen plooien in de knel komen. Bewaar je ze liggend, zorg dan voor een verhoging onder punt en handvat zodat het textielgedeelte niet wordt belast. Ze kunnen eventueel hangend worden bewaard, vanaf de punt of vanaf het handvat. Dan moet de structuur voldoende stevig zijn. Klap ze niet volledig uit, dat veroorzaakt veel spanning op het textiel.

Hoezen

Worden kostuums hangend bewaard, dan kunnen hoezen extra bescherming bieden. Niet alleen tegen mogelijk opvallend stof, maar ook tegen contact en wrijving tussen de objecten onderling. Dat laatste is ook belangrijk als de kledingstukken in een gesloten kast hangen. In dat geval is een ‘halve hoes’ al voldoende: aan de achterkant heeft de hoes de volledige lengte en breedte van het kostuum, aan de voorkant bedekt hij alleen de schouders. Dan hangt er tussen de kostuums onderling altijd één beschermende laag zodat ze elkaar niet raken, en blijven de objecten zichtbaar en herkenbaar.

Halve hoezen zorgen voor een betere ventilatie rondom de objecten dan dichte hoezen. Voor sommige materialen is dit een voordeel, voor andere juist niet. (zie ook Conservering/Behoud) Het materiaal van de hoezen moet inert, glad en zo licht mogelijk zijn. Waar vroeger veel gebruik werd gemaakt van gewassen ongebleekt katoen, wordt tegenwoordig vaker gekozen voor Tyvek. Dat is veel lichter van gewicht, gladder van oppervlak en dichter van structuur. Het is goed naaibaar en als je het wast wordt het zachter en soepeler. Zie Afb. 5.

Vindbaarheid

Worden objecten in depot aan het oog onttrokken door opbergdozen of volledige hoezen, maak dan gebruik van de digitale fotografie en plaats op de buitenkant van elke verpakking een etiket met een goed leesbaar inventarisnummer en een geprinte foto. Maak zo weinig mogelijk dozen en hoezen open als je objecten zoekt.

Conservering

Het object

De integriteit van elk afzonderlijk object zal altijd worden gerespecteerd. Onderdelen blijven zoveel mogelijk bij elkaar, de functie wordt niet veranderd, en eenmaal opgenomen in een collectie wordt een kledingstuk door niemand meer aangetrokken.

Toch is in het bijzonder aan kledingstukken vaak een geschiedenis van hergebruik af te lezen. De mode veranderde, de drager werd dikker, de vroegere eigenaar koos er wèl voor om de functie of vorm te veranderen, voegde versieringen toe of bracht reparaties aan. Wat is dan het object dat behouden moet blijven? Binnen de context van deze richtlijnen voor behoud en beheer is het advies: accepteer het zoals het is en verander niets. Het object vertelt zijn eigen geschiedenis.

Materialen

Kostuumcollecties worden beschouwd als textielcollecties. In werkelijkheid komen er vele verschillende materialen in voor, vaak in combinatie met elkaar. Knopen, sluitsystemen als ritsen, haakjes en drukkers en versiering met kralen komen veelvuldig voor in kledingstukken. Dan heb je misschien al te maken met metaal, been, parelmoer, glas, plastic of hout. Accessoires zijn soms helemaal niet van textiel gemaakt, maar vinden wel hun plek in de kostuumcollectie.

In het bijzonder in hedendaags ontwerp komen de meest uiteenlopende materialen en technieken voor en vervaagt de grens tussen textiel en hedendaagse autonome kunst, ook wat betreft de constructie van de kostuums.

In toenemende mate komen er ‘moderne’ materialen voor, vanaf de 19de eeuw. Sinds de uitvinding van de eerste kunststoffen is geprobeerd natuurlijke materialen te imiteren, meestal als goedkoop alternatief. Voorbeelden zijn been, schildpad, hoorn, zijde, wol, leer of bont. En nog vele andere mogelijkheden. De modernste materialen zijn niet eens meer een imitatie maar hebben een eigen schoonheid ontwikkeld.

Behoud

Elk van de voorkomende materialen vraagt specifieke zorg. Komt er metaal voor op een kostuum, haal dat er dan niet af maar leg zo mogelijk een laagje (zuurvrij papier of polyester folie) tussen het metaal en textiel, om de kans op roestplekken te verkleinen. Voor objecten met glazen kralen is een apart artikel.

Moderne vezels en moderne weefsels met coatings hebben zeer uiteenlopende eigenschappen. Het op de juiste wijze bewaren van deze materialen vraagt speciale aandacht. Sommige hebben baat bij optimale ventilatie, andere moeten juist voor zuurstof worden afgeschermd.

Sommige kunnen materialen in hun omgeving aantasten, door de gassen die ze bij degradatie afstoten. Die moeten daarom zo mogelijk geïsoleerd worden opgeslagen. Denk aan objecten met rubber, (poly)urethaan coating en schuim, PVC, cellulose en acetaat.

Kunststoffen kunnen erg gevoelig zijn voor zuurstof. Voor de identificatie, risico’s en bewaarmethoden van kunststof zie ook de Plastic-tool.

Hanteren van objecten

Onderstaande aandachtspunten gelden grotendeels ook voor het omgaan met alle voorwerpen van textiel.

  • Uiteraard is je werktafel schoon, maar toch ligt het object altijd ergens op. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld vloeipapier, een stuk los Tyvek of foamboard. Je kunt het object dan verplaatsen/verschuiven zonder dat het over het tafelblad ‘schuurt’. Ligt het ook op een passende onderlaag op zijn plank of in een doos, dan kun je het daarop eenvoudig verplaatsen naar je tafel.
  • Transporteer objecten alleen als ze op een stevige drager liggen, zoals bijvoorbeeld een kartonnen plaat of foamboard. Ben je bewust van de mogelijk zwakke structuur en het gewicht van het object. Neem geen risico’s.
  • Is het nodig een object om te draaien, doe dat dan met zijn tweeën. Maak eventueel een sandwich van een foamboard onder het object en één er bovenop, en draai het geheel voorzichtig als één pakket om.
  • Maak je aantekeningen, leg dan nooit een inkt-pen op dezelfde tafel. Gebruik potlood of een computer of tablet.
  • Pas op met gereedschap op tafel, zoals scharen, spelden.
  • Het dragen van handschoenen kan objecten beschermen, maar bij het werken met textiel kan het ook belemmerend zijn om ze te gebruiken. Zorg dan altijd voor schone, droge handen en gebruik geen handcrème. Ben ook voorzichtig met sieraden zoals ringen, horloges, armbanden, ze kunnen objecten beschadigen.
  • Specifiek voor het verplaatsen van grotere/zwaardere kostuums geldt, mits ze stabiel zijn: één persoon tilt het kledingstuk op door de handen in de schouders te plaatsen en een tweede persoon ondersteunt het onderste gedeelte. In plaats van handen kun je ook een museumhanger Textiel - opbergen in de schouders plaatsen om het kostuum te helpen optillen. Is het object niet structureel stevig genoeg, verplaats het dan alleen liggend op een stevige ondergrond uit één stuk.

Preventieve en actieve conservering

Alle hierboven beschreven maatregelen zijn op te vatten als preventieve conservering: wat kun je doen om de collectie zodanig te beschermen dat schade niet gaat optreden.

Een veilige omgeving is stap één. Richtlijnen zijn hier te vinden in Textiel - opbergen. De tweede stap bij preventieve conservering is de wijze van opbergen. Die is voor kostuumcollecties vaak anders dan voor vlak textiel.

Het bepalen van wat voor het object het beste is, vraagt een beoordeling van de conditie. De conditie is niet alleen leidend om de juiste opbergmethode te kunnen bepalen, maar ook of er een restaurator bij moet worden gehaald. Is een object al niet in goede staat, dan moet beoordeeld worden of dit gemakkelijk erger kan worden als er niet wordt ingegrepen. En als dat zo is, wat er dan moet gebeuren.

Onder actieve conservering verstaan we elke ingreep aan het object zelf, ook het verwijderen van stof. Zorg er altijd voor dat deze handelingen in de collectieregistratie zijn genoteerd.

Conditie en verval

Maak zo mogelijk een conditierapport op voor elk object, maar zeker in geval van tentoonstelling of bruikleen. De conditie is niet alleen bepalend voor de juiste opbergmethode, maar ook voor de vraag of een object kan worden tentoongesteld of uitgeleend. Er wordt gewerkt aan een schadeatlas voor textiel, die in de toekomst via de kennisbank te raadplegen zal zijn

Aandachtspunten:

  • Structureel verval. Door degradatie kunnen weefsels uit elkaar vallen of naaisels kunnen losraken. Mechanische impact kan scheuren veroorzaken. Structuur is de belangrijkste factor voor het bepalen van de beste opbergmethode.
  • Aantasting door de eigen materialen van het object. Voorbeelden zijn roest door metalen onderdelen, vergaan rubber dat zwavel kan loslaten met aantasting van vezels en corrosie van metaal tot gevolg, verkleuring van textiel door glasziekte in opgenaaide kralen, cellulosenitraat (knopen, gespen) in verval dat kleverig wordt, plastics die weekmakers uitstoten en daardoor plakkerig of bros worden. Ook dit aspect is bepalend voor de juiste opbergmethode.
  • Vuil en vlekken. Vuil kan bestaan uit los oppervlaktestof, maar dat kan op den duur in de vezels vast gaan zitten en is dan niet meer te verwijderen. Er kunnen ook vuil en vlekken in objecten zitten, of waterkringen, of doorgelopen kleurstoffen. Ook die woorden moeilijker te verwijderen na verloop van tijd.

Vuil en stof kunnen vocht aantrekken en vasthouden. Chemische reacties kunnen daardoor versnellen of het object wordt aantrekkelijk voor schimmels en insecten. Vezels verzuren en daarmee wordt degradatie aangewakkerd. Maar vuil kan ook deel uitmaken van de geschiedenis van een object. Dan kan reinigen tot onvoorzien waardeverlies leiden.

  • Waar. Bepaal of de schade voor het hele object geldt of plaatselijk is en waar dan. Sommige soorten schade op bepaalde plaatsen zijn typische kenmerken van gebruik en kunnen bijdragen aan de niet-materiële waarde: het verhaal dat een object kan vertellen.
  • Ongedierte. Isoleer nieuwe aanwinsten totdat je ze goed hebt kunnen controleren. Vooral in wol, bont en veren is het risico op mot of tapijtkevers niet denkbeeldig. Controleer de objecten vooral op donkere plekken: aan de binnenkant, in zakken, onder kleppen, ceintuurs en knopen, tussen plooien, en indien bereikbaar tussen verschillende lagen stof (applicaties, voering). Bij twijfel isoleren en invriezen. (instructie te vinden op kennisbank?) Vergeet niet om inkomende en terugkerende bruiklenen met gevoelige materialen altijd te controleren.
  • Esthetisch. Plaatselijke schade aan objecten kan het aanzien van een object dat verder in best goede staat is zodanig verstoren, dat het niet toonbaar zou zijn in geval van expositie. Neem dat op in je collectieregistratie. Deze objecten kunnen evengoed hun waarde behouden voor onderzoek.

Zelf doen/niet doen

Omdat textiel in het dagelijks leven overal om ons heen is, is het verleidelijk te denken dat textiel in collecties op dezelfde manier kan worden onderhouden en zelf aan de slag te gaan. Maar een verkeerde aanpak kan een object voor altijd beschadigen. Blijf er daarom vooral van af, of overleg eerst met een restaurator.

  • Reinigen. Na instructie door een textielrestaurator kan stof verwijderen van stof van objecten eventueel uitgevoerd worden door collectiebeheerders, als de objecten in goede staat verkeren. Maar wassen is één van de meest risicovolle behandelingen aan textiel en is niet ongedaan te maken. Doe het niet. Het object kan er voorgoed door veranderen en de historische waarde kan verminderen. Hetzelfde geldt voor chemisch reinigen. Dat kan alleen in een gesloten circuit worden uitgevoerd, zonder dat nog directe controle op het object kan worden uitgeoefend. Bij objecten met schade, van moderne vezels, met coatings, met bloedende kleurstoffen, elastiek of stretch kunnen grote problemen ontstaan.
  • Restauratie. Ook als een object schade heeft of delen mist, is het nog niet direct nodig het te restaureren. Ligt het goed ondersteund in het depot, dan zal het in veel gevallen niet erger worden. Maar als je hetzelfde object zou willen tentoonstellen, dan kan dat met de bestaande schade misschien niet. Het vastnaaien van bijvoorbeeld losse knopen brengt weinig risico mee. Alle andere herstelwerkzaamheden moeten aan de restaurator worden overgelaten.

Onderzoek

Identificatie

De meeste natuurlijke vezels kunnen herkend worden op basis van hun uiterlijk. Als dat niet het geval is, kunnen vezels worden onderzocht met een microscoop, maar ook dan is het niet altijd duidelijk met wat voor materiaal we te maken hebben. Door de productiewijze zien bijvoorbeeld kunstmatige vezels er wat betreft hun structuur vaak hetzelfde uit. Ook de materialen waarvan accessoires zijn gemaakt zijn niet altijd gemakkelijk te herkennen.

In de Plastic Tool en in de publicatie van Reddy-Best en Ordoñez worden aanwijzingen gegeven voor identificatie van moderne materialen, zonder complexe analysemethoden.

Bemonstering

Voor microscopisch onderzoek en een aantal andere analysemethodes is het nemen van monsters nodig. Laat dit in alle gevallen over aan een restaurator. Reddy-Best en Ordoñez noemen met regelmaat ‘burning tests’, brandproeven, als identificatiemethode. Ook dat gaat vanzelfsprekend niet zonder monsters te nemen, en die zullen dan groter zijn dan voor de meeste andere onderzoeken nodig is. Doe het nooit zelf. Door voortschrijdende technische ontwikkelingen bestaan er tegenwoordig ook onderzoeksmethoden waarbij bemonstering niet nodig is.

Advies

Onderzoekers van RCE kunnen advies geven welke analysetechniek de gezochte informatie kan opleveren. Erfgoedprofessionals en erfgoedbeheerders van musea, archieven, bibliotheken en monumenten kunnen kosteloos bij de RCE een advies- of laboratoriumonderzoek aanvraag indienen. De vraag kan gaan over materiaal, makelij, samenstelling, gebruikssporen, verval en conservering van objecten en materialen. Zie ook Onderzoek en advies op aanvraag.

Tentoonstelling

Een veilige omgeving

Licht is een voorwaarde voor tentoonstellen. Richtlijnen voor museale belichting vind je op [| Richtlijnen beperken lichtschade museale objecten ]. Textiel is zeer gevoelig voor licht. Omdat schade door licht cumulatief is, mag textiel niet permanent worden geëxposeerd. Buiten openingsuren moet de tentoonstellingsruimte donker zijn. Houd in de collectieregistratie bij welke objecten tentoongesteld zijn geweest, waar en hoe lang.

Zorg ervoor dat alle gebruikte tentoonstellingsmaterialen, zoals verf, weefsels, montagematerialen, veilig zijn en geen ongewenste gassen kunnen loslaten.

Vormgeving

Tentoonstellingen van kostuums worden over het algemeen hoog gewaardeerd door museumbezoekers. De vormgeving van de tentoonstelling draagt daar veel aan bij. Kleding is gemaakt om niet alleen op het lichaam te worden gedragen, maar ook om mee te bewegen met de drager. Moet het getoonde kledingstuk als het ware een portret van de drager laten zien of gaat het om andere waarden?

De vorm waarin kostuums worden getoond, wordt bepaald door de stijl van de tijd. Welk silhouet was het mode-ideaal in de periode dat het kostuum werd gedragen? Is het kostuum plechtig, feestelijk of voor dagelijks gebruik? Is het bedoeld om te kunnen zwieren? Is er een rijke soepele plooienval of zijn er stijve vullingen? Al deze vragen bepalen mee hoe de tentoonstelling er uit zou kunnen zien, maar hoe een kostuum veilig kan worden tentoongesteld hangt vooral af van de conditie. Dynamische houdingen kunnen worden verkregen, maar zijn niet altijd mogelijk. Laat de conditie van het object een presentatie zoals het werd gedragen niet toe, denk dan aan aanvullende middelen zoals gebruik van tekeningen of foto’s, replica’s, digitale animatie, etc.

Anders dan andere museumobjecten, blijft de 3-dimensionale vorm van kostuums niet vanzelf overeind. Een goede ondersteuning van het object is nodig en het juiste silhouet is daarbij het belangrijkste uitgangspunt. Zie Afb. 8a en 8b.

Stress moet vermeden worden en manipulatie bij het opstellen tot een minimum beperkt. Voor welke vorm van poppen ook wordt gekozen, zorg ervoor dat de maat van de pop kleiner is dan de maat van het kostuum en dat de vorm passend is (gemaakt) om het kledingstuk optimaal te ondersteunen. Dit kan een arbeidsintensief proces zijn, waar bij de tentoonstellingsplanning (en -budget!) rekening mee moet worden gehouden.

In hoofdzaak zijn er de volgende opties:

  • Regel in ongenummerde lijst
  • Bustes van ‘piepschuim’. De meest simpele en budgetvriendelijke methode is het gebruik van bustes van EPS (Expanded Polystyreen). Deze zijn gemakkelijk aan te passen tot de juiste maat. Ze kunnen worden afgesneden of waar nodig opgedikt met synthetische watten. Ze worden geleverd met een tricot hoesje. Plaats dat na aanpassing terug over de lagen vulling, of naai, als het niet meer past, een nieuwe.
  • Etalagepoppen maken dynamische opstelling beter mogelijk dan bustes. Maar lang niet elk kostuum is geschikt om bijvoorbeeld te buigen rond een elleboog of voor een asymmetrische opstelling. Dan kan ongewenste stress ontstaan. Is de kleding in goede staat en kunnen etalagepoppen worden gebruikt, zorg er dan voor dat ledematen gemakkelijk kunnen worden aangeklikt zonder spanning op het kledingstuk. Aanpassen van de vorm is minder makkelijk dan bij piepschuim. Is extra opdikking nodig, dan bewijzen panty’s waar het kruis uit is geknipt goede diensten. Die kunnen over de romp worden getrokken, waarna synthetische watten ertussen kunnen worden gestopt. De kousen kunnen desgewenst worden gebruikt om mouwen wat op te vullen, in plaats van rigide etalagepop-armen.
  • Geen pop, wel vorm. Gaat de voorkeur uit naar een minimalistische presentatie waarbij het object als het ware zwevend wordt gepresenteerd, dan kan een vorm worden gemaakt precies in de vorm van het object. Is deze van plexiglas, dan blijft ook de binnenkant zichtbaar. Er zijn ook andere materialen waarvan zo’n vorm gemaakt kan worden.
  • Liggend. Bij de voorgaande opties zal het object in voldoende goede conditie moeten zijn om zijn eigen gewicht te dragen. Is dat niet het geval, dan is liggend exposeren de enige mogelijkheid. Zorg ook dan voor een goede ondersteuning van binnenuit. Vul plooien en vouwen en zo nodig het lijf, maar dat hoeft niet zo hoog dat het lijkt of er een persoon ligt. Zie Afb. 9.

Vitrines of niet

Hoewel het publiek het zeer zal waarderen als textiel niet achter glas zit, zitten hier risico’s aan voor de objecten. Ook aan het gebruik van vitrines kleven nadelen.


Tabel 2
Voordelen Nadelen
Vitrines
  • Beschermen objecten tegen stof en klimaatwisseling in de ruimte
  • Verkleinen kans op aanraken, beschadiging en diefstal
  • Laten zien dat het museum zijn verantwoordelijkheid serieus neemt
  • Reinigen van de objecten na afloop van de tentoonstelling niet nodig
  • Voor het opstellen van kostuums zijn heel grote vitrines nodig
  • Vitrineglas moet aan veiligheidseisen voldoen en is bijzonder kostbaar
  • Bestaande/hergebruikte vitrines zijn niet altijd passend
  • Toegankelijkheid vitrine kan inrichting bemoeilijken
Open opstelling
  • Direct zicht op object, aantrekkelijk voor publiek
  • Budgetvriendelijk
  • Meer werkruimte tijdens inrichting
  • Omgevingscondities fluctueren door bezoekers; zij brengen vochtigheid mee en de temperatuur kan oplopen bij drukte
  • Door beweging in de ruimte ontstaat meer stof, dat op de objecten terecht kan komen
  • Risico beschadiging door aanraken
  • Risico diefstal
  • Oppervlaktestof moet na tentoonstelling worden verwijderd van de objecten, voordat ze weer naar depot kunnen. Dit is een belasting voor de objecten en vraagt veel tijd

Zie Afb. 10.

Bruikleen

Wanneer objecten in bruikleen worden gevraagd, zullen de meeste musea zo’n verzoek graag inwilligen, maar zoals gezegd kan textiel extreem kwetsbaar zijn. Daarom moeten mogelijke risico’s voor de gevraagde objecten goed worden afgewogen en moeten goede afspraken worden gemaakt.

Vraag een faciliteitenrapport op van de voorgenomen tentoonstellingsomgeving. Zorg voor een bruikleenovereenkomst (is dat op de kennisbank te vinden?) waarin een begin- en einddatum, voorwaarden voor verpakking, transport en hanteren van de objecten zijn vastgelegd. Spreek ook af of bij de installatie en afbouw een koerier nodig is of de aanwezigheid van een restaurator.

Maak een conditierapport voordat het object het depot verlaat. Het conditierapport moet door de bruikleennemer bij het installeren van het bruikleen op de locatie worden gecontroleerd en ondertekend. Na afloop van de tentoonstelling wordt de conditie opnieuw gecontroleerd en het rapport nogmaals ondertekend door bruikleennemer. Controleer het object nogmaals bij terugkeer in het depot, en let er vooral ook op of er geen mot of tapijtkevers zijn meegekomen.

Calamiteiten (specifiek voor textiel)

Noodplan

Onder calamiteiten verstaan we alle onvoorziene gebeurtenissen die schade aan de collectie of objecten toebrengen. Vanzelfsprekend doen collectiebeheerders er alles aan om dit te voorkomen. Maar doet zich toch een calamiteit voor, zorg dan dat er van tevoren is nagedacht over maatregelen. Maak een evacuatieplan en regel van tevoren waar de collectie of objecten heen kunnen als ze uit depot of tentoonstelling verwijderd moeten worden en zorg ervoor dat eventuele benodigde hulpmiddelen voorhanden zijn. Neem in het noodplan ook contactgegevens van restauratoren op. Graag een link naar Collectieveiligheid/CHV, als die op de kennisbank staat Voor textiel en kostuumcollecties gelden enkele specifieke aandachtspunten. Neem bij het verplaatsen van objecten zoveel mogelijk de richtlijnen in acht die in dit artikel zijn beschreven.

Beschadiging door aanraken

Textiel is verleidelijk, voor sommige bezoekers zelfs onweerstaanbaar, om aan te raken. Vitrines vormen een uitstekende bescherming, maar in open opstelling loopt textiel risico op tastvlekken of beschadiging. Richt de tentoonstelling zo in dat bezoekers niet bij de objecten kunnen. Ontstaat er toch schade, haal het object dan zo spoedig mogelijk weg of herstel de schade. Als er eenmaal iets los zit is dat voor anderen nog meer reden om eraan te voelen.

Diefstal

Vooral kleinere voorwerpen lopen risico, waaronder accessoires. Ook designer labels vormen een aantrekkelijk doelwit voor diefstal. Zorg ervoor dat bezoekers er niet bij kunnen, maar zet kleine voorwerpen ook zoveel mogelijk vast.

Biologische aantasting

Onder calamiteiten valt ook actieve aantasting door ongedierte of schimmel. Een goede hygiëne en klimaatbeheersing kunnen veel voorkomen, maar helemaal uit te sluiten valt biologische aantasting nooit. Worden motten waargenomen, isoleer dan direct het betreffende object door het in goed dicht getapet plastic te verpakken. Invriezen helpt om de insecten en larfjes te doden. Naderhand moeten alle resten van coconnetjes en uitwerpselen worden verwijderd d.m.v. mechanisch reinigen, ander heb je er later geen controle over of vraatschade oud is of nieuw.

Ander mogelijk ongedierte in collecties zijn knaagdieren en zilvervisjes. Knaagdieren gebruiken textiel graag als nestmateriaal en ‘knippen’ er stukjes vanaf. Maar ze kunnen ook brand veroorzaken. De aanwezigheid van zilvervisjes duidt vaak op een te hoge vochtigheid. Hoewel ze niet snel aan textiel zullen vreten, doen ze dat wel aan veredelingslagen (stijfsel!) en aan zuurvrij vloeipapier. De beste manier om schimmel te voorkomen is de RV (relatieve luchtvochtigheid) beneden de 60% te houden. Maar dat voorkomt niet dat er risico-zones zijn: een koude muur of vloer, een koel oppervlak zoals stalen leggers van stellingkasten, kunnen lokaal voor condens zorgen. Zorg dat textiel nooit direct contact maakt met een koeler oppervlak. Mocht zich toch schimmel voordoen, dan is dit vaak moeilijk te verwijderen. Raadpleeg een restaurator.

Water

Als textiel nat wordt is het belangrijk om snel te reageren. De kans is namelijk groot dat er moeilijk verwijderbare kringen, kleurstofvlekken en schimmels in textiel komen. Ook is er risico op vervorming: textiel kan krimpen of juist uitrekken. Vocht zorgt voor gewichtstoename, daardoor loopt nat textiel meer risico bij verplaatsen. Veel textiel is in natte toestand ook nog zwakker dan in droge toestand. Houd afdekzeilen of -plastic in de buurt, zodat de collectie zo snel mogelijk kan worden beschermd bij eventuele lekkage. Houd natte en droge objecten gescheiden.

Bij overstroming: verplaats alles in de gevarenzone zo mogelijk naar een hogere plaats. Let erop dat je na een calamiteit nat textiel niet op elkaar stapelt. Leg genoeg absorberend materiaal (zoals handdoeken, keukenpapier, filtreerpapier) op de natte plaatsen en tussen de lagen om het eerste vocht weg te nemen en verdere verspreiding van vocht en kleurstoffen tegen te gaan. Roep er zo snel mogelijk (maar zeker binnen 48 uur!) een textielrestaurator bij die kan bepalen wat de vervolgstappen moeten zijn.

Vuur

Tegen brand is weinig opgewassen als het om het redden van de collectie gaat. Neem wel voorzorgsmaatregelen: houd branddeuren gesloten, schakel elektrische apparaten uit en trek stekkers van apparaten die niet in gebruik zijn uit het stopcontact. Een veel voorkomende oorzaak van brand zijn knaagdieren, die aan elektrische leidingen knabbelen. Goed pestmanagement (staat dat op de kennisbank?) vormt dan ook een belangrijke factor bij het voorkomen van brand.

Ook moet worden nagedacht over de materialen die worden gebruikt voor preventieve conservering. Materialen die kunnen smelten, kunnen ook aan objecten vast gaan zitten. Dan ontstaat onherstelbare schade. Maar aan de andere kant vormen diezelfde materialen vaak de beste bescherming of steun voor de collectie, als er géén brand is. Niet smeltende materialen (karton, katoen) kunnen ook brandbaar zijn en vormen dan eerder een risico dan dat ze bescherming bieden.

In geval van brand gaat de veiligheid van personen altijd voor die van de collectie. Volg altijd de instructie van de BHV’ers of van de brandweer.

Ná een brand kun je met diverse soorten schade te maken hebben, als de objecten niet geheel verloren zijn: schroei-, roet- en waterschade. Zorg ervoor dat de objecten met verschillende soorten schade en onbeschadigde objecten van elkaar worden gescheiden. Raadpleeg zo snel mogelijk een restaurator.

Literatuur

Boeken

  • Boersma, Foekje e.a., Op de keper beschouwd, handboek voor het behoud van textielcollecties, Delft 2000
  • Flecker, Lara, A Practical Guide to Costume Mounting, Oxford 2007
  • Mclean, Catherine C., Susan R. Schmalz, The preparation of condition reports for costume and textiles at the Los Angeles County Museum of Art, in Textile Conservation: Advances in practice, Case study 4A, p. 152-162. Editors Lennard and Ewer, Butterworth-Heinemann, Oxford 2010.
  • Reddy-Best, Kelly L. and Margaret T. Ordoñez, Conservation Concerns in Fashion Collections, Caring for Problematic Twetieth-century yextiles, Apparel and Accessoires,Kent, Ohio 2022

Online bronnen

  • Canadian Conservation Institute, CCI Notes 13/1, Textiles and the Environment
  • Canadian Conservation Institute, CCI Notes 13/5, Hanging Storage for Textiles
  • Canadian Conservation Institute, CCI Notes 13/12 Storage for Costume Accessories
  • Dress and Textile Specialists, Mounting Historic Dress for Display
  • Dress and Textile Specialists, Curating Semi-Synthetic and Synthetic Fibres and Fabrics
  • Erfgoed Gelderland, Nummeren van Museale Objecten
  • ICOM International Committee for Museums and Collections of Costume, Fashion and Textiles, Vocabulary of Basic Terms for Cataloguing Costume
  • Museum of Fine Arts Boston, Conservation Project: Costume Accessoires
  • National Park Service, Conserve O Gram 16/4, Synthetic Fibres in Textile Collections
  • The Museums & Galleries Commission (MGC), An Illustrated Guide to the Care of Costume and Textile Collections
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 27 sep 2024 om 03:02.