Leien in Maasdekking - werkzaamheden
Introductie
Leibedekking heeft regelmatig onderhoud nodig. Voert u werkzaamheden uit aan de leibedekking? Dan zijn een aantal aandachtspunten van belang.
Eisen aan het dakbeschot
In tegenstelling tot Frankrijk en België brengt men in Nederland sinds eeuwen beschot aan, ook wel bebording genoemd. Alleen in het uiterste zuiden van ons land komen nog onbeschoten kappen met Maasdekking op latten voor. Bij gebouwen uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw kunnen we gordingkappen tegenkomen met staand dakbeschot voorzien van latten. Bij leibedekking is het belangrijk dat er een naar buiten afwaterende aansluiting ontstaat. Daarom liever geen beschot met messing en groef toepassen. Indien er water onder de leien slaat of bij lekkages over het dakbeschot loopt, blijft dit in de groef en messing staan, met houtrot van het dakbeschot tot gevolg.
Armschaven
De voorkeur heeft het aanbrengen van dakbeschot met arm geschaafde delen. Door krimp van het hout leveren de naden een aanzienlijke bijdrage aan een goede ventilatie van de kap. Wel levert dit wat meer houtverlies op. In veel gevallen zijn ventilatiekappen bij arm geschaafd beschot overbodig of kan men die sterk beperken.
Rabatdelen
Een andere mogelijkheid is de toepassing van rabatdelen van voldoende breedte. Rabatdelen zijn vooral na de Tweede Wereldoorlog steeds meer toegepast. Dakbeschot van rabatdelen beperkt echter de ventilatie van de kapconstructies. Aanvullende ventilatie bij dakkapellen of door middel van ventilatiekappen is dan vaak noodzakelijk. Voor een betere ventilatie onder de leien pleit men ook wel voor het aanbrengen van leilatten op de bebording. De latten brengt men dan in verband hart op hart op de werkende maat van de leien op tengels van minimaal 20 millimeter dikte aan om te zorgen voor voldoende ventilatie.
Dikte
Al het dakbeschot is bij voorkeur zo veel mogelijk kwastvrij. In verband met de bevestiging van de leien gelden de volgende eisen voor de dikte van het dakbeschot: Maasdekking in roestvaststalen haken minimaal 24 millimeter dik beschot, maar liever 28 millimeter; gespijkerde Maasdekking geen dunner dakbeschot dan 28 millimeter. In verband met de altijd optredende krimp en het tegengaan van een bevestiging in of pal naast de naad van de delen van het dakbeschot, houdt men bij Maasdekking een werkende maat aan die gelijk is aan, of een veelvoud van, de zichtdekking van de leien. Zet al het dakbeschot met goed verdreven nagels vast, zodat boven de leien uitstekende koppen van de nagels niet de er overheen liggende leien kunnen beschadigen. Het bestaande dakbeschot controleren en als dit nodig is opnieuw vastspijkeren. Dit behoort tot het werk van de leidekker, tenzij dit nadrukkelijk anders is overeengekomen. Een aandachtspunt bij torenspitsen en kappen van kerken en kastelen is dat er bij de aansluiting op de dakvoet ruimte ontstaat voor een goede ventilatie van de kap. Een spleet van 30 millimeter is voldoende. Zo kunnen vleermuizen toch binnenkomen en houd je duiven uit de kap.
Waterkerende laag
Onder de leibedekking mag men geen gebitumineerd papier of dampdichte folie of iets dergelijks als waterkerende laag toepassen. Door de hermetische afdichting stel je de bebording bloot aan condensvocht, die daardoor kan verrotten. De leibedekking wordt door het gebrek aan ventilatie ook overmatig aan vocht blootgesteld. Het schilferen en verweren wordt hierdoor sterk bevorderd. Om de ventilatie onder de leien te bevorderen past men bij Maasdekking ook wel latten toe.
Spinvliesfolie
De laatste jaren maakt men steeds meer gebruik van een zware kwaliteit waterwerende dampopen spinvliesfolie. Deze is primair bedoeld om het dak tijdelijk dicht te houden na het rooien van de oude leibedekking en bij uitgebreid inwendig herstel van de kapconstructie. Ook gebruikt men deze spinvliesfolies bij kritische toepassingen, zoals aankappingen. Een aankapping is een lager naar beneden doorgetrokken dakdeel.
Keuring van de leien
Om te voorkomen dat er leien op een monument komen die geen lange levensduur hebben, gelden er eisen voor de kwaliteit.
Kleur van de lei
Leien komen in zeer veel kleuren voor, variërend van blauw tot zwartblauw en diep paars tot groen. Leien uit Angers kleuren duidelijk blauw door het mineraal chloritoïd. Door meer koolstof wordt de lei donkerblauw tot zelfs zwart. Fijn verdeeld ijzeroxide is verantwoordelijk voor het kleurengamma van blauw met een rode zweem tot een diep paars. Bij groengrijze leien wordt de kleur bepaald door een grotere hoeveelheid van het mineraal chloriet. De soms voorkomende groene vlekjes bij Engelse leien zijn niet van invloed op de kwaliteit ervan.
Verkleuring of vergrijzing
Het verkleuren of vergrijzen van een lei is tot op zekere hoogte een graadmeter voor de kwaliteit. Met de mineralen die de kleur verlenen, gebeurt niets. De verkleuring tot witgrijs ontstaat door het uitbloeien van de kalk in de lei.
Verdekking van leien
Soms is het nodig een Maasdekking te keuren om te bepalen of verdekken lonend is. Verdekken is het weer goed sluitend leggen van de leien. Met het verdekken van leien zijn niet zulke positieve ervaringen opgedaan. Wanneer heeft dit nog zin? Ter indicatie kun je de vrijwillige wateropname meten. Is deze wateropname hoger dan 0,6 meter per meterprocent, dan heeft het geen zin meer om te verdekken. Hoewel behouden voor vernieuwen gaat, blijkt in de praktijk verdekken meestal niet lonend. Een uitzondering zijn leien uit Noordwest-Wales, zoals Penrhynn-leien, die slechts 20 à 25 jaar gelegen hebben en waarvan de resterende levensduur nog zeer aanzienlijk is. Bij twijfel is het verstandig de leideskundige van de RCE hierbij te betrekken.
Bevestiging van de leien
Rechthoekige leien voor Maasdekking kun je zowel met nagels als met leihaken bevestigen. Tegenwoordig gebruikt men bijna uitsluitend roestvaststalen leihaken. Oorspronkelijk gebeurde dit met gesmede ijzeren leihaken, met een vezelige structuur, die het gemakkelijk zo’n 70 à 80 jaar uithielden. Vanaf de jaren dertig tot het begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw gebruikte men koperen leihaken. Dit soort haken gaat niet langer mee dan 25 à 30 jaar.
Uitvoering leihaken
In Nederland past men nu over het algemeen haken van 2,7 millimeter dikte toe van chroomstaal of roestvast staal, type AISI 316. Naast blanke leihaken kan men ook leihaken in gezwarte uitvoering leveren. Gezwarte leihaken hebben de voorkeur, omdat je hiermee het hinderlijke schitteren van de haken in het zonlicht voorkomt. In tegenstelling tot wat men meestal denkt bestaat er een grote variatie in de lengte van de leihaken, de bek-opening en de inslagpen. Voor een gemiddelde leidikte van 5 millimeter geldt standaard een bekmaat van 6 millimeter. Voor de wat dikkere leien uit Wales past men een bekmaat van 8 millimeter toe. De bek-opening en de lengte van de inslagpen past men dus aan aan de dikte van de lei.
Onderhoud en herstel
Gescheurde of weggevallen leien worden bij Maasdekking, zowel bij genagelde leien als bij leien in leihaken, vervangen en weer bevestigd met behulp van leihaken. Eerst breng je de leihaak aan, daarna wordt de lei over de leihaak heen geschoven en weer teruggehaald tot deze in de bek van de leihaak zit.
Vormen
Bij Maasdekking past men steeds dubbele dekking toe, die er voor zorgt dat het dak zo goed als waterdicht blijft, ook als er een lei wegvalt. Een dak met leien in Maasdekking is daarom minder kwetsbaar en vraagt gemiddeld minder onderhoud dan een dak met Rijndekking. Bij de Engelse wijze van dekken zie je vaak dat men twee of drie breedtematen toepast, met zogenaamde ‘random slate’, vrij van maat. Hierbij dekt men van beneden naar boven met steeds kleinere rechthoekige leien. Bij de Franse wijze ziet men doorgaans geen maatverschillen. Het nettogewicht exclusief dakbeschot is afhankelijk van het formaat, de dikte en de vereiste dubbele overlap. Dit varieert voor de gangbare dikte van 4,5 à 5 millimeter tussen de 32 en 36 kilo per vierkante meter dak.
Variaties
Bij Maasdekking kon men leien ook ter versiering in andere vormen hakken. Soms was hiermee een geheel dakvlak gedekt. Deze variaties paste men veel toe aan het einde van de negentiende eeuw. In andere gevallen werden er leien tussen gedekt in een patroon met een afwijkende kleur. Meestal waren dit roodpaarse leien met een patroon van groengrijze leien.
Wijze van bevestiging
Bij Maasdekking in leihaken loopt water ter plaatse van de leihaak gemakkelijker omhoog dan bij een genagelde Maasdekking. Vandaar dat de overlap of veiligheidswaarde is gebaseerd op gehaakte leien. Op windgevoelige plaatsen past men de zogenaamde stormdekking toe, waarbij elke derde rij leien behalve met een leihaak nog met een extra nagel per lei wordt vastgezet. Ook langs kilgoten en hoekkepers moeten de leien naast haken voldoende vernageld te zijn. Leien langs boeiboorden van goten moeten eveneens zowel gehaakt als vernageld te zijn.
Aandachtspunten bij het aanbrengen
Voor het aanbrengen van leien op rijksmonumenten adviseren wij te voldoen aan de Uitvoeringsrichtlijn URL 4010 van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg. Verder is belangrijk dat men de dikkere leien onderop het dak toepast en langs de kilgoten. Door de grotere dikte zijn deze beter bestand tegen de druk van dakladders die men gebruikt langs kilgoten voor onderhoud en inspectie.
Hoekkeperlei
Hoekkeperleien mogen niet minder dan twee derde van de breedte van een normale lei zijn. Zorg ervoor dat de zijdelingse overlap minimaal een derde van de leibreedte is, met een minimum van 50 millimeter. Pakweg de breedte van vier leien vanaf kil of keper verdeel je de leien zodanig dat je - met voldoende zijdelingse overlap - een goede dekking verkrijgt zonder smalle, lelijke strookjes. Als je deze strookjes ook nog eens verkeerd nagelt, breken deze namelijk gemakkelijk af.
Maten
Tegenwoordig zijn de meest voorkomende maten in de handel voor Maasdekking 300 x 200 millimeter en 350 x 200 millimeter. Vaak wijkt dit echter af van de maat die men op het dak aantreft en zal men soms de maat van de leien moeten aanpassen. Voor dakkapellen en torenspitsen past men bijvoorbeeld zogenaamde torenleitjes toe van 180 x 270 millimeter. Een kleinere lei levert dan een veel fraaier dak op.
Relatie dakhelling - overlap
Ondanks de dubbele dekking kun je bij dakvlakken flauwer dan dertig graden geen leien in Maasdekking toepassen. Er kan dan geen waterdichte bedekking worden gegarandeerd. Bij insnoeringen van torens met een zeer flauwe dakhelling kun je eventueel uitwijken naar gefelste loodplaten. De overlap van de leien bepaal je door de lengte van de leihaak. Hoe flauwer de dakhelling is, hoe meer overlap nodig is, dus hoe langer de leihaak is.
Nok- en keperafwerking
De nokken en kepers dekt men in Nederland bijna overal af met lood. Let er op dat je het lood steeds van het weer af dichtfelst.
Voorzieningen
Denk bij het dekken met leien aan de volgende voorzieningen.
Ladder- en klimhaken
Een goede bereikbaarheid is essentieel voor inspectie en onderhoud. Daarom zijn de kosten voor bereikbaarheidsvoorzieningen subsidiabel gesteld in het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.
Dakluiken
Om dakvlakken zonder dakkapellen bereikbaar te maken, zijn in veel gevallen dakluiken noodzakelijk. Dit kunnen inliggende of opliggende luiken zijn. In andere gevallen is een opliggend luik aangebracht om in een kapruimte te komen die niet op andere wijze toegankelijk is. Opliggende dakluiken zijn erg gevoelig voor vervuiling achter de bovenste opstaande rand. Veel lekkages bij zowel inliggende als opliggende luiken ontstaan door gebrekkige of kapotgestoten loodaansluitingen en omrandingen.
Monnikskappen
Ventilatiekappen noemt men ook wel monnikskappen. Men past deze toe op plaatsen waar de ventilatie van de kap te wensen overlaat. Vooral in kappen met veel eikenhout die eerder aangetast zijn door de bonte knaagkever is een blijvende, goede ventilatie van de kapconstructie en de dakvoeten belangrijk.
De plaatsing is sterk afhankelijk van de kapconstructie en van de ventilatiemogelijkheden aan de dakvoet. Bij dakvlakken waarvan de hoogte tot de nok korter is dan zeven meter is een enkele rij ventilatiekappen op een derde van de hoogte vanaf de nok doorgaans voldoende. Als dakvlakken erg hoog zijn, kan een dubbele rij noodzakelijk zijn. Bij kerkkappen met een tongewelf is het raadzaam zowel ventilatiekappen te plaatsen op anderhalve meter uit de goot als boven de kruin van het tongewelf, op ongeveer een derde van de hoogte vanaf de nok.
Bliksemafleider
Onjuiste bevestiging van het daknet op de leibedekking zorgt voor veel problemen. Bij bevestiging door middel van ALPA-steunen zet men de pennen vaak op de verkeerde plaatsen door de leien op de onderconstructie vast, met vervelende lekkages als gevolg. Tegenwoordig maakt men steeds meer gebruik van roestvaststalen klemsteunen, die tussen de leien geschoven zijn en die men vastnagelt op het beschot. Het verdient de voorkeur dat de leidekker de klemsteunen aanbrengt in overleg met de bliksembeveiligingsfirma.
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 30 sep 2022 om 03:04.