Arnhem - Koningstraat 38 - Het Duivelshuis

< Rijksmonumenten


(8346) monumentenregister Monumentnummer: 8346

Introductie

Het Duivelshuis, 15de-eeuwse kernbouw met renaissancegevel, gebouwd voor Maarten van Rossum in 1539-46, naar ontwerp van Arndt Johan toe Boecop?, diverse malen hersteld en vernieuwd. In de gevel onder andere pilasters, kruisvensters en gebeeldhouwde koppen en aan zuidzijde forse hangende, drielaags erker op halve bogen met nog oorspronkelijk beeldhouwwerk (saters en kruisribgewelven met schelpdecoraties uit omstreeks 1545). In interieur diverse rijk uitgevoerde renaissance schouwen, een renaissance deur en consoles (deels afkomstig van elders) oude en gereconstrueerde gewelfkelders met een gotische deur afkomstig uit Nijmegen en in kap nog diverse oude dekbalkjukken. Verbouwing in 1830 door stadsarchitect A. Aytink van Falkenstein, restauratie/reconstructie in 1898 door C. Muysken met toevoeging balkon op pijlers en zuilen tegen zuidgevel en verregaande reconstructie in 1968 door J. Konijnenburg, waarbij het gebouw is gekoppeld aan het nieuwe stadhuis.

Zwart-witfoto van het pand op de hoek van de straat.
Het Duivelshuis. Foto door A.J. van der Wal, 1968. Beeldbank RCE, CC BY-SA 3.0


Kenmerken

  • Datering: vanaf 1539 met gebruikaking van oudere voorganger, restauraties/reconstructies uit 1830,1898,1968
  • Architect: Arndt Johan toe Boecop?, A. Aytink van Falkenstein 1830, C. Muysken (1898), J. Konijnenburg (1968)
  • Beeldhouwwerk: Guiseppe Roverso (1966-'68)
  • Bouwstijl: renaissance en 19de- en 20ste-eeuwse neo renaissance
  • Rijksmonument sinds: 14 oktober 1965

Historische gegevens rijksmonumenten Arnhem

Onderstaande gegevens over dit rijksmonument zijn in 1995 door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bij elkaar gezet. De opzet van de tekst volgt die van de MIP/MSP 1850-1940 rijksmonumentenregister systematiek. Deze systematiek was in die jaren in zwang. Het monument is echter al vóór die tijd beschermd. Vermoedelijk is het een vingeroefening geweest om oudere monumenten op een zelfde wijze in het register op te nemen. Dit is gedaan voor ca. 50 Arnhemse rijksmonumenten. In de meeste gevallen is de wijziging niet doorgevoerd in het register. De tekst geeft een korte geschiedenis, beschrijving en de monumentale waarden van het monument. Deze gegevens worden nu nog relevant geacht voor de kennisbank.

Heeft u aanvullingen of verbeteringen? U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Geschiedenis

Maarten van Rossum (1478-1555) was sinds 1528 bevelhebber van de legers van hertog Karel van Gelre en verwierf door strooptochten een fortuin, wat vooral werd besteed aan verbouwingen en nieuwbouw van verblijven in Zaltbommel (Maarten van Rossumhuis en huis van Jan van Rossum), Vaassen (de Cannenburch) en Arnhem (Duivelshuis). Van Rossum was wat betreft de kunsten een vernieuwingsgezind persoon en zijn verblijven behoren dan ook tot de vroegste voorbeelden van renaissance architectuur in ons land, met daarbij een rijke toepassing van beeldhouwwerk aan gevels en interieur in deze op dat moment nieuwe stijl.

Het project in Arnhem bestond uit een verbouwing van een ouder (waarschijnlijk 15de eeuws) huis, dat sinds 1512 in het bezit was van Karel van Gelre en vervolgens door de hertog aan zijn veldheer is verkocht. Vermoedelijk bestond dit huis uit een diep huis aan de noordzijde en een daar dwars opgeplaatste zijvleugel aan de zuidzijde (de zuidelijke dwars geplaatste kelder met gepleisterde graatgewelven kan nog bij dit middeleeuwse huis horen, de diepe tweebeukige noordelijke kelder is fors vernieuwd waardoor de ouderdom moeilijk te bepalen is). Ook enkele oude dekbalkjukken in de kappen kunnen nog restanten van dit laat middeleeuwse huis zijn. Van Rossum liet in ieder geval de gevels aan de straat vervangen door een zeer rijk uitgevoerde pronkgevel met een overdaad aan beeldhouwwerk, waaronder de nog altijd oorspronkelijke zeer markante saters, geplaatst tegen de steunbogen onder de forse hangende erker tegen het zuidelijke deel van deze (west)gevel. Temminck-Groll (Bulletin KNOB 78, 1979) vermoedt dat Van Rossum voor de verbouwingen van het Duivelshuis en de Cannenburch en voor de nieuwbouw van het huis voor zijn broer Jan in Zaltbommel één en dezelfde (thans nog onbekende) architect inschakelde. Het huis is gelegen op een zeer prominente plaats direct achter de koorsluiting van de Grote- of Eusebiuskerk en vormde oorspronkelijk een onderdeel van de zuidelijke gevelwand van de Koningstraat. Op de kaart van Joan Blaeu uit het midden van de 17de eeuw staat het pand aan de zuidzijde vrij met een steeg ernaast. Gaandeweg raakte ook deze zuidgevel ingebouwd, waardoor aan de Koningstraat alleen de rijk gedetailleerde westgevel nog zichtbaar was. In de 18de eeuw bleef goed onderhoud achterwege waardoor de decoraties zeer bouwvallig werden. Op een prent uit omstreeks 1760 waren al deze beelden nog voorhanden. Uit angst dat delen van de sculpturen op de straat zouden vallen, werden deze grotendeels verwijderd. I.A. Nijhoff had al in 1840 kritiek op deze handelswijze en op de verbouwing van Anthony Aytink van Falkenstein in 1830, in opdracht van het gemeentebestuur dat het huis in 1828 verworven had. Nijhoff schreef; "latere eigenaars (meer op het gevaar der voorbijgangers en op besparing van kosten, dan op het behoud van middeleeuwsche kunstgewrochten, bedacht) deden de door ouderdom wankelende beelden afnemen, die op ranke vooruitstekende zuilen of muurpilaren rustten, of waarmede het bovenste gedeelte van den gevel beladen was." Aytink van Falkenstein had bij de verbouwing in 1830 de noordelijke erker gesloopt en de dakkapellenreeks van de voorgevel omgevormd tot een derde verdieping met kroonlijst. De gevel werd gepleisterd en kreeg een neoclassicistisch aanzien (lijstgevel met 8-, 6- en 4-ruits schuiframen) en een bordestrap. Uiteindelijk was men zelf ook niet gelukkig met deze verbouwingen en kreeg C. Muysken de opdracht om het gebouw in 1898 te restaureren, waarbij het pand deels werd gereconstrueerd in zijn (naar inzichten van Muyskens' gedachte) oorspronkelijke toestand. Het huis kwam aan de zuidzijde vrij te staan en kreeg hier een natuurstenen balkon op hoekpijlers en zuilen met eronder een overwelfde portiek, terwijl ook de zuidgevel zelf en de oostgevel een op de westgevel aangepaste uitmonstering kregen. Aan de oostzijde van het huis, langs een straat die in de richting van de Walburgskerk verliep, verrezen vervolgens naar ontwerp van Muysken uitbreidingen van het stadhuis, waaronder een opmerkelijk bouwdeel dat geïnspireerd was op het oude Maarten van Rossumhuis te Zaltbommel. De gebeeldhouwde koppen in de friezen tussen de verdiepingen van de westgevel had Aytink van Falkenstein gespaard, maar veel beeldhouwwerk moest door Muysken vernieuwd worden. Tijdens de verwoestingen in september 1944 bleef het Duivelshuis gelukkig grotendeels gespaard. De uitbreidingen van Muysken ten oosten van het huis werden echter verwoest en keerden niet meer terug. In 1963 kwam de nieuwbouw van het stadhuis naar ontwerp van J. Konijnenburg gereed, waarin het Duivelshuis opgenomen moest worden. De restauratie van het huis vond plaats in 1966-68, waarbij J.J. Konijnenburg ingrijpend te werk ging. De door Muysken geplaatste kruisvensters werden gecorrigeerd, de zandsteen en Baumbergersteen van de voorgevel werd deels vervangen door Musschelkalksteen en wederom werd veel van de sculptuur vernieuwd en/of aangevuld. Konijnenburg reconstrueerde de noordelijke, op zuiltjes geplaatste erker en liet de ingang van Muysken in de westgevel vervallen. In het interieur werd met name de grote tweebeukige kelder vrijwel opnieuw opgetrokken en werden diverse interieurelementen toegevoegd. De saters en bijbehorende kruisribgewelven met schelpdecoraties onder de erker, welke blijkens verfrestanten vroeger geschilderd waren, overleefden al deze restauratiebeurten en zijn nog altijd grotendeels origineel. Deze saters hebben een symbolische betekenis; de vorst (of het goede) overwint de macht van het kwaad. Wanneer we bedenken dat het beeld tegen de middenpilaster van de erker boven deze saters Maarten van Rossum moet voorstellen dan ligt een dergelijke symbolische verklaring zeker voor de hand. oorspronkelijk waren blijkens een prent uit omstreeks 1760 alle pilasters van de westgevel, evenals de tympaanvormige bekroningen van de dakkapellen en de gebogen frontons van de noordelijke erker bekroond door staande beelden, waarvan sommige in krijgstenue met in de hand een lans. De medaillons in de friezen droegen koppen welke elkaar aanschouwden (in 1898 en 1968 gereconstrueerd), een motief dat ook in de boogtrommels van het Maarten van Rossumhuis in Zaltbommel is gehanteerd. Vermoedelijk gaven deze beelden leden uit het hof van de hertog en zijn veldheer weer. Na de restauratie zijn de figuren op de pilasters teruggekeerd. Verder bevindt zich slechts op de zuidwest hoek van de zuidelijke erker een beeld met lans.

Het metselwerk van de gevels is door diverse restauraties grotendeels vernieuwd. Origineel metselwerk bevindt zich nog bij de doorgang en boog van de doorgang in de oostgevel en in de daar rechts op aansluitende delen van de onderbouw. Het baksteenformaat bedraagt in de doorgang 24½-25x4½-5x12½-13cm en in de boog en achtergevel 25-25½x5½x11½-12cm, 10 lagen = 70cm. Degelijke formaten kunnen in de Arnhemse context zeer wel behoren tot werk uit de eerste helft van de 16de eeuw.

Omschrijving

Een fors, deels tweelaags en deels drielaags huis, met een samengestelde plattegrond en zolderverdieping in kap. Het huis is onderkelderd door middel van een drietal verschillende kelders. Het huis bestaat in hoofdlijn uit een langwerpig aan de Koningstraat gelegen dwars geplaatst tweelaags gedeelte met zadeldak met trapgevel aan de noordzijde. Dit gedeelte heeft tegen de westgevel links een smalle driezijdige drielaags erker op zuiltjes met composietkapitelen en geheel rechts een brede, driezijdig gesloten, drielaags hangende erker op drie natuurstenen halfronde steunbogen, welke zijn versierd met een saterbeeld en daarboven een kraagsteen met gebeeldhouwde kop (reconstructiewerk uit 1966-68 door Guiseppe Roverso) . De gevel bestaat tussen beide erkers uit vijf, door pilasters van elkaar gescheiden traveeën, elk in de kap bekroond door een stenen dakkapel met fronton. De dakkapellen zijn onderling verbonden door een gemetselde borstwering. Van de zuidelijke erker komt het vloerniveau niet overeen met dat van de overige delen van de voorgevel en steekt de derde bouwlaag boven het dak uit als een in plattegrond achtzijdige torenbekroning. op deze bekroning sluit aan de oostzijde een zadeldak aan dat afsluit aan de oostzijde met een trapgevel. Tegen de eveneens (na restauratie van Muysken) van pilasters voorziene zuidgevel is een natuurstenen balkon geplaatst op hoekpijlers met overhoekse steunberen en rondboogdoorgangen in de zuidzijde ondersteund door een forse ronde zuil met lijstkapiteel. Dit balkon heeft een gesloten natuurstenen borstwering met ruitvormige decoraties en op de hoeken overhoeks geplaatste basementen met daarop een lantaarn met smeedijzeren decoraties. Onder het balkon bevindt zich een door graatgewelven overkluisd portiek, dat een voortzetting vormt van het authentieke portiek met bakstenen graatgewelven onder deze zuidvleugel. Dit portiek bezit nog een oorspronkelijke rondboogdoorgang met in de binnen- en buitenboog bakstenen profielstenen in de oostgevel en een doorgang met smeedijzeren sierhek aan de westzijde onder de erker, tussen de twee steunbogen met saters van de rechter travee. Tegen de achtergevel staan diverse sterk verbouwde bakstenen uitbouwen onder lessenaarsdak en een verhoogd centraal trappenhuisgedeelte onder schilddak, alle voorzien van houten 12-ruits roederamen met uitzondering van een nog deels authentiek drielaags gedeelte met plat tegen de zuidvleugel, welke natuurstenen kloostervensters bezit.

De achtergevel van de zuidvleugel bezit onder een grote rondboogdoorgang met bakstenen buitenboog met ojiefprofiel en een op natuurstenen basementen rustende binnenboog afwisselend uitgevoerd in baksteen met zandstenen tussenstenen en sluitsteen. Het metselwerk van deze bogen en omliggende muurwerk van deze eerste bouwlaag is nog grotendeels oorspronkelijk. De twee bouwlagen en trapgevel daarboven zijn restauratiewerk van Muysken en bezitten bakstenen muurwerk met zandstenen speklagen en natuurstenen kruisvensters met glas-in-lood en luiken. In de trapgevel een kloostervenster. Ook de zuidgevel van behoort tot het restauratiewerk van Muysken en bezit in de tweede en derde bouwlaag bakstenen muurwerk, door natuurstenen pilasters onderverdeeld in vier traveeën met op de hoeken fors naar voren springende pilasters, bij de lijstkapitelen versierd met een fronton. Alleen de vier traveeën van de tweede bouwlaag zijn voorzien van vensteropeningen en een deur naar het balkon. De vensters bezitten één lichtopening onder strek met een glas-in-lood raam. De deur heeft een natuurstenen kalf en bovenlicht met glas-in-lood.

De belangrijke westgevel is strak geleed door middel van natuurstenen pilasters over alle bouwlagen en horizontale waterlijsten en kroonlijsten onder en boven de vensters. Alle traveeën zijn voorzien van natuurstenen kruisvensters met glas-in-lood. De vensters worden bekroond door gekoppelde natuurstenen rondbogen met in de boogvelden een schelpdecoratie. De vensters van de tweede bouwlaag van de brede hangende erker aan de zuidzijde worden in afwijking hiervan bekroond door een natuurstenen fronton met in het timpaan een schelpdecoratie. De onderbouw is blind en opgetrokken in baksteen, met ter plaatse van de afsluiting van de basementen van de pilasters een rollaag. In deze onderbouw een forse natuurstenen gevelsteen met de tekst: "Senatus Populusque Arnhemiensis Has Aedes Martini Rossemii Marescalci Gelri A° D1 CDDCCCXXX Ad Magistratus Usum Dedicatas A° D1 CDDCCCXCVII Renovarunt".

De pilasters bezitten lijstkapitelen en in de brede hangende erker Ionische kapitelen, met uitzondering van de derde bouwlaag die weer lijstkapitelen bezit. De smalle noordelijke erker heeft op de hoeken zuilen met Ionische kapitelen. Boven de vensters in beide bouwlagen bevindt zich een natuurstenen architraaflijst, bakstenen fries en natuurstenen kroonlijst, die weer dienst doet als lekdorpel voor de bovenliggende vensters Bij de vensters van de tweede bouwlaag doet deze kroonlijst dienst als profiellijst van de afzaten van de kruisvensters van de dakkapellen. De bakstenen friezen bezitten medaillons met uit de gevel stekende natuurstenen gebeeldhouwde hoofden.

De dakkapellen zijn ter plaatse van de onderlichten (met luiken) van de kruisvensters onderling verbonden door een gemetselde borstwering, met daartegen weer pilasters die een natuurstenen standbeeld torsen. De dakkapellen bezitten een frontonvormige bekroning met bakstenen timpaan, waarin weer een gebeeldhouwd hoofd is opgenomen en natuurstenen deklijsten met daarop gekoppelde voluten en een akroterion in de top.

De smalle erker aan de noordzijde sluit af met een met koper gedekt koepeldakje met windvaan. Dit dakje wordt omgeven door gebogen frontons en beelden op de hoeken. De brede hangende erker heeft onder de drie eerder genoemde steunbogen met saters. Tussen deze bogen is deze onderbouw overwelfd door gekoppelde natuurstenen kruisribgewelven met in de gewelfvakken en op de sluitstenen schelpdecoraties. De gehoornde saters met bokkepoten volgen de booglijn en zijn ingeklemd in rolwerk. Hun poten en armen zijn door middel van banden aan de boog 'gekluisterd' . Het muurvlak tussen de overhoeks geplaatste linker boog en de haaks onder de erker geplaatste middenboog bezit een houten kloostervenster met smeedijzeren traliewerk. Het boogveld tussen de midden-boog en de ook weer overhoeks geplaatste rechter steunboog is open en geeft toegang tot een overwelfd portiek (onderdoorgang) onder de zuidvleugel. De doorgang is thans afgesloten door een rijk uitgevoerd smeedijzeren hekwerk. De derde bouwlaag van deze erker bezit kruis-vensters met luiken in de onderramen en sluit af met een geheel natuurstenen bekroning, bestaande uit een natuurstenen hoofdgestel met in het fries weer gebeeldhouwde hoofden en op de kroonlijst natuurstenen dakkapelvormige bekroningen met een door voluten geflankeerde onderbouw met een cirkelvormige opening en een fronton als bekroning. Tussen deze met de traveeën eronder corresponderende bekroningen bevinden zich siervazen en op de zuidwest hoek een basement met standbeeld (krijgsman met lans). De middenpilaster van deze erker bezit ter hoogte van het fries boven de vensters van de eerste bouwlaag een beeld van een bebaarde edelman (vermoedelijk portret van Maarten van Rossum), weergegeven vanaf het middel. Dit is een kopie van het beeld dat thans binnen in een nis is opgesteld. De natuurstenen lijst op de onderbouw van deze hangende erker bevat de bekende historische spreuk van de vier Gelderse hoofdsteden van het verleden; "Nijmegen de Oudste, Roermond de Stoutste, Zutphen de Rijkste, Arnhem de Genoeglijkste".

De daken zijn gedekt met leien aan de zuid- en westzijde en verder met gesmoorde pannen.

Inwendig bezit het pand een keldercomplex, bestaande uit een drietal verschillende, thans met elkaar verbonden kelders. Aan de noordzijde bevindt zich een langwerpige, vrij smalle kelder met tongewelf (kruin langs oost-west as) met daar ten zuiden van, parallel aan de eerste kelder een forse tweebeukige kelder met twee vrijstaande bakstenen pijlers en bakstenen gordel- en scheibogen en gepleisterde graatgewelven (ingrijpend vernieuwd). In de natuurstenen vloer zijn enkele oude platen met inscripties (waaronder gotische inscripties) opgenomen. Haaks op deze kelder sluit tenslotte een éénbeukige kelder aan met twee gepleisterde graatgewelven op muurpijlers (in feite een tongewelf met forse steekkappen). Het vloerniveau van deze kelder ligt aanmerkelijk hoger dan dat van de twee overige kelders. Een nis in de zuidelijke kopwand van deze kelder lijkt te behoren tot een trap naar buiten. De kelders zijn oorspronkelijk toegankelijk geweest o.a. via een deur in de westgevel (onder de in 1968 weer gereconstrueerde noordelijke erker), welke bij de restauratie niet opnieuw is aangebracht. Thans zijn de kelders te bereiken van binnen uit via onder meer een grote trappenhuisruimte ten oosten van de zuidelijke kelder. In de meest noordelijke kelder bevindt zich een scheidingswand met daarin een uit Nijmegen afkomstige 15de-eeuwse gotische deur met in het onderste deel zes cirkels met ingeschreven vierpassen.

De interieurelementen zijn per zaal omschreven en hiervan zijn onder meer van belang; schepenzaal (eerste bouwlaag noordvleugel) bezit moer- en kinderbalkenplafond met moerbalken op korbeelstellen met sleutelstukken met afgeschuind profiel en muurstijlen rustend op natuurstenen kraagstenen met op afgeschuinde dagzijde in reliëf wapenschilden (geschilderd in diverse kleuren) en een natuurstenen renaissance schouw met pilasters met grotesken en composietkapitelen, met daarop wangstukken met voluutvormige console, met blad- en bloemdecoraties en o.a. dubbele dolfijnen in reliëf en hoofdgestel met eierlijsten en parellijsten en gebeeldhouwd fries met vogels, vazen en bladwerk. Middenzaal (eerste bouwlaag naast schepenzaal) bezit moer- en kinderbalkenplafond met moerbalken op natuurstenen gebeeldhouwde consoles met een afgeronde voorzijde waarop in reliëf een wapenschild, natuurstenen schouw met pilasters met grotesken, voluutvormige consoles en klassiek hoofdgestel met reliëf met twee wapenschilden met griffioenen als schilddragers en in schouw tegeltableau met stadsgezicht van Arnhem, met op banderol de tekst "gezicht op de stad Arnhem in de 17de eeuw". De zaal bezit in de zuid- en noordwand diverse nissen, met in de nissen van de zuidwand links een oud beeld van Maarten van Rossum (halfbeeld bestaande uit romp, armen en hoofd, afkomstig van erker westgevel) en rechts een staand beeld van soldaat in uitrusting. Burgemeesterskamer (in zuidvleugel met erker eerste verdieping) moer- en kinderbalkenplafond met platte klassiek gedetailleerde sleutelstukken met onder moerbalk in erker een dwarsmuurtje met muurzuil met kapiteel met dansende putti, schouw met natuurstenen pilasters met hermen op hoge basementen met puttokopje tussen krullen en leeuwenkop, houten hoofdgestel met panelen en gesneden koppen, gietijzeren rijk versierde haardplaat en oude tegels met kinderspelen, renaissance-deur met gebeeldhouwde lijst en klassieke omlijsting met gecanneleerde Ionische halfzuilen met zeemeermin in reliëf en hoofdgestel met panelen en leeuwenkop (afkomstig van Bakkerstraat 36, 17de-eeuws), glas-in-lood ramen met wapens van burgemeesters. Kabinet (boven burgemeesterkamer) houten plafond met panelen en lijstwerk, kastenwand met veelruits deuren en fronton met gemeentewapen Arnhem, in erker zuil met kapiteel met faunen, geprofileerde kozijnen en paneeldeuren met rocaillemotieven. In halgang aan achterzijde "ziende kap" op korbeelstijlen met onder de stijlen gebeeldhouwde natuurstenen koppen, moerbalk op oude renaissance sleutelstukken. Trappenhuis met trappen met smeedijzeren leuningen. zaal van burgemeester & wethouders (op verdieping noordvleugel boven schepenzaal) bezit moer- en kinderbalkenplafond op oude houten afgeronde consoles met gesneden maskerons, schouw met marmeren Toscaans-dorische zuilen en rijk gesneden houten hoofdgestel met kopjes en bladlijsten en kussenpanelen en gietijzeren haardplaat (17de-eeuwse schouw, afkomstig uit in 1910 gesloopt pand Bakkerstraat 36), rococodeur.

De kapconstructies bezitten nog deels oude dekbalkjukken (sommige bezitten ingekorte kromstijlen) waarvan sommige met gesneden telmerken. op de zolder bevinden zich diverse oude medaillons met portretkoppen, afkomstig van de friezen van de westgevel.

Waardering

Het Duivelshuis behoort tot één van de vroegste en merkwaardigste voortbrengselen van renaissance architectuur in Nederland. Van haar oorspronkelijke opzet zijn met name de fraaie saterbeelden onder de erker bewaard gebleven als zeer waardevolle relicten van vroege renaissancekunst. Het pand zelf is thans vooral van belang als bouwkundig document van 19de- en 20ste-eeuwse restauratieopvattingen en toont thans vooral haar restauratiegeschiedenis. Inwendig bevinden zich onderdelen welke mogelijk teruggaan tot de oudere 15de-eeuwse kern (delen van keldercomplex, balklagen, kapjukken) van belang voor bouwhistorische wetenschap en verder diverse in kunsthistorisch opzicht belangwekkende nagelvaste inventarisstukken uit de 16de-, 17de- en 18de eeuw (schouwen, consoles, deuren en dergelijke). Het gebouw bezit voorts door de ligging direct achter de Eusebiuskerk in combinatie met de markante bouwmassa en opvallende rijk vormgegeven westgevel een hoge situeringswaarde.




Zie ook

ArtikelenHoort bij deze thema's

Meer informatie Meer over het monumentenregister en het rechtsgevolg van de aanwijzing tot rijksmonument is te vinden op cultureelerfgoed.nl/monumenten.

Meer over de omvang en reikwijdte van de bescherming van specifiek dit monument is te vinden in Monumenten - Rijksmonumentenregister en de leeswijzer.
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 16 jul 2024 om 02:00.