Panorama Landschap - Groningen en Gorecht
Introductie
De regio Groningen en Gorecht ligt rondom de stad Groningen. Het landschap is kleinschalig op de Hondsrug, open in het oosten. De stad Groningen is ruimtelijk dominant, en bekend van haar universiteit.
Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Karakteristiek
Gorecht, de naam is die van het oude rechtsgebied rondom de stad, en de stad Groningen -thans ruim 200.000 inwonersvormen al vanaf de middeleeuwen een belangrijke regio in het noorden van het land. De stad is in alle opzichten dominant en sturend voor de ontwikkeling van de rest van de regio, de provincie en het noorden van Drenthe. Alle grote land- en waterwegen lopen naar of van de stad, die als een spin in het infrastructurele netwerk ligt. Haren is een typisch villadorp dat na de komst van het spoor uitgroeide tot voorstad voor de gegoede Groningse burgerij.
In landschappelijk opzicht is er een verschil tussen de hogere gronden van de Hondsrug en de lagere terreindelen aan weerskanten ervan. Op de Hondsrug vinden we de stad Groningen in het uiterste noorden, de overige dorpen, buitenplaatsen en villawijken, houtwallen en bossen. Het landschap is ruimtelijk bezien heel kleinschalig en besloten. De veenpolders ten oosten en ten westen van de rug vormen hiermee een contrast. Opgaande beplanting en bebouwing ontbreekt vrijwel geheel in het veengebied. Het is een aaneenschakeling van grote open ruimten die vooral als grasland in gebruik zijn. In de westelijke laagte stroomt de Drentsche Aa, in het oosten het Drentsche Diep, de benedenloop van de Hunze. Beide stromen komen uit in de grachten van Groningen, waarna hun water via het Reitdiep wordt afgevoerd naar het Lauwersmeer.
Belangrijkste wegen zijn de A7 en A28. Per spoor kan vanuit
Groningen het gehele noorden en de Randstad bereikt worden. Van en naar de stad Groningen lopen meerdere hoogspanningsleidingen. De voormalige Hunzecentrale is in 1998 gesloopt, daarop verrees later onder meer het stadion Euroborg. Windturbines komen in de regio niet voor.
Ontstaan van het natuurlijke landschap
Pleistoceen
In het saalien, de voorlaatste ijstijd was de regio bedekt met landijs. Daaronder werd een laag keileem afgezet, die op de Hondsrug en de andere delen van het Drents Plateau aan de oppervlakte ligt. Het is een mengsel van zand, zware leem en keien. Tijdens een latere fase van de landijsbedekking is de laagte aan de oostkant van de Hondsrug ontstaan: het ‘oerstroomdal van de Hunze’.
In het weichselien, de laatste ijstijd, bereikte het landijs ons land niet. Wel heerste er een toendraklimaat: de bodem raakte permanent bevroren (permafrost), waardoor regen en smeltwater niet konden wegzakken. De belangrijkste hoogteverschillen werden genivelleerd, zoals delen van het Hunzedal. De wind zette een laag dekzand af. Op verschillende plaatsen liggen komvormige laagten (dobben). Dit zijn pingoruïnes, door ijs gevormde depressies.
Holoceen
Na afloop van het weichselien, zo’n 10.000 jaar geleden, begon het holoceen. Het klimaat werd warmer en vochtiger en er ontwikkelde zich een gesloten vegetatiedek. In afgesloten laagten, bijvoorbeeld in de pingoruïnes, trad veenvorming op. In het oerstroomdal van de Hunze ontstond een groot veenmoeras en kwamen dikke veenpakketten tot ontwikkeling. Ook in het dal van de Drentsche Aa en tussen Noordlaren en Glimmen zijn veenlagen gevormd (het Besloten Veen).
De zee drong vanuit het huidige Reitdiep het gebied in en zette een laag zeeklei af. De invloed van de zee reikte tot aan het natuurlijke Zuidlaardermeer. Het Paterswoldsche Meer is ontstaan door veenwinning. Hier en daar liggen reliëfrijke terreinen die het gevolg zijn van verstuiving: het Noordlaarderbosch en de Appèlbergen zijn het gevolg van mislukte 19deeeuwse ontginningen.
Landschappenkaart
Op de archeologische landschappenkaart behoort de regio tot Noordelijk zandgebied (met daarbinnen dekzandvlakten en kleine stukken veenvlakten), Noordelijk kustveengebied (met veenvlakten), Keileemgebied (met keileemruggen, keileemvlakten en beekdalbodems) en Fries-Gronings kleigebied (met kwelders).
Bewoningsgeschiedenis
Prehistorie en Romeinse tijd
De oudste menselijke sporen dateren uit het einde van de oude steentijd en gaan terug tot ongeveer 10.000 v.Chr. Ze zijn in de gemeente Haren gevonden. Vanaf de Trechterbekercultuur (3400-2800 v.Chr.) begon een periode van min of meer permanente bewoning. In Noordlaren ligt een hunebed (G1). Voorts zijn er sporen van vernielde hunebedden bij Glimmen en Onnen (G2, G3 en G4) en liggen er grafheuvels bij Haren. In het centrum van de stad Groningen zijn ook prehistorische vondsten gedaan. Waarschijnlijk zijn de oudste dorpen op de Hondsrug vanaf de vroege middeleeuwen (circa 800) ontstaan, dat wil zeggen: op hun huidige locatie komen te liggen. Voor die tijd werden nederzettingen zo nu en dan verplaatst. De stad Groningen ontstond op de noordelijkste uitloper van de Hondsrug. De oudst bekende schriftelijke vermelding dateert uit 1040, maar als woonplaats is Groningen veel ouder; er is vanaf de Romeinse tijd (3deeeuw) onafgebroken gewoond.
Middeleeuwen
De structuur van de nederzettingen is dezelfde als die van de dorpen op het Drentse deel van de Hondsrug. Deze zandgronden waren geschikt om op te wonen en te akkeren. Boerderijen lagen op de flanken van de Hondsrug, akkers lagen rondom de dorpen. De akkers groeiden uit tot essen: aaneengelegen akkercomplexen, zoals de Noordlaarderesch en de Glimmeresch. De oudste essen grensden aan de kleine huisakkers, terwijl latere ontginningen verder van de nederzettingen lagen. Door voortgaande ontginningen zijn de bossen die eertijds voorkwamen op de Hondsrug verdwenen. In het veengebied van het Hunzedal lagen hooilanden en gemeenschappelijke weidegronden.
Haren heeft het karakter van een streekdorp. Langs de doorgaande weg over de smalle Hondsrug zijn boerderijen gebouwd en werden akkers aangelegd. De percelering was onregelmatig blokvormig. De zandgronden waren van nature niet erg vruchtbaar en moesten worden bemest. Hiervoor werd de mest van het vee gebruikt. Het werd vermengd met heideplaggen, veenplaggen of bosstrooisel en op de akkers gebracht. Door de voortdurende ophoging met plaggen en mest kregen deze essen een ietwat bolle ligging. Deze ophogingslaag wordt een esdek of enkeerdgrond genoemd. De es werd omringd door een wildwal, bestaande uit aarde en beplanting in de vorm van meidoorn en andere moeilijk doordringbare struiken. Ook individuele akkers, de kampen, hadden een dergelijke beplanting.
De woeste gronden (heidevelden en veengronden) waren dus noodzakelijk voor het voortbestaan van de gemeenschap. Op de heide graasden schapen en werden plaggen gestoken. Net als elders in het noordelijke zandgebied ontstonden vanaf de 12de eeuw de marke-organisaties. Deze werden opgericht om de boeren in een dorp of buurtschap te beschermen tegen nieuwe bewoners die zich wilden vestigen. Binnen de marke werden regels gesteld voor het gebruik van de gemeenschappelijke gronden en werden de rechten en plichten van de inwoners geregeld.
In de lagere delen van het landschap staken individuele boeren turf voor eigen gebruik. Hierdoor ontstonden veenputjes. Kloosters en burgers uit Groningen begonnen vanaf de 13de eeuw dit deel van de regio af te graven. Klooster Aduard begon in het zuiden, tussen Annerveen en Kropswolde. Hier ontstond Wolfsbarge. Bij de uithof van klooster Yesse (Essen) kwam een kapel te staan en ontstond Kropswolde. Vanuit Onnen en Noordlaren werd in de 13de eeuw gestart met de ontginning van de venen rond Westerbroek. De noordgrens van dat gebied werd gevormd door de Borgwal, een veendijk van rond 1300, die beschermde tegen de Hunze. De turf werd afgevoerd via de Hunze.
Door inklinking van het veen na de ontginning en doordat de wateraanvoer van de Drentsche Aa en de Hunze onregelmatiger werd, kregen lagere delen van de regio steeds meer te maken met wateroverlast. In de 12de eeuw werden de eerste kaden opgeworpen om de hooilanden tegen het water van de riviertjes te beschermen. De Osdijk en de Waterdijk ten oosten van Onnen zijn hier voorbeelden van.
Nieuwe en nieuwste tijd
Vanaf 1500 nam de macht van de stad Groningen flink toe in het Gorecht. In 1392 kreeg de stad het Gorecht in pacht van de bisschop van Utrecht en mocht er recht spreken. In 1460 kocht de stad het gebied van de bisschop en startte de ontwikkeling van Groningen als een stadstaat. Tijdens de Opstand wist Willem Lodewijk van Nassau in 1594 met de zogeheten Reductie van de stad Groningen heel Noord-Nederland op de Spaanse troepen te veroveren. Het calvinisme werd daarop doorgevoerd en alle kloosters werden gesloten. De stad nam daarop vrijwel alle bezittingen van de kloosters over. De Reductie bevestigde aldus de macht van de stad Groningen. In de eeuwen erop wist de stad haar macht uit te breiden door in bezit te komen van het Oldambt en Westerwolde. In de bezittingen werd op grote schaal turf gewonnen. Na het graven van het Winschoterdiep werd alle turf uit de Veenkoloniën van de stad afgevoerd, die daar economisch flink van profiteerde (zie verder de stadsbeschrijving).
De commerciële vervening nam vanaf eind 18de eeuw een grote vlucht. Niet alleen in de Veenkoloniën, maar ook in de lagere delen van Gorecht. Het gebied westelijk van de Hoornschedijk werd afgegraven waardoor langzamerhand het Hoornse Meer, het Paterswoldse Meer en het Friesche Veen ontstonden. Tegen 1800 ontstond de nederzetting Hoornschedijk. Aan de andere kant van de Hondsrug werd rond Westerbroeks eveneens verveend. Hier veroorzaakte het baggeren de vorming van veel plassen. Deze breidden zich echter niet uit tot grote meren. Het Foxholster Meer, een natuurlijk meer, werd wel vergroot. Na de turfwinning kwam de oude zandige laag weer aan de oppervlakte te liggen. Op deze zogenaamde dalgronden vond akkerbouw plaats.
Op de Hondsrug bleven de nederzettingen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren vooralsnog boerendorpen. In Haren was de bebouwing geconcentreerd op de zuidelijke en westelijke helling van de Hondsrug, bij de huidige Kerkstraat en Rijksstraatweg. Onnen werd gevormd door een aantal veedriften die samen kwamen op de ‘tie’, een soort brink. Ook in Noordlaren stonden de boerderijen in de dorpskern en aan de westkant van de weg naar Onnen. In Haren was er sprake van enige ambachtelijkheid. Geleidelijk trad een verschuiving op van akkerbouw naar veeteelt, hetgeen onder meer resulteerde in de bouw van zuivelfabrieken in de dorpen eind 19de eeuw.
Buitenplaatsen, landgoederen en villa’s
Zuidelijk van Groningen liggen enkele buitenplaatsen en landgoederen. Het huis te Glimmen gaat terug op een kasteel dat omstreeks 1225 is gebouwd. Het was omgracht en werd in de 16de eeuw een buitenplaats. Voorveld, Emdaborg en Middelhorst bij Haren werden gesticht in de 18de eeuw. In de uitgeveende gronden lieten rijke Groningers opvallend veel buitenhuizen aanleggen bij Westerbroek, zoals Schaffershof, Boschmastate, Leinwijk, Bellingeheerd, Huningaheerd, Tebbenplaats en Rustlust.
Vanaf het tweede deel van de 19de eeuw zijn vooral ten zuiden van Groningen en in Haren tal van villa’s en huizen voor de middenklasse gebouwd. Door verbetering in het transport door de komst van het spoor, werd het voor de gegoede burgerij ook haalbaar buiten de stad te gaan wonen. Steeds meer vestigden zij zich blijvend in Haren, in eerste instantie vooral aan de Rijksstraatweg.
In het begin van de 20steeeuw zette deze tendens door, ook aan de Verlengde Hereweg en andere straten in Haren. De universiteit van Groningen kocht in 1917 Huize de Wolf en legde daar de nieuwe Hortus Botanicus aan. Sindsdien woonden ook veel universitaire docenten in Haren. Dergelijke ontwikkelingen zien we in alle grotere steden in ons land en in Europa.
Recente ontwikkelingen
Na de opheffing van de vestingstatus in 1874 kon Groningen zich buiten de veste uitbreiden. Deze ontwikkeling zette vooral vanaf de Tweede Wereldoorlog flink door (zie ook verder). Ook Haren is sterk uitgebreid. De overige dorpen in de regio hebben een beperkte groei doorgemaakt. Hier is de oorspronkelijke structuur van het landschap duidelijk te herkennen.
Delen van het polderland bij het Zuidlaardermeer hebben hun agrarische functie verloren en hebben een natuurbestemming (Natura 2000) gekregen. In de hele regio, maar vooral bij het Zuidlaardermeer en het Paterswoldermeer, is het aantal recreatieve voorzieningen belangrijk toegenomen. Het zogenaamde Scandinavisch Dorp is een geheel nieuwe woonkern.
De door de landbouw gebruikte gronden zijn alle ruilverkaveld, soms zelfs twee keer (Haren).
Ruilverkaveling | Oppervlak (ha) | Periode | % in regio |
---|---|---|---|
Harkstede | 5343 | 1979 - 1995 | 16,2% |
Glimmer Polder | 231 | 1943 - 1957 | 99,7% |
Noordlaarder Made | 142 | 1926 - 1929 | 100% |
Oude Veenkoloniën¹ | 20326 | 1988 - 0 | 7,4% |
Haren2 | 3802 | 1999 - 0 | 99,9% |
1. Herverkaveling Oost-Groningen
2. Herverkaveling
2. Herverkaveling
Specifieke thema’s
Groningen (200.000 inwoners) ligt op de noordpunt van de Hondsrug, waar een landweg samen kwam met de Drentse Aa en Hunze die verder gingen als Reitdiep naar de Lauwerszee. De nederzetting werd een belangrijk handels- en marktcentrum in de middeleeuwen. Er zijn geen geschreven stadsrechten bekend, maar aangenomen wordt dat dit omstreeks 1245 plaats heeft gevonden. In die tijd werd de oude omwalling vervangen door een nieuwe met zes poorten. In de volgende eeuwen werd de stad steeds verder uitgebreid. Dit verliep gelijk met het steeds onafhankelijker worden van de stad. Groningen wist zich aan het gezag van de bisschop te onttrekken en verwierf grote delen van de huidige provincie. Een grote stadsuitleg vond plaats in 1624, toen een nieuw verdedigingsstelsel werd aangelegd met zeventien bastions, zeven landpoorten en vijf waterpoorten. Hierdoor was het oppervlak bijna verdubbeld. De verwachte bevolkingsuitbreiding kwam er niet, zodat grote delen van deze omwalde stadsuitbreiding tot in de 19de eeuw onbebouwd bleven. Doordat Groningen de grootste en belangrijkste stad in de verre omtrek was, stonden er tal van religieuze en institutionele gebouwen, waaronder een groot aantal gasthuizen. Het Prinsenhof was tot 1795 de residentie van de stadhouder.
Door de aanleg van verschillende kanalen werd de greep op de Ommelanden vergroot en in de 15deeeuw kreeg de stad het stapelrecht op alle producten uit de Ommelanden. Deze rechten bleven tot ver in de 20steeeuw bestaan. Van groot belang voor de ontwikkeling van de stad waren de uitgebreide veenwinningen in de veenkoloniën. De stad verwierf stukken land en verdiende bovendien aan het feit dat alle turf via Groningen moest worden vervoerd. Door de aanleg van het Stadskanaal werden vanaf het einde van de 18de eeuw nieuwe veengebieden ontsloten die vervolgens vergraven werden.
De oprichting van de universiteit in 1614 bevestigde het belang van de stad en trok wetenschappers en studenten naar de stad. In de 19de eeuw was Groningen een van de belangrijkste handelssteden van Nederland. Er vestigden zich diverse industrieën en er verrezen nieuwe woonwijken voor de snel groeiende bevolking. De rijkere inwoners van de stad bouwden villa’s en buitenplaatsen in het gebied tussen Groningen en Haren. De stad groeide steeds verder uit tot de ‘metropool van het noorden’. De vesting werd opgeheven in 1874 en vanaf die tijd zijn de bastions en de andere verdedigingswerken grotendeels afgebroken. Hierop werden onder meer het Noorderplantsoen aangelegd en het Academisch Ziekenhuis gebouwd. In het zuiden kon er woningbouw plaatsvinden.
Begin 20ste eeuw had de stad al ruim 67.000 inwoners. Op basis van diverse uitbreidingsplannen van de gemeente werden tot 1940 de Oranjebuurt, de Korrewegwijk, de Hoogte en de Oosterparkijk aangelegd. De Tweede Wereldoorlog en de jaren erna betekende een stop op de groei. Het gevolg was dat er woningnood ontstond en veel mensen wegtrokken naar omringende gemeenten, zoals Haren, waar wel nieuwbouw werd gepleegd. In Groningen werden enkele uitbreidingen gerealiseerd, zoals De Wijert-noord (1959-1962). Deze wijk is intussen aangewezen als wederopbouwgebied van nationaal belang. In de jaren 1970 werd Leeuwenborg gebouwd, gevolgd door Beijum. Tien jaar later volgde de Hunze en rond 2000 de wijk Van Starkenborgh. Vanaf 2000 zijn wijken als Reitdiep, Buitenhof, Gravenburg en Piccardthof aangelegd. De in 2006 gestarte bouw van Ter Borch geldt officieus als een Groninger stadswijk, maar ligt in Eelderwolde (gemeente Tynaarlo). De wijk Meerstad ten oosten van de stad is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Groningen en Slochteren.
Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw is de universiteit de grootste werkgever in de gemeente en de provincie. Decentralisatie van werk vanuit het westen van het land, zoals de vestiging van de PTT –intussen al weer terugverhuisd naar Den Haag – zorgde ook voor groei. Er zijn meerdere hoogbouwkantoren gebouwd, waarvan het kantoor van de Gasunie langs de A7 het meest opvalt.
Er liggen in de stad vijf beschermde stadsgezichten, waaronder het oude centrum. De regio kent nog een andere, namelijk de Rijksstraatweg in Haren.
Voor de toekomst is een regiovisie Groningen-Assen opgericht: een samenwerkingsverband tussen Drenthe en Groningen en de gemeenten in het gebied tussen Groningen en Assen. Deze regio ziet zichzelf als de economische motor van Noord-Nederland en heeft een viertal programma’s ontwikkeld op het gebied van wonen, werken, infrastructuur en natuur & landschap (Regiopark).
Infrastructuur
Alle belangrijke land- en waterwegen in de provincie leiden naar de stad Groningen. Dit gaat al terug tot de middeleeuwen. Omstreeks 1350 werd de Hunze geschikt gemaakt voor de scheepvaart, van waaruit omstreeks 1630 een aftakking werd gegraven in oostelijke richting, het Winschoterdiep, om het vervoer van turf. Begin 15de eeuw is het Damsterdiep gegraven, waarmee de stad een verbinding kreeg met de Dollard. Via het Reitdiep kon men vanuit Groningen naar de Lauwerszee varen. In de 17de eeuw werden bestaande kanalen ingericht als trekvaart. Bovendien werden enkele nieuwe vaarten aangelegd, zoals het Boterdiep naar Bedum en Winsum. Deze kanalen had de stad met alle delen van de provincie trekschuitverbindingen. In de 19de en 20steeeuw volgden de Noord-Willemsvaart (1861), het Eemskanaal (1870-1876) en het Van Starkenborghkanaal (1938).
Over land was de weg van Assen via Haren naar Groningen de belangrijkste. De weg werd in 1824 verhard. In het midden van de 19de eeuw zijn de wegen naar Friesland en naar het oosten verhard. Het spoor verscheen in 1868 met de lijn Leeuwarden-Groningen, in 1870 volgde het traject naar Meppel, in 1876 naar Nieuweschans-Oldenburg en in 1884 de lijn Groningen-Delfzijl. Van de lokaalspoorwegen en tramlijnen is alleen de lijn Groningen-Roodeschool bewaard gebleven.
Ten zuidoosten van Groningen is in 1931 de luchthaven Eelde geopend, nu bekend onder de naam Groningen Airport Eelde. Het is in bezit van de twee provincies en enkele gemeenten. Vanaf deze luchthaven worden door enkele low-budget maatschappijen chartervluchten uitgevoerd. In 2013 werd de vernieuwde start- en landingsbaan, na jarenlange procedures, in gebruik genomen. Tot op heden is de luchthaven verliesgevend gebleken (zie ook regio Noordenveld).
Literatuurlijst
- Broek, J.F.J. van den, 2007. Groningen, een stad apart: over het verleden van een eigenzinnige stad (1000-1600). Assen.
- Duijvendak, M.G.J. en. B. de Vries, (red.), 2003. Stad van het Noorden: Groningen in de twintigste eeuw. Assen.
- Hurenkamp, H.G., 1995. Tien grote plannen voor Groningen 1608-1995. Assen.
- Ligtendag, W.A.,1988. Cultuurhistorisch onderzoek landinrichtingsgebied Haren. Rapport Universiteit van Amsterdam.
- Kingma, J., 2008. Tuinstad Haren: bouwlust in de jaren ‘30. Groningen.
- Schroor, M., 2009. Historische atlas van de stad Groningen: van esdorp tot moderne kennisstad. Amsterdam.
- Schroor, M. en J. Meijering, 2007. Golden Raand. Landschappen van Groningen. Assen.
Structuurdragers
Landschapsvormende functie | Elementen en structuren in het huidige landschap - Groningen en Gorecht |
---|---|
Algemeen | Stad Groningen en directe rechtsgebied met o.a. villadorp Haren |
Landbouw en natuur | Essen: Noordlaarderes, Onneres, Glimmeres - houtwallen |
Onregelmatige blokvormige percelering | |
Open Onnerpolder (veen), grasland | |
Veenontginning/turfwinningsgebied rondom het Paterswoldse meer. | |
Bosbouw | Noordlaarderbosch |
Appelbergen | |
Wonen | Stad Groningen ruimtelijk dominant tot ver buiten de regio - Historisch centrum, veel gasthuizen, getransformeerde stadswallen - Universiteitsgebouwen in centrum - Idem Zernike Science park - 19de en 20ste eeuwse uitbreidingen, o.a. tuindorpen en villawijken - Groei zet door in 21ste eeuw - Bedrijvigheid vnl oostelijke deel stad (+suikerfabriek Hoogkerk/vloeiweiden) |
Haren, esdorp, vanaf 19de eeuw villadorp - Hortus botanicus RUG |
|
Glimmen, Onnen, Noordlaren esdorpen | |
Bestuur | Groningen provinciehoofdstad en rechtbank |
Waterstaat | Reitdiep |
Hunze (Drentse Diep) (met ontwikkeling nieuwe natuur | |
Drentse Aa | |
Osdijk | |
Waterdijk | |
Hoornsedijk | |
Zuidlaardermeer | |
Foxholstermeer | |
Hoornsche meer/Paterswoldermeer/Frieseveen (zie delfstoffenwinning), thans watersport en recreatie | |
Defensie | Noorderplantsoen, resten stadsomwalling |
Delfstoffenwinning | Hoorsche meer/Paterswoldermeer /Frieseveen restant turfwinning |
Verveningssporen Wolddeelen/Sassenhein | |
Verkeer | A7, A28, N46, N360, N341, N355 |
Ringweg Groningen | |
Straatweg Groningen-Assen | |
Straatweg Groningen-Peize-Roden | |
Rijkstraatweg Groningen-Haren | |
Schuitendiep/Winschoterdiep | |
Damsterdiep | |
Boterdiep | |
Hoendiep | |
Noord-Willemskanaal (ook afwatering) | |
Eemskanaal | |
Van Starkenborgkanaal | |
Groningen spoorknooppunt, lijnen richting: - Assen-Meppel-Zwolle - Leeuwarden - Veendam / Winschoten-Duitsland - Delfzijl / Roodeschool |
|
Vliegveld Eelde (regio Noordenveld) | |
Landgoederen en buitenplaatsen | Buitenplaatsen in Haren, Glimmen, Noordlaren |
Over Panorama Landschap
Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.
Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.
- Printversie (pdf)
Zie ook
Artikelen- Panorama Landschap - Drentsche Aa
- Panorama Landschap - Noordenveld
- Panorama Landschap - Veenkoloniën en Westerwolde
Specialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 10 jan 2023 om 04:02.