Panorama Landschap - Nijmegen-Groesbeek
Introductie
De regio Nijmegen-Groesbeek ligt rond de oude Romeinse stad Nijmegen bovenop de stuwwal aan de Waal met bosrijk gebied eromheen. Er is een steile gradiënt vanaf de stuwwal naar de rivier. De stad is ruimtelijk dominant.
Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Karakteristiek
De regio Nijmegen-Groesbeek bestaat uit een stuwwal die hoog boven het omringende rivierengebied uitsteekt. De hoogste delen reiken tot boven de 80 meter boven NAP, terwijl de overstromingsvlakte van de rivieren op ongeveer 10 meter hoogte ligt. De hoge gronden (inclusief het in Duitsland gelegen Reichswald) liggen als een hoefijzer rond het bekken van Groesbeek, een laagte die ontstond doordat een kleine gletsjer zich vanaf het ijsfront naar het zuidwesten bewoog. De gronden zijn voornamelijk in gebruik als bos en heideterrein. De bewoning en het landbouwkundig gebruik waren voornamelijk beperkt tot de flanken van de stuwwal en tot het bekken van Groesbeek. Een uitzondering is het dorp Berg en Dal, dat hoog op de heuvels ten zuiden van Beek en Ubbergen ligt.
De stad Nijmegen, de tiende stad van Nederland met ruim 170.000 inwoners en bekend van de Vierdaagse, ligt bovenop de stuwwal aan de Waal. Het is een van de oudste steden van ons land, met wortels die teruggaan tot in de Romeinse tijd. De invloed van de stad doet zich over de hele regio en erbuiten gelden. Het betreft dan niet alleen het bebouwde gebied, maar ook de economisch verzorgende betekenis van de stad, zoals de universiteit, ziekenhuizen en de uitstekende bereikbaarheid over de weg, spoor en via het water. De snelweg A73 vormt samen met de buiten de regio geleden A50 en A15 de verbinding met de rest van het land. De N325, N841 en N844 zijn de andere uitvalswegen van de regio.
In 1944 werd de binnenstad van Nijmegen gebombardeerd. Het centrum werd na de oorlog herbouwd en is nu een wederopbouwgebied van nationaal belang.
Vanaf de elektriciteitscentrale aan de Waal beginnen tal van hoogspanningsleidingen, die uitwaaieren over de regio. Windturbines komen in de regio niet voor.
Ontstaan van het natuurlijke landschap
Pleistoceen
Tijdens de voorlaatste ijstijd, het saalien (circa 200.000-125.000 jaar geleden), bereikte het landijs ons land. De ijsmassa drukte oudere afzettingen voor zich uit of opzij, waardoor stuwwallen werden gevormd. Een kleinere gletsjer schoof naar het zuiden in het huidige bekken van Groesbeek. De opgestuwde heuvels liggen als een hoefijzer rondom dit bekken. Tijdens de maximale uitbreiding van het landijs stroomde het smeltwater over de laagste plaatsen van de stuwwallen en schuurde daarbij smeltwaterdalen uit zoals het Zevendal, de laagte bij Holle Weg en het dal waardoor nu de spoorlijn Nijmegen-Groesbeek loopt. Aan de voet van de stuwwal werden waaiers van smeltwatersedimenten afgezet. In het bekken is keileem afgezet.
In de laatste ijstijd, het weichselien (circa 70.000-10.000 jaar geleden) bereikte het landijs ons land niet, maar heerste een poolklimaat. De bodem was vrijwel permanent bevroren. In de hellingen van de stuwwallen ontstonden op diverse plaatsen diepe dalen en werden bestaande dalen dieper uitgeslepen. Elders trad op de hellingen verspoeling op. Door het ontbreken van begroeiing had de wind vrij spel. Er werden langgerekte dekzandruggen afgezet. In deze periode verlegde de Rijn haar loop. Deze liep eerst met een grote bocht ten noorden van de stuwwal van Montferland door het dal van de Oude IJssel.
Aan het einde van het saalien werd de stuwwal doorbroken, waarna de rivier haar loop naar het zuiden verlegde en door de stuwwal tussen Montferland en Nijmegen doorbrak. De rand van de stuwwal werd nadien aangevreten door de Rijn en de Waal. Hierbij ontstond de steile helling van Beek en Ubbergen, een opvallend geomorfologisch verschijnsel in Nederland.
Holoceen
Ongeveer 10.000 jaar geleden kwam een einde aan de laatste ijstijd. Het klimaat werd warmer en vochtiger en het gebied raakte bedekt met bos. Door een slechte afwatering in het laaggelegen bekken van Groesbeek heeft zich plaatselijk veen gevormd. Ten oosten van Groesbeek zijn beekafzettingen tot stand gekomen. Door plaggenbemesting is de bodem plaatselijk opgehoogd.
Landschappenkaart
De regio behoort op de archeologische landschappenkaart tot de Stuwwallen en de Lage Maasterrassen. Een klein deel in het noordwesten behoort tot de Rijn-Maasdelta. Daarbinnen zijn als landschapszones plateaus, hellingen, sandrs, beekdalbodems, droogdalbodems, terrassen en rivierduinen onderscheiden.
Bewoningsgeschiedenis
Prehistorie en Romeinse tijd
De stuwwal van Nijmegen-Groesbeek was al vroeg een aantrekkelijk vestigingspunt. In het gebied zijn vondsten gedaan uit vrijwel alle historische perioden, van de oude steentijd tot nu. Bij Breedeweg, ten zuiden van Groesbeek is een vuursteenwerkplaats uit de middensteentijd gevonden. Op veel plaatsen aan de flanken van de stuwwallen en in het bekken van Groesbeek zijn vondsten uit de nieuwe steentijd aangetroffen, onder meer van de Klokbekercultuur (circa 2400-2200 v.Chr.). Uit de bronstijd (circa 1700-700 v.Chr.) is onder andere aardewerk aangetroffen bij Klein America. Op het Kops plateau bevond zich in deze tijd een heiligdom. Bij ‘t Zwaantje ligt een grafheuvel en een grafveld uit de ijzertijd (circa 700-50 v.Chr.).
In de eindfase van de ijzertijd en de daaropvolgende Romeinse tijd was het gebied dicht bewoond, getuige de vele gebruiksvoorwerpen en nederzettingssporen die zijn teruggevonden. In 15 v.Chr. is op de Hunnerberg in Nijmegen door de Romeinse veroveraars een groot legerkamp (castra) gebouwd. Daarbij ontstond ook een burgerlijke nederzetting die rond het jaar 100 van de Romeinse keizer stadsrechten kreeg. Het stond bekend als Ulpia Noviomagus Batavorum. De vestiging van belangrijke Romeinse legerplaatsen bij Nijmegen had grote gevolgen voor het gebied. Behalve restanten van de legerplaatsen zijn ook vormen van bedrijvigheid aangetroffen die met de militaire aanwezigheid verband hielden, zoals een militair atelier waar aardewerk, bakstenen en dakpannen werden vervaardigd. In de loop van de 2de eeuw werd het atelier de centrale steenfabriek van het Nedergermaanse leger (Holdeurnse potten- en pannenbakkerij). Bij Plasmolen zijn de resten van een grote Romeinse villa (landgoed) opgegraven, daterend uit de 2de eeuw.
Middeleeuwen en nieuwe tijd
Na de Romeinse tijd nam de bevolking in de regio sterk af. Grote delen van het gebied werden verlaten. Mook, Groesbeek en Nijmegen bleven vermoedelijk bewoond. Nijmegen werd in de Karolingische tijd één van de keizerlijke verblijfplaatsen of ‘paltsen’. Ook de bossen rondom Groesbeek behoorden tot de keizerlijke goederen. De naam ‘Reichswald’ in Duitsland herinnert hier nog. De weg van Mook via Grafwegen richting Kranenburg en de grenzen met de landerijen van Kranenburg werden in 1473 definitieve grenzen. De verschillende landschappelijke ontwikkelingen van de gebieden aan weerszijden van de grens is opvallend: aan de Nederlandse kant van de grens lag landbouwgrond, aan de Duitse kant het bosgebied van het Reichswald. Het in Nederland (Gelre) gelegen Nederwald is vanaf het begin van de 15de eeuw als bosgebied sterk in kwaliteit en omvang achteruit gegaan. Door geldgebrek waren de Gelderse hertogen gedwongen tot houtverkoop. Omdat de rechten van de inwoners van omliggende plaatsen om hun vee in de bossen te laten grazen niet aangetast konden worden, versnelde dit het proces van achteruitgang. Het duurde tot na 1700 voordat het bos hersteld werd.
In het bekken van Groesbeek is in de vroege middeleeuwen de Heerlijkheid Groesbeek ontstaan. Vanuit de hof is het gebied in cultuur gebracht. Ook elders, bij Mook, Molenhoek en Malden werden akkers en weilanden aangelegd. De bouwlanden lagen in complexen bij elkaar (essen of engen). Om de bodemvruchtbaarheid in stand te houden werd potstalmest, een mengsel van dierlijke mest met bosstrooisel of heideplaggen, op de akkers gebracht. Hierdoor hoogde de bodem langzaam op. Doordat schapen op woeste gronden graasden, degenereerde deze tot heide. Naast oude akkercomplexen liggen er diverse kleinere ontginningen (kampen of eenmansesjes) van later datum.
In het bekken van Groesbeek liggen de oude akkercomplexen langs de Groesbeek, langs de Kranenburgse Straat, bij Grafwegen/ Breedeweg en bij de Plak. De ontginning langs de noordzijde van de weg van Groesbeek naar Kranenburg heeft later in de middeleeuwen plaatsgevonden op een daar van nature al aanwezige hoge, zandige rug. Grafwegen is mogelijk rond de 13de eeuw ontstaan in het grensgebied tussen Overwald en Nederwald, langs de zuidelijke tak van de vroegmiddeleeuwse weg Groesbeek-Kessel. De ontginning is geleidelijk oost- en noordwaarts uitgebreid.
Middelaar duidt op een middeleeuwse oorsprong (1000-1300), gelegen op een verhoging nabij de rivier. De bouwlanden lagen op de stuwwal. De lage gronden langs de rivier waren wei- en hooiland. De hogere delen van het terrein waren in gebruik als bossen of heidevelden.
De lage natte gronden in het bekken van Groesbeek aan weerszijden van de Leigraaf, langs de Maas en in het huidige natuurgebied de Bruuk, werden gebruikt als weiland, hooiland of voor de hakhoutproductie. Ze behoorden tot de gemeenschappelijke gronden die door de omwonende boeren werden geëxploiteerd. Aan het einde van de 19de eeuw zijn deze gronden verdeeld onder de eigenaren. Ook De Bruuk heeft men geprobeerd te ontginnen. In 1935 bestond het gebied voornamelijk uit hooiland, maar uiteindelijk is dit opgegeven omdat het te nat bleef.
Het Nederrijkswald kent een overwegend grootschalige percelering op de hellingen en een kleinschaligere en een onregelmatige percelering in de oudere ontginningen. De uitgiften in het Nederrijkswald zijn kaarsrecht uitgemeten, waardoor grote blokken ontstonden.
In de loop van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw vonden veranderingen in het grondgebruik plaats. Een deel van de heidevelden werd omgezet in bos, een ander deel in landbouwgrond. Dit leidde tot het ontstaan van verschillende kleine buurtschappen en het heideontginningsdorp De Horst. De kleine boerderijgroepen bij FoxhilI, Klein America en St. Maartenshoeve in de jonge bosontginningsgebieden, stammen ook uit de 20ste eeuw. Plasmolen ontstond rond 1900 als kunstenaarskolonie.
Recente ontwikkelingen
In de loop van de 20ste eeuw werd het landbouwkundige gebruik in de regio verder geïntensiveerd. Van de rond 1900 nog aanwezige heidevelden is nu slechts nog een fractie over. Het merendeel is bebost. Op de Mookerheide ligt één van de weinig overgebleven stukken heide. Heumensoord is een ander groot bosgebied in de regio, dat bekendheid geniet als voormalig militair oefenterrein. Tegenwoordig gebruikt defensie het als schietterrein. Tijdens de Vierdaagse is het een tentenkamp waar velen overnachten. Op het terrein ligt een zweefvliegveld.
In het agrarisch gebied heeft een schaalvergroting plaatsgevonden, wat vooral leidde tot grotere kavels en het verdwijnen van kenmerkende perceelsrandbegroeiing, zoals houtsingels. Er heeft één ruilverkaveling plaatsgevonden: Groesbeek (2230 hectare), uitgevoerd tussen 1994 en 2008. Van drie andere ruilverkavelingen lag minder dan 2% in de regio (Rijk van Nijmegen Noord en -Zuid en Mook-Middelaar). Staatsbosbeheer heeft onder meer De Bruuk in bezit. Het gebied kent een afwisseling van hooilanden en broekbosjes. Natuurmonumenten bezit de Sint-Jansberg.
Op de hogere delen van het gebied liggen verschillende zorginstellingen, evenals recreatieve voorzieningen zoals de Heilig Landstichting, waar het Bijbels Openluchtmuseum (nu Museum Orientalis) een belangrijk onderdeel van vormde. In de regio liggen onder meer een camping en het recreatieoord De Lubbert.
Een ander recreatiegebied is Mookerplas, compleet met jachthaven en campings. Dit was tot in de jaren 1990 een grindwinninslocatie, die daarna is omgevormd. Tussen Heumen en Weurt werd tussen 1921 en 1927 het Maas-Waalkanaal gegraven. Dit creëerde een doorsteek van de Maas naar Nijmegen. De stad Nijmegen heeft zich intussen aan de westzijde van het kanaal uitgebreid.
Door de oorlogshandelingen in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog heeft de regio sterk geleden. De binnenstad van Nijmegen werd per vergissing gebombardeerd door de geallieerden en ook in het gebied van Groesbeek werd tijdens gevechten veel schade aangericht. Vrijwel alle bebouwing aldaar is van na 1945. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Nijmegen zich sterk uitgebreid. Ook Malden en Groesbeek zijn flink gegroeid, waardoor de voormalige oude bouwlanden nu geheel onder nieuwbouwwijken van de dorpen zijn verdwenen. Bij de dorpen liggen tegenwoordig industrieterreinen, een waterzuivering en tuincentra. De Horst en Bredeweg hebben zich door nieuwbouwprojecten van straatdorp tot kern ontwikkeld. Ubbergen is beschermd dorpsgezicht.
Specifieke thema’s
Steden
Nijmegen (170.000 inwoners), qua inwoners de tiende stad van ons land, is in de 1ste eeuw n.Chr. ontstaan op een strategische plek waar de Waal de stuwwal raakt. Verschillende legerplaatsen en versterkingen zijn bij opgravingen aan het licht gekomen, vooral op het Kops Plateau en de Hunnerberg. Na de Romeinse tijd raakte de stad in verval, maar bleef bewoond.
Aan het einde van de 8ste eeuw bouwde Karel de Grote een palts op de plek waar nu het Valkhof staat. Dit gaf Nijmegen een impuls. De palts werd in 1155 uitgebreid tot een grote burcht. Er werd gewoond op de heuvels in de directe omgeving van het Valkhof, maar ook langs de rivier. Gaandeweg breidde de stad zich uit in de richting van de Waal. In 1230 kreeg Nijmegen stadsrechten, waarna in 1247 de stad Gelders werd. Omstreeks 1300 werd de stad ommuurd en in de volgende anderhalve eeuw volgden verschillende uitbreidingen, waarbij onder meer het Valkhof weer binnen de ommuring kwam te liggen. In 1591 werd de stad door prins Maurits veroverd op de Spanjaarden en in de jaren erna werden nieuwe verdedigingswerken aangelegd. De eeuwen hierop stokte de uitbreiding en werden alleen de verdedigingswerken vernieuwd en vergroot. Door haar ligging was de stad van strategisch belang voor de Republiek. Dit duurde tot 1874, toen de vestingstatus werd opgeheven. Dit was het startsein voor een inhaalslag en de stad begin zich in hoog tempo uit te breiden. De ontmantelde bolwerken werden omgevormd tot boulevard waarlangs villa’s verrezen. Dit gold ook voor de weg van het centrum naar het in 1880 geopende station. Daarnaast werden de uitvalswegen gebruikt om woningen voor de beter gesitueerden te bouwen. Verder weg kwamen wijken met eenvoudiger woningen. Een deel van de 19de-eeuwse uitbreidingen is beschermd stadsgezicht. In het zuiden van de stad kwam aan het einde van de 19de eeuw industrie. Eromheen ontstonden arbeiderswijken. Nijmegen werd een centrum van katholicisme in Nederland, wat onder meer tot uiting kwam in de stichting van een universiteit. De stad bleef groeien, zonder dat er een samenhangend plan aan ten grondslag lag.
In februari 1944 werd de binnenstad per ongeluk gebombardeerd door de geallieerden; een half jaar later nogmaals, waarmee Nijmegen een van de meest getroffen steden in de oorlog was. Wederopbouw volgde tot 1960. De wederopbouwplannen volgden grotendeels het oude stratenpatroon, maar dan een slag verbreed. De binnenstad werd ingevuld met traditionele en ‘shake-hands-architectuur’, een mengvorm van modern en traditioneel. Het Plein 1944 is een nieuw element in het centrum. Een deel van het heropgebouwde gebied is aangewezen als wederopbouwgebied van nationaal belang.
De naoorlogse uitbreidingen lagen als schillen om de oudere wijken. Ze werden overwegend opgezet volgend modernistische principes, waarbij veel hoogbouw is toegepast, onder meer in Hatert. In Heyendaal verrezen de nieuwe hoge universiteitsgebouwen. Vanaf 1967 werd over het Maas-Waalkanaal de eerste wijk ontwikkeld: Dukenburg, gevolgd door Lindenhof. Aan het einde van de 20ste eeuw volgde de ‘Waalsprong’, waar rond het oude dorp Lent een nieuwe Vinexwijk is (en nog wordt) gerealiseerd.
Defensie
De strategische positie van de regio – een hoge stuwwal omringd door de Waal en de Maas – heeft in verschillende perioden geleid tot de aanleg van verdedigingswerken. Het Romeinse verleden is al besproken in deze tekst. In de Tachtigjarige oorlog werd één van de eerste veldslagen uitgevochten op de Mookerheide (1574), een veldslag die de Staatse troepen verloren. Een eeuw later werden op de heide twee schansen aangelegd, de Mookerschans en de Heumensche Schans, die beide nog aanwezig zijn. De laatste is in het bezit van Natuurmonumenten.
Langs het Maas-Waalkanaal en verder langs de Maas werd in 1939 de Maaslinie aangelegd, bestaande uit een lange keten van kazematten. Die langs het kanaal liggen, zijn met de verbreding van het kanaal verdwenen. Langs de Brabantse zijde van de Maas zijn er ongeveer 20 overgebleven tussen Cuijk en Maasbracht.
Bij Groesbeek staat een luchtwachttoren van prefabbeton. Dit is een militair element uit de Koude Oorlog om laagvliegende vliegtuigen op te merken. Het einde van de Koude Oorlog betekende dat de luchtwachttorens hun functie verloren. Veel zijn er afgebroken.
Heilig Landstichting
In 1911 werd de Heilig Landstichting opgericht. Het zou moeten uitgroeien tot het katholieke centrum van Nederland. Er streken vier kloosterordes neer en de oosterse Cenakelkerk werd gebouwd. In 1932 werd begonnen met de bouw van de Heilige Hartbasiliek. De kerk is door diverse oorzaken niet afgemaakt. Alleen het voorportaal en een klein gedeelte van het schip zijn gereedgekomen. De religieuze gebouwen en het devotiepark maken nu deel uit van het Museumpark Orientalis Heilig Landstichting.
Literatuurlijst
- Bouwer, K., 2003. Een notabel domein. De geschiedenis van het Nederrijkswald. Utrecht
- Gunterman, B., 2003. Historische atlas van Nijmegen, 2000 jaar ruimtelijke ontwikkeling in kaart gebracht. Jansen, P. en M. Boosten, 2011. Groesbeek, Een Cultuurhistorische wandeling, Probos, Wageningen.
- Thissen, P.H.M., 1984. Beknopte kultuurgeschiedenis van het ruilverkavelingsgebied Groesbeek aan de hand van aktuele landschapselementen en -strukturen. Nijmegen.
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2016. Nijmegen binnenstad: een toonbeeld van wederopbouw. Amersfoort.
Structuurdragers
Landschapsvormende functie | Elementen en structuren in het huidige landschap - Nijmegen-Groesbeek |
---|---|
Algemeen | Steile gradiënt van stuwwal met stad richting Waal |
Stad Nijmegen ruimtelijk dominant, daarnaast enkele dorpen en landgoederen, vnl. aan zuid- en westzijde van de stad. | |
Landbouw | Jonge bos- en heideontginningen Oost van Groesbeek op flank stuwwal met voor die tijd (18de E) rationeel ingericht landschap, vergroot na ruilverkaveling |
Graslanden in het lage bekken van Groesbeek | |
Bosbouw | Nederrijkswald - Grootschalige (18de E) blokken op helling - Kleinschalig in oude delen |
19de eeuw heidontginning tot bos | |
Wonen | Nijmegen historische stad op stuwwal - Romeinse stad, veel sporen - Valkhof en historisch centrum - Wederopbouw - Radboud Universiteit |
Waterstaat | Waal |
Diverse beken vanaf de stuwwal (Groes-beek) | |
Defensie | Romeins verleden Nijmegen en Berg en Dal; Limes |
Mookerheide met schansen | |
Kazematten Maaslinie (net buiten regio) | |
Luchtwachttoren Groesbeek | |
Heumensoord als (historisch) militair oefenterrein | |
Bedrijvijgheid | Bedrijventerreinen nabij Maas-Waalkanaal - electriciteitscentrale |
Verkeer | Maas-Waalkanaal met binnenhaven en sluizen |
Knooppunt spoorlijnen Nijmegen Centraal met station en Waalbrug - Nijmegen-Arnhem-Utrecht - Nijmegen-Venlo-Maastricht - Nijmegen–Oss-Den Bosch |
|
A73 / N271 | |
Recreatie en sport | Recreatieplas Mook op plek vml grindwinning Maas |
Zweefvliegveld Malden | |
Religie | Museumpark Orientalis / Heilig Landstichting |
Opmerkelijke verkloostering op en rond stuwwal | |
Landgoederen en buitenplaatsen | Heerlijkheid Beek, Watermeerwijk, Westermeerwijk, Holthurnsche Hof, Wylerberg, Wolfsberg, Muntberg, Hooge Hoenderberg |
Over Panorama Landschap
Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.
Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.
- Printversie (pdf)
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 10 jan 2023 om 04:03.