Panorama Landschap - Walcheren
Introductie
Walcheren is het Zeeuwse eiland met de meeste inwoners, die vooral in de twee steden Vlissingen en Middelbug wonen. De duinen vormen een toeristische bestemming, in de polders vindt vooral landbouw plaats. Het deel van het eiland dat na 1953 is herverkaveld is tegenwoordig een wederopbouwgebied van
nationaal belang.
Karakteristiek
Walcheren heeft meerdere gezichten: stedelijk en industrieel tussen Middelburg en Vlissingen, toeristisch-recreatief aan de kust en agrarisch in de polders.
Net als andere regio’s in Zeeland kent Walcheren drie hoofdeenheden: oudland, nieuwland en duingebied. Het oudland kent een afwisseling van relatief hoge kreekruggronden en laaggelegen poelgronden. De poelgebieden bestaan uit grote, open graslandgebieden. De lage ligging komt door inklinking en vergraving van veenlagen in de ondergrond. Bebouwing ontbreekt vrijwel geheel.
Het duingebied bestaat uit duinzandgronden en hoge jonge duinen in het uiterste westen. Het landschap, de nabijheid van de zee en de steden en dorpen maken de regio tot een bekende vakantiebestemming. De recreatieve ontwikkeling begon aan het einde van de 19de eeuw.
Er liggen vijf historische steden op Walcheren, wat gezien het oppervlak opmerkelijk veel is. Middelburg en Vlissingen, samen bijna 100.000 inwoners, zijn het grootst. Ze zijn bijna aan elkaar vastgegroeid.
Walcheren kende veel buitenplaatsen, die met de beplanting van de kreekruggen en de vele nederzettingen het eiland een besloten karakter gaven. De inundatie in 1944 heeft het karakter nadien veranderd. Bij de herverkaveling van Walcheren zijn grote veranderingen aangebracht in de percelering en in het patroon van wegen en waterlopen. Vanwege dit ontwerp is Walcheren aangewezen als wederopbouwgebied van nationale belang. Uit de periode van de Deltawerken resteert het voormalige werkeiland Neeltje Jans. Dit wordt beschreven onder Grote Wateren.
De regio is via de A58 aangesloten op het landelijke snelwegennet. Vanuit de Sloecentrale en de kerncentrale Borssele (regio Bevelanden) beginnen meerdere 150kV hoogspanningsleidingen die door de regio lopen.
Ontstaan van het natuurlijke landschap
Holoceen
Na afloop van de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden, begon het holoceen. Het klimaat werd warmer en vochtiger. Als gevolg van het afsmelten van de uitgestrekte ijskappen steeg de zeespiegel en rees ook de grondwaterstand. Er vond veenvorming plaats, die de zandafzettingen in de ondergrond bedekte.
Omstreeks 5000 jaar geleden werd de veenvorming onderbroken. Er ontstond een duinenkust met een waddengebied erachter. De veenlagen werden bedekt door wadafzettingen. Een nieuwe fase van veenvorming brak ruim 4000 jaar geleden aan en duurde voort tot in de Romeinse tijd Het veenlandschap in het oosten werd alleen onderbroken door de Schelde, die via de huidige Oosterschelde in zee uitmondde. De grootste veenmoerassen lagen verder naar het oosten. Tussen 300 en 600 volgde de afzetting van een laag klei, waarna de activiteit van de zee weer afnam. Het oude veenlandschap werd zodoende omgevormd tot een eilandenrijk waarbij grote delen door de zee werden weggeslagen en grote zeegaten ontstonden. In de late middeleeuwen kreeg de Schelde via de Westerschelde een monding in zee.
Op Walcheren werd een laag klei afgezet van ongeveer een meter dik. In de bodem zijn de resten van de geulen en kreken aanwezig, omdat daar de veenlagen door de uitschurende werking van het water verdwenen zijn. In het huidige landschap zijn de oude kreken en geulen te zien als ruggen. Dit heeft te maken met reliëfinversie. Oude kreken werden opgevuld met zand. Het land ernaast bestaat uit klei op veen. Na de ontginning klonk het veen in en rijpte de klei, met als gevolg dat dit zo ver daalde, dat het lager kwam te liggen dan de oude kreekbedding. Deze bleef dus als rug zichtbaar in het landschap. Plaatselijk werd de klei afgegraven voor steenbakkerijen, waardoor het verschil nog groter werd.
Landschappenkaart
Op de archeologische landschappenkaart behoort de regio tot het Zeeuws-Zuidhollands kleigebied (met als landschapszones kwelders, kreekruggen, kreken en prielen), Jonge zeeinbraken (met kwelders, kreken en prielen) en de Duinen en strandwallen (met strandvlakten, hoge duinen, strandwallen en lage duinen).
Bewoningsgeschiedenis
Prehistorie en Romeinse tijd
Tot op heden is er nog weinig bekend over steentijdbewoning op Walcheren. Op het strand in de omgeving van Domburg zijn enkele door de zee verspoelde vuursteenafslagen en -werktuigen gevonden. Deze dateren uit het midden-paleolithicum en zijn zo’n 100.000 jaar oud. De vondsten zijn vermoedelijk afkomstig van een (nu in zee verdwenen) strandwal, een veilige hoge en droge plek in het toenmalige kustgebied. In 2001 werd een schedelfragment van een Neanderthaler gevonden, afkomstig van een gebied voor de Zeeuwse kust. Vanaf circa 4500 v.Chr. was Walcheren door stijging van de zeespiegel bedekt met een uitgestrekt veenmoeras. Waarschijnlijk ontbreken daardoor aanwijzingen voor bewoning in de bronstijd. Vanaf de ijzertijd (800-0 v.Chr.) begon het veen te ontwateren en werd bewoning mogelijk, vooral op de hogere delen van het veen, in de buurt van ontwateringsgeultjes. Het gaat hierbij waarschijnlijk om kleine boerengemeenschappen.
Vanaf 500 v.Chr. werden de lagere delen van het land op regelmatige tijden overspoeld. Uit de midden-Romeinse tijd zijn in de omgeving van Domburg onder meer een altaar en bouwmaterialen gevonden, die erop wijzen dat hier een tempel moet hebben gestaan. Die was gewijd aan de godin Nehalennia. Ook zijn nederzettingen uit deze periode ontdekt. Wellicht werd ook de oude duinzone bewoond. De ontwatering, die vermoedelijk al in de ijzertijd op beperkte schaal plaatsvond, nam meer georganiseerde vormen aan. Bij Serooskerke werd recent een zeven meter brede dijk uit de Romeinse tijd opgegraven.
Middeleeuwen en nieuwe tijd
Het verschil tussen kreekruggen en poelgebieden, ontstaan door de omkering van reliëf, was bepalend voor de inrichting van het oudland van Walcheren. Met oudland worden in Zeeland de gebieden bedoeld die omstreeks het jaar 1000 al bewoond waren en die niet meer langdurig ten prooi zijn gevallen aan de zee.
De hooggelegen kreekruggen zijn vanouds als woonplaats gebruikt. Vrijwel alle nederzettingen van het oudland liggen op kreekruggen. Daar vond ook akkerbouw plaats; de poelgebieden werden gebruikt als weide of hooiland. Veel percelen in het poelgebied hadden een drinkput voor het vee. De belangrijkste verbindingswegen lagen op de kreekruggen; de poelgebieden werden ontsloten door meestal doodlopende wegen (wegelingen). Door de bebouwing en beplanting hadden de kreekruggen een besloten karakter. De poelgebieden werden gekenmerkt door openheid. Hier waren geen houtsingels aanwezig. In het huidige landschap is het onderscheid tussen poelgebieden en kreekruggen wat betreft bodemgebruik en mate van openheid nog wel herkenbaar.
De verschillen in percelering zijn echter grotendeels verdwenen. Bij de herverkaveling van Walcheren is een vrij rationele percelering aangebracht die niet of nauwelijks oudere perceelsscheidingen bevat. Ook het wegenpatroon is gewijzigd. De polders in het noorden van Walcheren zijn aandijkingen en dateren gedeeltelijk uit de late middeleeuwen. De percelering in de polders is strookvormig, zoals bijvoorbeeld in het Vierendeel.
De Goede Polder, Vrouwenpolder en Boonepolder in het noorden zijn 13de-eeuws. De Beekshoekpolder en de Noorder-Nieuwlandpolder zijn in de 14de eeuw bedijkt, de Oosternieuwlandpolder in de 16de eeuw. Vervolgens werd de Welzinge ingepolderd, de kreek die de toegang tot de haven van Middelburg vormde. De polders in het oosten, de Middelburgsche Polder en de Oud- Sint Jooslandpolder dateren uit de 17de eeuw. Dit zijn voorbeelden van planmatig opgezette ontginningen met een rationele verkaveling en volgens vast ontwerp opgetrokken nederzettingen (Oudedorp en Nieuwland). Aan de eilandsituatie van Walcheren kwam in 1871 een eind toen de dam door het Sloe werd aangelegd. Daarna vond verlanding van deze geul plaats en werd deze ingedijkt als Quarlespolder.
Aan de noordkant en de zuidwestkant van het vroegere eiland liggen duinen. Bij Westkapelle is de duinstrook onderbroken en wordt Walcheren tegen de zee beschermd door de Westkapelse zeewering. Tussen Dishoek en Zoutelande bereiken de duinen een hoogte van meer dan 40 meter boven NAP.
In de overgangszone van duinen naar polder, de binnenduinrand, liggen de vroongronden. Deze gronden werden vroeger gebruikt als gemeenschappelijke weide. Hier bevonden zich ook tal van buitenplaatsen, waarvan enkele tussen Vrouwenpolder en Domburg bewaard zijn gebleven.
Behalve landwinst kwam er ook landverlies voor. Sommige polders gingen verloren nadat ze waren bedijkt. Ook de duinkust werd door de zee aangetast. Het dorp Zoutelande bijvoorbeeld werd bedreigd door het Oostgat, dat vlak bij de kust een diepte van meer dan twintig meter heeft. De kerk, die vroeger midden in het dorp lag, ligt nu in de uiterste zuidwestpunt.
Walcheren kende door de afwisseling van laaggelegen poelgebieden en hogere kreekruggen een ingewikkelde afwatering. Deze bestond uit een stelsel van sloten, sprinken (weteringen) en watergangen. Sprinken lagen in laagten waar kreekrestanten in de waterlopen zijn opgenomen. De watergangen zijn deels oud.
Voor een groot deel echter zijn ze nieuw gegraven of rechtgetrokken bij de herverkaveling van de jaren 1950. Walcheren heeft het tot 1930 kunnen redden zonder molens en gemalen. Toen werd het gemaal Boreel gebouwd in Middelburg, tegenwoordig een rijksmonument.
Moernering
In de late middeleeuwen heeft op grote schaal moernering of selnering plaatsgevonden: veenwinning ten behoeve van zoutproductie. Zoutwinning was in de middeleeuwen een belangrijke economische activiteit in het kustgebied. Het zout werd gewonnen met behulp van met zeewater overstroomd veen. Het veen werd vergraven, gedroogd, nog enkele malen met zeewater overgoten en gedroogd, tot het verzadigd van zout was. Daarna werd het veen verbrand en werd het zout uit de as gewonnen. De zoutwinning had grote landschappelijke gevolgen.
Door het vergraven kon de zee verder het land binnendringen en tal van overstromingsrampen waren het gevolg. In Walcheren hebben de moerneringsactiviteiten bijgedragen aan de lage ligging van de poelgebieden. Vaak bleef na de moernering een hobbelig landschap achter doordat men het land niet goed egaliseerde. In het kader van de herverkaveling van Walcheren is dit ‘hollebollige’ karakter verdwenen. Alleen bij Kleverskerke is een deel bewaard gebleven in een natuurterrein van Staatsbosbeheer.
Recente ontwikkelingen
Infrastructuur
De spoorlijn Roosendaal-Vlissingen werd in 1872 geopend. Door de spoorlijn verloor Walcheren zijn eilandstatus, omdat het Kreekrak en het Sloe werden afgedamd. Op grond van een verdrag met België uit 1839 moest er een vervangende vaarweg tussen Antwerpen en de Rijn worden gemaakt. Daarom zijn twee kanalen aangelegd: het Kanaal door Walcheren en het Kanaal door Zuid-Beveland.
Na 1945 is voornamelijk in het kader van de Deltawerken werk gemaakt van het verbeteren van de ontsluiting van Zeeland. Onder meer het ‘Drie Eilandenplan’ werd opgesteld, dat voorzag in een verbinding van Walcheren en Noord- en Zuid-Beveland. In 1958-1961 werd de Veersegatdam aangelegd.
Via de Zeelandbrug (1965, thans Rijksmonument) en de Oosterscheldekering is een landverbinding met Schouwen-Duiveland tot stand gekomen. Tussen 1970 en 1975 werd het gedeelte van snelweg A58 aangelegd dat door de regio loopt. Hiermee kreeg de regio aansluiting op het landelijke net van autosnelwegen. Voor de economische ontwikkeling van de regio en de provincie zijn deze verbindingen van levensbelang. Eind 20ste eeuw kwam een vaste oeververbinding onder de Westerschelde gereed (op Zuid-Beveland), waarvan ook Walcheren profiteerde.
Het verlies van de eilandstatus heeft de regio, evenals de rest van de provincie, uit zijn isolement gehaald. Het bood de noodzakelijke voorwaarden voor de economische ontwikkeling van het gebied, welke onder meer tot uitdrukking kwam door de groei van de steden en de haven van Vlissingen.
Wederopbouwgebied van nationaal belang
In 1944 werden de dijken van Walcheren gebombardeerd. Grote delen van het gebied hebben ongeveer een jaar onder water gestaan en er werd grote schade aangericht. Zo ging onder meer de perceelrandbegroeiing op de kreekruggen grotendeels verloren. In het kader van wederopbouw, schaalvergroting en een efficiëntere agrarische bedrijfsvoering werd op Walcheren een herverkaveling uitgevoerd. Walcheren gold voor verschillende overheden als proeftuin voor integrale vernieuwing. Er werd een aparte wet voor aangenomen, de Herverkavelingswet Walcheren (1947). Er werd een ontwerp gemaakt waarmee werd getracht het groene karakter van het Walcherse landschap te herstellen.
Uiteindelijk is het landschap echter totaal veranderd. De fijnmazige structuur van percelen, kreken, landweggetjes en hagen werd gereconstrueerd, maar de openheid nam toe. Hoger gelegen delen van Walcheren en een aantal historische buitenplaatsen zijn opnieuw ingericht met hagen, halfhoge opgaande boomstructuren en erfbeplanting. De herstelde dorpen werden onderling beter verbonden. De infrastructuur is aangepast aan moderne verkeerseisen. Vanuit het oogpunt van economisch herstel kregen bestaande en nieuwe agrarische bedrijven alle ruimte. Bij de herverkaveling veranderde het land van vele versnipperde stukjes grond in een mozaïek van grote blokvormige kavels. Doordat het zwaartepunt op het agrarisch bedrijf lag, was er minder ruimte voor recreatief ruimtegebruik. Bij het ontwerp van het Veerse Meer lag de nadruk wel op de recreatie. In dit plan van de hand van Nico de Jonge zijn ook bossen tot stand gekomen. Walcheren is op grond van de uitgevoerde plannen aangewezen als wederopbouwgebied van nationaal belang. Nadien zijn grote delen van de regio opnieuw ruilverkaveld in twee projecten.
Ruil-/Herverkaveling | Oppervlak (ha) | Periode | % in regio |
---|---|---|---|
Walcheren | 16197 | 1947 - 1970 | 100,0% |
Kleverskerke | 1097 | 1960 - 1965 | 96,8% |
Walcheren | 14104 | 1994 - 2008 | 100,0% |
De strandrecreatie heeft grote economische betekenis voor de regio. Vooral in het duingebied en op de vroongronden zijn gedurende de laatste decennia tal van campings, caravanparken en complexen met zomerhuisjes of tweede woningen verrezen. Deze voorzieningen geven een deel van het landschap zijn karakteristieke voorkomen. Het duingebied tussen Domburg en Vrouwenpolder is een beschermd Natura 2000-gebied (Manteling van Walcheren).
Een kustprovincie als Zeeland is geschikt voor de plaatsing van moderne windturbines. In de regio staan tegenwoordig tal van turbines, met name in het havengebied van Vlissingen, op Neeltje Jans en aan de Ooster- en Westerschelde. Er zullen in de regio in de komende jaren nog meer volgen.
Specifieke thema’s
Steden
Middelburg (48.000 inwoners) is de belangrijkste stad in Zeeland met ongeveer 40.000 inwoners. Het is net als Domburg ontstaan bij de ronde burg uit de 9de eeuw. De nederzetting kreeg in 1217 stadsrechten en in het midden van de 13de eeuw had de stad een omwalling. Een ruimere omwalling met dertien bastions, werd aangelegd in 1595-1598. In de loop van de 15de eeuw veroorzaakte de verzanding van de Arne moeilijkheden voor de handel. Daarop werd in 1532 de tegenwoordige Oude Havenpolder gegraven van de buitenhaven naar een kreek, van waaruit men de Westerschelde kon bereiken.
Middelburg profiteerde flink van de val van Antwerpen. Het speelde een belangrijke rol in de VOC en WIC en was één van de grootste steden van de Republiek. De vestingstatus van de stad is in 1839 opgeheven. De bastions en wallen werden omgevormd tot een stadspark en alleen de Koepoort is bewaard gebleven. Door de aanleg van het Kanaal door Walcheren en het spoor na 1870 veranderde het zuidelijke deel van de stad van karakter. Industrie was er nauwelijks (die ging naar Vlissingen), het waren vooral de komst van diverse overheidsinstellingen en scholen die de verzorgingsfunctie van Middelburg versterkten. De stad groeide bescheiden tot 1940. Het bombardement van 1940 beschadigde ruim 600 panden. Als tijdens de oorlog werd met herbouw begonnen, waarbij de Markt werd verkleind. Het herstel is na de oorlog voortgezet.
Naoorlogse wijken verrezen in een schil om de oude stad. Aan de oostkant van de stad verrees het industrieterrein Arnestein. Middelburg profiteerde volop van de verbeterde ontsluiting van de regio met de komst van de A58 en latere verbindingen over de Oosterschelde Stormvloedkering (N57). Middelburg vormt samen met Vlissingen en Oost-Souburg een vrijwel aaneengesloten stedelijke agglomeratie met bijna 100.000 inwoners.
Vlissingen (44.000 inwoners) is in de 12de eeuw als vissersdorp en handelsnederzetting op een kreekrug aan de monding van een kreek aan de Schelde ontstaan. In de late middeleeuwen lag de bebouwing rond de Achterhaven, de Koopmanshaven en de Voorhaven. In 1477 kreeg Vlissingen stadsrechten en de noordoostelijke begrenzing van de toenmalige stad is herkenbaar in Walstraat. De stad werd uitgebreid volgens een planmatige structuur met een rechthoekig stratenstelsel. In 1580 werd Vlissingen admiraliteitsstad en kreeg een rijkswerf. In de 17de eeuw kreeg de stad nieuwe vestingwerken. De tussen 1609 en 1614 gegraven Dokhaven lag hier binnen. Tot 1816 was Vlissingen een belangrijke marinebasis, waarna de marineactiviteiten zich naar Den Helder verplaatsten. Een economische impuls volgde met de komst van het spoor. In 1875 werd de Koninklijke Maatschappij De Schelde opgericht, bekend van onder meer de scheepsbouw. De inrichting van een deel van de binnenstad en de aansluitend daarop aangelegde havens werd hierdoor beïnvloed. Denk daarbij ook aan de huisvesting van de werknemers, bijvoorbeeld in het ‘Rode Dorp’ (1911-1912). De stad groeide eind 19de eeuw flink. De havenactiviteiten werden in de jaren 1960 verplaatst naar het Sloegebied in het oosten. Hier ontwikkelde zich een groot industriegebied, waaronder de Sloe elektriciteitscentrale en de kerncentrale Borssele (die niet behoort tot de gemeente Vlissingen).
Grootschalige nieuwbouwwijken verrezen vanaf de jaren 1970, waaronder Groot-Lammerenburg. Oost-Souburg werd bij de gemeente gevoegd en groeide uiteindelijk aan Vlissingen vast.
Het voormalige werfterrein is begin deze eeuw herontwikkeld tot de wijk Scheldekwartier. Aan het einde van de 19de eeuw ontwikkelde Vlissingen zich tevens tot badplaats. Daartoe werden diverse boulevards aangelegd.
Overige steden
Veere is ontstaan op de plaats waar een veer naar Campen op Noord-Beveland werd onderhouden. Hier ontwikkelde zich in de 14de eeuw een havenstadje. De havens werden rond 1500 uitgebreid en versterkt. Veere werd een belangrijke stapelplaats voor de handel met Schotland. De stad werd aan het einde van de 16de eeuw met vijf bastions versterkt. In de Franse tijd volgde opnieuw een vernieuwing van de vesting. In 1866 werd de vesting opgeheven waarna de stad een grote economische achteruitgang meemaakte. Enige nieuwe bedrijvigheid ging gepaard met de aanleg van het Kanaal door Walcheren, dat bij Veere in het Veergat (thans Veerse Meer) uitmondt. De waterrecreatie op het Veerse Meer is tegenwoordig één van de belangrijkste economische pijlers van het stadje. Domburg heeft zich pas flink kunnen ontwikkelen nadat het aan het einde van de 19de eeuw faam als badplaats verwierf toen kuurarts J.G. Mezger zich er in 1887 vestigde. Domburg werd bekend als badplaats en er verschenen villa’s. Arnemuiden (stadsrechten in 1574) was aanvankelijk de voorhaven van Middelburg. Na de verzanding van de Arne fungeert het vooral als vissershaven. Het is een centrum van garnalenvisserij.
Landgoederen en buitenplaatsen op Walcheren
Gedurende de 17de en 18de eeuw werden op Walcheren meer dan 200 buitenplaatsen aangelegd door gefortuneerde kooplieden. Enkele zijn bewaard gebleven. Het merendeel is na de Franse tijd verdwenen of tot boerderij omgevormd. Soms zijn een gracht, een bomenrij of toegangspoort bewaard gebleven. In de afgelopen tien jaar zijn in het kader van het project ‘Verborgen buitens’ van Landschapsbeheer Zeeland deze op meerdere plaatsen beter herkenbaar en beleefbaar gemaakt. Bij Middelburg liggen onder meer de buitens De Griffioen, Roos en Doorn (1760), Veldzicht (1777), Gaternisse (1840) en Toornvliet (1726). In de binnenduinrand in de omgeving van Oostkapelle komt een aantal landgoederen voor, waaronder Ilpenoord (1841) en Duinbeek (1650). Kasteel Westhove was een lusthof en gastenverblijf van de abten van de Middelburgse abdij (oudste delen 13de eeuw). Tegenwoordig is het een Stayokay hostel.
Verdedigingswerken
Karakteristiek voor Zeeland zijn zogenaamde ‘vliedbergen’. Op deze 5-12 meter hoge bergjes stonden mottekasteeltjes, waarop de bevolking zich kon terugtrekken bij vijandelijke invallen. Walcheren telt er 14. Daarnaast werden in de vroege middeleeuwen walburgen aangelegd – ronde verdedigingswerken – om de bevolking te beschermen. Domburg, Middelburg en Oost-Souburg gaan hierop terug. De ringwalburg van Domburg is in het huidige dorp niet meer te herkennen, die van Middelburg is terug te zien in het stratenpatroon. In Oost-Souburg zijn de wallen gereconstrueerd en beleefbaar gemaakt. Vanaf de 13deeeuw zijn kastelen gebouwd. Westhove is het enige overgebleven exemplaar in de regio.
In 1547 werd ter verdediging van de handelsroutes naar Middelburg en Antwerpen het nog bestaande fort Rammekens gebouwd.
Tijdens de Franse bezetting werd de verdediging van Veere en vooral van Vlissingen uitgebreid en ontstonden de ‘Werken aan de Westerschelde’. Dit mondde uit in een serie verdedigingswerken rond Vlissingen. Twee kazematten en delen van Fort De Ruiter en Fort De Nolle zijn nog aanwezig.
Op Walcheren zijn flinke delen van de door de Duitse bezetter aangelegde Atlantikwall overgebleven, bestaande uit grote en kleine bunkers. Vlissingen werd tot ‘Festung’ benoemd. Dat betekende dat het extra zwaar werd verdedigd met een gordel van tankhindernissen, drakentanden, tankgrachten en tankmuren, die de stad aan landzijde moest verdedigen (Landfront Vlissingen).
Deze zware verdediging was de reden dat de geallieerden in 1944 besloten om Walcheren onder water te zetten in plaats van aan te vallen. Walcheren heeft hieronder zwaar geleden. Het landschap is nadien flink van karakter veranderd. Bij Koudekerke, Vlissingen, Groot Abeele en fort Rammekens zijn nog diverse (restanten van) verdedigingswerken bewaard gebleven, waardoor het Landfront nog vrij goed te ervaren is.
Literatuurlijst
- Beekman, F., 1983. De binnenduinen van Zuidwest-Nederland; historische geografie en landschapsecologie. Zierikzee.
- Bos, K. en J.W. Bosch, 2008. Landschapsatlas van Walcheren. Inspirerende sporen van rijd. Koudekerke/Middelburg.
- Bos, K. en J.W. Bosch, 2017. Landschapsatlas van de Oosterschelde. Spiegel van verleden, venster op toekomst. Koudekerke.
- Broeke, M. van den, 2016. ‘Het pryeel van Zeeland’. Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1820. Hilversum. (diss. RUG)
- Heeringen, R.M. van (red.), 1995. Vroeg-middeleeuwse ringwalburchten in Zeeland. Goes/Amersfoort.
- Henderikx, P.A. e.a. (red.), 1996. Duizend jaar Walceheren; over gelanden, heren en geschot, over binnen- en buitenbeheer. Middelburg (Werken uitgegeven door het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen 8).
- Klerk, A.P. de, 2003. Het Nederlandse landschap, de dorpen in Zeeland en het water op Walcheren. Historisch-geografische en waterstaatshistorische bijdragen. Utrecht.
Structuurdragers
Landschapsvormende functie | Elementen en structuren in het huidige landschap - Bevelanden |
---|---|
Algemeen | Sporen van strijd tegen het water: dijkringen, inbraken, kreken/td> |
Onderscheid oudland (kreekruggen en poelen) – nieuwland – duinstrook. Dit alles verminderd na herverkaveling (zie landbouw) | |
Manteling, duinzone met oude eiken | |
Kanalen naar zee met gemalen om polders droog te houden | |
Landbouw | Herverkaveld landschap na WOII en watersnood, thans Wederopbouwgebied. Regelmatige percelering |
Op kreekruggen bouwland, in poelgebieden grasland | |
Bosbouw | Bossen in duinzone Domburg - Oostkapelle |
Wonen | Diverse dorpstypen: kerkringdorpen, voorstraatdorpen, lintdorpen |
Historische steden Middelburg, Vlissingen (beide ook interbellumwijken), Veere en Arnemuiden | |
Monumentale boerderijen | |
Gekrompen dorpen | |
Waterstaat | Dijken Westerschelde |
Ringdijken rond oude polders | |
Westkappelse Zeedijk | |
Inundatiekreken van 1944 | |
Gemaal Boreel Middelburg | |
Veerse Dam | |
Defensie | Middeleeuwse vliedbergen en walburgen (kern stadjes) |
Kasteel Westenhove | |
Verdedigingswerken steden | |
Fort Rammekens | |
Werken aan de Westerschelde (o.a. Fort de Ruiter, Fort de Nolle) | |
Restanten Atlantikwall - Festung en Landfront Vlissingen |
|
Delfstoffenwinning | Sporen moernering |
Bedrijvigheid | Havenactiviteiten Sloegebied |
vml Scheldeterrein Vlissingen | |
Verkeer | oude verbindingswegen op kreekruggen |
A58 | |
Kanaal door Walcheren en Arnekanaal, incl sluiscomplex | |
Spoorlijn Bergen op Zoom-Vlissingen met stationsgebouwen | |
N57 | |
Bestuur | Abdij Middelburg met provinciaal bestuur |
Recreatie en sport | Badplaats Domburg met badpaviljoen en gedenkteken Mezger |
Strandrecreatie duingebied met bijhorende voorzieningen | |
Veerse Meer met watersportvoorzieningen | |
landgoederen en buitenplaatsen | Buitenplaatsenlandschap Walcheren, op veel plekken resten aanwezig |
Kasteel Westhove |
Over Panorama Landschap
Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.
Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.
- Printversie (pdf)
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 10 jan 2023 om 04:04.