Panorama Landschap - Waterland en Zaanstreek

Introductie

Een open waterrijk veenweidegebied met droogmakerijen, langgerekte lintdorpen en historische stadjes. Zaanstad en Purmerend zijn de grootste steden. Marken en Volendam zijn toeristische hoogtepunten. Veel forensen wonen in deze regio.


Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.

Driehuizen. Langs het water liggen weilanden en huizen. In de achtergrond is een kerktorentje te zien.
Afb. 1. Driehuizen. Foto: Wim van der Ende
Luchtfoto van veervormige verkaveling in een polder.
Afb. 2. Veervormige verkaveling. Foto: Paul Paris
Luchtfoto van de Beemster met het Noord-Hollands Kanaal.
Afb. 3. De Beemster en het Noord-Hollands Kanaal. Foto: Paul Paris
Silo (gebouw) van Lassie. In de voorgrond een kade.
Afb. 4. Silo Lassie in Wromer. Foto: Jos Stöver
Een plein in Purmerend.
Afb. 5. Purmerend. Foto: Dieuwertje Komen
Kaart van Waterland en Zaanstreek.
Afb. 6. Waterland en Zaanstreek

Karakteristiek

Waterland en Zaanstreek liggen het zuidoostelijke deel van Noord-Holland boven het Noordzeekanaal. Het is een karakteristiek open Hollands veenweidegebied met een grote waterrijkdom, grote nederzettingen (Zaandam en Purmerend), droogmakerijen, langgerekte lintdorpen, historische stadjes, forse dorpen als Volendam en Krommenie-Assendelft en het voormalige eiland Marken. De verstedelijking van de regio is relatief recent en begon in Amsterdam-Noord begin 20ste eeuw (regio Amsterdam-Meerlanden) en langs de Zaan. Met de aanwijzing van Purmerend tot groeikern na 1966 maakte deze stad een enorme groei door.

De regio behoort tot de Amsterdamse metropoolregio. Er wonen zeer veel Amsterdamse forensen, die dagelijks voor grote vervoersstromen zorgen.

De regio kent een lange geschiedenis van strijd tegen het buitenwater en omgang met het binnenwater. Door ontwatering en agrarisch gebruik heeft op grote schaal bodemdaling plaatsgevonden en is veel veen weggeslagen. Hierna veranderde het gebied in een mozaïek van meren, met daartussen een aantal veengebieden. De meren zijn vanaf de 17de eeuw drooggemalen, met de Beemster (werelderfgoed) als meest opvallende.

In het huidige landschap is de tweedeling stad-land over het algemeen heel scherp. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen de droogmakerijen en het veenweidegebied.

De Zaanstreek ontwikkelde zich in de 17de eeuw tot het grootste industriegebied van Europa met honderden industriemolens langs de Zaan. In de 19de eeuw volgde een nieuwe periode van industrialisatie in de Zaanstreek, die het gebied zijn huidige aanzien gaf. De forten en inundatievlakten van de Stelling van Amsterdam liggen voor een deel het gebied, eveneens werelderfgoed.

Tegenwoordig wordt de regio doorsneden door de snelwegen A7, A8 en A10, alsmede de N203, N235, N244, N246 en N247. Samen met de spoorlijn Zaandam-Hoorn en Zaandam-Alkmaar resulteert dit in een zeer goed ontsloten gebied, dat her en der versnipperd is.

Door de regio lopen twee 150kV hoogspanningsleidingen vanuit Oterleek en Diemen en een 380 kV leiding. In het noordoosten van de regio liggen twee windparken (Oudendijk en Liesbeth Thijs).

In Zaanstad en op verschillende plekken aan het Noordzeekanaal staan ook enkele windturbines. In het IJsselmeer aan de dijk naar Marken staan twee turbines.

Ontstaan van het natuurlijke landschap

Holoceen

Ongeveer 2600 v.Chr. was de regio een waddengebied. Nadien nam de directe invloed van de zee af en het gebied veranderde in een moeras. Er trad op grote schaal veenvorming op. Toen de mens het ging ontginnen, bestond het landschap uit een aantal grote hoogveeneilanden omgeven door veenrivieren, die het water afvoerden richting het Almere, de voorloper van de Zuiderzee en naar het ‘Oer-IJ’, dat bij Castricum uitmondde in de Noordzee. Vanaf de 10de eeuw is het veengebied ontgonnen.

Dit zette een onomkeerbaar proces van bodemdaling in door klink en oxidatie. Door de ontwatering van het veen nam het volume af en klonk de bodem in. Doordat dan ook lucht kon toetreden, vergingen de nog niet vergane plantenresten alsnog. Het maaiveld is sindsdien meerdere meters gedaald. De regio werd kwetsbaar voor inbraken van de zee. Het Almere was veranderd in de Zuiderzee doordat de veendrempel in het noorden was verdwenen. Verder landinwaarts ontstonden het IJ en het Wijkermeer. Ten noorden van het IJ werden ook delen van het veenpakket weggeslagen, waardoor tal van voorheen kleine rivieren uitgroeiden tot forse meren, als de Beemster en Purmer. De veengebieden die gespaard waren gebleven, werden bedijkt.

Landschappenkaart

De archeologische landschappenkaart onderscheidt in de regio Waterland en Zaanstreek de volgende landschappen: Diepe droogmakerijen, Hollands-Utrechts veengebied en (in het westen) Noord-Hollands kleigebied. Daarbinnen zijn als landschapszones wadden, veenvlakten en kwelders onderscheiden.

Bewoningsgeschiedenis

Prehistorie en Romeinse tijd

In de polder Assendelft en aangrenzende gebieden zijn talrijke resten van nederzettingen uit de ijzertijd en Romeinse tijd ontdekt. Deze dichte bewoning sluit aan op vergelijkbare ontdekkingen bij Castricum, in het mondingsgebied van het Oer-IJ. De nederzettingen lagen deels op kreekruggen en deels in de ontwaterde randzone van het hoogveen. Omstreeks 200 n.Chr. eindigde de bewoning vrij plotseling. De bewoning en ontginning in het overige deel van Waterland en Zaanstreek begint in de 9de eeuw.

Middeleeuwen en nieuwe tijd

Door bevolkingsaanwas in de binnenduinrand en doordat het klimaat relatief droog was, werd het veengebied in de 10de eeuw beter toegankelijk en kon het ontgonnen worden.

De oudste woonplaatsen lagen niet op dezelfde plek als de huidige dorpen, maar verplaatsten zich in de loop van de 13de en 14de eeuw. Dit werd veroorzaakt door maaivelddaling (zie boven).

Laagveenontginningen worden gekenmerkt door de langgerekte percelering van de weilanden, grote waterrijkdom en een hoge waterstand. In tegenstelling tot het zuiden van Holland, zijn de ontginningen in de regio niet van bovenaf gestuurd, maar was er sprake van vrije ontginningen. De ontginningsbasis is vaak terug te vinden in een oude waterloop, zoals in de polder Zeevang en in Groot-Schermer.

De bodemdaling was niet alleen aanleiding om dorpen te verplaatsen. Ook werden akkers omgezet in weidegrond en hooiland. Niet-agrarische activiteiten als handel en visserij kwamen op. De regio werd een van de zuivelleveranciers van Amsterdam. Dagelijks staken de boeren het IJ over om hun dagverse producten aan de man te brengen. In de 19de eeuw trad in Landsmeer, Oostzaan en in mindere mate in Volendam een verdere specialisatie op in eendenhouderijen. De eieren werden in grote getalen geëxporteerd of verwerkt in beschuitfabricage in de Zaanse voedingsindustrie. In Landsmeer herinneren enige eierpakhuizen aan deze verdwenen vorm van landbouw.

Dammen en dijken

Door de toegenomen dreiging van de zee moesten dijken worden aangelegd of terpen opgeworpen, waaronder de ‘werven’ op Marken. De oudste dijken werden rondom kleine ontginningen gelegd. Deze werden al snel gevolgd door dijkringen. Die van Waterland zou omstreeks 1180 tot stand zijn gekomen en bestaat onder meer uit de Oostzanerdijk en Uitdammerdijk.

De Nieuwendammerdijk, Schellingwouderdijk en Buiksloterdijk in Amsterdam-Noord. De dijkringen van Zeevang, Schermereiland en Oost- en Westzaan zijn vermoedelijk 13de-eeuws. De dijken boden een beperkte veiligheid, want de zee had via een aantal geulen verbinding met binnenmeren als het Schermeer en de Beemster.

De geulen werden afgesloten met dammen. De oudste in de regio is de Hoge Dam in de Zaan (omstreeks 1270), waardoor de dijken van Oostzaan en Westzaan met elkaar verbonden werden. De Rekerdam (1264) sloot de Zijpe van het Schermeer af[1].

Aan de noordkant van de Zaan werd rond 1361 de Knollendam aangelegd. Hiermee was de hele Zaan binnengedijkt. De Nieuwendam in de Krommenie uit 1357 voorkwam dat water van het IJ en het Wijkermeer tot het Schermeer kon doordringen. In 1401 volgde op last van de graaf van Holland de Nieuwendam met Grafelijksheidssluis in de Purmer Ee. Het laatste gat was het Oorgat bij Edam, tegen de afdamming waarvan de stad zich verzette. Door de afsluiting werd de stroming van de Zuiderzee naar de Purmer tegengehouden, wat de haven op diepte hield. Uiteindelijk werden toch sluizen aangelegd en verzandde de haven.

Dammen werden meestal iets landinwaarts gelegd, waar het water smaller was en een natuurlijke haven ontstond. Erlangs ontwikkelden zich nederzettingen als Edam, Zaandam, Monnickendam Volendam en uiteraard Amsterdam.

Nederzettingen

Karakteristiek in de regio zijn langgerekte, agrarische dorpen die het veengebied doorsnijden. Denk aan Assendelft, Oost- en Westzaan, Landsmeer-Den Ilp, Wormer, Jisp, Kwadijk, Watergang, Holysloot, Grootschermer, Graft en De Rijp. De Rijp was een vissersdorp toen de Beemster nog niet was drooggelegd. In de laatste decennia heeft in veel linten komvorming plaatsgevonden.

Dorpen die afwijken van het langgerekte patroon, zijn onder meer Ilpendam en Broek in Waterland. In deze dorpen lag het accent op handel en visserij. Broek kende in de 17de en 18de eeuw enorme rijkdom, wat nog goed te herkennen is in versierde tuinen en houten huizen met fraai houtsnijwerk. Het is een beschermd dorpsgezicht. In ‘Landelijk Noord’ (gemeente Amsterdam) ontstonden de dijkdorpen Durgerdam (beschermd dorpsgezicht), Uitdam en Schellingwoude en de lintnederzettingen Holysloot en Ransdorp (beide beschermd dorpsgezicht). Deze dorpen kenden een economische bloei in de 16de eeuw, maar werden uiteindelijk overvleugeld door het opkomende Amsterdam.

Droogmakerijen

Omstreeks 1300 waren in de regio enkele flinke meren ontstaan doordat de zee van alle kanten kon binnendringen en stukken veen wegsloeg. In de 17de eeuw zijn veel van deze meren met behulp van windmolens drooggemalen. Door enkele molens achter elkaar in een molengang te plaatsen kon het water veel hoger opgemalen worden dan met een enkele molen. Er was in de 17de eeuw veel kapitaal uit Amsterdam voorhanden dat werd geïnvesteerd in de drooglegging. In Waterland zijn in twee periodes meren drooggemalen: in de 17de eeuw en in de tweede helft van de 19de eeuw. Het meest bekend zijn de grote droogmakerijen Beemster, Schermer, Purmer en Wormer. De Belmermeer en Broekermeer behoren tot de kleinere drooggelegde meren. Droogmalen gebeurde met molengangen tot vier molens, zoals in de Schermer. In de loop van de 19de eeuw is de molenbemaling vervangen door stoom-, diesel- en elektrische gemalen. Veel molens zijn daarop gesloopt. In de Schermer zijn er elf overgebleven, waaronder de museummolen bij Schermerhorn.

In de kleine droogmakerijen kwam een rationele verkaveling tot stand met een assenkruis voor de wegen, waarlangs enkele boerderijen verrezen. Nieuwe dorpen kwamen er niet. Dit gold ook voor de Purmer en de Wormer. Twee centrale wegen volgden de zuidwest-noordoost oriëntatie van de voormalige meren, waarlangs de boerderijen werden gesticht.

De Beemster en de Schermer waren zo groot, dat hiervoor een apart ontwerp werd gemaakt. De Beemster (7.000 hectare) dateert van 1609 en wijkt af van de tot dan toe gehanteerde inrichting van droogmakerijen. Er werden loodrecht op elkaar staande wegen en weteringen aangelegd, beide in blokken van ongeveer 1 bij 1 kilometer. Hierbinnen werden sloten gegraven voor de ontwatering. De stolpboerderijen, veelal met een voorhuis, werden langs de wegen gebouwd. In sommige gevallen groeide de boerderij uit tot een buitenplaats, vooral aan de Volgerweg. Eén is bewaard: Rustenhoven (1768). In de Beemster zijn de dorpen Westbeemster, Middenbeemster en Zuidoostbeemster gesticht. Noordbeemster is altijd bescheiden van omvang gebleven. De loop van de A7, die door de Beemster loopt, is aangepast op het ontwerp van de polder. De elkaar kruisende rasters van wegen en weteringen, de opzet van (vierkante) boerderijen en boerenerven en de (oorspronkelijke) ligging en inrichting van de dorpen vertoont een sterke geometrische samenhang. De Beemster staat vanwege die kwaliteiten sinds 1996 op Werelderfgoedlijst.

De Schermer (4.700 hectare) viel in 1635 droog. Hier werd vanaf het begin met viertrapsbemaling gewerkt. Het initiatief voor de drooglegging lag bij rijke inwoners uit Alkmaar. Dit is ook de reden waarom de inrichting van de droogmakerij daar op georiënteerd is. De verdere inrichting grijpt veel meer terug op de droogmakerijen van voor de Beemster. De hoofdstructuur wordt gevormd door de Noordervaart, de Laanvaart – evenwijdig aan de Noordervaart – en loodrecht hierop de Zuidervaart. De belangrijkste wegen lopen langs deze vaarten. Er liggen twee dorpen: Zuidschermer en Stompetoren.

Zowel in de Beemster als in de Schermer liggen kleine gebieden waar de percelering afwijkt. Dit zijn veenrestanten die binnen de ringdijk zijn gelegd en waarvan de percelering is gehandhaafd.

De Zaanstreek: werkplaats van Holland

Aan de oevers van de Zaan ontwikkelde zich vanaf de 16de eeuw het grootste industriegebied van Europa. De Zaanstreek lag dicht bij Amsterdam, aan bevaarbaar water met genoeg wind om molens aan te drijven. Omdat de landbouw aan weinigen werk bood, waren er bovendien voldoende goedkope arbeidskrachten.

In de Zaanstreek bestonden geen gilden, waardoor vernieuwingen sneller wortel schoten. Eén daarvan was de uitvinding van de zaagmolen in 1594, waarmee goedkoop gezaagd hout geleverd kon worden. In de loop van de 17de eeuw deden nog verschillende andere industriemolens hun intrede: pelmolens, oliemolens, papiermolens en hennepmolens.

Aan het einde van de 18de eeuw raakte het gebied in verval. Herstel volgde vanaf 1850. De traditionele takken van de Zaanse bedrijvigheid waren gaandeweg overgeschakeld op stoomkracht en konden grootschaliger produceren. Bovendien waren er enkele nieuwe activiteiten, zoals rijstpellerij en cacaofabricage, die nog steeds belangrijk is aan de Zaan.

Wateren

Tot aan de komst van het spoor en tramwegen, vormde het water de belangrijkste vorm van transport. In Waterland werd in de 17de eeuw de Zesstedenvaart aangelegd, een trekvaart die, zoals de naam al aangeeft, zes steden met elkaar verbond: Amsterdam, Edam, Monnickendam, Hoorn en (over de weg) Enkhuizen. Bij Het Schouw lag een aftakking naar Purmerend. Richting de Zaanstreek verliep het vervoer over het IJ en de Zaan.

De afwateringsmogelijkheden in de regio werden na de drooglegging van de Schermer beperkt, omdat deze als boezem (tijdelijke opvang) fungeerde. Om dit probleem het hoofd te bieden werd in zuidelijke richting de Nauernasche Vaart gegraven met een schutsluis in de IJdijk.

De bereikbaarheid van de haven van Amsterdam werd in de 18deeeuw een probleem door verzanding van de Zuiderzee, vooral ter hoogte van Pampus. Lapmiddelen als scheepskamelen hielpen slechts ten dele. Met een kanaal door Waterland en Marken (Kanaal van Goudriaan) werd wel een begin gemaakt, maar dit werd uiteindelijk opgegeven. Vervolgens ging men over tot het graven van het 80 kilometer lange Noordhollands Kanaal. De veel kortere doorsteek ter plaatse van het latere Noordzeekanaal durfde men toen nog niet aan. In 1825 werd daarop het Noordhollands Kanaal geopend. Delen werden nieuw gegraven, voor andere stukken werden bestaande waterwegen gebruikt, zoals de ringvaarten van de Beemster en de Schermer. Het kanaal bleek te smal en te bochtig om op den duur een definitieve oplossing te bieden. Die werd gevonden met de aanleg van het Noordzeekanaal tussen 1865 en 1876. Delen van het IJ werden drooggelegd, opgedeeld in polders, voorzien van zijkanalen genummerd A t/m I, waarna het nieuwe kanaal in het midden kwam te liggen. In de Zaanstreek betrof het de Zaandammer, Westzaner en Nauernase Polder, van elkaar gescheiden door Zijkanalen E en F. De polders werden alle ingericht voor de akkerbouw, maar hebben intussen een functie als vuilstort (Nauernase polder) of industriegebied.

Het Noordzeekanaal heeft in het gebied tussen IJmuiden en Amsterdam impulsen gegeven aan de ontwikkeling van industrie en handel en heeft het landschap ter plaatse rigoureus veranderd.

De belangrijkste havenactiviteiten kwamen te liggen in het westelijke havengebied, waarbij ook de Zaanstreek betrokken werd. Bij Zaandam werd een nieuwe buitenhaven gegraven en door de aanleg van de Wilhelminasluizen werd de Zaan beter bereikbaar.

Door het oosten van Waterland en Marken liggen enkele opvallende, parallel lopende gebogen sloten. Dit is de aanzet van het eerder genoemde Kanaal van Goudriaan.

De Stelling van Amsterdam

In 1874 werd de Vestingwet van kracht. Daarin werd onder meer bepaald dat rond Amsterdam een kringstelling zou worden aangelegd, bestaande uit forten, inundatiegebieden, batterijen, verbindende dijken en andere militaire werken: de Stelling van Amsterdam. De Stelling is 135 kilometer lang en bestaat uit meer dan veertig forten. De regio werd vrijwel geheel opgenomen in de Stelling. Grote delen konden onder water worden gezet en op regelmatige afstand werden forten gebouwd: Edam, Benoorden Purmerend, Nekkerweg, Middenweg, Jisperweg, Spijkerboor en Markenbinnen. Fort Kwadijk is nooit gebouwd, maar de verhoogde weg in Kwadijk diende als waterkering in het geval van inundatie. In de Beemster werden daarnaast inlaatwerken aangelegd in het Noordhollands Kanaal. De Stelling van Amsterdam staat op Werelderfgoedlijst. Dit betekent dus ook dat delen van de Beemster in twee werelderfgoederen vallen.

Recente ontwikkelingen

Zaandam ontwikkelde zich eind 19de eeuw langs de oevers van de Zaan en groeide het achterliggende poldergebied in. Dit zette zich in de jaren na 1950 in de gehele Zaanstreek in verhoogd tempo voort. Hierdoor ontstond een groot aaneengesloten stedelijk gebied van negen dorpen en steden, op enkele plaatsen gescheiden door een smalle strook open ruimte. Na de aanwijzing tot groeikern is Purmerend uitgegroeid tot een middelgrote stad. In veel oude lintdorpen heeft in meer of mindere mate komvorming plaatsgevonden, zoals in Landsmeer en Graft-De Rijp. Andere linten zijn nauwelijks veranderd of alleen verdicht zoals in Den Ilp, Warder en Oost-Grafdijk.

De Zaanse Schans is een toeristische trekpleister van formaat en trekt duizenden dagjesmensen. De rij molens staan niet op hun oorspronkelijk plek, maar zijn ernaartoe verplaatst.

Het vervoer vindt tegenwoordig voor het grootste deel plaats over de weg. Ten behoeve van het autoverkeer zijn snelwegen aangelegd. De A8 en A7 ontsluiten de regio. De A7 loopt door de Wormer en Beemster en volgt de inrichtingslijnen uit de 17de eeuw. Na jaren van discussie, zal in de komende jaren tussen de Assendelft en Heemskerk de A8 worden doorgetrokken.

In het Twiske werd op kleine schaal turf gestoken en ontstond een waterrijk gebied. Na 1930 werd het drooggelegd in het kader van werkverschaffing. De grond was echter van te slechte kwaliteit. In de jaren 1960 werd op grote schaal zand gewonnen onder het veen en ontstond de Stooterplas. Het terrein eromheen werd ingericht als recreatiegebied, gebaseerd op de historische verkaveling.

In het overige landelijke gebied traden eveneens veranderingen op. Delen werden in het kader van ruilverkaveling opnieuw ingericht, waarbij de oude landschapsstructuren over het algemeen zijn gerespecteerd. Een ander deel kwam in het bezit van natuurbeschermingsorganisaties. Hier wordt het oude agrarische beheer voortgezet om de bijzondere halfnatuurlijke levensgemeenschappen van het veenweidegebied te behouden.

Er liggen vijf Natura 2000-gebieden in de regio: Zeevang, Eilandspolder, Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder, Polder Westzaan en Ilperveld-Varkensland-Oostzanerveld-Twiske. Waterland maakt deel uit van het Nationaal Landschap Laag-Holland.

Ruilverkaveling
(voor zover > 5% in regio geleden)
Oppervlak (ha) Periode % in regio
Westerkogge 3610 1978 - 1992 8,0%
Uitgeest 1509 1979 - 1990 29,3%
Wijkermeer 653 1985 - 1992 53,9%
Polder Het Woud 401 1952 - 1958 86,6%
Assendelft 2662 1969 - 1981 91,1%
Marken 261 1931 - 1934 98,4%
Waterland/Waterland-Oost 6025 1982 - 2006 99,9%
Waterland/Waterland-West 3662 1982 - 1998 100,0%
Polder De Zeevang 2920 1951 - 1967 100,0%
Eilandspolder 2098 1981 - 1993 100,0%
Westzaan (SGP) 1346 1998 - 2011 100,0%
Waterland/Wormer- & Jisperveld 2292 1982 - 1993 100,0%

Specifieke items

Nederzettingen

Zaanstad (152.000 inwoners) ontstond in 1974 na samenvoeging van Zaandam met Westzaan, Assendelft, Krommenie, Wormerveer, Zaandijk en Koog aan de Zaan[2]. Het was de eerste industriestad van ons land, ontstaan als een serie van dijknederzettingen aan weerszijden van de Zaan met daarin een dam en schutsluis.

Iets verder het veen in lagen de agrarische linten van Westzaan en Assendelft. De groei van de nijverheid en scheepsbouw en de introductie van de windhoutzaagmolen in de 16de eeuw zorgde voor een enorme industriële ontwikkeling. Er ontstond een slurf van industriebebouwing langs het water, met bewoning langs paden met houten huizen. Hernieuwde bloei in de 19de eeuw zorgde voor een brede zone van bedrijvigheid langs de rivier.

Langs de Zaan staan meerdere voorbeelden van industriële bebouwing en vier eeuwen bedrijvigheid, zoals molens en oude fabrieken. Bekende gebouwen zijn de 36 meter hoge witte graansilo van Lassie (1912), opgetrokken uit gewapend beton en zeepziederij De Adelaar met een grote betonnen roofvogel op het dak.

De spoorlijn ten westen van de Zaan werd aan het begin van de 20ste eeuw het richtpunt voor de uitbreidingen. Het stratenplan volgde veelal de oude verkavelingsstructuur van de veenontginning. Ook in het oosten verschenen (arbeiders)wijken, zoals Oud Zuid. Met de opkomst van het autoverkeer nam het belang van de rivier af en dat van de Provinciale weg (1932-1934) toe. Ten westen ervan verrezen na 1950 nieuwe wijken. De komst van de A8 (1968-1969) betekende een harde grens aan de oostkant van de stad. Erlangs verrezen wijken als Poelenburg, met karakteristieke hoogbouwflats. De laatste uitbreidingen in Zaanstad liggen in Krommenie-Assendelft.

Westzaan, Zaandijk en Haaldersbroek zijn beschermde stads- of dorpsgezichten.

Purmerend (80.000 inwoners) ontstond langs de Weere, de verbinding tussen de Beemster en de Purmer. De stad kreeg in 1434 stadsrechten, waarna ommuring volgde. Het was een regionaal marktstadje met een kaas- en veemarkt. In de eerste helft van de 20ste eeuw ontwikkelde het zich als verzorgingscentrum met de komst van een ziekenhuis en een middelbare school.

Op kleine schaal vond uitbreiding buiten het oude centrum plaats. Toen in 1966 Purmerend werd aangewezen als groeikern van Amsterdam, schoten de nieuwe wijken als paddenstoelen uit de grond; Overwhere, de Gors, de Purmer en Westervenne werden rondom het oude centrum gebouwd. In het noordwesten ligt de Beemster, waar geen uitbreidingen naartoe plaats konden vinden.

Wel is Zuidoostbeemster gegroeid in de slipstream van Purmerend. In het centrum zijn de grachten gedempt en veel oude gebouwen afgebroken, onder meer ten behoeve van een groot overdekt winkelcentrum. De veemarkt heeft tot het begin van deze eeuw bestaan. Via de A7 en N235/N247 is de stad met Amsterdam verbonden.

Monnickendam (10.000 inwoners) zou zijn naam ontlenen aan de dam in de Leek die door monniken werd aangelegd. Monnickendam ontwikkelde zich tot een markt- en handelscentrum. Het kreeg in 1355 stadsrechten, waarna een ommuring tot stand kwam. Monnickendam kende de grootste bloei in de tweede helft van de 16de eeuw, waarna de stad door Amsterdam werd overvleugeld. De nieuwe stedelijke ruimte die in 1575 gereed kwam, werd na 1945 volgebouwd. Buiten het centrum werden vanaf de jaren 1970 nieuwe wijken gebouwd, zoals Markgouw en Ooster Ee. Het centrum is beschermd stadsgezicht.

Edam (7.300 inwoners) ontstond als handelsnederzetting op de plek waar in de IJe een dam werd gelegd. Stadsrechten volgden in 1357, toen ook octrooi werd verleend voor het graven van het Oorgat (‘andere gat’) naar de Zuiderzee en de aanleg van een haven. Vanaf dat moment kende Edam een periode van grote welvaart, totdat in 1569 werd besloten om de Damsluis en de Zeesluis te bouwen. De haven verzandde en de scheepvaart verplaatste zich naar Amsterdam. Edam bleef van betekenis als marktstad waar vooral boter en (Edammer) kaas werden verhandeld, onder meer afkomstig uit de 17de-eeuwse droogmakerijen als de Purmer. Groeien deed het stadje niet meer. In de loop van de 20ste eeuw werd het overvleugeld door het naburige Volendam, waarvan het thans gescheiden is door een smalle strook weiland. Na 1970 zijn twee nieuwe wijken buiten het centrum gerealiseerd. Het centrum is beschermd stadsgezicht.

Marken

Marken werd na een stormvloed in 1164 een eiland. Rond 1200 vestigden Friese monniken zich op het eiland. Ze legden een dijk aan en bouwden een terp voor hun klooster. Na 150 jaar werd dit gesloopt en de grond verkocht aan de boeren die al op het eiland woonden en aan inwoners van Amsterdam. Het dijkonderhoud werd sindsdien een probleem en regelmatig stroomde het eiland over. Daarom werden de huizen vanouds op terpen gebouwd, de zogenaamde werven. Vijftien zijn er overgebleven, twaalf zijn bewoond en drie onbewoond. Lange tijd was de landbouw de belangrijkste bron van inkomsten. Later werden dat de visserij en de scheepvaart. De bottervloot groeide in de 19de eeuw sterk. Na 1830 werd een haven gegraven. Samen met de bouw van de markante vuurtoren ‘het Witte Paard’ (1839) was dit een belangrijke vooruitgang. De bedrijvigheid ging gepaard met een toename van de bevolking. De woonbuurten op de werven werden helemaal volgebouwd en elke vierkante meter werd benut.

Nadat in 1916 Waterland werd geteisterd door een overstroming, waarbij op Marken flink wat doden vielen, viel het besluit tot uitvoering van de Zuiderzeerwerken. Dit luidde het eind in van de visserij op het eiland. Min of gelijktijdig kwam het toerisme op, waar Marken (en Volendam) sterk van profiteerden en dat sindsdien een belangrijk middel van bestaan is. Het eiland werd in 1957 via een dijk met het vasteland verbonden. Het gehele eiland is beschermd dorpsgezicht.

Literatuurlijst

  • Borger, G. J. en S. Bruines, 1994. Binnewaeters gewelt. 450 jaar boezembeheer in Hollands Noorderkwartier. Edam.
  • Bos, Jurjen M., 1988. Landinrichting en archeologie: het bodemarchief van Waterland. Dissertatie, Amersfoort.
  • Danner, H.S., H.Th. M. Lambooij en C. Streefkerk, 1994. …die water keert. 800 jaar regionale dijkzorg in Hollands Noorderkwartier. Alkmaar/Edam.
  • Eerten, H.,van, e.a., 2017. Droogmakerij de Beemster. Polder van wereldformaat. Utrecht.
  • Haartsen, A. en C. ten Oever-van Dijk, 2001. De cultuurhistorie van Waterland en Zaanstreek (incl Beemster en Schermer). Haarlem.
  • Schutte, G.J. en J.B. Weitkamp, 1998. Marken. De geschiedenis van een eiland. Amsterdam.

Structuurdragers

Landschapsvormende functie Elementen en structuren in het huidige landschap - Waterland en Zaanstreek
Landbouw Laagveenontginningen met langgerekte strokenverkaveling en (zij) kaden.
- Veerverkaveling Zeevang
- Bodemdalingsproblematiek
Rationele verkaveling in droogmakerijen (kleigronden)
Open landschap
Wonen Lintdorpen, o.a. Jisp, Assendelft, Westzaan, Den Ilp. Na 1980 ook komvorming
Dijkdorpen, o.a. Volendam
Marken
Historische damsteden Monnickendam, Edam, Purmerend (vml groeikern), Zaandam
Aaneengesloten bebouwing langs Zaan
Stolpen + stolpenstructuren
Beemsterboerderijen met Beemstererven
Werven Marken
Waterstaat Waterlandse Zeedijk incl inlagen, wielen, sluizen
Waterrijkdom, (bv Ilperveld, Wormer- en Jisperveld, Schermereiland, Polders West- en Oostzaan)
Aaën en Dieën in Waterland-Oost
Droogmakerijen Beemster, Schermer, Wormer, Purmer met ringvaart, ringdijken en gemalen
- Beemsteruitwatering
- Nauernasche Vaart
Molengangen Schermer
Kleinere droogmakerijen (o.a. Broekermeer, Monnickenmeer)
Historische diesel- en stoomgemalen, eigentijdse stolpvormige gemalen
Noordzeekanaal met IJpolders en Zijkanalen
Noordhollands Kanaal
Trekvaarten Amsterdam-Hoorn en Hoorn- Alkmaar
Defensie Stelling van Amsterdam
Hembrugterrein
Bedrijvigheid Industrieel erfgoed langs de Zaan en Noordzeekanaal
Verkeer Provinciale weg N203, spoorlijn en Zaan als drager Zaanstad
Spoorlijnen Zaandam-Alkmaar, Zaandam-Hoorn
A7/A8
Zesstedenvaart met N-wegen erlangs, 2 delen
- A’dam-Purmerend e.v.: Noordhollands Kanaal
- Het Schouw-Hoorn
Kanaal van Goudriaan
Recreatie Twiske recreatiegebied
Zaanse Schans, internationaal toeristisch icoon
Marken + Volendam

Over Panorama Landschap

Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.

Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

  1. Zie regio West-Friesland en Noord-Kennemerland.
  2. Oostzaan en Wormer maken onderdeel uit van de stedelijke agglomeratie, maar niet van de gemeente.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 17 jul 2023 om 13:02.