Riet voor dakbedekking
Introductie
De levensduur van een rieten dak is lastig in te schatten. Deze is niet alleen afhankelijk is van de kwaliteit van het riet, maar ook van de hellingshoek, de toegepaste details, de ligging, de toetreding van licht en wind tot het dak en de behandeling en verwerking van het riet. Dit artikel geeft informatie over de kwaliteit van het riet en de behandeling van het materiaal vanaf de oogst tot aan de verwerking op het dak.
Kwaliteit bepaalt levensduur
Het komt voor dat je een rieten dak van een monument niet pas na de gebruikelijke dertig tot veertig jaar moet vervangen, maar al binnen tien jaar. Onderzoek heeft aangetoond dat dan vrijwel altijd de kwaliteit van de grondstof riet - of beter nog: het ontbreken van deze kwaliteit - hiervan de oorzaak is. Voldoende kwaliteit van het riet blijkt de belangrijkste factor voor een duurzaam rieten dak te zijn. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen dat de omstandigheden waaronder oogst, opslag en transport plaatsvinden, de levensduur van riet negatief kunnen beïnvloeden. Soms is aan het riet pas na enige tijd te zien dat het niet optimaal is behandeld, wat niet alleen een teleurstelling is voor de eigenaar, maar ook voor de rietdekker. Daarom is het zaak om naast de kwaliteitsbepalingen van het riet - en daarmee van de rietvelden - ook de voorwaarden voor oogst, opslag en transport op een rij te zetten.
Afstand rietteler - rietdekker
De afstand tussen de teler en de rietdekker is in de loop der jaren steeds groter geworden. De mogelijkheid voor de rietdekker om de kwaliteit van het riet te beoordelen naar de herkomst wordt daarmee lastiger. Voor de kwaliteit van het riet leunt de rietdekker daardoor steeds meer op zijn rietleverancier (de rietteler of nog vaker zijn riethandelaar), die wel weet, of hoort te weten, waar de partijen riet vandaan komen. Hierdoor kan de handelaar een betere inschatting maken van de kwaliteit en het mogelijke risico die het riet bezit dan de rietdekker. De handelaar moet de rietdekker dan ook goed voorlichten en van de juiste informatie voorzien.
Transportafstand
Daarnaast is het aan te bevelen om de transportafstand van het riet zo kort mogelijk te houden. Bij transport bestaat namelijk de mogelijkheid dat het riet vochtschade en beschadiging oploopt. Bovendien zijn korte transportafstanden minder belastend voor het milieu. Dit is van belang omdat riet een milieuvriendelijk product is, zowel wat betreft materiaal als teelt. Het rijksbeleid richt zich in principe op het toepassen van milieuvriendelijke producten. Als men die producten bovendien deels uit natuurgebieden betrekt, komt dat ook de natuurbescherming ten goede. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) spreekt daar waar mogelijk dan ook de voorkeur uit voor het gebruik van Nederlands riet dat zo mogelijk uit natuurgebieden afkomstig is. In de hedendaags praktijk blijkt dit echter steeds lastiger omdat er steeds minder rietpercelen beschikbaar zijn/blijven voor dan wel worden verpacht aan rietsnijders.
Objectieve kwaliteitsmeting
Gelukkig is de kwaliteit van het riet tegenwoordig ook objectief in een laboratorium te meten op de belangrijkste kwaliteitsparameters. Dus daar waar de riethandelaar of de rietdekker de kwaliteit niet kan garanderen door zijn contacten met de rietteler kan het riet objectief op kwaliteit onderzocht worden voordat dit aan de rietdekker of eigenaar van de woning geleverd wordt.
Wat is riet?
Riet, Phragmites australis (Cav.) Steud. (synoniem: Phragmites communis) behoort tot de familie van de grassen. Het is een van de belangrijkste soorten die voor de verlanding van moerassen en wateren verantwoordelijk is. De dikte van het wortelpakket neemt in de loop van de tijd namelijk toe en komt uiteindelijk boven het waterniveau uit. Hoewel riet een meerjarig gewas is, sterven de bovengrondse delen, de stengels, elk jaar af. De stengels vormen dus een jaarproduct.
Riet komt voor op zowel voedselarme als voedselrijke plaatsen en in zowel zoet als licht brak milieu. In Nederland staat er met name riet in de kustprovincies, langs het IJsselmeer en in Noordwest-Overijssel. Het riet dat het meest geschikt is als dakbedekking groeit op relatief voedselarme bodem en staat het liefst met de stoppel (het aardeind) in het water. Veel rietvelden in Nederland zijn aan het verlanden, waardoor ze steeds droger worden. Deze velden leveren daardoor steeds korter en fijner riet dat minder geschikt is om rieten daken te dekken die lang kunnen blijven liggen.
Historische ontwikkeling
Weinig historische informatie
De informatie over de rietteelt in het verleden is summier. Uit de in de jaren 1355-1358 opgestelde tarievenlijsten van de Hollandse, grafelijke tollen van Woudrichem en Ammers en uit de tolboekhouding van Dordrecht uit 1380-1385 blijkt echter wel dat riet handelswaarde had. Over de rietteelt zelf is evenwel nog minder geschreven dan over het ambacht van de rietdekker. Wellicht komt dat omdat riet zo algemeen te verkrijgen was en de kwaliteit niet ter discussie stond. Het probleem dat de bodem en het oppervlaktewater te voedselrijk zijn, dateert immers van de 20ste eeuw. Toen ging men kunstmest gebruiken en kwam de industrialisatie op gang, waardoor veel stoffen via regenwater in de bodem en het oppervlaktewater spoelden. Een andere verklaring is dat riet een goedkope dakbedekking was, die - omdat het een relatief brandgevaarlijk materiaal is - mogelijk een negatieve belangstelling genoot. Een laatste argument voor het nagenoeg ontbreken van historische informatie is het gegeven dat de rietteelt altijd seizoenarbeid is geweest. Ook heden ten dage is een fulltime bestaan in de rietteelt niet rendabel en oefent men het beroep rietteler en -snijder in deeltijd uit.
Kwalitatief hoogwaardig rietland
De hedendaagse rietteelt is moeilijk te vergelijken met die van vroeger. Riet was vroeger niet zoals nu een schaars product. Aanvankelijk werd vanaf de Middeleeuwen wel steeds meer moeras ontgonnen en water ingepolderd, met als gevolg dat het areaal rietland afnam. De kwaliteit van het riet nam evenwel toe, want de gebieden die niet werden ingepolderd of ontgonnen, lagen over het algemeen op voedselarme plaatsen en in brakke omgeving. Het menselijke ingrijpen leidde overigens indirect ook tot een toename van kwalitatief hoogwaardig rietland. Als gevolg van turfwinning ontstonden grote veenplassen, die in de loop van de tijd door verlanding in rietvelden overgingen. Voorbeelden zijn de bekende rietvelden van Loosdrecht, Nieuwkoop en Kalenberg, die pas ontstonden na de grote verveningen.
Areaal krimpt in, kwaliteit gaat achteruit
In de laatste vijftig jaar is echter niet alleen het areaal rietland van 12.000 naar 6.000 hectare ingekrompen, maar ging bovendien de kwaliteit van het riet achteruit. Dit laatste is deels te wijten aan het voedselrijker worden van het oppervlaktewater, verlanding en het daardoor steeds droger worden van de rietvelden. Deels is de achteruitgang van de kwaliteit te wijten aan de Deltawerken, waardoor de rietlanden niet meer onder invloed van eb en vloed staan. Ook het beheer van de rietvelden is aan verandering onderhevig. Meer en meer wordt het rietveld in de eerste plaats beheerd om een optimale natuurwaarde te bereiken. De oogst van goed dakdekkersriet is niet langer de eerste prioriteit maar meer een minder belangrijke nevendoelstelling.
Goed rietland
Riet is zoals gezegd een jaarproduct. Daardoor kan de kwaliteit van jaar tot jaar verschillen, zelfs van hetzelfde perceel. Een goed beheerd rietland vormt de basis voor de kwaliteit en duurzaamheid van riet. Riettelers weten vanuit hun ervaring aan welke eisen rietland moet voldoen. Ook heeft wetenschappelijk onderzoek meer duidelijkheid gegeven over wat de kwaliteit van het riet bepaalt.
Ligging
Rietlanden met daarop kwalitatief hoogwaardig riet liggen:
- op schrale bodem, dat wil zeggen op zand- of veengrond, en
- in schoon, licht stromend, niet al te voedselrijk, zoet tot licht brak water.
Een te hoog zoutgehalte in het water of de ondergrond is echter funest voor de kwaliteit van het riet, omdat dit het riet op het dak hygroscopisch maakt.
Beheer
Voor het beheer van het rietland zijn de volgende zaken van belang.
- Het proces van verlanding schrijdt niet te ver voort. Dat betekent dat de bovenste laag van het wortelpakket, wanneer het boven het water gaat uitgroeien, regelmatig - om de paar jaar - wordt verwijderd.
- Het riet staat ten minste een paar keer per jaar met de voeten in het water. Dit zorgt voor een harde rechte lange rietstengel van voldoende diameter met een goede waslaag aan de buitenzijde.
- Door het water worden de overige (on)kruiden bestreden en blijft het riet ‘schoon’.
- Het riet wordt elk jaar gemaaid om zo ‘zuiver’ mogelijk éénjarig riet te houden.
De belangrijkste aantasters
Riet kan alleen worden aangetast door schimmels bij vochtgehaltes boven de 20%. Daarom geldt dat hoe droger het riet op het dak gemiddeld is, des te langer het zal meegaan.
Schimmels
De meest voorkomende aantasters van riet zijn zachtrotschimmels (onder te verdelen in wit- en bruinrotschimmels). De schimmels voeden zich vooral met het stevigheidsweefsel van riet, het cellulose (bruinrotschimmels) en lignine (de witrotschimmels). Aantasting door deze schimmels is te herkennen aan het feit dat de rietstengels donkerder of juist lichter van kleur worden, afhankelijk van de schimmel die het werk doet. In een volgend stadium verliezen de stengels stevigheid en op den duur lossen ze op. Dit is op het dak te zien doordat het riet aan de buitenzijde inzakt of doordat het riet typische scheuren vertoont die veroorzaakt worden door een schimmel die onder het oppervlak in het dak woekert. Schimmels op het dak leiden alleen tot problemen wanneer een rietpakket te lang te vochtig blijft. Mycena schimmels en paddenstoelen komen op elk rieten dak voor. De zwam Phellinus contiguus richt de meeste schade aan. Schimmels vinden alles op het dak wat zij nodig hebben om te groeien, met uitzondering van stikstof. Die moet van buiten komen, want riet is van nature stikstofarm. Daardoor hield en houdt het riet het zo lang vol op het dak. Schimmels in het riet komen tegenwoordig veel meer voor dan vroeger door de accumulatie van stikstof op het dak. Hoe meer stikstofdepositie op het dak, des te sneller de achteruitgang van het dak.
Ultraviolet licht
Een andere, veel minder schadelijke aantaster is ultraviolet licht. Onder invloed van deze golflengte, die onder meer in het zonlicht voorkomt, lossen de primaire celwanden van het riet op. Daardoor gaat de samenhang tussen de cellen verloren. Aantasting door ultraviolet licht is te herkennen aan het rafelige uiterlijk van de stengels. Vroeger was dit de zwaarste aantasting en ging riet op de zuidkant (in de volle zon) het kortste mee. Tegenwoordig gaat de noordkant meestal het kortste mee door de invloed van een overmaat aan stikstofdepositie op het dak en de schimmelbevorderende werking die dit vooral heeft op de langer vochtig blijvende dakvlakken op het noorden (en westen).
De grote bedreigers
De buitenzijde van de stengels beschermt het weefsel tegen schimmels en ultraviolet licht. Beschadiging van de stengelwand versnelt de aantasting van het riet. Daar zijn drie redenen voor:
- Beide vormen van aantasting kunnen over een groter oppervlak inwerken.
- Zowel het stevigheidsweefsel als het dieper gelegen vulweefsel worden aangetast, terwijl bij onbeschadigde stengels het stevigheidsweefsel een barrière vormt tussen de aantasters en het kwetsbare vulweefsel.
- Beschadigde stengels nemen meer water op, waardoor er een betere voedingsbodem voor de schimmels ontstaat.
Het is van groot belang om beschadiging van riet tijdens oogst, opslag en transport te voorkomen. Alleen bij voldoende vochtigheid (boven de 20%) kunnen schimmels tot ontwikkeling komen. Hoe droger het riet gemiddeld is des te minder wordt het aangetast. Dat geldt in alle stadia van oogst, transport, opslag en verwerkt op het dak.
Tegengaan van aantasting
Oogst
De aanwezigheid van blad, onvolgroeide rietstengels en andere vegetatie (ruigt) in rietbundels is een potentiële bron voor rot. Het oogsten van het riet dient te geschieden nadat het blad is afgevallen en voordat de nieuwe generatie riet opkomt. De oogstperiode ligt daarbij tussen half december en half april, met een voorkeur voor februari en maart. Het verdient de voorkeur om het riet te oogsten tijdens vorst en droog weer. Helaas komen deze omstandigheden in Nederland steeds minder voor.
Rietzelfmaaibindermachines
Tegenwoordig oogst men veel met rietzelfmaaibindermachines. Afhankelijk van de stevigheid van de ondergrond heeft de rietsnijder de beschikking over een licht dan wel zwaar uitgevoerde machine. Het is van belang dat de binder niet te strak staat afgesteld om de rietstengels niet te kneuzen. De maaibalken moeten scherpgeslepen messen bevatten. Botte messen leiden namelijk tot rafelige en gespleten stoppels die later op het dak tot 50% meer vocht kunnen opnemen.
Goed beheer
Je kunt de aanwezigheid van andere plantensoorten in een rietveld zo veel mogelijk tegengaan door een goed beheer toe te passen. Het niet laten verlanden en het jaarlijks maaien minimaliseren de groei van andere planten. Bovendien voorkomt het jaarlijks maaien de aanwezigheid van riet van het voorafgaande groeiseizoen. Dit overjarig oude riet vormt, evenals de aanwezigheid van rietblad, onvolgroeid riet en andere planten, een potentiële infectiehaard, waaruit schimmels zich kunnen verspreiden.
Lisdodden
Ondanks deze beheermaatregelen komen er andere planten in rietvelden voor. Deze meegeoogste planten dien je zo snel mogelijk uit de rietbundels te verwijderen. Lisdodden (Typha angustifolia of Typha latifolia) vormen een uitzondering. De aanwezigheid van kleine lisdodden beïnvloedt de duurzaamheid van riet slechts gering en mag daarom tot 2% in het riet aanwezig zijn. Lisdodden met een grotere stoppeldiameter dan 1 cm moet je uit het riet verwijderen.
Duilenriet
Het duilenriet, een mengsel van riet met veel lisdodden, was altijd een bekend product. Vroeger paste men het vooral toe op hooi- en zaadbergen vanwege de conischere vorm van deze bossen. Het werd ook toegepast in de eerste laag omdat het duilenriet niet door vocht belast wordt en omdat je er in de eerste laag gemakkelijk een goede knelling mee kunt opbouwen. Bovendien is duilenriet goedkoper. Tegenwoordig staan de meeste gebouweigenaren (opdrachtgevers) het gebruik van duilenriet echter niet meer toe.
Nachtvorst
Door de zachtere winters als gevolg van de klimaatverandering begint het riet vaak eerder te groeien. Komt er toch behoorlijke nachtvorst, dan kan het riet afvriezen en afsterven. Het riet dat daarna opnieuw uitloopt bevat door de snelle groei echter minder weefsel per volume-eenheid. Daardoor heeft dit riet een zwakkere stengelbasis dan het riet dat niet is afgevroren. De basis van de rietstengel is nu juist het deel dat op het dak het meest aan verwering blootstaat en dient juist stevig te zijn en veel weefsel per volume-eenheid te bevatten. Vooral het ligninegehalte - een dure inhoudsstof voor het riet om aan te maken - is in dit geval een stuk lager. Hierdoor neemt de rietstengel capillair op het dak meer vocht op. Bovendien is riet dat opnieuw is uitgelopen (na afvriezen) meestal fijner en korter, en daardoor al kwetsbaarder op het dak.
Opslag
Opslagstadia
Er zijn twee opslagstadia:
- In het veld tijdens de oogst. Het riet ligt dan in grote bundels (veldbossen) opgeslagen.
- Op opslaglocaties. Het riet is dan verwerkt tot handelsbossen met een omtrekmaat van 46 tot 55 cm voor inlands riet en 60 cm voor buitenlandse rietbossen.
Voorwaarden tijdelijke opslag
Voor de tijdelijke opslag in het veld gelden de volgende voorwaarden:
- Kies de opslagplaatsen zo dat de wind aan alle kanten langs het riet kan waaien.
- De vorm van de opslag moet zodanig zijn dat het eventueel vochtige riet middenin het pakket ook kan drogen.
- Sla het riet ‘los van de grond op’, op pallets of met behulp van rollagen van riet en uitgekamd afval.
- Dek de bovenkant van het riet af met zeil of tast het riet zo op dat het water niet in het opgeslagen riet kan binnendringen.
- Het is van groot belang dat het riet, reeds geschoond, op het veld in veldbossen wordt voorgedroogd. Het riet droogt zo sneller en beter dan in enige loods. Doorgaans moet het riet na de oogst nog veel celgebonden vocht kwijtraken. Het riet wordt daarbij ongeveer 30% lichter en ook het volume neemt met hetzelfde percentage af (het riet krimpt).
Voorwaarden langdurige opslag
De voorwaarden voor meer langdurige opslag zijn in de basis gelijk aan die voor de tijdelijke opslag. Tegenwoordig slaat men het riet vaak in schuren op. Ook hier geldt als voorwaarde dat er een goede ventilatie moet zijn. Dat betekent dat de schuren ten minste één open zijde moeten hebben en dat de dakconstructie zodanig is dat de temperaturen niet hoog kunnen oplopen. Het verdient aanbeveling om alleen goed gedroogd riet in schuren op te slaan (riet met een vochtgehalte onder de 20%). Opslag buiten, in mijten, is eveneens verantwoord, mits het riet onder droge omstandigheden is opgetast.
Transport
Door transport kan riet beschadigen. Gekneusd riet verkort de levensduur aanzienlijk, want vocht - de katalysator van schimmels - kan dan over een veel groter oppervlak de rietstengels binnendringen, evenals de schimmels zelf. Ook ultraviolet licht kan dieper in de stengels doordringen. Het is van belang het risico op beschadiging zo veel mogelijk te voorkomen.
Visueel keuren van riet
Riet dat voor dakbedekking klaarligt:
- bestaat uit rechte, dunne en bovendien stevige, maar toch buigzame stengels;
- is gemiddeld tussen de anderhalf en twee meter lang;
- is laag gemaaid omdat de echte kwaliteit en dus de duurzaamheid in de stoppel zit;
- bestaat uit stengels waarvan de gemiddelde diameter varieert van 2 tot 6 mm (het meest duurzame riet bevat stengels van 4 tot 6 mm);
- bestaat uit stengels, waartussen een bijmenging met enkele lisdodden of duilen kan voorkomen. Duilen zijn een indicatie voor een goede kwaliteit riet, want die groeien alleen in zoet water. De duilen zelf zijn echter van mindere kwaliteit: ze zijn vooral een verzameling bladeren die vocht in het dak brengen en zelf ook langer vochtig blijven.
- bestaat per bundel uit riet van één groei-jaar;
- bevat vrijwel geen onvolgroeide (nageschoten) rietstengels;
- heeft geen blad;
- bevat geen verontreiniging met onkruiden;
- bevat geen gekneusde stengels;
- is niet door schimmels en vraat aangetast;
- is niet te lang te vochtig (geweest) en is goed en voldoende gedroogd.
Controle vochtgehalte
Je kunt de vochtigheid binnenin de rietbundels controleren. Een vochtgehalte van maximaal 20% is toelaatbaar. Riet dat langdurig onder vochtige omstandigheden opgeslagen heeft gelegen, zal op de stengels donkere plekken vertonen.
Duilenriet
Er bestaan ook bossen riet met ongeveer 50% duilen, het zogenoemde duilenriet. Deze bossen mogen niet op monumenten worden verwerkt, omdat duilen onvoldoende kwaliteit hebben.
Kwaliteitsbepaling
Aan de hand van de hiervoor gestelde voorwaarden kan een deskundige de kwaliteit van het riet zelf over het algemeen goed visueel bepalen. Het gaat dan vooral om de bepaling van de snijhoogte, lengte en diameter, beschadigingen en verontreinigingen. Indirect zeggen deze zaken iets over de vochtopname en -afgifte van het riet en daarmee over de duurzaamheid van het hiermee gemaakte rieten dak.
Objectief laboratoriumonderzoek van riet
Andere belangrijke criteria voor de duurzaamheid zijn het zoutgehalte en de inhoudsstoffen van het riet. Die kunnen niet visueel bepaald worden. Voor deze criteria is men afhankelijk van de informatie van de rietleverancier, of aangewezen op laboratoriumonderzoek.
Kwaliteitscriteria
Tijdens dit onderzoek kunnen de volgende zaken worden vastgesteld.
- Het zoutgehalte. Hoe lager het zoutgehalte, hoe beter de kwaliteit van het riet. Het zoutgehalte kan bepaald worden door het natriumgehalte te meten. Dat moet onder de 0,13% van de droge stof liggen; onder 0,10% is optimaal (ofwel onder de 1300 mg/kg). Een te hoog zoutgehalte maakt het riet hygroscopisch. Hierdoor is het riet gemiddeld iets vochtiger, waardoor het sneller vergaat.
- Het ligninegehalte. Hoe hoger het ligninegehalte, hoe beter. Het ligninegehalte is namelijk bepalend voor de wateropname en -afgifte: hoe hoger het ligninegehalte, hoe lager de wateropname en hoe beter de kwaliteit van het riet en de levensduur op het dak. Het gehalte geeft ook een indicatie van de hoogte waarop het riet is gesneden: hoe lager het riet is gesneden, hoe hoger het ligninegehalte.
- De koolstof-stikstofverhouding. Weinig stikstof geeft een hoge aanvangsweerstand tegen aantasting door schimmels en dus tegen verrotting.
Een ander zorgelijk punt bij de beoordeling is de mate waarin schimmels aanwezig zijn. Dit is niet via een snelle methode te meten. Wanneer kwalitatief hoogwaardig riet enige tijd onder broeierige omstandigheden opgeslagen heeft gelegen - en dat hoeven slechts enkele dagen of weken te zijn - is de duurzaamheid onherroepelijk achteruitgegaan.
Dit probleem is eenvoudig op te lossen door de eerdergenoemde voorwaarden te stellen aan zowel de tijdelijke als de langdurige opslag van riet. Voor buitenlands riet zijn de genoemde voorwaarden moeilijk te controleren. Maar voor Nederlands riet kan dat wel. Het is aan te bevelen om:
- op monumenten alleen riet te gebruiken waaraan een kenmerk van de herkomst van de groeiplaats is gegeven en/of dat van voldoende garanties is voorzien door de rietleverancier;
- direct contact te onderhouden met riettelers die aan de genoemde voorwaarden voldoen.
Nederlands riet
Er zijn twee kanttekeningen bij het gebruik van uitsluitend Nederlands riet op monumenten.
- Er kan een tekort aan kwalitatief goed Nederlands riet ontstaan. Je kunt dit op de lange termijn voorkomen door het areaal rietland uit te breiden, mits je de kwaliteitsvoorwaarden in acht neemt.
- Veel rietland is in het bezit van natuurbeschermingsorganisaties. De belangen van natuur en kwalitatief goed riet staan wel eens haaks op elkaar, met name als het gaat om de voorwaarde van het jaarlijks maaien van riet en het regelmatig afplaggen en onderhouden van het rietveld. Als oplossing is denkbaar dat er in de natuurgebieden een scheiding wordt gemaakt tussen rietvelden die bedoeld zijn voor de rietteelt en rietvelden die een natuurwaarde hebben. In dit verband is het denkbaar dat natuurgebieden een bufferzone hebben waarin rietvelden voor de rietcultuur liggen.
Buitenlands riet
Voor buitenlands riet moet de rietleverancier garanderen dat het riet een maximaal natriumgehalte van 0,13% bezit. Een hoger gehalte maakt het riet hygroscopisch, met een snellere aantasting tot gevolg.
Resumerend
Kwalitatief goed riet voor verwerking op monumenten is riet dat weinig vocht opneemt. Dit is riet:
- dat laag is gemaaid met scherp gereedschap;
- dat een lengte heeft van 160 tot 220 cm bij een diameter van 4 tot 6 mm;
- dat goed gedroogd en geschoond is en niet verschimmeld of verbroeid;
- dat een zoutgehalte heeft van maximaal 0,13% natrium.
Een rieten dak dat goed ontworpen is maar waarvan het rietpakket binnen 25 jaar moet worden vervangen is vrijwel altijd gedekt met te fijn riet, met te hoog gesneden riet, met riet met een te hoog zoutgehalte, of met riet met een combinatie van deze drie factoren.
Nuttige adressen
- Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM), www.stichtingerm.nl
- Vakfederatie Rietdekkers, www.riet.com
- De Wieden riettelersvereniging, www.wiedenriet.nl
- Stichting Kenmerk Herkomst Kalenberger Riet, www.kalenbergerriet.nl
- Nutrilab, www.nutrilab.nl
Literatuur
- De kwaliteit van riet. Ontwikkeling van een testmethode voor de beoordeling van de kwaliteit van riet. Vakfederatie Rietdekkers, 2016
- Hemert, M. van, M.W.J. van Rooden & H.Th.D. Dijkstra, Het Weke Dak - Riet- en strobedekkingen. Rijksdienst voor de Monumentenzorg / Sdu, Zeist / ’s-Gravenhage, 1990
Meer informatie over opslag, transport en keuren: Uitvoeringsrichtlijn Riet (daken, wanden, molens) van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (URL 4004)
Tekst: Laura Kooistra en Henk Horlings
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 20 jun 2023 om 03:04.