Rijksmonumenten - Beestenboel
Introductie
Het bestand van rijksmonumenten in het rijksmonumentenregister wordt over het algemeen benaderd via de topografie, het adres of de rijksmonumenten van gemeente x of y. Een andere vaak gebruikte ingang betreft die via de typologie, zoals ‘gevangenissen’ of ‘bruggen’.
Door een andere bril op te zetten en het register op een ‘dwarse’ manier te bevragen ontstaan interessante bevindingen. In dit geval is gekeken naar “dieren in het register”. Er komen zodoende andere aspecten van ons cultuurhistorisch erfgoed aan bod. Bij de diverse inventarisaties en selecties heeft het criterium “mens en dier” nooit een rol gespeeld. Onbedoeld blijken de rijksmonumenten toch veel te vertellen over de omgang van mensen met dieren door de eeuwen heen.
Dieren in het rijksmonumentenregister
Uiteraard gaat het niet om de dieren zelf, maar om de verblijven of voorzieningen die mensen voor dieren hebben gebouwd of aangelegd. De objecten zijn altijd met een specifieke functie gebouwd. Zo’n functie kan behalve voor stalling ook voor sier, werk, onderzoek of vrije-tijds-besteding zijn. De wijze waarop wij in het verleden met dieren omgingen, hen inzetten voor arbeid, statussymbool of vingen voor consumptie is in de loop van de tijd veranderd. Hierdoor heeft een aantal van dit soort objecten zijn functie verloren. Alleen door gericht beheer of herbestemming kan de instandhouding ervan gewaarborgd worden.
Levend erfgoed
Ook al is in het rijksmonumentenregister géén levende have opgenomen, toch bestaat er wel degelijk een vorm van 'levend erfgoed'. De Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH) zet zich in voor het behoud van zeldzame oorspronkelijke Nederlandse rassen van onze boerderij- en huisdieren en hun diversiteit.
Boerderijen, buitenplaatsen en bedrijven
In geval van een boerderij ligt de aanwezigheid van dieren voor de hand. Een boerderij heeft altijd voorzieningen voor tal van dieren, voor vee en jongvee, paarden, varkens en kippen maar ook honden en katten. Zij worden ondergebracht in stallen en hokken, deze zijn soms onderdeel van de hoofdbebouwing, soms in separate bijgebouwen. Een bijzondere voorziening die soms wordt aangetroffen is de rosmolen, een door een paard (ros) aangedreven molensteen. Deze gebouwen vormen samen met eventuele beplanting ( boomgaard, boerentuin), een huisweide, waterput en drinkpoelen de karakteristieke boerenerven.
Ook buitenplaatsen hebben dierverblijven. Daar worden onder andere fraai uitgeruste paardenstallen, hondenhokken bij een jachthuis, volières voor siervogels of hertenkampen aangetroffen. Samen met het hoofdhuis vaak als onderdeel van een parkaanleg vormen deze objecten het complex van de historische buitenplaats.
Er zijn beroepen die verbonden zijn met dieren en daarvoor karakteristieke voorzieningen hebben zoals die van hoefsmid (travalje), kooiker (eendenkooi), herder (schaapskooi) of vogelaar (vinkenbaan met huisje) . Voorzieningen voor de stalhouder (paardenstalling) of de visserij (visbank) worden meestal in de stad aangetroffen.
Cavaleriestallen
Het paard als dier in de strijd kent een lange geschiedenis met dito ontwikkelingen van de tactische inzet en vaardigheden van strijders. Hierbij speelden ook technische voorzieningen een rol zoals het gebruik van de stijgbeugel, buskruit, lans en sabel. Eerst was het bezitten en berijden van een paard een elitaire aangelegenheid. Geleidelijk ontstonden nationale legers met de cavalerie als vaste legereenheid. De ruiterij werd van paarden voorzien. Deze paarden moesten worden gestald. Daarom worden in vestingsteden en bij kazernes cavaleriestallen aangetroffen. Na de Eerste Wereldoorlog speelde de inzet van paarden geen wezenlijke rol meer in de oorlogsvoering.
Dierentuinen en openbare parken
In Nederland zijn twee dierentuinen als rijksmonument beschermd: Artis in Amsterdam (complexnummer 518277) en Blijdorp in Rotterdam (complexnummer 530738). In beide gevallen zijn er diverse dierverblijven voor dieren beschermd.
De oorsprong van de dierentuin ligt in verzamelingen exotische dieren van rijke particulieren. Gaandeweg werden deze zogeheten ‘menagerieën’ opengesteld voor publiek. Daarna ontstonden ook de publieke dierentuinen, zoals Artis en Blijdorp, die tot vermaak en ontspanning dienden, maar ook een duidelijke educatieve doelstelling hadden. De dierentuinen spelen tegenwoordig ook een onmisbare rol in het behouden van bedreigde diersoorten door onderzoek- en fokprogramma’s.
In de loop van de 19de eeuw ontstaan in de steden en grotere plaatsen openbare wandelparken. In deze parken zijn dikwijls ook dierenverblijven gebouwd zoals volières, hertenkampen, eendenvijvers en duiventillen.
Haha
Een in Nederland zeldzaam element is een zogeheten haha of ook wel aha. Dit is een droge gracht, die bedoeld is om het vee en eventueel wilde dieren op een afstand te houden van de tuin direct om het huis. Als de haha goed wordt aangelegd, valt hij weg in het landschap en lijkt het alsof het gazon ononderbroken doorloopt. De bezoeker wordt als het ware gefopt en spreekt zijn verbazing (haha) uit. In Nederland is een haha te vinden bij kasteel Broekhuizen (Leersum) en Gooilust (Hilversum).
Trekvaarten en rolpalen
Vanaf de 17de eeuw kunnen de trekvaarten in Nederland beschouwd worden als een zeer efficiënte vorm van openbaar vervoer. De kanalen verbonden de belangrijkste steden in Nederland. De schuiten werden voortgetrokken door paarden. De paarden liepen over een jaagpad parallel aan de trekvaart. Om de paarden makkelijker door de bocht te geleiden en te voorkomen dat het schip tegen de oever liep, waren er op zulke punten zogeheten jaagpalen of rolpalen opgesteld. Door het verval van de trekvaarten, zijn dit soort elementen inmiddels zeldzaam. Niet alleen mensen ook vracht werd op deze wijze vervoert, zoals de turf via de turfvaarten. Sommige van de trekvaarten groeiden uit tot kanalen voor (zee)schepen bijvoorbeeld het Kanaal door Walcheren. Was de schipper financieel niet draagkrachtig genoeg om een paard te laten trekken, dan was hij aangewezen op menskracht, vrouw en kinderen werden ingezet.
Openbaar vervoer
Het trekvaart vervoer was een uitermate comfortabel en efficiënt systeem. Vervoer over de weg was daarentegen heel wat minder gemakkelijk en betrouwbaar. Door verbetering en uitbreiding van het wegenstelsel in de loop van de 19de eeuw ontwikkelde zich gaandeweg ook op land een vorm van openbaar vervoer. Het paard was ook daarbij het aangewezen trekdier. Zij stonden voor de zogeheten 'Omnibus' , een vorm van personenvervoer over de weg als in een vergrote (post)koets. Even later deed ook de paardentram, die over rails liep, zijn intrede. De eerste paardentram in Nederland reed in 1864 tussen Den Haag en Scheveningen. Met name deze vorm van vervoer bood een goed alternatief voor de trekschuit. Er werden verschillende particuliere maatschappijen opgericht die dit veelal lokale vervoer verzorgden. In Amsterdam is een drietal van de kantoren van deze maatschappijen als rijksmonument beschermd.
Het einde
Tenslotte komt ook voor dieren het onvermijdelijke einde, hen wacht het slachthuis. Hiervan zijn er verscheidene als rijksmonument beschermd. Van de liefde van de mens voor met name huisdieren getuigen dierengraven, van vooral honden en een enkel paard. Deze treffen we meestal op buitenplaatsen aan.
Niet alleen letterlijk voor de dieren zelf kwam dit einde. De inzet van dieren als met name last-, trek of rijdier werd door de mechanisatie verdrongen. De cavaleriepaarden zijn vervangen door tanks, trekpaarden door tractoren en de trekschuit door de trein. Ook worden er geen vogels meer gevangen voor consumptie. Bijbehorende beroepen zijn daardoor geheel verdwenen of worden nog op kleine schaal uitgeoefend. Gebouwen en voorzieningen hebben hun bestemming verloren en zijn soms bijna verdwenen uit steden en het landelijk gebied. Door ze te beschermen, herbestemmen, onderhouden en restaureren kan het verhaal van mens en dier door de eeuwen heen blijvend worden verteld.
Archeologische diervondsten
Een verhaal apart zijn de vondsten van dieren in archeologische context. Dierlijke resten vind je niet alleen terug als consumptie- of slachtafval in beerputten en afvalkuilen, maar ook als gebruiksvoorwerpen, zoals dobbelstenen, mesheften, spinsteentjes etc, en soms in graven. Dierenbotten in graven van mensen kunnen bestaan uit meegegeven voedsel voor de doden of accessoires zoals amuletten. In één van de grafheuvels in Oerle zijn dieramuletten gevonden, zoals tanden en klauwen en geweifragmenten.
Het is ook niet ongebruikelijk dat complete dieren zelf begraven zijn. Het begraven van dieren is van alle tijden en wordt toegepast bij verschillende soorten dieren, zowel wilde soorten (edelhert), boerderijdieren (rund, schaap, varken, paard, kip) als huisdieren (hond, kat). Begraven dieren of delen van dieren (zoals de schedel) komen voor op belangrijke plekken binnen de huisplaats of het erf, bijvoorbeeld onder de drempel van een huis of langs de erfgrens. Dit soort vondsten worden gezien als huisoffers of terreinoffers. In jongere perioden denkt men ook wel aan het wegwerken van zieke dieren. Soms worden dieren ook begraven op grafvelden waar vooral mensen liggen. Dit komt veel voor in de Merovingische tijd. Veelal gaat het dan om honden- en paardengraven. Mogelijk is er een relatie tussen de diergraven op deze grafvelden en de graven van hun baasjes op hetzelfde grafveld. Dit is echter niet altijd aan te tonen. Het kan ook zijn dat deze dieren zelf een bepaalde status hadden, waardoor ze een eigen graf en begrafenisritueel verdiende. Een deel van dit soort vindplaatsen, denk aan die in Borgharenen Rijnsburg beschermd als archeologisch rijksmonument.
Dieren als voorstelling
De hiervoor behandelde objecten zijn onroerende zaken en als zodanig beschermd. In veel grotere getale komt de uitbeelding van dieren voor als onderdeel van het rijksmonument. Denk dan aan in hout gesneden of steen gehouwen dieren, geschilderde vogels op plafonds, torenhanen, tegeltableaus met voorstellingen van paarden, koeien of vogels in een kooi en gevelstenen als ‘In ’t Zeepeert’ of ‘In de Blauwe Hen’. Vele dieren, natuurlijke of fantasie, symbolische of heraldische, sieren de rijksmonumenten.
Voorbeelden
Hieronder volgen een aantal voorbeelden van rijksbeschermde dierverblijven en -voorzieningen. Zij zijn bedoeld om de variëteit van het bestand te laten zien. De vele stalgebouwen bij boerderijen worden daarbij buiten beschouwing gelaten De opsomming is niet uitputtend.
Dieren met vleugels
- Voor duiven, zie hieronder bij gerelateerde artikelen.
- Voor eenden, zie hieronder.
Bijenstal
Een bijenstal is een meestal houten gebouw met drie wanden en een dak en één open zijde. Hierin zet de imker zijn bijenkorven, die daardoor beschermd zijn tegen het weer. Meer informatie: Leestekens van het landschap - Bijenstal.
- Brummen, bijenstal bij boerderij Abbinck, rm 521794
Vinkenhuisje
Vinkenhuisjes zijn kleine optrekjes die nog in Kennemerland (Noord-Holland) worden aangetroffen. Vanuit hier kon de vinkenbaan worden bespied om op het juiste moment de netten te sluiten. Meer informatie: Leestekens van het landschap - Vinkenbaan.
- Bloemendaal, vinkenhuisje rm 9742
Volière
In volières worden veelal siervogels gehouden, soms in combinatie met kippen. In aanvang waren zij vooral op buitenplaatsen te vinden. Later ook in openbare wandelparken of in dierentuinen. Meer informatie: Leestekens van het landschap - Volière.
- Rijssen, volière in het Volkspark, rm 508546
- Veenklooster, volière in het park van de buitenplaats Foghelsangstate, rm 408915
- Venray, volière in de tuin van een psychiatrisch ziekenhuis, rm 524026
Dieren met vier poten of benen
Hertenkamp
Een hertenkamp is een omheind stuk grond waarbinnen meestal damherten worden gehouden. In oorsprong werden ze vooral aangetroffen op buitenplaatsen. Later zijn ze ook aangelegd als publieke voorzieningen in wandelparken. Op de kennisbank is een aantal artikelen over hertenkampen te vinden, zie hieronder bij gerelateerde artikelen. Een paar voorbeelden van in het rijksmonumentenregister beschermde hertenkampen staan hieronder aangegeven. De hertenkampen bij buitenplaatsen zijn vaak een onderdeel van de totale parkaanleg en niet apart rijksmonument.
- Alkmaar, hertenverblijf in de Alkmaarder Hout rm 524937
- Haarzuilens, Kasteel De Haar, het grote hertenkamp rm 527915
- Winschoten, wandelbos met onder meer hertenkamp rm 521781
Schaapskooi
Een schaapskooi is een stal voor de schaapskudde. Het type met de afgeschuinde hoeken, o.a. op de Veluwe, zijn vrij bkend en goed herkenbaar. In overige delen van het land komen ook schappskooien voor, deze hebben geen afgeschuinde hoeken. De schaapskooien staan op het boerenerf, langs wegen (schapendrift) of vrij in het veld en worden vooral op de zand- en heidegronden aangetroffen.
- Doorn, schaapskooi aan schaapsdrift, rm 508753
- Eursinge, schaapskooi op boerenerf, rm 479649
- Bergschehoek, kleine schaapskooi, rm 516052
Travalje
Een travalje of hoefstal is een werktuig van de hoefsmid. Het is een houten bouwsel waarin het paard wordt vastgezet zodat de hoeven makkelijk beslagen kunnen worden.
- Middenbeemster, rm 8807
- Muiden, smederij met travalje rm 418001
- Burgh-Haamstede, dubbele travalje rm 38789
Voorzieningen voor paarden
Voor paarden zijn veelal stallen gebouwd. Een paar specifieke voorzieningen zijn enkele maneges en een renbaan. Ook de militaire voorzieningen zijn hieronder geschaard.
- Amerongen, Kasteel Amerongen, stal met koetshuis en dienstwoningen, rm 333619
- Amsterdam, Hollandsche Manege, rm 5908
- Amsterdam, Paardentramremise complexnr. 513943
- Bergen op Zoom, militaire manege, rm 517152
- Leeuwarden, stalhouderijcomplex, complexnr. 519874
- Vogelenzang, paardenrenstal bij voormalige renbaan Woestduin, rm 511147
In het water
Eenden
Voor eenden zijn verschillende voorzieningen. Eendenvijvers, vaak met een eendenhok zijn meestal onderdeel van een parkaanleg. Een eendenkooi is een vanginstrument voor wilde eenden, die beheerd wordt door een kooiker en zijn kooikerhond. Meer informatie: Leestekens van het landschap - Eendenkooi.
- Breukelen, kasteel Nijenrode, eendenhuis
- Lexmond, eendenkooi met kooikerswoning rm 25813
- Oranjewoud, rieten eendenhok rm 454335
- Vierhuizen, eendenkooi rm 509512
Vissen
Levende vissen moeten uiteraard in het water worden gehouden. Daartoe werden speciale visvijvers aangelegd, vaak als onderdeel van een grotere park- of tuinaanleg. De vissen werden gehouden voor de consumptie. Ook bestaan er visvijvers ten behoeve van de hengelsport. Op zee door de vissersvloot gevangen vissen vonden hun weg via de visafslag en de vismarkt.
- Arnhem, park Sonsbeek , molen met voormalige forellenkwekerij, rm 528860
- Bunschoten Spakenburg, visafslag rm 520419
- Gouda, visbank/vismarkt rm 16810
- Haren, visvijver onderdeel van visvijvercomplex rm 513820
- Heusden, visbank/vismarkt rm 22103
Vleeshallen en slachthuizen
Het slachten van dieren was eeuwen een activiteit op de boerderij door de boer of door de slager (vleeshouwer). Een toenemende vraag naar vlees in de steden én een toenemend hygiëne bewustzijn deden aan het eind van de 19de eeuw centrale, door de stedelijke overheid gereguleerde slachthuizen (abattoirs) ontstaan. De vleesverkoop in de steden was eerder al aan regels onderhevig en werd door de stedelijke overheid gecontroleerd. Daartoe richtte men speciale vleeshuizen of vleeshallen in.
Graven en begraafplaatsen
Zie ook
Artikelen- Hertenkampen
- Rijksmonumenten - Boerderijen, molens en bedrijven
- Buitenplaats (cultuurhistorisch beheer)
- Rijksmonumenten
- Eendenkooi (cultuurhistorisch beheer)
- Rijksmonumenten - Duifhuizen
- Boerenerf (cultuurhistorisch beheer)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 15 nov 2024 om 03:41.