Rijksmonumenten - waarderen met samenspraak, meerstemmigheid en integrale erfgoedbenadering


Introductie

In het kader van het programma Post 65 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, een gevolg van de opdracht van de staatsecretaris voor een aanwijzingsprogramma voor jonge (rijks)monumenten (1965-1990), worden het waarderingsproces en de waarderingscriteria verrijkt met drie thema's: samenspraak, meerstemmigheid en integrale erfgoedbenadering. Met het verrijken van dit proces en de criteria, wil de RCE een bredere basis leggen voor de monumentale waarde van een monument, voor en door de gemeenschap. Dit kennisbankartikel functioneert als een voorlopige handreiking hiertoe.
Schema van de planning voor het ontwikkelen van de definitieve handreiking in 2025
Afb. 1. De planning voor het ontwikkelen van de definitieve handreiking in 2025
Schema van het Verrijken en waarderen
Afb. 2. Verrijken en waarderen
Schema van het waarderingsproces in 3 stappen
Afb. 3. Het waarderingsproces in 3 stappen
Schema van de participatieladder
Afb. 4. De participatieladder
Cover van de publicatie Op de Museale weegschaal
Afb. 5. Cover van de publicatie Op de Museale weegschaal. RCE 2013 .
Cover publicatie Bouwhistorisch onderzoek naar waardestelling
Afb. 6. Cover publicatie Bouwhistorisch onderzoek naar waardestelling
Cover publicatie Richtlijnen tuinhistorisch onderzoek
Afb. 7. Cover publicatie Richtlijnen tuinhistorisch onderzoek
Almere Haven
Afb. 8. Almere haven

1. Inleiding

Dit kennisbankartikel is een handreiking en heet “voorlopig” omdat we deze eerst gaan testen in de praktijk. In het voorjaar van 2025 gaat een aantal erfgoeddeskundigen deze voorlopige handreiking uitproberen voor een twintigtal monumenten. Zij doen dit in opdracht van tien gemeenten, College van Rijksadviseurs, Rijksvastgoed en de RCE. De ervaringen worden medio 2025 gedeeld, en daarna verwerkt in een definitieve handreiking die beschikbaar zal zijn voor iedereen.

De verrijking wordt uitgevoerd in het licht van de doelstellingen van het programma Post 65:

  • Meer besef dat de periode post 65 van betekenis is geweest voor onze maatschappij en leefomgeving en dat dit bijzonder erfgoed heeft opgeleverd
  • Meer samenspraak met de samenleving over de duiding en betekenis van post 65 erfgoed
  • Betere omgang met, behoud en inzet van post 65 in actuele en toekomstige maatschappelijke opgaven

We verrijken binnen de kaders van de wet. Bij een aanwijzing volgen overheden de Erfgoedwet. Voor rijksmonumenten is tevens van toepassing de Beleidsregel aanwijzing rijksmonumenten en wijziging rijksmonumentenregister Erfgoedwet. Voor gemeentelijke en provinciale monumenten is dat de erfgoedverordening en het erfgoed beleid. Bij transformaties geldt de omgevingswet.

2. In twee stappen naar een handreiking

2.1 De voorlopige handreiking

Deze voorlopige handreiking die we gaan testen in de praktijk, is tot stand gekomen in samenspraak met collega’s en partners in het project. Samen zijn de meest recente ontwikkelingen verzameld op het gebied van het waarderen van monumenten met meerstemmigheid, samenspraak en integrale erfgoedbenadering.

Op 3 september en 7 november 2024 zijn er werksessies georganiseerd voor partners en collega’s. In de werksessie zijn we in gesprek gegaan over de betekenis van de begrippen, het waarderingsproces, de waarderingscriteria en de mogelijkheden voor verrijking. Dit heeft geresulteerd in twee verslagen (zie bijlagen 9 en 10).

Parallel hieraan heeft een projectteam gewerkt aan het bestuderen van de bronnen, het formuleren van werkdefinities en het verwerken van de input uit de sessies tot een tekst voor de handreiking. De voorlopige handreiking is het resultaat van dit proces. De erfgoeddeskundigen en opdrachtgevers worden tijdens de praktijktoets begeleid met een erfgoed lab door de Erfgoedacademie. Het Erfgoed lab bestaat uit een aantal intervisie- en kennisbijeenkomsten. Een Raad van Advies (RvA) is beschikbaar als vraagbaak voor de deelnemers tijdens de uitvoering.

Programma Faro

Voor de uitvoering van een praktijktoets is samenwerking gezocht bij het programma Faro van de RCE. Hierdoor is er extra kennis op het gebied van participatie beschikbaar en zijn er financiële middelen vrijgekomen voor het ontwikkelen in de praktijk van de voorlopige handreiking. Door de praktijktoets uit te voeren kunnen we kennis bundelen en delen. De uitkomst van de praktijktoets komt rechtstreeks ten goede aan de definitieve handreiking en levert tevens een bijdrage aan het uitvoeringsprogramma Faro.

2.2. De definitieve handreiking (2025)

Zie Afb. 1.

Na de praktijktoets van de voorlopige handreiking op de monumenten gaan we de resultaten en ervaringen uit de praktijktoets uitwisselen en verwerken in de definitieve handreiking. De praktijkvoorbeelden worden gebruikt om deze te illustreren.

De definitieve handreiking verschijnt eind 2025 als digitale publicatie op de kennisbank van de RCE en in een beperkte gedrukte oplage. Samen met de partners wordt een communicatieplan opgesteld voor deze handreiking en worden de resultaten onder de aandacht gebracht van verschillende doelgroepen en potentiële gebruikers. Het doel is om deze handreiking zo breed mogelijk ‘in de erfgoed markt’ te zetten zodat het waarderen met samenspraak, meerstemmigheid en integraal waarderen een nieuwe standaard wordt.

De gemeenten Westerveld, Noordenveld, Zwolle, Hengelo (Ov), Winterswijk, Doetinchem, Roermond, Eindhoven, Rotterdam, Almere, het College van Rijksadviseurs en Rijksvastgoed en de erfgoedsteunpunten Het Oversticht en Gelders Genootschap doen mee aan dit experiment met deze voorlopige handreiking.


3. Lees- en werkwijzer van de voorlopige handreiking

Deze handreiking is geschreven voor erfgoeddeskundigen. Zij krijgen in de huidige praktijk de opdracht van een gemeente, provincie of de minister om het erfgoed te waarderen. De deskundigen zijn bekend met, en werken in, een lange traditie van het waarderen voor monumenten. De handreiking is ook belangrijk voor de opdrachtgever die de opdracht geeft aan een erfgoeddeskundige om een monument te waarderen. Daarom starten we het praktische deel ook met de opdrachtstelling (5.1)

Maar eerst, in Hoofdstuk 4, starten we met een toelichting op de drie begrippen samenspraak (4.1), meerstemmigheid (4.2) en integrale erfgoedbenadering (4.3). Wat is de betekenis van deze begrippen en wat is de meerwaarde om deze begrippen een plek te geven in het waarderingsproces en de waarderingscriteria? Deze beschrijving zorgt er voor dat alle deelnemers aan de praktijktoets dezelfde betekenis aan deze begrippen toekennen om deze eenduidig te kunnen toepassen.

Hoofdstuk 5 gaat praktisch in op het verrijken van de drie stappen van het waarderingsproces. We gaan daarbij uit van een bestaande praktijk van waarderen die doorgaans zo wordt beoefend. Voor dit experiment is het belangrijk om deze stappen te volgen zodat we medio 2025 de experimenten met elkaar kunnen bespreken volgens dezelfde methodiek.

We beginnen met een opdracht voor het waarderen (stap 1). Hierna volgt het waarderen van een monument (stap 2). Tijdens het waarderen wordt eerst kennis en informatie verzameld over een monument (inventariseren). Daarna wordt de kennis en informatie bestudeerd en geordend tot de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een monument (analyseren). Tenslotte wordt het algemeen of bijzonder belang van de geschiedenislagen geïnterpreteerd met behulp van de uitgewerkte criteria uit de Erfgoedwet (interpreteren). Aan het einde van Stap 2 eindigen we met de verrijking van de waarderingscriteria.

Hoofdstuk 5 eindigt met het verrijken van het ontsluiten oftewel communiceren van de waardering, vaak als onderdeel van een aanwijzingsbesluit, waarbij verrijkte en dus inclusieve communicatie zorgt voor een erfgoedbeleid dat breed gedragen wordt.

Bij iedere stap wordt in de bijlage een checklist toegevoegd voor het opstellen van het resultaat van die stap. Deze handreiking biedt meer bijlagen die waar nodig verdere verdieping geven.  

4 Verrijken van het waarderen van jonge monumenten (1965-1990)

Zie Afb. 2.

Wat bedoelen we samenspraak, met meerstemmigheid en met integraal waarderen? In dit hoofdstuk kijken we naar de betekenis, die we uiteraard in samenspraak hebben gedefinieerd. En uiteraard: wat is de meerwaarde om het proces en de criteria met deze drie begrippen te verrijken?

4.1 Verrijken met samenspraak

Bij het begrip samenspraak streven we naar het bevorderen van dialoog binnen het proces van het waarderen van jonge (rijks)monumenten. We focussen daarbij op de mens en de gemeenschap en hun relatie tot het (rijks)monument, vanuit vervaardiging, het gebruik of als onderdeel van hun leefomgeving. Met als doel gezamenlijk betekenis te geven en deze betekenis voor iedereen toegankelijk te maken, zodat het (rijks)monument meer een verbindende rol kan gaan spelen in de samenleving.

Waarom moeilijk doen, als het samen kan?
— Loesje

4.2 Verrijken met meerstemmigheid

Meerstemmigheid betekent op een diverse, inclusieve en gelijkwaardige wijze samen met de samenleving, vanuit meerdere perspectieven, het verhaal vertellen. Het gaat dus niet om ‘meer mensen’ zoals bij samenspraak, maar om meer diversiteit bij die mensen. Het gaat om het algemeen belang van het monument vanuit andere perspectieven te benoemen. De rol van de erfgoeddeskundige wordt daardoor breder.

Dat betekent actief op zoek gaan naar betrokkenen en schriftelijke bronnen die op een andere manier naar het monument kijken en het monument beleven (of beleefd hebben). Kortom, de deskundige biedt vak-inhoud én bedenkt vooraf een proces hoe andere perspectieven te betrekken en wat dit betekent voor de besluitvorming. Meerstemmig werken kost op de korte termijn meer tijd, maar levert op de lange termijn meer zorg en draagvlak, omdat meer mensen zich aangesproken voelen.

Tijd is geen rechte lijn, je kunt altijd opnieuw uit de geschiedenis putten, nieuwe beginmomenten zoeken, andere verhalen schrijven, telkens weer,
— kunstenaar Isaac Julien, NRC 22 maart 2024

4.3 Verrijken met een integrale erfgoedbenadering

Het begrip "integrale erfgoedbenadering" is mede gebaseerd op de begripsbepaling "cultureel erfgoe" in de Erfgoedwet. De integrale benadering heeft tot doel het bewustzijn voor uit het verleden geërfde (im)materiële bronnen van cultureel erfgoed, te vergroten. Op een wijze dat deze een referentiekader bieden aan de gemeenschap en toekomstige generaties. Deze (im)materiële bronnen zijn in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of zijn ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving. Om zich hiermee te identificeren, als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities. Onafhankelijk van het bezit ervan.

Een integrale erfgoedbenadering draagt, net als samenspraak en meerstemmigheid, bij aan meerdere betekenislagen. Deze betekenislagen zijn te vinden in een samenhang tussen deze (im)materiele bronnen, op meerdere schaalniveaus:

  • tussen de uit het verleden geërfde materiele en immateriële bronnen van cultureel erfgoed
  • tussen de uit het verleden geërfde materiele bronnen van cultureel erfgoed: (archeologische) monumenten, (museaal) cultuurgoed, een verzameling, beschermd gezicht, wederopbouwgebied of een nationaal landschap
  • tussen verschillende soorten monumenten, die deel uitmaken van cultureel erfgoed: gebouwd erfgoed, aangelegd (groen) erfgoed en kunst in de openbare ruimte;
  • binnen onderzoeksgebieden van een monument, dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed: kleur, interieur, exterieur, roerend en onroerend.

Erfgoedprikken is een andere term voor integraal waarderen

Je zoekt naar domein overstijgende thema’s die uniek zijn voor het gebied. Breda Suikerstad bijvoorbeeld. Aan de hand van zo’n thema “prik” je de elementen uit de verschillende erfgoeddomeinen aan elkaar. Van een oude snoepreclame... tot fabrieksarchieven... het oude fabriekskantoor... tot verhalen over de suikergeur in de stad.

5. Het waarderingsproces- en de criteria als uitgangspunt voor de verrijking

Zie Afb. 3.

Het waarderingsproces bestaat in de praktijk doorgaans uit de volgende stappen:

  1. Opdracht voor het waarderen van een monument
  2. Waarderen van een monument:
    1. Inventariseren van kennis en informatie over een monument
    2. Analyseren van de bronnen tot een gebruiks- en een bouwgeschiedenis (verhaal)
    3. Interpreteren van het verhaal tot een motivering van algemeen of bijzonder belang
  3. 3: Ontsluiten en communiceren van het besluit en de waardering die daar aan ten grondslag aan ligt.

Dit proces is bekend bij de meeste erfgoeddeskundigen die de waardering uitvoeren. Met input tijdens de werksessies is dit proces verfijnd en aangescherpt. Het is vastgelegd in een schema waarin de gewenste verrijking, in algemene zin, is samengevat.

Bij iedere stap vragen we ons af: hebben we voldoende mensen betrokken (samenspraak), is die groep een goede afspiegeling van alle belangen en perspectieven (meerstemmigheid) ? Hebben we alle referentiekaders op het monument in beeld en voldoende onderzocht? Zijn we ons bewust van de verschillende (im)materiële bronnen cultureel erfgoed (integrale erfgoedbenadering)? De resultaten van iedere stap samen levert de input, zowel voor het aanwijzingsbesluit voor belanghebbenden, als voor de kennisdeling richting gemeenschap.

5.1 Stap 1: Verrijken van de opdracht

Deze stap betreft het formuleren van de opdracht aan een erfgoeddeskundige. Een goed geformuleerde opdracht zorgt dat, zowel opdrachtgever, als erfgoeddeskundige, als andere deelnemers, dezelfde verwachtingen over de uitkomst hebben. De verrijking met samenspraak, meerstemmigheid en een integrale erfgoedbenadering ligt niet vast en vraagt om een afbakening in de opdracht.

Voor de invulling is bestuurlijk commitment nodig om tijd en middelen vrij te maken.

Voor het vastleggen van deze stap kun je gebruik maken van het model in de bijlage: stap 1: Opdracht

Zie Afb. 4.

Het inkaderen van de opdracht begint met een gesprek over de begrippen. Hierna volgt een bewuste keuze over de wijze waarop deze worden meegenomen in het waarderingsproces voor een monument. Benoem als opdrachtgever, samen met de erfgoeddeskundige (en de eigenaar), de verrijking (vernieuwde aanpak) als onderdeel van de opdracht. Maak samen een eerste inschatting van de beschikbare en potentiële bronnen- en de belangen die er spelen. Van te voren scherp in het oog hebben wat het beoogde resultaat moet of kan zijn, zorgt ervoor dat je weet wanneer je compleet bent in het raadplegen van bronnen, het doen van veldonderzoek en het betrekken van (groepen) mensen.

Bij het waarderingsproces kan de participatieladder gebruikt worden als ondersteuning van het gesprek. Verschillende groepen krijgen een bewuste plek op de ladder waarbij zij op verschillende treden van de participatieladder kunnen staan.

Meer informatie over de participatieladder en erfgoed vind je op de website van Erfgoed Brabant Academie. De Participatieladder - Erfgoed Brabant Academie

De opdracht verrijken met samenspraak

Bij het verrijken van de opdracht met samenspraak kun je denken aan een gesprek met de eigenaar en/of gebruiker over de kaders voor de verrijking van het waarderingsproces. Mogelijk is er al contact gelegd tijdens het inventariseren en selecteren van het monument. Vervolgens kan de eigenaar gevraagd worden of hij/zij medewerking wil verlenen aan het proces, en input wil geven voor de kaders van de verrijking. Wil de eigenaar niet meewerken, bespreek dan welke stappen wel, niet of anders uitgevoerd kunnen worden. Geef deze kaders mee aan de erfgoeddeskundige en leg ze vast in de opdracht. Tijdens de opdracht worden de eerste contacten gelegd voor samenwerking tijdens het waarderingsproces. Vanaf dat moment is het van belang de relatie goed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen en verwachtingen. Voor communicatievormen verwijzen we naar stap 3.

Verrijken met meerstemmigheid

Deelname van de eigenaar en/of gebruiker aan het gesprek over de kaders van de verrijking draagt bij aan meerstemmigheid. Naast toestemming die je nodig hebt van een eigenaar voor stap 2, kan een eigenaar en/of gebruiker tijdens de opdrachtformulering een ander perspectief inbrengen waar je zelf niet zo snel aan denkt. Zowel vanuit te raadplegen bronnen, als mensen die betrokken zijn bij het monument. Zo kun je in een vroeg stadium een ander perspectief meenemen in een eerste bronnen- en belangenanalyse.

Zie Afb. 5.

Verrijken met een integrale erfgoedbenadering

Deelname van de erfgoeddeskundige en de beleidsmedewerker erfgoed aan het gesprek over de kaders van de verrijking, draagt bij aan een goede inbedding van een integrale erfgoedbenadering in de opdracht. In dit stadium kan een eerste inventarisatie worden uitgevoerd naar andere aanwezige (im)materiele bronnen van cultureel erfgoed, monumenten en/of onderzoeksgebieden. Het gaat om cultureel erfgoed dat een bijdrage levert aan het verhaal en het referentiekader van het monument. De uitkomst is input voor de bronnenanalyse en bepaalt de breedte waarin bronnen worden verfijnd tijdens stap 2 (inventariseren). Denk bijvoorbeeld aan beschermde waarden op een cultuurhistorische waardenkaart, museaal cultuurgoed, een verzameling, beschermde (archeologische) monumenten, beschermde gezichten, wederopbouwgebieden en/ of nationale landschappen.

5.2 Stap 2: Verrijken van het inventariseren

Stap 2 start met het inventariseren van kennis en informatie over een monument en vervolgt met analyseren en Interpreteren. Belangrijk is om te beseffen dat de drie onderdelen van stap 2 niet altijd opeenvolgend zijn, maar soms simultaan lopen. Kennis opgedaan tijdens het interpreteren biedt soms aanleiding om terug te gaan naar opnieuw (deels) inventariseren. Daarom lees je in deze voorlopige Handreiking bij iedere stap, binnen stap 2, bepaalde herhalingen van handelingen.

Het verrijken van het inventariseren begint met het verfijnen van de bronnenanalyse uit stap 1 (opdracht) met aandacht voor andersoortige bronnen vanuit meerdere perspectieven, zowel voor het bronnen- als het veldonderzoek. Het idee is om zo veel mogelijk bronnen te achterhalen die een bijdrage leveren aan de bouw- en gebruiksgeschiedenis van, en de verhalen over, een monument. Bronnen zijn zowel schriftelijke als mondelinge bronnen, en het monument zelf als bron van onderzoek. Onderzoek naar schriftelijke bronnen wordt in het archeologische erfgoeddomein ook wel bureauonderzoek genoemd. Het onderzoek naar het fysieke monument, het zogenaamde veldonderzoek, onderzoekt de verschijningsvorm, de toegepaste materialen, constructie, afwerking en detaillering van een monument.

Zie Afb. 6 en 7.

Meer informatie over het doen van bron- en veldonderzoek vind je in de richtlijnen Bouwhistorisch onderzoek met waardestelling (URL 2007) - Stichting ERM en Tuinhistorisch onderzoek (URL 6001) - Stichting ERM. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld voor het waarderen ten behoeve van het transformeren van een monument, maar kunnen deels ook toegepast worden voor het waarderen ten behoeve van het aanwijzen van een monument.

Bronnenonderzoek in de richtlijnen bouwhistorisch onderzoek

Het bronnenonderzoek in de richtlijnen bouwhistorisch onderzoek bestaat uit een onderzoek naar archiefgegevens, literatuur, beeldbronnen en andere relevante gegevens, die ondersteunend kunnen zijn voor het achterhalen van o.a. de bouw-, eigendoms- en gebruiksgeschiedenis van het (rijks)monument. Denk daarbij aan kaart- en beeldmateriaal zoals historische kaarten, (bouw- en documentatie)tekeningen, prenten, (lucht)foto’s en films. Ook kadastrale gegevens kunnen informatie opleveren over de ruimtelijke ontwikkeling of eigendomsgeschiedenis van een object. Om het monument in een bredere context te kunnen plaatsen, is het nodig om relevante (vak)literatuur te inventariseren. Deze kan veelzijdig van aard zijn en zowel over het monument zelf gaan, als over de eigenaren en gebruikers ervan, de functie, de ruimtelijke context, het constructietype en materialen of een relevante architectuuropvatting. Voor meer informatie over de toegepaste bouwmaterialen en -producten kunnen productcatalogi en brochures een goede bron zijn. Voor dit bronnenonderzoek kunnen archieven (bijvoorbeeld van overheden, instellingen, parochies of kloosters of familiearchieven), privécollecties, beeldbanken en bibliotheken worden geraadpleegd.

Bron: Bouwhistorisch onderzoek met waardestelling Stichting ERM

Verrijken met samenspraak

Om het inventariseren te verrijken met samenspraak kan contact worden gelegd met (groepen) mensen die betrokken zijn (geweest) bij het monument. Het gaat om de kennis en informatie die deze (groepen) mensen hebben over het monument. Denk aan voormalige eigenaren, gebruikers en bezoekers, maar ook aan nog in leven zijnde opdrachtgevers voor de bouw van het monument, betrokken (tuin)architecten, kunstenaars, aannemers, ingenieurs, materiaalproducenten en dergelijke.

Overleg met de betrokkenen of en hoe zij hun kennis willen overdragen. Denk aan een schriftelijke verslaglegging, een mondelinge opname, bijvoorbeeld in de vorm van een keukentafelgesprek of een interview. Je kunt betrokkenen ook uitnodigen tijdens het veldonderzoek zodat zij ter plekke hun verhalen kunnen vertellen en herinneringen kunnen ophalen. Leg de informatie vast en neem het op als bron in het uiteindelijke bronnenoverzicht. Voor het houden van interviews kan gebruik worden gemaakt van de Handreiking collectie interviews. Deze is speciaal gericht op interviews met betrokkenen die vaak met gerichte vragen worden benaderd.

Inspiratie: Kunstenaarsinterviews

In lijn met de richtlijnen van The Artist Interview (uitgave RCE) interviewde LandArt Flevoland kunstenaars - en in drie gevallen de erven - over de kunstwerken in de provincie Flevoland. Tijdens het interview bespreken ze het behoud van de kunstwerken en krijgen unieke inzichten in de ontstaan geschiedenis. Link: Kunstenaarsinterviews

Naast mensen die meer en andere informatie hebben over het monument, en over de samenhang met andere soorten erfgoed, kan ook contact gezocht worden met groepen mensen zonder kennis en informatie over het monument. Deze groepen kunnen helpen bij het uitvoeren van het bronnen- en veldonderzoek, om de taken te verdelen en de betrokkenheid te vergroten. Je kunt het aanpakken door het uit te zetten onder de gemeenschap, het zogenaamde citizen science. Je kunt ook denken aan een samenwerking met erfgoedinstellingen en organisaties (historische verenigingen, Heemschut), regionale en nationale archieven, knooppunt sprekende geschiedenis, centrum voor Beeld en Geluid, kenniscentrum immaterieel erfgoed, architectuurcentra, erfgoedhuizen, opleidingen en cursussen voor journalistiek, fotografie en dergelijke. Het knooppunt sprekende geschiedenis biedt op de website meer informatie.

Inspiratielink: Zelf aan de slag: interview met vrijwilligers De Stem van Leiden

Tijdens de inventarisatie is ook beeldmateriaal van het monument van belang. Je kunt zoeken naar historisch beeldmateriaal maar ook de huidige verschijningsvorm moet door iemand worden vastgelegd. Zorg voor rechtenvrije afbeeldingen die gebruikt kunnen worden om kennis te delen. Tijdens het inventariseren neemt het aantal contacten toe. Houdt iedereen goed op de hoogte van de ontwikkelingen en maak verwachtingen duidelijk. Geef duidelijk aan hoe je met de informatie omgaat en waar deze voor bedoeld is. Vergeet niet de privacy wetgeving toe te passen. Voor communicatievormen verwijzen we naar stap 3.

Verrijken met meerstemmigheid

Meerstemmigheid geldt zowel voor het bronnen- als het veldonderzoek. Let bij het veldonderzoek op zowel vormen, als materialen, constructie, detaillering en afwerking. Probeer bij het bronnenonderzoek de gebruikelijke bronnen, zoals vakliteratuur en het bouwarchief, niet alleen te onderzoeken vanuit de (tuin)architect of kunstenaar, maar let op ook op de betrokkenheid van de opdrachtgever, eventuele materiaalspecialisten, constructeur, aannemer en uitvoerders. Let bij het bronnenonderzoek in het algemeen op minder gebruikelijke bronnen of andersoortige bronnen zoals audiovisuele bronnen (archief Beeld en Geluid), lokale kranten/media (zoals krantenarchief Delpher) en ook wat er lokaal leeft op sociale media over het monument.

De mensen de je betrokken hebt onder samenspraak kunnen de aandacht voor andersoortige bronnen vergroten. Bij het bevragen van betrokkenen besteed je aandacht aan tot dan toe niet vertelde verhalen en vergeten groepen. Ga op zoek naar 'sleutelfiguren'. Bijvoorbeeld met crowdsourcen of een oproep via lokale media. Alle perspectieven zonder oordeel zijn in deze stap relevant. Negatieve of beladen informatie rondom een monument is niet van minder waarde. Ga gelijkwaardig om met de informatie die is opgehaald in het bronnen- en veldonderzoek. Behoud een open houding naar wat van waarde kan zijn.

Verrijken met integrale erfgoedbenadering

Bij het verrijken van het inventariseren met een integrale erfgoedbenadering zoek je naar bronnen die informatie geven over de samenhang tussen een monument en andere (im)materiele bronnen van cultureel erfgoed: een museaal cultuurgoed, een verzameling, een archeologisch monument, een beschermd gezicht of landschap. In de opdracht is al een eerste analyse gemaakt van beschermde erfgoedwaarden. Aanvullend kan gezocht worden naar bestaande erfgoedinventarisaties die bijdragen aan het verhaal van het monument, zoals landschapsbiografieën, archeologische opgravingsdocumentatie en collectieplannen van lokale musea en erfgoedverenigingen.

In deze stap kun je de informatie verder ordenen en verbinden om de relevantie te bepalen. Dat kan chronologisch, maar ook thematisch of topografisch. Kijk bijvoorbeeld naar een relatie tussen roerende kunstvoorwerpen en vaste (onroerende) bestanddelen in een historische binnenruimte. Welke informatie is beschikbaar over de ondergrond (archeologie)? Denk aan archeologische resten van een voormalig landhuis als onderdeel van een landschapspark. Of een tuin of een gebouw in relatie tot het landschap. Is de specifieke cultuur van eerdere bewoners in kaart gebracht?

Een monument kan betrekking hebben op gebouwd-, aangelegd (groen) erfgoed of kunst in de openbare ruimte. Zolang het kan worden aangemerkt als een onroerende zaak kan het in aanmerking komen voor een aanwijzing als monument. Binnen deze verschillende soorten monumenten kan ook sprake zijn van samenhang. Bijvoorbeeld tussen een gebouw en een groene aanleg, een historische binnenruimte en een tuinaanleg. Of tussen een gebouw en kunst in de openbare ruimte.

Betrek ook de immateriële bronnen van cultureel erfgoed. Immaterieel erfgoed zijn de tradities, rituelen, festiviteiten en gewoonten die van generatie op generatie worden doorgegeven. Bijvoorbeeld liedjes, angsten of gebruiken die aan een monument zijn gekoppeld. Omdat tradities minder zichtbaar zijn worden ze vaak vergeten.

Inspiratie: Kenniscentrum immaterieel erfgoed Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland - Immaterieel Erfgoed.

5.3 Stap 2: Verrijken van het analyseren

Na het inventariseren volgt het bestuderen en analyseren van de verzamelde kennis en informatie. Nu kan de informatie uit de bronnen geordend worden in een gebruiks- en een bouwgeschiedenis van een monument. Hiermee wordt duidelijk hoeveel geschiedenislagen het monument verbergt.

Per laag van de geschiedenis, kan gekeken worden naar de verbinding met de verschillende verhalen en andere (im)materiële bronnen van cultureel erfgoed. De eerste geschiedenis laag van een monument begint met de opdracht voor het ontwerp. De opdrachtgever schakelt doorgaans een (tuin, interieur)architect of een kunstenaar in om een ontwerp te maken. Het ontwerp wordt afgestemd op de wensen van de opdrachtgever. Waarna het monument in gebruik wordt genomen. Wisselingen van eigenaar, gebruikers of een gebeurtenis markeren vaak het moment waarop een monument wijzigt. Het ordenen van deze geschiedenislagen helpt om de verhalen met deze (verdwenen) lagen te verbinden.

Bij het verrijken van de analyse kun je denken aan het vervangen van de fotografische beschrijving door afbeeldingen. Bij de bouw- en gebruiksgeschiedenis gaat het om het verbinden van alle lagen van de geschiedenis van het monument met de verschillende verhaallijnen en andere bronnen van cultureel erfgoed. Beschikbare lokale- , regionale of landelijke verhaallijnen en de inventarisatie van ander (beschermd) cultureel erfgoed ondersteunen bij het ordenen en het leggen van verbindingen.

Probeer thematisch te groeperen. Wat zijn de thema’s waar de waarden in gevat kunnen worden? Voor het aanwijzingsprogramma jonge monumenten bij de RCE zijn de thema’s gevat in nationale verhaallijnen als cultuurhistorisch referentiekader voor de toekomstige rijksmonumenten. Lokaal kan hier op gevarieerd worden met specifieke verhalen die onder meer de integrale erfgoedbeleving ondersteunen. In deze fase is het belangrijk alleen te ordenen en te verbinden om de verborgen verhalen over het monument naar voren te halen. Deze fase is niet bedoeld te oordelen of verhalen uit te sluiten.


Inspiratielink architectuurhistorisch referentiekader: Verhalen, tijdlijnen en objecten

Inspiratielink verhaallijnen: Groei, verandering, differentiatie

Verrijken met samenspraak

Bij het verrijken van het analyseren met samenspraak ga je in gezamenlijkheid op zoek naar de verschillende geschiedenislagen en de bijbehorende verhalen. Zowel het analyseren van de (materiele) geschiedenis als het relateren aan de (immateriële) verhalen, kun je vormgegeven als een gezamenlijk proces. Juist bij de analyse is het belangrijk om samen met anderen duiding te geven aan alle opgehaalde verhalen en feiten tijdens de inventarisatiefase. Kijk hierin ook naar de eerder ingevulde participatieladder om te zien of alle stemmen gehoord worden in de analyse.

Zorg dat de analyse een product is van de betrokken groep stakeholders en niet van één onderzoeker. Belangrijk daarbij is om na te gaan of alle verschillende perspectieven een plek hebben gekregen in een van de lagen van de bouw- en gebruiksgeschiedenis. Zo niet, dan is het wellicht nodig een aanvullende inventarisatie uit te voeren en de analyse hiermee aan te vullen. Een alternatief is deze perspectieven te benoemen als onderdeel van het verhaal, naast de bouw- en gebruiksgeschiedenis, zonder deze hieraan te relateren. Houd iedereen goed op de hoogte van de ontwikkelingen en maak verwachtingen duidelijk.

Verrijken met meerstemmigheid

Bij het verrijken van de analyse met meerstemmigheid draag je zorg voor een heldere weergave van alle geschiedenislagen, gerelateerd aan de verschillende verhaallijnen. Zorg dat alle lagen beschreven zijn, inclusief de meest recente lagen in de geschiedenis van het monument. Bijvoorbeeld een transformatie van de verschijningsvorm, een gebeurtenis of een functieverandering. Vervolgens probeer je alle opgehaalde verhalen te koppelen aan een laag in de geschiedenis tot een gelaagd, meerstemmig verhaal.

Deze verhalende vorm staat ook open voor een boek- en vertelvorm. Hierin passen ook verhalen met een meer individuele perceptie op de geschiedenis van een monument. Deze zijn niet minder waardevol. De relevantie van de verhalen in relatie tot de aanwijzing volgt in de volgende fase: interpreteren. Let goed op een evenwichtige representatie van de verschillende verhalen bij de analyse. Kijk naar de verschillende lagen van bouw- en materiaalgeschiedenis van een monument en verbindt dit met het sociaal- maatschappelijke gebruik en de plek die dit inneemt in de gemeenschap. Onderzoek welke betekenis het monument had voor andere groepen dan voor de direct belanghebbende.

Verrijken met een integrale erfgoedbenadering

Bij het verrijken van de analyse met een integrale erfgoedbenadering gaat het om het relateren van de geschiedenislagen aan andere bronnen van (im)materieel erfgoed. Het is belangrijk helder te houden dat andere bronnen van cultureel erfgoed niet beschermd kunnen worden als monument, bijvoorbeeld omdat zij roerend zijn zoals kunstcollecties. Andere bronnen van cultureel erfgoed kennen andere vormen van bescherming, bijvoorbeeld een kunstcollectie, beschermd gezicht, wederopbouwgebied of een nationaal landschap. De relevantie van de verhalen in relatie tot de aanwijzing volgt in de volgende fase; interpreteren.

5.4 Stap 2: Verrijken van het interpreteren

In deze interpretatie fase wordt gewikt en gewogen welke geschiedenislagen, met de bijbehorende verhalen en ander (im)materieel erfgoed, een bijdrage leveren aan het algemeen of bijzonder belang van een monument.

Voor de weging worden de waarderingscriteria gebruikt uit de Erfgoedwet, zoals deze zijn uitgewerkt voor rijksmonumenten in de "Beleidsregel voor aanwijzing rijksmonumenten en verbeteren van het monumentenregister Erfgoedwet". En voor gemeentelijke of provinciale monumenten in de erfgoedverordening of het plaatselijke erfgoedbeleid. Aan de hand van deze criteria wordt een motivering opgesteld van het algemeen of bijzonder belang van een monument. Bevindingen uit eerdere stappen worden nu uitgelegd binnen het kader van de waarderingscriteria.

De interpretatie tot een motivering van algemeen of bijzonder belang is een momentopname van duiding. Het is gebaseerd op de bronnen en het verhaal dat is opgesteld tijdens het inventariseren en het analyseren. Waar het inventariseren en het analyseren, een objectief en compleet probeert te zijn, vraagt het interpreteren een weging en het maken van gerichte keuzes.

Ook bij het interpreteren zorg je voor diversiteit van de groep, zodat de verhalen en ander cultureel erfgoed is geborgd in deze laatste fase van het waarderen. Let op dat in deze fase specifieke verhalen wel waardevol kunnen zijn maar minder relevant voor de aanwijzing als monument omdat het verhaal niet bijdraagt aan het algemeen of bijzonder belang of aan een van de waarderingscriteria.

Omdat in deze fase alle verrijking uit de eerdere fasen ‘samen komt’ is het voorstelbaar dat je in deze fase niet meer afzonderlijk kijkt naar de verrijking vanuit de drie losse begrippen. Voor een deel is de verrijking automatisch geborgd, als ook in de inventarisatie en de analyse, samenspraak en meerstemmigheid is meegenomen en er op een integrale manier is gekeken naar het monument.

Verrijken met samenspraak

Bij het verrijken van de interpretatie met samenspraak bespreek je de opgehaalde, geordende informatie en verhalen uit de geschiedenis van het monument met het opgebouwde netwerk. In deze stap is er nog steeds ruimte om nieuwe informatie op te halen en mee te nemen en te interpreteren voordat we naar stap 3 gaan. Je kunt denken aan:

  • klankborden over het algemeen of bijzonder belang als vorm van reflectie.
  • klankborden met andere erfgoeddeskundigen, collega’s, belanghebbenden, erfgoedorganisaties en instellingen, andere betrokken overheden met de vraag "kunt u zich vinden in..."
  • de mening van betrokkenen vragen (mondeling en schriftelijk) over de voorgestelde interpretaties of conclusies. Wat brengt het op voor alle betrokkenen.

Verrijken met meerstemmigheid Meerstemmigheid vraagt aandacht en tijd om ook schurende perspectieven op een goede manier te bespreken. De schurende perspectieven kunnen zich voordoen vanuit een wrijving tussen het individueel en algemeen belang, maar kan ook voortkomen uit een beladen verhaal. Gesprekstechnieken kunnen je ondersteunen bij het voeren van een gesprek.

Verrijken met integrale erfgoedbenadering

Het verrijken van de interpretatie met een integrale erfgoedbenadering vraagt aandacht voor voldoende weerspiegeling van kennis over (im)materiële bronnen van cultureel erfgoed bij de groep betrokkenen. Het verrijken met andere bronnen van cultureel erfgoed komt met name terug bij het criterium ensemblewaarde (zie 5.5). Dit criterium besteed aandacht aan de plek van het monument en de relatie met andere bronnen cultureel erfgoed in de directe omgeving (erf, landschap), archeologie en roerend erfgoed.

5.5 Stap 2: Verrijken van de bestaande waarderingscriteria

De waarderingscriteria worden toegepast tijdens het interpreteren in stap 2 op de geschiedenislagen en de verhalen van een monument die gevormd zijn tijdens het inventariseren en analyseren in stap 2. Op deze manier wordt het algemeen of bijzonder belang van een monument gewogen en gemotiveerd. De mogelijkheden voor het verrijken van de waarderingscriteria zijn beperkt. De criteria "schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde" liggen vast in de Erfgoedwet. Aangezien we niet voornemens zijn de wet te wijzigen blijven deze criteria het uitgangspunt. De flexibiliteit van de waarderingscriteria zit hem in de uitwerking. Voor rijksmonumenten zijn de criteria uitgewerkt in de "Beleidsregel aanwijzing rijksmonumenten en verbetering monumentenregister erfgoedwet". Voor gemeenten en provincie zijn deze uitgewerkt in de erfgoedverordening en/of het erfgoed beleid.

De basisinformatie voor het interpreteren met waarderingscriteria in stap 2 is, na een verrijking van het inventariseren en het analyseren, breder, rijker en de diversiteit is groter. De deskundige kan daarmee (samen met anderen) een vertaalslag maken van de verschillende lagen van de geschiedenis van een monument met de daarbij behorende verhalen, naar het algemeen of bijzonder belang.

We bespreken in de volgende alinea de verrijking van de bestaande criteria met meerstemmigheid en een integrale erfgoedbenadering voor rijksmonumenten. De uitgewerkte criteria voor gemeentelijke en provinciale monumenten bekijken we in deze handreiking op pagina 22 aan de hand van het monumentenbeleid van de gemeente Almere. Voor samenspraak bij het toepassen van criteria, verwijzen we naar stap 2 van het proces (interpreteren), hoofdstuk 5.4.

Verrijken van de waarderingscriteria voor rijksmonumenten

Het uitgangspunt voor het verrijken van de waarderingscriteria voor rijksmonumenten zijn de uitgewerkte en gepubliceerde waarderingscriteria op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Voor de verrijking is gebruik gemaakt van beschikbare jurisprudentie op dit onderwerp. Voor deze handreiking zijn de waarderingscriteria nog eens toegelicht en verrijkt met aandachtspunten (zie bijlage). De waarderingscriteria zijn:

  • cultuurhistorische waarde (I)
  • architectuurhistorische, tuinhistorische en/of kunsthistorische waarde (II)
  • situationele en ensemblewaarde (III)
  • gaafheid en herkenbaarheid (IV)
  • zeldzaamheid (V)

Vertalen naar een motivering van algemeen belang

Om het algemeen belang te kunnen motiveren zal een toekomstig rijksmonument een hoge monumentale waarde moeten vertegenwoordigen op minimaal een aantal waarderingscriteria. Hiervoor worden tijdens het interpreteren in stap 2 de opgehaalde gegevens uit het inventariseren en analyseren gekoppeld aan de waarderingscriteria. De basis van de bouw- en gebruiksgeschiedenis en het verhaal van een monument wordt gevormd door de criteria I, II en III. Situationele en ensemblewaarde (III) kan daarbij niet altijd meegenomen worden in de bescherming, maar wel in de weging.

Daarnaast wordt de basisinformatie uit I t/m III gewogen in samenhang met de criteria IV t/m V. Op basis van alleen gaafheid/ herkenbaarheid (IV) en zeldzaamheid (V) kan het algemeen belang niet worden gemotiveerd. Maar een zekere gaafheid/ herkenbaarheid is wel onmisbaar in combinatie met de cultuurhistorische (I) of architectuur-, kunst- of tuinhistorische waarde (II).

Verrijking van het begrip schoonheid in architectuur-, kunst- en tuinhistorische waarde (II)

Het begrip schoonheid in de Erfgoedwet is in het verleden vertaald in de waarderingscriteria als architectuurhistorische waarde als het gaat om gebouwd erfgoed, tuinhistorische waarde als het gaat om een (groene) aanleg of kunsthistorische waarde als het gaat om interieuronderdelen en/of kunst in de openbare ruimte. ‘Schoonheid’ is uit te leggen als ‘ontwerpkwaliteit’, ‘het belang van deze ontwerpkwaliteit voor het oeuvre van een bouwmeester, (tuin)architect, ingenieur of kunstenaar’, of ‘belang van deze ontwerpkwaliteit als weergave van een relevante stroming in de architectuur-, tuin of kunstgeschiedenis’.

De vertaling was bedoeld om het algemeen belang in relatie tot het begrip schoonheid te verduidelijken. Hierbij is gebruik gemaakt van voorbeeldargumenten, gekozen vanuit een historisch-inhoudelijke invalshoek. Dit voorkomt dat het begrip schoonheid gekoppeld wordt aan het persoonlijke schoonheidsgevoel van, bijvoorbeeld, een eigenaar of een deskundige op een bepaald moment.

Verrijking van de cultuurhistorische (I) en architectuur-, kunst-, tuinhistorische waarde (II) met meerstemmigheid

Het doel van de uitwerking van "schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde" in de vijf waarderingscriteria, is het intersubjectief maken van het oordeel van de deskundige. De uitgewerkte waarderingscriteria besteden ook om die reden zowel aandacht aan (ontwerp)kwaliteit (I), als het gebruik (II) van een monument. De verwachting is dat deze twee criteria, met de verrijking van stap 1 en 2 in deze handreiking, een rijkere invulling krijgen. Niet alleen een rijkere invulling van de eerste geschiedenislaag, maar van alle lagen en verhalen. Dit verkleint het risico op een te eenzijdige invulling van beide criteria.

Verrijken van de situationele- en ensemblewaarde met een integrale erfgoedbenadering

Met een meer integrale benadering van de situationele en ensemblewaarde kunnen we de samenhang met andere bronnen van cultureel erfgoed meewegen in het algemeen belang en het besluit tot aanwijzen. We beperken ons in de afweging niet alleen tot het verhaal en de geschiedenis van de onroerende zaak (monument), maar wegen ook de samenhang met andere bronnen van cultureel erfgoed mee in het motiveren van het algemeen belang.

Denk aan samenhang met collecties, kunst of meubels. Een historische binnenruimte versterkt de belevingswaarde van een monument. In deze historische binnenruimte bevinden zich roerende voorwerpen die sterk verbonden zijn met de onroerende onderdelen in het interieur. Daarmee vertegenwoordigen ze een hoge ensemblewaarde met het monument en kunnen vanuit die optiek meegenomen worden in de weging van het algemeen belang, maar niet in de uiteindelijke bescherming van het monument.

Ditzelfde kan gelden voor omgevingswaarden die buiten het fysieke monument liggen, maar een wisselwerking daarmee hebben en zo in positieve zin bijdragen aan de "ensemble- en situationele waarde" (III) van het monument. Het kan daarbij gaan om bijvoorbeeld de omringende tuin of om een straat of plein, met ruimte-gebonden kunst. Deze ruimtelijke waarden werden van oudsher al benoemd onder III, zonder hier echter consequenties aan te verbinden.

Het is een verrijking de samenhang met andere bronnen van cultureel erfgoed mee te kunnen wegen in het algemeen belang. Een bescherming van deze bronnen cultureel erfgoed is echter niet mogelijk. Aangezien de samenhang bijdraagt aan de belevingswaarde van het monument is het goed te kijken naar een alternatief instrument om deze waarden te borgen. Denk bijvoorbeeld aan het omgevingsplan.

Verrijkte waarderingscriteria in het monumentenbeleid van de gemeente Almere

Zie Afb. 8.

Download hier de nieuwe criteria van Almere Handleiding Almeers erfgoed: nieuwe criteria voor de Post 65 periode

Het verrijken van waarderingscriteria voor gemeentelijke en provinciale monumenten bespreken we aan de hand het erfgoedbeleidbeleid en de erfgoedverordening van de gemeente Almere. Deze jonge gemeente loopt voorop als het gaat om het inventariseren, selecteren en beschermen van Post 65 monumenten en de aandacht voor samenspraak en meerstemmigheid.

De verrijking van de waarderingscriteria voor Almere met identiteits- en belevingswaarde

Almere heeft in 2021 in een handleiding de onderzoeksresultaten gepubliceerd van het participatief onderzoek naar het bovengrondse erfgoed van de stad: monumenten, stadsgezichten en landschappen. Daarmee is de handleiding breder dan deze voorlopig handreiking, die in eerste instantie bedoeld is voor monumenten. Almere heeft verhaallijnen opgeschreven in de vorm van erfgoedthema’s gebaseerd op literatuuronderzoek. Uit deze erfgoedthema’s zijn karakteristieken gedestilleerd die in samenspraak met de inwoners van de gemeente Almere in vijf thema’s het verhaal van Almere en Flevoland vertellen. Deze criteria zijn vervolgens toegepast voor het selecteren van monumenten. Naast de overname van de bekende waarderingscriteria zijn ze aangevuld met de actuele sociaal maatschappelijke waarde, onder te verdelen in identiteitswaarde en belevingswaarde:

  • Identiteitswaarde kijkt in hoeverre het object, structuur of landschap een rol speelt in de identiteit van een gemeente of haar inwoners
  • Belevingswaarde bepaalt de mate waarin een object, structuur of landschap door de mens in subjectieve zin wordt ervaren en beleefd. Het kan gaan om zintuigelijke beleving (geur, geluid, smaak, gevoel, zicht) maar ook emotioneel gevoel. Een beleving kan individueel ervaren worden, maar krijgt een collectief karakter als deze gedeeld wordt door een grote groep mensen.

De criteria zijn door Almere toegepast voor het selecteren van monumenten, en worden ingezet bij de aanwijzingen.

5.7 Stap 3: Verrijken van het ontsluiten

Deze stap betreft het ontsluiten en/of communiceren van het verhaal, het onderzoek, de betekenis en het aanwijzingsbesluit voor het monument.

Inclusieve communicatie

Inclusieve communicatie vraagt om zorgvuldigheid in het communiceren naar en met diegenen die gedurende het traject betrokken zijn. Inclusieve communicatie biedt tegelijkertijd kansen want door samenwerking in de communicatie heb je meer en fijner vertakt bereik. Je hoeft het immers niet allemaal zelf te doen.

De zorg voor toegankelijke leesbaarheid, de uitleg van je waarderingsproces en het uitleggen van je besluiten vraagt ook om extra inspanning waarvoor je aan het begin, in je opdrachtstelling, van je proces al een commitment hebt afgegeven. Communicatie kan in een minimale of een maximale versie en de keuze hierin heeft ook te maken met de financiële ruimte die je er voor vrij kan maken. Maar het is toch ook een inhoudelijk besluit om in het laatste deel van het proces nog steeds volop ruimte te geven aan de samenspraak en de meerstemmigheid. Zorg dat deze stap niet voelt als een ‘moetje’ aan het einde van je proces maar als de ‘kroon op het proces’.

We kijken naar twee communicatieve pijlers. De taal: Hoe omschrijf je de waardering en het proces. De bereikbaarheid: Hoe breng je de samenleving in contact met de inhoud.

De Taal

Toegankelijk schrijven is makkelijker gezegd dan geschreven. De Nederlandse samenleving bestaat uit een mix van mensen met verschillende kenmerken, vaardigheden, achtergronden en ervaringen. De overheid wil dat iedereen mee kan doen in die samenleving. Als je een zorgvuldig en open proces hebt doorlopen, waarbij je aandacht hebt gegeven aan diverse stemmen uit de samenleving, waarbij je de ruimte hebt gegeven aan diverse standpunten dan wil je ook dat diezelfde toegankelijkheid handhaaft als je over je besluiten over monumenten publiceert.

Wat is begrijpelijk Nederlands?

Er bestaan 6 taalniveaus: niveau A1 is het laagste niveau en taalniveau C2 is het hoogste. De overheid gebruikt in principe B1 als taalniveau. Taalniveau B1, ook wel ‘eenvoudig of beter gezegd begrijpelijk Nederlands’, is niet alleen voor mensen met een wat lager opleidingsniveau. Ook hoger opgeleiden en professionals lezen meestal liever teksten op taalniveau B1 dan op taalniveau C1/C2. Een tekst op taalniveau B1 leest namelijk gemakkelijker en sneller. Taalniveau B1 onderscheid zich door:

  • duidelijke titel en tussenkoppen
  • actieve schrijfstijl met voorbeelden
  • korte en duidelijke zinnen
  • eenvoudige woorden die iedereen kent

Het is niet altijd mogelijk om B1 te handhaven als het gaat over wettelijke besluiten of sommige architectuurtermen. Namen van wetten, regelingen en sommige juridische termen blijven dan zoals ze zijn. Het is wel belangrijk om deze termen waar mogelijk uit te leggen. Als je een uitspraak meeneemt van een persoon die in je proces van waardering belangrijk was, bijvoorbeeld van de architect of iemand van de historische vereniging, kijk dan of de uitspraak aan te passen is naar B1 en overleg dat met diegene. Mocht je het ingewikkeld vinden om eenvoudig te schrijven. (dat is niet vreemd, eenvoudig schrijven is een kunde), vraag dan bijvoorbeeld een lokale journalist om mee te schrijven. Zij zijn getraind om complexe zaken helder te verwoorden en je voert meerstemmigheid meteen uit in de praktijk.

Inspiratie: Het Museummodel

Als mogelijkheid kan je ook denken hoe musea doorgaans de teksten bij hun kunstwerken plaatsen. Dat gaat in zgn. A, B, C en soms D teksten. Het gaat van basale informatie (A) tot aan contextueel en relevant voor nu (D). De lezer (gebruiker) beslist zelf de hoeveelheid informatie die zij/hij tot zich wil nemen.

A. Vincent van Gogh, de Aardappeleters. 1885

B. Eigendom van het Van Gogh Museum in Amsterdam. Materiaal Olieverf op linnen. Formaat 82 x 114

C. Dit genrestuk van Van Gogh werd geïnspireerd door een schilderij dat Jozef Israëls enkele jaren eerder maakte van een boerenfamilie aan tafel voor een eenvoudige maaltijd. Van Gogh was een grote fan van Jozef Israëls werk.

D. De aardappeleters is een prominent voorbeeld uit de vroege schilderperiode van van Gogh die vrij donker en somber van kleur is . Van Gogh leefde een armoedig bestaan in het toen arme Zuid-oost Brabant. Van Gogh had regelmatig last had van depressieve buien (we weten dit uit zijn brieven). Depressie bleef gedurende het hele leven van van Gogh een terugkerend thema in zowel zijn leven als in zijn werk. Er wordt vanuit gegaan dat Van Gogh zich zelf van het leven heeft beroofd.

Mensen kijken eerst naar beeld voordat ze lezen

Als je je teksten voorziet van illustratief beeld, zorg dan dat het beeld de tekst ondersteund of versterkt want het is de eerste informatiestroom. Plaats daarom geen beeld omdat het artistiek of poëtisch fraai is. Plaats geen beeld dat een ander verhaal verteld dan is opgeschreven. Steek tijd in het zoeken naar goede beelden die precies verbeelden wat je op die plek wil vertellen.

Voorkom te technische gedetailleerde beelden bij brede publiekscommunicatie. Voeg heldere Alt- teksten bij online beeld toe zodat slechtzienden ook snappen wat er op het beeld staat. Tot slot is het belangrijk om stil te staan bij beeldrecht en het portretrecht. Maak aan het begin heldere afspraken zwart op wit over het gebruik van beeld bijvoorbeeld gemaakt tijdens gezamenlijke werksessies. Zeker als mensen herkenbaar op beeld zijn. Een fotograaf kan geen rechten verlenen voor een beeld als zij/hij niet van te voren ‘quitclaims’ heeft afgesproken met diegene die herkenbaar in beeld zijn.

Beschikbare middelen voor bereikbaarheid

Minimaal ben je in het kader van open overheid (moreel) verplicht om je besluitvorming over monumenten kenbaar te maken en inzichtelijk te houden. De voorkeur gaat hierbij uit om dit online te doen, dat is doorgaans het meest toegankelijk. Maak daarbij, als het kan, gebruik van bestaande websites en digitale platforms voor duurzame beheer. Waak er voor om een eigen ‘wikipedia model’ op te starten. Dit voelt als heel participatief en organisatorisch makkelijk, maar verzandt vaak in goede bedoelingen die geen opvolging krijgen door gebrek aan (vrijwillige) redacteuren op de lange termijn.

Een bestaande overheidswebsite, zoals die van een gemeente, heeft daarbij ook het voordeel dat teksten digitoegankelijk geplaatst worden. Dat maakt het ook geschikt voor mensen die slechtziend zijn of (lees)blindheid hebben. Zorg ook dat mensen kunnen reageren door een contactadres of forumfunctie. Zorg daarbij dat de reacties behandeld worden op korte termijn.

Inspiratie: Stim fan Fryslan

Een mooi voorbeeld van een toegankelijk online platform waar ook erfgoed een rol in speelt is StimfanFryslan.frl. Hier heeft de provincie het goede voorbeeld gegeven van een platform dat ingevuld kan worden met hele diverse maatschappelijke vraagstukken, waar het publiek op een hele toegankelijke manier kan deelnemen.

Samen communiceren voor extra bereikbaarheid

Het optimale communicatiestreven is dat alle deelnemers in het proces het als hun eigen communicatie zien, dat ze zich mede verantwoordelijk voelen hoe - in toon en vorm - het proces inzichtelijk wordt gemaakt. Dat kan op verschillende manieren.

Drukwerk

Het gezamenlijk maken van een boekje of brochure met nieuwe monumenten is leuk en levert vaak een mooi en verzorgt resultaat op. Het nadeel zijn de hoge kosten voor de productie, wat kan resulteren in het vaststellen van een vraagprijs voor de burger. En daarmee werp je een stevige drempel op. Ook de verkrijgbaarheid (distributie) van het product levert soms hoofdbrekens op. Organiseer dat vooraf voordat je gaat drukken.

Het organiseren van een evenement

Het aanwijzen van nieuwe monumenten kan als een feestelijk moment worden gezien. Iets dat je kan vastleggen in een evenement. Binnen het evenement kan je een ‘sandwich formule’ gebruiken. Dat wil zeggen dat je laagdrempelige onderdelen programmeert zoals muziek, theater en horeca om grotere groepen burgers te betrekken. Maar daarbinnen geef je de ruimte aan inhoud door informatie te geven over monumenten in de vorm van rondleidingen, sprekers over de waarde van erfgoed voor de samenleving, demonstraties van oude ambacht et cetera. Zorg ervoor dat het evenement past bij de inhoud. Kies een locatie die juist voelt in het kader van het erfgoed en zorg voor een culturele toon. Werk samen met lokale media om vooraf mensen te enthousiasmeren en achteraf de documentatie te delen. Het event is geen doel op zich, maar een middel om mensen te verbinden met erfgoed.

Tentoonstelling

Als er een ruimte beschikbaar is die mensen makkelijk kunnen vinden of een nieuw monument staat tijdelijk leeg dan kan je ook denken aan een Post 65 thematentoonstelling. Dat geeft je de mogelijkheid om heel uitgebreid verhalen te vertellen, precies informatie te geven over het proces en over de nieuwe monumenten. Dit kan je ook heel goed doen met partners zoals stadsarchieven en historische verenigingen (die wellicht al in een eerder stadium van het proces partner zijn). Je kan vervolgens groepen vanuit de samenleving uitnodigen om presentaties te geven enerzijds en uit te nodigen voor een rondleiding anderzijds. Hou het zo lang mogelijk open (ook avonduren!), zodat mensen de tijd en ruimte hebben om te bezoeken en de investering door zoveel mogelijk inwoners is gezien. Het nadeel van een tentoonstelling is dat het een kostbaar middel is, en je enkel al geïnteresseerden inwoners bereikt.

Samenwerken met partners

Gedurende het proces heb je met veel partners (inwoners/burgers en verenigingen) gesproken. Deze hebben vaak allemaal eigen communicatiekanalen. Samen kunnen die kanalen zorgen voor een fijnmazige communicatie die met elkaar een breed bereik heeft. Het is verstandig om deze kanalen te voorzien van een goed communicatiepakket met goede toegankelijke teksten, mooi rechtenvrij beeld en bijvoorbeeld gelijke hashtags. Zo organiseer je een sterk gezamenlijke campagne, waarbij uiteraard wel de ruimte moet zijn voor partners om hun eigen benadering te kiezen. Voor meerstemmigheid is dus ook hier ruimte.

Samenwerken met media

Iedere stad, dorp en zelfs buurt heeft haar eigen mediakanalen. Soms is het een serieus dagblad, soms is er een mooi programma op de lokale of regionale omroep en soms is er een sterke lokale stem op het web. Wat ze met elkaar gemeen hebben is de zoektocht naar inhoud (content noemt men dat in de media). Bij het aanwijzen van nieuwe monumenten heb je prachtige inhoud te bieden. Zeker vanuit de gedachte van samenspraak, meerstemmigheid en integrale erfgoed heb je daarbij ook prachtige verhalen te bieden. Het zal dan ook niet zo moeilijk zijn om een de media te interesseren voor samenwerking. Doe dat in een zo vroeg mogelijk stadium zodat het betreffende journalist een duurzaam en rijker verslag kan maken. Op deze manier wordt veel communicatiewerk uit handen genomen en wordt een breder groep bereikt met doorgaans toegankelijke verhalen. Besef wel dat de doelstellingen voor de media soms anders liggen.

6. Tot slot

We zijn voorlopig klaar met de voorlopige handreiking. Heb je alle stappen in het proces kunnen doorlopen? Welke mate van verrijking heb je weten te bereiken per stap van het proces op het gebied van samenspraak, meerstemmigheid en een integrale erfgoedbenadering? Wat heeft het opgeleverd aan kennis en informatie, geschiedenislagen en verhalen, schurende perspectieven, betrokkenheid, verantwoordelijkheid, rol- en taakverdeling, tijd en middelen?

Als je alle stappen van het proces hebt doorlopen heb je nu een eindresultaat bestaande uit:

  • Stap 1: een verrijkte opdrachtformulering
  • Stap 2: Een verrijkt bronnenoverzicht. Een verrijkt meerstemmig verhaal per geschiedenislaag, gerelateerd aan verhaallijnen en andere bronnen van cultureel erfgoed. Een verrijkte motivering van het algemeen of bijzonder belang van de waarderingscriteria
  • Stap 3: een verrijkt communicatieplan

Met de eindresultaten van alle nieuw gewaardeerde monumenten gaan we gezamenlijk de voorlopige handreiking verbeteren en illustreren tot een definitieve handreiking.

Met een definitieve handreiking verplicht de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zich om deze in te zetten voor het Programma Post 65 waarbij tientallen nieuwe rijksmonumenten zullen worden toegevoegd aan het Rijksmonumenten bestand. We adviseren gemeenten en provinciën om deze handleiding ook in te zetten voor dit erfgoed of zich te laten inspireren door deze handreiking. We hopen vooral dat we de samenwerking op het gebied van het monumentenbeleid ook na de definitieve handreiking in de een of andere vorm kunnen voortzetten.

Colofon

Deze handreiking kwam tot stand met medewerking van Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Programma Post 65 o.l.v. Mieke van Bers, Programma Faro: Gemeente Noordenveld, Westerveld, Hengelo (ov), Zwolle, Winterswijk, Doetinchem, Roermond, Eindhoven, Rotterdam, Almere, Rijksvastgoedbedrijf, Atelier rijksbouwmeester, Gelders genootschap, Het Oversticht, Libau.

Voor meer informatie stuur een mail naar info@cultureelerfgoed.nl

RCE 7 januari 2025

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 mrt 2025 om 12:22.