Stuifzandgebieden


Introductie

Overzicht aardkundig erfgoed

Gebieden met actief stuivend zand komen voor in zuid, midden en oost Nederland. Binnen noordwest Europa zijn deze gebieden echter zeer schaars. Ook langs de kust liggen stuivende duingebieden, deze worden besproken in het artikel kustduinen.

Gebieden met actief stuifzand zijn niet alleen ecologisch zeer waardevol, maar ook cultuurhistorisch en aardkundig. Stuifzandgebieden kennen een sterke samenhang met menselijk gebruik; ze zijn vaak door intensief bodemgebruik ontstaan, maar ook weer grotendeels door menselijk ingrijpen vastgelegd. Stuifzandgebieden kennen een sterke variatie aan reliëfvormen op korte afstand: duintjes, uitblazingsvlaktes en stuifzandforten. Daarnaast is het proces van verstuiving door de wind hier nog goed te zien en te ervaren. Deze geodiversiteit en de verschillende successiestadia die in een stuifzandgebied te vinden zijn zorgen voor een divers en ecologisch zeer waardevol milieu. Het stuifzand is in de loop van de 19e en 20e eeuw door herbebossing grotendeels weer vastgelegd, tegenwoordig is actief beheer nodig om het stuiven aan de gang te houden.

Stuifzandgebieden in het kort

Kenmerkendheid

  • De stuifzandengebieden bestaan grofweg uit uitgestoven laagten en opgestoven heuvels. De uitgestoven laagten zijn meestal vrij vlak en kunnen een groot oppervlak beslaan. De heuvels bevinden zich grotendeels op de uitgestoven laagten en niet verstoven bodems.
  • In vergelijking met dekzandgebieden hebben stuifzandgebieden een grillig reliëf met korte, soms zeer steile hellingen. De hoogteverschillen bedragen maximaal 12 meter.
  • Aan de randen van stuifzanden kunnen, tot vijftig meter hoge randwallen worden aangetroffen. De randwallen ontstonden doordat boeren rond akkers beplantingen aanbrachten, die het stuivende zand konden invangen.
  • Het microklimaat van schaars begroeide stuifzanden kenmerkt zich door grote temperatuurschommelingen. Ook de vochtigheid kan sterk variëren.

Materiaal

Stuifzand bestaat uit overwegend fijn zand. In de meeste gevallen bestaat stuifzand uit verwaaid dekzand uit de laatste ijstijd. Vanwege de verstuiving van oude bodems met humusrijk materiaal is stuifzand vaak wat grijzer dan het bronmateriaal. Stuifzanden worden gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk binnen de Boxtel Formatie.

Huidige aardkundige processen

Het Kootwijkerzand, het Hulshorsterzand, het Harskamperzand en de Loonsche en Drunensche Duinen zijn nog stuivende landduingebieden van grote omvang. Daarnaast zijn er verspreid over het dekzandgebied van Noord-Brabant tot Drenthe nog diverse kleinere gebieden die actief stuiven. Buiten Nederland komen nagenoeg geen actieve stuifzanden meer voor.

Stuifzandreliëf
Afb 1. Reliëfrijk Stuiflandschap op de Soesterduinen. Foto: E. Dronkert, CC BY 2.0, Flickr.
Hoogtebeeld van het Harskampse Zand.
Afb. 2. AHN Hoogtebeeld van het Harskampse Zand (klik om in te zoomen). Te zien is dat dit gebied eigenlijk uit twee stuifzandcellen achter elkaar bestaat. Aan de westkant is telkens materiaal uitgewaaid, dat naar het oosten toe in grillige duinen terecht is gekomen.)
Stuifzandgebied Lange Duinen bij Soest.
Afb 3. Stuifzandfort (links) op het aardkundig monument de Lange Duinen bij Soest. Het bodemprofiel dat in het dekzand ligt hier bedekt met stuifzand. Het bodemprofiel zorgt voor waterstagnatie en vernatting op deze hogere plek. Foto: Harm Jan Pierik, RCE.
Stuifzandwal bij Beerze
Afb. 4. Stuifzandwal bij Beerze. Deze wal is ontstaan toen stuivend zand met beplanting is ingevangen om de naastgelegen akkers te beschermen. Foto: Harm Jan Pierik, RCE. (klik voor een vergroting)
Stuifzandreliëf
Afb. 5. Stuifzand en een ven op de Utrechtse Heuvelrug. Foto: HenkvD, CC BY-SA 3.0, Wikimedia Commons.
Stuifzandreliëf
Afb. 6. Met vegetatie dichtgegroeid stuifzandgebied. Foto: K.vliet, CC BY-SA 4.0, Wikimedia Commons.

Achtergrond

Ontstaan en voorkomen

Stuifzandgebieden zijn veelal ontstaat door menselijke toedoen. Al sinds de Steentijd zijn delen van de zandgebieden ontbost en in gebruik genomen. Het bos maakte plaats voor akkers en vervolgens, na uitputting van de bodem, voor heidevelden die werden beweid met schapen. Door aantasting van de beschermende vegetatie konden lokaal verstuivingen ontstaan. Dit gebeurde vooral op plekken waar fijnzandig dekzand aan de oppervlakte lag. Sinds pakweg de 14e eeuw begon met met het steken van plaggen op de heide, waardoor de bodem verder werd aangetast. Dit leidde tot grootschalige verstuivingen.

Door winderosie konden grote cellen ontstaan (Afb .2). De overheersende zuidwestelijke winden verplaatsten het zand hoofdzakelijk in noordoostelijke richting. Hierdoor liggen aan de westkant van grote stuifzandcellen vooral de wat lagere uitblazingsvlaktes. Richting de oostkant van de cel liggen steeds meer stuifduinen waar het uitgeblazen zand in is opgehoopt. Deze duinen hebben door de dominante windrichting een paraboolvorm gekregen: deze duinkoppen hebben uitlopers die wijzen naar waar de wind vandaan komt. Een bijzonder fenomeen in de uitblazingsvlaktes zijn de stuifzandforten (Afb. 3). Dit zijn wat hoger gelegen restanten van de oorspronkelijke bodem, die nooit verwaaid zijn. Oorspronkelijk waren dit vaak juist de nattere delen. Deze venige, vochtige kommen in de dekzandgebieden waren namelijk niet gevoelig voor verstuiving, in tegenstelling tot het omliggende droge zand. Meestal ligt er ook een laag uitgeblazen stuifzand op het stuifzandfort.

Het stuivende zand was lastig voor naastgelegen akkers en dreigde soms zelfs dorpen te overstuiven. Vanaf de 16e eeuw ondernam men pogingen om het stuiven te beteugelen. Meestal gebeurde dit door het aanleggen van houtsingels, waardoor soms grote randwallen ontstonden (Afb. 4). Deze liggen vaak aan de (noord)oostkant van stuifzandgebieden en zijn soms opvallend recht. De maatregelen tegen het stuifzand lukte echter vrijwel niet totdat Staatsbosbeheer eind 19e eeuw de stuifzanden ging bebossen. Sindsdien is het areaal van de actieve stuifzanden sterk ingekrompen. De (voormalige) stuifzandgebieden bevinden zich voornamelijk op rivierduinen en aan de zuidwestelijke randen van hogere zandplateaus die bedekt zijn met fijnkorrelig dekzand.

Bodems en waterhuishouding

Stuifzandgebieden zijn relatief jong en daardoor heeft er nauwelijks bodemvorming plaatsgevonden. In de uitblazingsvlaktes liggen vlakvaaggronden en in de duintjes zijn duinvaaggronden te vinden. Soms kennen deze een kleine podzolbodem in de bovenste centimeters.

Omdat de uitblazingsvlaktes vaak tot het grondwaterniveau uitgestoven zijn, kunnen deze tijdens jaren met veel neerslag nat worden. Stuifzandforten hebben vaak een ondoorlatende veen- of bodemlaag, waardoor water kan stagneren op deze wat hogere delen in de uitblazingsvlaktes. De stuifzandduintjes liggen hoger en bestaan uit zand waardoor ze heel droog zijn.

Relaties met landschappelijke waarden

Cultuurhistorie en archeologie

Stuifzandgebieden zijn ontstaan door toedoen van de mens (zie ‘ontstaan en voorkomen’). Rondom de stuivende velden legde men houtwallen en andere beteugelingswerken aan om overstuiving van omliggende gebieden te voorkomen (Afb. 4). Soms raakten zelfs hele nederzettingen bedolven onder het stuivende zand, zoals bij Kootwijk op de Veluwe. In het dekzand van de uitblazingsvlakten zijn soms Laat-Paleolithische artefacten te vinden. De archeologische waarde van overstoven gebieden kan dan ook groot zijn.

Ecologie en biodiversiteit

Vanwege de hoge diversiteit in bodem en reliëf op korte afstand (geodiversiteit) kent een stuifzandgebied op korte afstand veel verschillende type standplaatsen en micromilieus. Maar ook door de tijd: successie van open naar begroeid is ecologisch waardevol. In de nu nog deels actieve stuifzanden kan men de successie van algen naar (korst)mossen, grasvegetaties, heide, struweel en bos duidelijk waarnemen. Ook voor insecten zijn stuifzanden waardevol, de oude bodemprofielen in de stuifzandforten dienen vaak als geschikte plaats om nesten te maken.

Beheer

Aantastingen en bedreigingen

Het dichtgroeien van stuifzanden vormt de grootste bedreiging voor het voortbestaan van de geomorfologische processen en de specifieke levensgemeenschappen aldaar. De vastgelegde stuifzandgebieden, die nu in gebruik zijn als heideterrein zijn in meerdere of mindere mate onderhevig aan vergrassing. Hierdoor neemt de zichtbaarheid van de kleine stuifzandvormen af. De forten zijn meestal ontwaterd ten behoeve van bosgroei. Het veen is in zo’n geval verdroogd en heeft z’n informatiewaarde verloren. Boomwortels kunnen het aanwezige podzolprofiel lekprikken zodat vernatting van het veen in de toekomst niet meer mogelijk is.

Beheeropties

Bij het beheer van actieve stuifzandgebieden dient gericht te zijn op het instandhouden van de processen. De beheerwerkzaamheden kunnen bestaan uit:

  • Het periodiek verwijderen van de vegetatie op dichtgroeiende delen van het stuifzandgebied;
  • Het kappen van bos ten zuidwesten van het stuifzandgebied. Zo kan de overheersende windrichting vat krijgen op het zand. Het zand zal zich geleidelijk in noordoostelijke richting verplaatsen. Om ervoor te zorgen dat het zand niet doodloopt in het bos kan het tevens nodig zijn ten noordoosten van de zandverstuiving bos te verwijderen.
  • Intensieve betreding.
  • Het extensief plaggen en laten begrazen van heide – en graslandvegetaties. Bij het plaggen dient de gehele humuslaag verwijderd te worden.

Bij het beheer van forten in (vastgelegde) stuifzandgebieden kunnen de volgende strategieën worden toegepast:

Behoud

De beheerwerkzaamheden kunnen bestaan uit:

  • Niets doen, dat wil zeggen: niet graven of ontwateren;
  • Het verwijderen van bomen om doorboring van het slecht doorlatende podzolprofiel, en dus onomkeerbare verdroging (van het veen), te voorkomen;
  • Het omleiden van paden om aantasting door betreding tegen te gaan;

Herstel

De beheerwerkzaamheden hebben betrekking op het herstel van de hydrologische situatie en kunnen bestaan uit:

  • Het verwijderen van sterk verdampende vegetatie;
  • Het afdammen of omleiden van ontwateringsloten.

Voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

  • De Provincie Utrecht heeft de Korte en Lange Duinen bij Soest benoemd tot aardkundig monument. Op deze manier wordt aandacht gevraagd voor het aardkundig fenomeen. Recreanten worden door middel van informatiepanelen geïnformeerd over de ontstaansgeschiedenis en de betekenis van het stuifzandgebied.
  • De Berkenheuvels in Drenthe is een fossiel stuifzandgebied dat in bezit is van Natuurmonumenten. In het gebied bevindt zich een fort. Men heeft aldaar het bos gedund om de zichtbaarheid van het reliëf te vergroten. Ter voorkoming van erosie heeft men de paden niet op de steile wand aangelegd, maar erlangs.
  • In Groningen, Friesland, Drenthe, Utrecht en Overijssel hebben de Stichtingen Landschapsbeheer op diverse locaties vegetatie verwijderd en/of plagwerkzaamheden uitgevoerd om de verstuiving (op kleine schaal) in stand te houden.
  • Op het Wekeromse Zand heeft het Geldersch Landschap in 1992 bomen en de humeuze bovengrond verwijderd om het areaal actief stuifzand te vergroten. Het project blijkt geslaagd.

Knelpunten in de praktijk

  • De meeste stuifzandgebieden zijn te klein om als zodanig te kunnen blijven functioneren. De zandaanvoer moet voldoende zijn en direct ten noordoosten van het kale gebied moeten zich geen landbouwgronden of woonwijken bevinden waar het stuivende zand voor overlast kan zorgen.
  • Overmatige stikstofdepositie en de daarmee samenhangende algengroei bemoeilijkte in sterke mate het openhouden van de stuifzanden.
  • Om zandverstuivingen open te houden moet soms bos gekapt worden, dit is niet altijd wenselijk voor andere doelstellingen binnen het natuurbeheer.
  • Het intensief betreden van stuifzandgebieden kan vanuit ecologisch oogpunt onwenselijk zijn indien zich zeldzame, kwetsbare korstmosvegetaties hebben gevestigd.

Verder lezen

Oorspronkelijke tekst afkomstig uit het Handboek Aardkundig Landschapsbeheer, aangevuld door Tessa Bosch (UU) en Harm Jan Pierik


Gebiedsbeschrijvingen

De volgende gebiedsbeschrijvingen horen bij dit landschapselement:

 ProvincieAardkundig fenomeen (primair)Aardkundig fenomeen (overige)
Beekdal DinkelOverijsselbeekdalkronkelwaardreliëf, meanderruggen en -geulen, plaggendek, stuifzandduin
Dekzandrug HalserugGelderlanddekzandrugstuifzandduin, stuifzandreliëf
Dekzandruggen GarderenGelderlanddekzandrug, paraboolduinstuifzandduin
Dekzandruggen Staphorst en IJhorstOverijsseldekzandrugstuifzandduin, stuifzandreliëf
Dwingelderveld en omgevingDrenthekeileemrug, pingoruïne, stuifzandreliëfdekzandrug, smeltwaterheuvel (kame), uitblazingskom, ven
Rivierdal Overijsselse VechtOverijsselmeanderruggen en -geulen, stuifzandreliëfkronkelwaardreliëf, plaggendek, stuifzandduin
Rivierduinen Bergharen - WijchenGelderlandrivierduinparaboolduin, stuifzandduin, ven
Rivierduinen RandeOverijsselrivierduinplaggendek, stuifzandduin
Smeltwaterterras Nunspeet-WezepGelderlandsmeltwaterterras (kame)stuifzandduin, stuifzandfort
Stuifzandgebied Beekhuizer- en HulshorsterzandGelderlandstuifzandreliëfstuifzandduin, stuifzandfort
Stuifzandgebied Weerter- en BudelerbergenLimburg, Noord-Brabantactief stuifzand, stuifzandreliëflandduin

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 12 dec 2024 om 03:02.