Stuwwallen (incl. kames en sandrs)

Introductie

Overzicht aardkundig erfgoed

Stuwwallen zijn heuvels die gevormd zijn door opstuwing door het landijs. Dit gebeurde tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 150.000 jaar geleden). Hierbij werd bestaand materiaal door ijstongen opgestuwd, soms vermengd met door het ijs meegebracht materiaal (zwerfstenen en keileem).

Op de Veluwe liggen de grootste en hoogste stuwwallen, andere prominente voorbeelden zijn de Utrechtse Heuvelrug en de stuwwallen bij Nijmegen en Montferland. Ook in Oost-Nederland komen grote stuwwallen voor (Sallandse Heuvelrug, Ootmarsum), er zijn in dit deel van Nederland ook diverse kleine stuwwallen te vinden. De meeste van deze stuwwallen bestaan uit opgestuwde grofzandige en mineraalarme zanden. Vanwege hun arme en droge bodems zijn ze nu vaak als bos in gebruik. De lage stuwwallen van Texel, Gaasterland, Vollenhove, Urk, Wieringen en Texel bestaan vooral uit keileem. Door hun samenstelling waren de omstandigheden voor bewoning altijd wat gunstiger dan op de andere stuwwallen.

Aan de rand van de ijskap kon het smeltwater dwars door de stuwwallen heen snijden, hierbij ontstonden ijssmeltwaterdalen (zoals de Darthuizerpoort). Het materiaal daarachter kwam in spoelzandwaaiers afgezet (sandrs). Waar het smeltwater stagneerde ontstonden smeltwaterterrassen of heuvels ('kames').

Stuwwallen in het kort

Kenmerkendheid

  • Opvallende hoogtes in het verder relatief vlakke landschap
  • Getuigen van ijsbedekkingen uit de voorlaatste ijstijd, en nog altijd zeer bepalend voor het huidige landschap
  • Stuwwallen kennen ook goed zichtbare kleinere reliëfvormen, zoals droogdalen en steilranden.

Materiaal

De Midden-Nederlandse stuwwallen bestaan grotendeels uit grofzandige Rijn- en Maasafzettingen. Verder naar het oosten komen ook gestuwde zanden van oostelijke rivieren voor ('Eridanos'). In oostelijk Twente zijn ook oudere fijne zanden en kleien uit het Teritair meegestuwd. De lage stuwwallen in Noord-Nederland bestaan vaak voor een groot deel uit keileem.

Huidige aardkundige processen

Onder de huidige omstandigheden worden geen stuwwallen meer gevormd.

Geomorfologische kaart met schaduwreliëf van het AHN-hoogtebeeld
Afb. 1. Fragment van de geomorfologische kaart met schaduwreliëf van het AHN-hoogtebeeld. Bovenop de stuwwal van de Oostelijke Veluwe zijn de langgerekte noord-zuidgeoriënteerde ruggen te zien, ontstaan door verschil in erosiegevoeligheid het materiaal.
Foto van een stuwwal bij Nijmegen. De lucht is paars-roze gekleurd.
Afb. 2. Stuwwal bij Nijmegen, gezien vanaf het noorden. De steile rechte afsnijding van de stuwwal is gevormd door erosie door de Rijn tijdens de laatste ijstijd. Foto: Paul Paris
Door het ijs scheefgestelde lagen van Midden Pleistocene rivierafzettingen in de gemeentegroeve bij Hattem.
Afb. 3. Door het ijs scheefgestelde lagen van Vroeg en Midden Pleistocene rivierafzettingen in de gemeentegroeve bij Hattem. Bron: Floor (1986).
Heide met goed zichtbaar droogdal
Afb 4. Droogdalen zijn erosievormen die op de flanken van de stuwwallen liggen. Op de foto is een droogdal op de Mookerheide op de stuwwal van Nijmegen te zien. Foto: Robin Ammerlaan, RCE.
Hoge Berg Texel
Afb. 4. De Hoge Berg op Texel is een lage stuwwal van ongeveer 15 meter boven NAP. Foto: Paul Paris. (klik voor een vergroting)

Achtergrond

Ontstaan en voorkomen

Stuwwallen zijn gevormd door het landijs tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 150.000 jaar geleden). Hierbij werd bestaand materiaal door het gewicht van ijstongen opgestuwd. Dit materiaal werd soms vermengd met door het ijs meegebracht materiaal (zwerfstenen en keileem).

Het ijs rukte in enkele fasen op vanuit het noordoosten richting Midden-Nederland. De kleine lage stuwwallen van in noordoost Groningen en die op de lijn Texel, Gaasterland, Wieringen en Texel vormden tijdens het oprukken van het ijs. Deze stuwwallen bestaan vooral uit keileem (door het ijs meegebracht compact mengsel van silt, zand klei en grind). Deze lage stuwwallen werden vervolgens door het ijs overreden, waarna de ijstongen in Midden-Nederland kwamen te liggen. Hier vormde de grootste en hoogste stuwwallen. Ook in Oost-Nederland komen stuwwallen voor (Sallandse Heuvelrug, Ootmarsum), die soms ook door het ijs overreden zijn. De meeste stuwwallen in Midden-Nederland bestaan uit opgestuwde grofzandige zanden van de Rijn, Maas en Eridanosrivieren. Vanwege hun arme en droge bodems zijn ze nu vaak als bos in gebruik.

Aan de rand van de ijskap kon het smeltwater dwars door de stuwwallen heen snijden, hierbij ontstonden ijssmeltwaterdalen (zoals de Darthuizerpoort). Het materiaal daarachter kwam in spoelzandwaaiers afgezet (sandrs), de grootste liggen bij Soesterberg en bij Wolfheze. Waar het smeltwater stagneerde ontstonden soms smeltwaterterrassen of heuvels ('kames'). Enkele grote kames liggen op de noordelijke Veluwe (bij Elspeet en bij Nunspeet), ook liggen er kleine smeltwaterheuvels verspreid over de Veluwe en door Drenthe. De enige smeltwaterrug (esker) van Nederland is te vinden bij Langeveen in Twente. Deze zandige rug is gevormd door een smeltwaterrivier onder de ijskap.

Tijdens de laatste ijstijd bereikte het landijs Nederland niet meer, maar trad wel grootschalige erosie van de stuwwallen op. Rivieren konden het grofzandige materiaal vrij makkelijk ondergraven, waardoor steilranden ontstonden. Voorbeelden hiervan zijn de noordhelling van de stuwwal bij Nijmegen (Afb. 2), de Grebbenberg en de Wageningse Berg. Omdat de ondergrond bevroren was, kon sneeuwsmeltwater vaak niet goed wegzakken in de ondergrond, waardoor het ging afstromen. Hierbij ontstonden sneeuwsmeltwaterdalen (droogdalen, Afb. 4). Tegen de flanken van de stuwwallen is vaak dekzand opgewaaid.

Bodems en waterhuishouding

De waterhuishouding in en rondom stuwwallen hangt nauw samen met de samenstelling en hoogte. In zandige stuwwallen zakt het water diep weg, deze stuwwallen vormen grote zoetwatervoorraden. Lokaal komen kleiige lagen voor ('kleischotten') die de grondwaterstroming sterk kunnen compliceren. In de omgeving van stuwwallen treedt vaak vrij sterke kwel op. In stuwwallen met fijner materiaal (keileem, tertiaire afzettingen) treedt juist vaak stagnatie van water op in of bovenop de stuwwal. De stuwwallen in Midden-Nederland die mineraalrijk materiaal bevatten (Utrechtse Heuvelrug, delen van de Veluwe) kennen vaak moderpodzolen. De armere stuwwallen (met Eridanoszanden) kennen haarpodzolen, deze liggen vooral in de noordoostelijke Veluwe en Salland.

Relaties met landschappelijke waarden

Cultuurhistorie en archeologie

Op stuwwallen liggen veel prehistorische elementen zoals grafheuvels, urnenvelden en raatakkercomplexen. Omdat deze gebieden na de prehistorie vaak marginaal in gebruik zijn geweest, zijn deze prehistorische sporen vaak nog goed zichtbaar. Ook liggen er bundels karrensporen, die goed in het reliëf te zien zijn. Deze zijn vaak van na de Middeleeuwen en volgen dikwijls landschappelijke elementen (zoals droogdalen, waar de helling minder steil is). Langs de randen van de stuwwallen treft men veelvuldig bouw- en weilanden, oudere boerderijen en dorpen aan. Men maakte namelijk gebruik van het kwelwater dat in de vorm van bronnen langs de randen van de stuwwallen uittrad.

Ecologie en biodiversiteit

Stuwwallen zijn ecologisch waardevol doordat ze vrij voedselarm zijn, er liggen veelal heidevelden. De kwelzones kunnen begroeid zijn met waardevolle bronbossen of graslandvegetaties. Met name op de Veluwe bevinden zich een flink aantal gebieden met een min of meer natuurlijke loofhoutbegroeiing.

Beheer

Aantastingen en bedreigingen

Stuwwallen zijn vanwege hun omvang vaak nog goed intact. Wel zijn er aantastingen geweest als gevolg van (grootschalige) zandwinning en (spoor)weg doorsnijding. Daarnaast vormt verdroging als gevolg van waterwinning een probleem. De verdroging is vooral merkbaar aan de randen van de stuwwallen, waar het grondwater zich relatief dicht onder het oppervlak bevindt. Op sommige plaatsen treedt als gevolg van recreatief gebruik (ruiters en mountainbikers) erosie op.

Beheeropties

Bij het beheer van stuwwallen kunnen verschillende strategieën worden toegepast:

Behoud

De beheermaatregelen kunnen bestaan uit:

  • Planologische bescherming om te voorkomen dat stuwwallen als gevolg van grondstoffenwinning of bebouwingsuitbreiding verder worden aangetast.
  • Niets doen indien het object reeds goed beschermd of niet bedreigt is.
  • Het inventariseren en in kaart brengen van het micro-reliëf, zodat in een later stadium de bescherming ervan beter van de grond kan komen. Natuurbeheerders zijn zich nu vaak nog niet bewust van de aanwezigheid en de specifieke betekenis van micro-reliëf.
  • Het omleiden van ruiterroutes en weren van mountainbikers op de meest reliëfrijke delen van stuwwallen.

Accentueren / zichtbaar(der) maken

Deze beheerstrategie is van toepassing op de kleinere reliëfvormen op de stuwwallen, zoals geulen en kommen. De beheerwerkzaamheden kunnen bestaan uit het verwijderen van ondergroei.

Voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

Het Landschap Overijssel heeft op de Lemelerberg enkele paden in erosiegevoelige gebieden afgesloten. Tevens worden mountainbikes geweerd.

Knelpunten in de praktijk

Verder lezen

Gebiedsbeschrijvingen stuwwallen

Gebiedsbeschrijvingen

De volgende gebiedsbeschrijvingen horen bij dit landschapselement:


Gebiedsbeschrijvingen smeltwatervormen (sandrs, kames, eskers)

Gebiedsbeschrijvingen

De volgende gebiedsbeschrijvingen horen bij dit landschapselement:


U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 1 feb 2025 om 03:02.