Subsidies - herbouwwaarde (instandhoudingssubsidie)


Introductie

Subsidieregeling instandhouding monumenten

Hieronder leest u wat de herbouwwaarde is en welke rol dit speelt bij het aanvragen van instandhoudingssubsidie.

Het begrip herbouwwaarde in relatie tot instandhoudingssubsidie

Herbouwwaarde van een rijksmonument

Met herbouwwaarde worden de kosten bedoeld voor de complete wederopbouw van een gebouw – en alles wat daar aan vast zit - met de oorspronkelijke constructie, materialen en detaillering. De herbouwwaarde is belangrijk omdat deze bepalend is voor het maximale subsidiabele kosten voor een gebouwd rijksmonument in de Subsidieregeling instandhouding monumenten. Ook wordt de herbouwwaarde gebruikt om een onderscheid te maken tussen de categorieën ‘groot’ en ‘klein’ binnen het budget voor gebouwde rijksmonumenten.

Herbouwwaarde niet relevant

Voor molens zijn de maximale subsidiabele kosten op grond waarvan het subsidiebedrag wordt bepaald € 72.500 ongeacht de herbouwwaarde. Ook op groene en archeologische monumenten is de herbouwwaarde niet van toepassing.

Relatie herbouwwaarde en subsidiebedrag

  • De hoogte van het subsidiebedrag wordt bepaald door het subsidiepercentage te vermenigvuldigen met de 'subsidiabele kosten'. Met subsidiabele kosten wordt het totaal aan kosten voor onderhoud bedoeld dat op grond van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten voor subsidie in aanmerking komt. Vanwege het beperkte budget voor instandhoudingssubsidie mogen de subsidiabele kosten maximaal 3% van de herbouwwaarde van het gebouwde rijksmonument of zelfstandige onderdeel bedragen. Dus als een gebouwd rijksmonument bijvoorbeeld een herbouwwaarde heeft van € 1.000.000, dan bedragen de maximale subsidiabele kosten 3% daarvan, namelijk € 30.000. Het maximum subsidiebedrag bedraagt in dat geval € 15.000 bij een subsidiepercentage van 50%. Het andere deel komt voor uw rekening.
  • Door de herbouwwaarde als uitgangspunt te nemen kunnen alle soorten rijksmonumenten al naar gelang hun omvang en bijzonderheden – van groot tot klein, van eenvoudig tot rijk gedetailleerd - een evenredig deel van hun onderhoudskosten met subsidie afdekken. Een gebouwd rijksmonument met een hoge herbouwwaarde komt dus in aanmerking voor een hoger subsidiebedrag dan een gebouwd monument met een lagere herbouwwaarde.

Bepalen van de herbouwwaarde

Om de herbouwwaarde te bepalen wordt meegerekend:

  • De opstal in verzekeringstermen, dat wil zeggen het gebouw en alles wat daar aan vast zit en zonder breekwerk niet te scheiden is. Daaronder vallen bijvoorbeeld een preekstoel, orgel of luidklok. Ook een schouw, lambrisering of tegeltableau zijn onderdeel van het gebouw en mogen dus worden meegenomen in de herbouwwaarde.
  • Losse inventaris (inboedel) zoals beelden, kroonluchters, meubilair of schilderijen maakt geen onderdeel uit van het gebouw, en de vervangingskosten kunnen daarom niet worden meegenomen in de herbouwwaarde die moet worden ingevuld voor de subsidieaanvraag. Als op de verzekeringspolis of in het taxatierapport ook dergelijke losse inventaris is opgenomen, moet u die waarde aftrekken van het totaal verzekerde/getaxeerde bedrag om tot de herbouwwaarde te komen.
  • Voor zowel de herbouwwaarde uit een verzekeringspolis als die uit een taxatierapport geldt dat deze met maximaal 3% per jaar mag worden geïndexeerd tot aan het jaar van aanvragen, met een maximum van 15 jaar.

Aantonen van de herbouwwaarde

U kunt de herbouwwaarde aantonen door bij de subsidieaanvraag aan te leveren:

  • een kopie van de verzekeringspolis van een verzekeraar waaruit de herbouwwaarde blijkt. De herbouwwaarde is doorgaans bij het afsluiten van een opstal- of andere verzekering bepaald, en is meestal terug te vinden op uw verzekeringspolis. In veel gevallen is de herbouwwaarde de verzekerde som.
  • voor zover geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt: een taxatierapport waaruit de herbouwwaarde blijkt, opgesteld door een taxateur die is ingeschreven bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) of het Verenigd Register van Taxateurs (VRT). De kosten van deze taxatie zijn subsidiabel tot een maximumbedrag van € 2.500 per rijksmonument of zelfstandig onderdeel.

Bepalen van de herbouwwaarde indien nog onbekend

In het algemeen geldt het advies: laat het monument verzekeren. De verzekeraar zal dan een herbouwwaarde vaststellen. Een andere optie is om de herbouwwaarde door een registertaxateur te laten bepalen.

Bijzondere situaties

De volgende vragen en antwoorden hebben betrekking op een aantal bijzondere situaties:

Rijksmonument voor een deel van de herbouwwaarde verzekerd

Als slechts een deel van de herbouwwaarde is verzekerd (ook wel de 'vorkclausule' genoemd), maakt dat voor de subsidieaanvraag niet uit. U vult in het subsidieportaal van de RCE de herbouwwaarde in ongeacht de verzekerde waarde.

Voor één rijksmonument of zelfstandig onderdeel instandhoudingssubsidie aanvragen

U kunt voor elk rijksmonument of zelfstandig onderdeel afzonderlijk subsidie aanvragen. Als uw polis of taxatierapport echter één herbouwwaarde aangeeft voor meerdere rijksmonumenten tezamen, dan moet u een splitsing van de herbouwwaarde opvragen bij de verzekeraar of taxateur zodat deze alleen betrekking heeft op het rijksmonument of zelfstandig onderdeel waarvoor u subsidie aanvraagt. Hetzelfde geldt als u subsidie aanvraagt voor een zelfstandig onderdeel.

Voor meerdere gebouwde rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen tegelijk subsidie aanvragen

U kunt dan per rijksmonument of zelfstandig onderdeel een afzonderlijke aanvraag indienen of een gezamenlijke aanvraag doen voor meerdere rijksmonumenten. Bij afzonderlijke aanvragen geldt dat u per aanvraag de herbouwwaarde moet aantonen van alléén dat rijksmonument of zelfstandige onderdeel. Als u een gecombineerde aanvraag indient dan voert u in het subsidieportaal van de RCE meerdere gebouwde rijksmonumenten op. Vermeld per gebouwd rijksmonument de herbouwwaarde:

  • In het geval dat meerdere rijksmonumenten op één polis met een gezamenlijke herbouwwaarde staan en u vraagt voor al die monumenten tegelijk subsidie aan, dan verdeelt u de herbouwwaarde over de verschillende rijksmonumenten op basis van de totale kosten aan deze monumenten.
  • Bevat de vermelde herbouwwaarde op de polis ook rijksmonumenten waarvoor u geen subsidie aanvraagt, dan moet u uw verzekeraar of taxateur vragen om de herbouwwaarde te splitsen.

Kleine gebouwde elementen

De herbouwwaarde van kleine rijksbeschermde gebouwde elementen zoals een bakhuisje, duiventil, prieel, schuurtje of tuinmuur is doorgaans niet voldoende om in aanmerking te komen voor instandhoudingssubsidie. Hiervoor geldt namelijk een minimumbedrag van € 6.000 aan subsidiabele kosten. Omdat deze subsidiabele kosten maximaal 3% van de herbouwwaarde mogen bedragen, gaat het om een minimale herbouwwaarde van € 200.000 om voor instandhoudingssubsidie in de categorie 'gebouwd' in aanmerking te komen. Een subsidieaanvraag voor alléén een klein gebouwd element is daarom meestal niet mogelijk. Er zijn dan drie mogelijkheden:

  • Als u een ander, groter gebouwd rijksmonument heeft waarbij de begrote kosten minder zijn dan 3% van de herbouwwaarde, dan kunt u de onderhoudskosten voor het kleine rijksbeschermde gebouwde element laten 'meeliften' op de aanvraag voor dit grotere monument. Als u een klein gebouwd element op deze manier laat meeliften in de aanvraag van een groter gebouwd rijksmonument, dan mag in de bijlage gebouwd van het kleine gebouwde element worden verwezen naar de herbouwwaarde van het grotere gebouwde rijksmonument. Stel bijvoorbeeld dat een gebouwd rijksmonument een herbouwwaarde van € 5 miljoen heeft, dan zijn de maximale subsidiabele kosten 3% daarvan: € 150.000. Als de eigenaar een plan heeft met een begroting van € 100.000, dan is er in dat geval nog € 50.000 aan ruimte om onderhoudskosten aan kleine gebouwde elementen mee te laten liften op de aanvraag van het grote gebouwde rijksmonument.
  • Als u eigenaar bent van verschillende kleine rijksbeschermde gebouwde elementen, dan kunt u de herbouwwaarde van deze elementen bij elkaar optellen om tot het benodigde drempelbedrag van € 6.000 aan subsidiabele kosten te komen. Deze optie is dus alleen mogelijk als de gezamenlijke herbouwwaarde van de kleine gebouwde elementen meer dan € 200.000 bedraagt. U kunt dan voor al deze elementen samen één aanvraag voor instandhoudingsubsidie in de categorie 'gebouwd' doen.
  • Als de kleine gebouwde elementen onderdeel uitmaken van een groen monument, dan kunt u de onderhoudskosten voor deze kleine gebouwde elementen in een subsidieaanvraag in de categorie 'groen' opvoeren, onder de volgende voorwaarden:
    • de elementen zelf zijn ook rijksbeschermd. Dit is het geval als zij een eigen rijksmonumentnummer hebben, of als de bescherming expliciet blijkt uit de omschrijving van het groene monument;
    • de elementen maken onderdeel uit van de beschermde groenaanleg;
    • de werkzaamheden aan deze elementen vinden plaats in samenhang met werkzaamheden aan de aangelegde elementen;
    • per groenaanleg gaat het om maximaal vier kleine rijksbeschermde gebouwde elementen;
    • de maximale subsidiabele kosten bedragen € 6.000 incl. btw per element voor de hele planperiode.

In alle gevallen geldt dat de noodzaak van de werkzaamheden moet blijken uit het inspectierapport.

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 22 jan 2025 om 14:10.