Telecommunicatie - plaatsing in monumenten

Introductie

Hoge monumentale gebouwen zijn vanouds bakens in het landschap. Denk aan kerktorens, vuurtorens en watertorens, maar ook aan industriële monumenten met hoge schoorstenen of opslagtorens, zoals silo’s. Vaak zijn deze gebouwen ook gewenste locaties voor het plaatsen van antenne-installaties. Maar plaatsing van deze antennes betekent altijd een visuele en bouwkundige aantasting in geval van beschermde monumenten of (rijks)beschermde stads- of dorpsgezichten. Plaatsing vraagt daar dan ook om maatwerk in het ontwerp en de uitvoering. Bovendien is plaatsing vergunningplichtig in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Dit artikel richt zich op eigenaren, mobiele netwerkaanbieders, aannemers, erfgoedadviseurs en gemeenteambtenaren. We bespreken de mogelijke bouwkundige en visuele effecten van de plaatsing van antenne-installaties, met als doel schade aan monumenten te minimaliseren. Ook besteedt dit artikel aandacht aan de vergunningplicht en aan de plaatsingsovereenkomst tussen eigenaar en mobiele netwerkaanbieder

apparatuurkasten en ventilatoren in een toren.
Met de toename van het aantal mobiele netwerkaanbieders groeit ook het aantal en de omvang van de apparatuurkasten (BTS), ventilatoren en bekabeling in een toren. In deze toren staan meerdere apparatuurkasten, voor elke netwerkaanbieder twee of meer.
Drie zwarte RRU’s dwars op en aan het paneel, en vier witte RRU’s tegen de muur
Drie zwarte RRU’s dwars op en aan het paneel, en vier witte RRU’s tegen de muur. Wanneer er meerdere mobiele netwerkaanbieders in een toren zijn gevestigd, met vier panelen en per paneel 4 RRU’s, levert dat een veelvoud aan RRU’s op die in of aan de toren moeten worden bevestigd.
Witte RRU’s tegen de muur
De omvang van de bouwkundige ingrepen en schade neemt toe met de uitbreiding van het aantal frequenties en antennepanelen.
een antennepaneel in het galmgat met een klemconstructie
Het antennepaneel is in het galmgat geplaatst met een klemconstructie. De plaatsing ervan is opgenomen in het ontwerp van de nieuwe galmborden. Omdat in deze kerk de luidklokken in een andere toren hangen, en de bestaande galmborden al moesten worden vervangen, ging hier geen onnodige materiaal of functionaliteit verloren.
een paneel met kabel.
Met de grootte van de panelen en uitbreiding van frequenties neemt ook het aantal kabels toe dat door de toren moeten worden geleid. Bovendien groeit de omvang van de ingrepen in de bouwsubstantie, zoals gaten in het metselwerk.
Een op kleur gebracht paneel is aan de buitenzijde bevestigd met een minimaal aantal bouten.
Een op kleur gebracht paneel is aan de buitenzijde bevestigd met een minimaal aantal bouten. De kabels worden via de galmgaten naar binnen geleid, waardoor doorboringen van het metselwerk worden voorkomen.
kabels lopen door boogveld
Kabels worden in kabelgoten of bundels langs en door muren en vloeren geleid, met alle bevestigingsgaten en doorboringen van dien.
kabelgoten en gaten in gewelf.
Kabels worden in kabelgoten of bundels langs en door muren en vloeren geleid, met alle bevestigingsgaten en doorboringen van dien.
overhoekse plaatsing van antennepanelen op een kerktoren.
Door de overhoekse plaatsing van de antennepanelen kon men hier met drie panelen 360 graden bereik halen. Overhoekse plaatsing leidt echter tot grote visuele aantasting. Hier zou een plaatsing van vier panelen in de vlakke gevels, bijvoorbeeld op de muurdammen tussen de galmgaten, uit oogpunt van beperking van de zichtbaarheid beter zijn.
een kerktoren.
Hoewel hier uit oogpunt van visuele schade aan het exterieur sprake lijkt van een goede oplossing, is in dit geval historisch materiaal verloren gegaan en de functionaliteit van de toren verminderd. Vermijden van visuele schade weegt niet altijd zwaarder dan bescherming van het fysieke monument.
een kerktoren.
Matzwart is een kleur met een sterk camouflerend effect. In deze toren zijn antennepanelen geplaatst in de galmgaten.
een smalle torengeleding waar vogels nestelen.
In deze smalle torengeleding nestelen vogels op de antennepanelen, met alle vervuiling van dien. De plaatsing van de installatie vraagt extra onderhoud van de toren, en bemoeilijkt het tegelijkertijd ook.
een betonnen paal met sleutelkluisjes
Betonnen paal met sleutelkluisjes voor diverse netwerkaanbieders en de brandweer, hier geplaatst aan de zijkant van het kerkgebouw.

Soorten antennes

Met de groei en ontwikkeling van mobiele communicatie - denk aan 5G - stijgen ook de aantallen en soorten antenne-installaties. Een antenne-installatie voor mobiele communicatie noemt men ook wel zend-ontvangstinstallatie. Deze bestaat uit antennepanelen en bijbehorende Remote Radio Units (RRU’s), antennedragers, bedrading en (al dan niet in een installatiekast opgenomen) apparatuur (Base Tranceiver Station (BTS)), en de daarbij behorende bevestigingsconstructie en aansluiting op het energienetwerk. Antenne-installaties worden gemaakt door wereldwijde producenten. De plaatsing van de installaties gebeurt door aannemers, meestal in opdracht van mobiele netwerkaanbieders.

Twee soorten antenne-installaties

In grote lijnen zijn er twee soorten antenne-installaties voor mobiele communicatie.

  • Macro antenne-installaties. Deze installaties bedienen een groot gebied: enkele honderden meters in stedelijk gebied en enkele kilometers in landelijk gebied. De antennes staan bij voorkeur op een hoogte van 25 tot 40 meter, in elk geval op een hogere plek dan de bebouwing in de directe omgeving van de antennes. De gebruikte antennes noemt men paneel- of sectorantennes. Meestal zijn antennepanelen nodig die in drie en soms vier richtingen kunnen communiceren. Bovendien heeft een netwerkaanbieder soms meer dan één antennepaneel in dezelfde richting nodig. De antennepanelen zijn ongeveer één tot drie meter hoog. Dicht bij de panelen staan vaak RRU’s. Die versterken het zend- en ontvangstsignaal. Per antennepaneel zijn meestal meer RRU’s nodig.
  • Small cells. Dit zijn kleine antennes om een klein gebied te bedienen waar veel mensen bij elkaar komen, zoals stationsgebouwen, winkelcentra of parkeergarages. Small cells functioneren als aanvulling op macro antenne-installaties en hebben een bereik van enkele meters tot niet meer dan 200 meter. Je kunt ze binnen en buiten gebruiken. Je kunt ze plaatsen op straatmeubilair (zoals lantaarnpalen en bushokjes), aan gevels of in hoge ruimtes in gebouwen. Voor het gebruik van 5G is de aanwezigheid van small cells niet vereist; ze vormen enkel een toevoeging aan de functionaliteit en dekkingsgraad.

Verbinden antenne-opstellocaties

Veel antenne-opstellocaties van netwerkaanbieders zijn door glasvezel met elkaar verbonden. Daar waar nog geen glasvezel beschikbaar is maakt men gebruik van een straalverbinding via schotelantennes. De diameter van de schotel is meestal afhankelijk van de te overbruggen afstand, en kan variëren van 30 tot 90 centimeter.

Site sharing

Site sharing is het delen van antenne-opstellocaties door netwerkaanbieders. In de Telecommunicatiewet is geregeld dat aanbieders wederzijds verplicht zijn te voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van antenne-opstellocaties. Netwerkaanbieders maken echter geen gebruik van elkaars apparatuur (roaming). Als een eigenaar van een monument contracten met meerdere netwerkaanbieders afsluit, kan het monument vol komen te staan met installaties. Het gevolg daarvan is toenemende visuele en bouwkundige aantasting van dat monument. Daar staat tegenover dat je door site sharing het aantal monumentale gebouwen met antenne-installaties in een gebied kunt beperken. Gemeenten kunnen afhankelijk van de lokale situatie bepalen of site sharing wenselijk is.

Bevestiging en constructie

Het plaatsen van een antenne-installatie op een gebouw brengt altijd fysieke aantasting met zich mee. Onoordeelkundige bevestiging kan daarbij leiden tot ernstige (gevolg)schade. Om schade tot het minimum te beperken en gevolgschade te voorkomen vragen plaatsing en bevestiging van antenne-installaties dan ook om bijzondere aandacht in het ontwerp en om deskundigheid op het gebied van historische constructies en materialen.

Bevestiging

De bevestiging van onderdelen van antenne-installaties aan muren, wanden, plafonds en vloeren gebeurt doorgaans met chemische ankers, keilbouten en/of contraklemplaten. Tientallen tot meer dan honderd van dergelijke bevestigingspunten per installatie zijn geen uitzondering. Die leveren gaten op in muur- en houtwerk, die na verwijdering van de installaties als littekens achterblijven. Schaderisico ontstaat ook als je bouten bij de verwijdering van een installatie afzaagt of afslijpt. Corrosie van de achtergebleven draadeinden kan het muurwerk namelijk verder beschadigen. Met klem- of stempelconstructies kun je bouwkundige schade beperken.

Een deel van de antenne-installatie bevestigt men aan het exterieur en/of een halfopen ruimte van een gebouw. Dat betekent dat die bevestigingspunten blootstaan aan invloeden van temperatuur en neerslag. Door gebruik van corrosiebestendige materialen verminder of vermijd je bouwkundige (gevolg)schade.

Bekabeling

De manier waarop je de bekabeling door het gebouw voert is cruciaal. Vaak is een geheel nieuwe elektrische installatie nodig met een eigen aansluiting op het elektriciteitsnet. Verder is een elektrische voeding van de begane grond naar de installatiekasten nodig. Al deze kabels moet je door en langs muren voeren. Uitgangspunt is een logisch en visueel acceptabel kabelverloop. Daarbij worden doorboringen van en bevestigingen aan monumentale onderdelen vermeden of tot het uiterste beperkt. Het doorvoeren (frezen, hakken en boren) van kabels door orgels en vast, historisch meubilair, en door bouwkundig waardvolle onderdelen zoals balken en muren, betekent een onherstelbaar verlies voor het monument. Een leidingenplan maakt men bij voorkeur in opbouwvorm met corrosievrije materialen. Als kabeldoorvoeren door muurwerk gaan is het belangrijk om die in het muurwerk op afschot (afwaterend naar buiten) te boren, en te voorzien van een kunststof mantelbuis.

Verwijdering en wijziging

Techniek verandert. Bovendien kunnen opstelplaatsen na verloop van tijd worden verlaten. Wanneer men installaties (of delen daarvan) verwijdert, is het belangrijk dat dit zonder schade aan het gebouw gebeurt. Bovendien is het van belang dat je gaten of sporen van de verwijderde installaties of onderdelen met passende restauratiematerialen en -technieken onder leiding van een restauratiedeskundige herstelt.

Het wijzigen van een antenne-installatie, bijvoorbeeld vanwege de uitrol van 5G, is vergunningplichtig. Dit kun je dus niet uitvoeren op basis van een bestaande vergunning.

Samenvatting

  • Houd bestaande materialen en constructies intact.
  • Gebruik corrosievrije materialen voor bevestiging in de bestaande constructie.
  • Vermijd of beperk het gebruik van bouten en ankers; gebruik klem- en stempelconstructies.
  • Zet bouten en ankers zo mogelijk vast in de voegen, niet in de stenen.
  • Vermijd het infrezen van kabels of kabelgoten.
  • Vermijd het doorboren van balken en muren.
  • Vermijd het aanbrengen van sleuven of gaten in natuursteen en lijstwerk.
  • Vermijd kabelroutes aan de buitenkant.
  • Vermijd kabelroutes in trappenhuizen.
  • Herstel schade op vanuit oogpunt van monumentenzorg verantwoorde wijze na verwijdering van installaties/ installatieonderdelen.
  • Wijzigingen aan antenne-installaties zijn opnieuw vergunningplichtig.

Klimatologische aspecten

Warmteproductie

Antenne-installaties produceren warmte. Die geven ze af aan de omliggende ruimte. Soms moet men de BTS en de RRU’s koelen. In die gevallen onderzoekt de installateur wat de beste methode is, in volgorde van wenselijkheid: natuurlijke ventilatie, mechanische ventilatie (ventilatoren) en in het uiterste geval airco-installatie. In dat laatste geval verdient een split airco-installatie de voorkeur om vochtvorming door een airco te voorkomen.

Vocht

Bouwkundige aanpassingen en warmteproductie door of koeling van de antenne-installatie kunnen leiden tot klimatologische verschillen tussen ruimtes, en daarmee tot condensvorming op en in muren, balklagen en vensters. Dit kan leiden tot vocht- en vorstschade, houtaantasting door schimmels of corrosie van muurankers. Hier is dus sprake van een risico op gevolgschade (een schade die zich pas later openbaart). Het is van belang condensvorming op en in het gebouw te voorkomen en - in voorkomende gevallen - de installatie af te stemmen met een klimaatbeheersplan.

Samenvatting

  • Bouwkundige aanpassingen en plaatsing van installaties kunnen leiden tot klimatologische verschillen tussen ruimten.
  • Installaties produceren warmte en vereisen aanpassingen in de ventilatie.
  • Het is belangrijk om vocht- en condensvorming op en in het gebouw als gevolg van plaatsing van antenne-installaties te voorkomen.
  • Het is belangrijk om de installatie af te stemmen op het klimaatbeheersplan.

Visuele en functionele aspecten

Antennepanelen moeten vrij ‘zicht’ hebben. Dat betekent ook dat ze zichtbaar zijn. Bovendien kunnen de bijbehorende RRU’s en bekabeling zichtbaar zijn. Plaatsing van panelen die zich voegt naar de geleding van de architectuur levert meestal de minste verstoring op. Overhoekse plaatsing levert vaak juist grote visuele schade op.

Camouflage

De toename van het aantal antenne-installaties en het almaar groter worden van de antennepanelen (die men juist op goed zichtbare plaatsten bevestigt om optimaal te kunnen functioneren) hebben ertoe geleid dat men steeds meer zoekt naar mogelijkheden om panelen en RRU’s te camoufleren. In de vergunning kun je voorwaarden voor kleurstelling opnemen. Een kleur die overeenkomt met de achtergrond vermindert in het algemeen de zichtbaarheid van de panelen. Ook de kleur van de bekabeling of kabelgoten kan men afstemmen op de achtergrond, zowel in het interieur als aan het exterieur.

Bij de keuze voor kleur en materiaal van de camouflage is het nodig om rekening te houden met duurzaamheid en veroudering van het materiaal. Ook deze onderdelen vragen onderhoud. Verf kan bijvoorbeeld van de ondergrond losraken of verkleuren. Je kunt RRU’s niet altijd kleuren. De kleur van de RRU’s is namelijk zo gekozen dat deze zo veel mogelijk zonlicht weerkaatst in plaats van absorbeert. Zo voorkom je oververhitting van de RRU’s.

Vervanging

Soms vervangt men delen van de dakbedekking door kunststof panelen, al dan niet onder nabootsing van het oorspronkelijke werk, om achterliggende antennes ongehinderd te kunnen laten functioneren. Hierbij moet men, naast de dakbedekking, soms (grote) delen van het achterliggende dakbeschot en zelfs van de constructie verwijderen. Dergelijke ingrepen zijn zeer schadelijk voor het monument. Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van kunststof galmborden in de galmgaten van een kerktoren, waarin men soms ook antennepanelen opneemt. Historisch materiaal en de bijbehorende constructie gaan verloren. Ten slotte heeft het vervangende materiaal een andere uitstraling. Bovendien werkt het in duurzaamheid, sterkte en wijze van veroudering af van het (omringende) historische materiaal.

Functionaliteit van de architectuur

De plaatsing van antenne-installaties kan ook de functionaliteit van de architectuur aantasten. Galmgaten en galmborden in kerktorens hebben bijvoorbeeld de functie het geluid van de luidklokken vrij uit de toren te laten klinken en te richten. Galmborden voorkomen dat neerslag naar binnen komt. Door het plaatsen van antennepanelen in galmgaten, het (deels) verwijderen van galmborden of het dichtzetten van galmgaten met antennepanelen wordt de werking van de galmgaten beperkt of zelfs tenietgedaan. Daarom heeft het de voorkeur de panelen aan de buitenzijde van de toren te plaatsen en de galmgaten, inclusief de bestaande galmborden en hun oplegsysteem, intact te laten. Het intact laten van de fysieke en functionele eigenschappen van een monument kan in deze en andere gevallen zwaarder wegen dan het verminderen van (tijdelijke) visuele aantasting.

Samenvatting

  • De vorm en kleur van de panelen en andere onderdelen maken deel uit van de ontwerpopgave. Die is gericht op minimalisering van de visuele aantasting van het monument.
  • De locatie van de panelen, RRU’s en toebehoren moet zodanig zijn dat de visuele schade minimaal is. Aansluiting bij de geleding van de architectuur kan daaraan bijdragen.
  • Overhoekse plaatsing van antennepanelen is onwenselijk.
  • Camouflerende materialen helpen de visuele aantasting te voorkomen, maar kunnen extra onderhoud vragen.
  • Het vervangen van historisch materiaal door nieuwe materialen - eventueel onder nabootsing van oude materialen - leidt tot verlies van monumentale waarde en is daarom onwenselijk.
  • Architectonische onderdelen hebben, naast materiële en visuele kwaliteiten, ook functionele kwaliteiten. Die kunnen door plaatsing van de antenne-installatie worden geschaad.

Wind, bliksem en brand

Windbelasting

Winddruk kan antennepanelen en -schotels zwaar belasten. Als de panelen bestand zijn tegen bijvoorbeeld windkracht 12 is het belangrijk te weten welke krachten daarbij optreden in de ophang- en bevestigingspunten. Het is nodig vooraf te bepalen of de historische constructie, waaraan de antenne moet worden bevestigd, de belasting kan verdragen, ook in uitzonderlijke situaties.

Bliksembeveiliging

Voor antenne-installaties van vóór 2009 geldt de oude NEN-1014. In 2009 is die norm vervangen door de NEN-EN-IEC 62305. Deel drie daarvan schenkt aandacht aan de bliksembeveiliging (Lightning Protection System (LPS)). Het beveiligen van antenne-installaties wordt echter niet apart behandeld. De beveiligingsklasse van monumenten is LPL-III. Het doel van bliksembeveiliging van de antenne-installatie is het voorkomen van bouwkundige schade door brand. Daarvoor is zowel externe als interne beveiliging noodzakelijk. De ervaring leert dat men vooral de interne bliksembeveiliging niet altijd afdoende aanlegt. Hierdoor voldoet de LPS niet aan de norm en loopt het monument een te hoog risico op schade door blikseminslag. Extra aandacht voor de interne beveiliging is daarom aanbevolen.

Door interpretatieverschillen over de tot 1 januari 2009 geldende norm NEN-2014 blijkt dat bij antennes die al geïnstalleerd zijn onvoldoende bescherming tegen blikseminslag kan zijn gerealiseerd. Wanneer bij bliksem een bestaande bliksembeveiligingsinstallatie in werking treedt, kan er in het antennesysteem een bliksemdeelstroom vloeien en/of een inductiestroom worden opgewekt. Die kunnen de installatie en daarmee het monument in brand zetten. Om het gebouw tegen dat risico te beschermen moet de installateur de volgende maatregelen treffen:

  • De antennemasten en mantel van de coaxkabel worden direct met de (bestaande) bliksemafleider verbonden (vereffening).
  • Overspanningsbeveiliging wordt aangebracht in de elektrische voeding ter plaatse van de veldkast en de zenderkast.
  • De signaalader van de antennekabel(s) moet worden voorzien van een overspanningsbeveiliging in de zenderkast.
  • Als de zenderkast met telefoonlijnen is uitgerust, moeten deze telefoonlijnen, net als de elektrische voeding, bij binnenkomst in het gebouw en bij de zenderkast van een overspanningsbeveiliging worden voorzien.

Brandbeveiliging

Het in- of aanbrengen van een antenne-installatie verhoogt het brandrisico. Extra brandveiligheidsvoorzieningen zijn dus vereist. In torens kan een brandcompartimentering zijn aangebracht, maar dat is niet overal het geval. De bestaande of nieuw in te brengen brandcompartimentering moet men in alle gevallen na het aanbrengen van de installatie op 60 minuten brandwerendheid brengen. Zowel de vergunningverlener als de eigenaar van het gebouw kunnen voorwaarden daarover opnemen in respectievelijk de vergunning en de overeenkomst met de netwerkaanbieder.

Voor de aanleg van een antenne-installatie is het nodig dat men een aantal kabels in het gebouw omhoogvoert. Het doorvoeren van kabelgoten door vloeren moet zodanig gebeuren dat de brandwerendheid van de desbetreffende vloeren en wanden behouden blijft.

De apparatuur van de antenne-installatie brengt men in het algemeen onder in een aantal (metalen) kasten. Het verdient aanbeveling om alle apparatuur in één stalen kast onder te brengen en om die kast te plaatsen in een ruimte met een laag brandrisico en een lage vuurbelasting. Het onderbrengen van deze kasten in ruimten die geheel of gedeeltelijk uit hout bestaan is sterk af te raden. Kabels die door de kast worden gevoerd moeten voorzien zijn van brandwerende doorvoeringen.

Tijdens de aanleg van de antenne-installatie moet men volgens de regels van de brandweer (brand)veilig werken. Dat betekent dat er altijd

  • kennisgeving van de werkzaamheden moet zijn,
  • twee mensen aanwezig moeten zijn, waarvan ten minste één Nederlandstalig,
  • een absoluut rookverbod geldt,
  • een werkende telefoonverbinding aanwezig moet zijn en
  • ten minste twee goedgekeurde draagbare blustoestellen in de directe nabijheid van het werk aanwezig moeten zijn.

Verzekering

Uitgangspunt is het principe dat de antenne-installatie geen schade berokkent aan het monument. Door bijvoorbeeld storm of losgeraakte stukken steen kunnen antennes of delen daarvan echter onverhoopt schade veroorzaken aan gebouwen of personen. Ook kunnen de bijverschijnselen van de antenne-installatie, zoals warmteproductie of blikseminslag, leiden tot gevolgschade. Vooraf moet zijn onderzocht en afdoende geregeld wie voor deze schade verantwoordelijk is. Het schaderisico moet in ieder geval door een verzekering gedekt zijn.

Samenvatting

  • De bevestiging aan het exterieur moet rekening houden met de maximaal op te vangen krachten in het oorspronkelijke materiaal.
  • De norm voor bliksembeveiliging van monumenten is LPL-III. Het LPS moet zowel intern als extern volgens de geldende NEN-normen zijn aangelegd, en adequaat zijn.
  • De brandbeveiliging moet worden aangepast aan de nieuwe situatie.

Beheer en onderhoud van installatie en monument

Werkzaamheden aan de antenne-installatie

De exploitant van de antenne-installatie moet 24/7 toegang tot het monument met de antenne-installatie hebben. Als de locatie slechts bereikbaar is via het eigendom van derden, is afstemming tussen partijen nodig. Een kerktoren kan bijvoorbeeld eigendom zijn van de burgerlijke gemeente, terwijl het kerkgebouw eigendom is van de kerkelijke gemeente.

Voor directe toegang maakt men doorgaans gebruik van een sleutelkluisje. Aangezien er in een toren vaak meerdere netwerkaanbieders gevestigd zijn, kunnen er in een toren evenzoveel sleutelkluisjes nodig zijn. Het bevestigen van kluisjes aan of zelfs het inhakken van kluisjes in bestaand muurwerk levert schade op aan het monument. Het plaatsen van een (betonnen) paal met kluisjes is minder schadelijk. De brandweer maakt ook gebruik van een kluisje. Door een andere kleur of plaats van de kluisjes ten opzichte van het kluisje van de brandweer kan men verwarring voorkomen. Neem de vorm, kleur, locatie en wijze van bevestiging van een kluisje in de vergunningverlening mee om ontoelaatbare schade te voorkomen.

Werkzaamheden in, aan of op het monument

Om te kunnen functioneren moeten antennepanelen vrij ‘zicht’ hebben. Als men voor onderhoud of restauratie van het monument steigers voor de antennepanelen plaatst, kunnen die mogelijk niet meer naar behoren functioneren. De plaatsing van de installaties kan ook gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van onderdelen van het gebouw, zoals delen van het muurwerk, houtconstructies, galmborden, vloeren of lijstwerk. Mogelijk moet men tijdelijke aanpassingen aan (de opstelling van) de antenne-installatie doen, wanneer dat voor inspectie- en restauratiewerkzaamheden aan het monument nodig is. Voor het behoud van het monument is het van belang dat men de werkzaamheden ongehinderd kan uitvoeren, alsof de installatie niet aanwezig is. Dat geldt ook voor andere werkzaamheden in de toren, bijvoorbeeld door de beiaardier of organist. Het verdient aanbeveling dit in het contract tussen eigenaar en netwerkaanbieder vast te leggen.

Vergunningplicht beschermde monumenten

Voor plaatsing, wijziging of uitbreiding van een antenne-installatie met bijbehorende apparatuur in, aan of op een rijksmonument is een omgevingsvergunning vereist op grond van art. 2.1 lid 1 onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Voor de volledigheid moet worden opgemerkt dat deze omgevingsvergunning in het geval van rijksmonumenten alleen niet is vereist als het gaat om een volledig inpandige verandering van een onderdeel van het monument dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft (art. 3a onder 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht). Dit is bij antenne-installaties waarschijnlijk een puur theoretische mogelijkheid.

Bij gemeentelijke en provinciale monumenten bepaalt de desbetreffende verordening of voor het aanbrengen van antenne-installaties een omgevingsvergunning nodig (art. 2.2 lid 1 onder b van de Wabo).

Omgevingsvergunning voor de Wabo-activiteit bouwen

In, aan, op of bij beschermde monumenten

Op grond van de artikelen 2 onder 15, 16 en 17, en 4a lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is ook een omgevingsvergunning voor de Wabo-activiteit bouwen vereist, tenzij de antenne-installatie voldoet aan de eisen in artikel 2, onderdeel 15, 16 en 17 én: - de installatie wordt geplaatst in, aan of op een onderdeel van het monument dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft, of - bij (lees: nabij) het monument.

In rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten

In een rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht geldt een omgevingsvergunningplicht voor de activiteit bouwen, tenzij de antenne-installatie voldoet aan de eisen in artikel 2, onderdeel 15, 16 en 17 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht én voor zover de installatie:

  • een inpandige verandering betreft;
  • een verandering van een achtergevel of achterdakvlak betreft, mits die gevel of dat vlak niet naar openbaar toegankelijk gebied* is gekeerd;
  • geplaatst wordt op erf aan de achterkant van een hoofdgebouw, mits dat erf niet ook deel uitmaakt van het erf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar openbaar toegankelijk gebied* is gekeerd;
  • is geplaatst op gronden die onderdeel zijn van openbaar toegankelijk gebied.

(*) Daaronder wordt ook vaarwater begrepen.

Het plan wordt getoetst aan het beschermende bestemmingsplan, de regels van welstand en mogelijk antennebeleid.

Bevoegd gezag

De gemeente is vergunningverlener. De gemeentelijke monumentencommissie (ook wel commissie ruimtelijke kwaliteit of erfgoedcommissie genoemd) beoordeelt de plannen uit oogpunt van het belang van de monumentenzorg. De welstandscommissie toetst het plan aan de criteria van welstand. Beide commissies (of de geïntegreerde commissie) brengen advies uit aan burgemeester en wethouders (B&W). Om zowel het ontwerpresultaat als de vergunningprocedure te optimaliseren is het raadzaam de plannen in een integraal vooroverleg te bespreken met de gemeente en de desbetreffende commissie(s). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is meestal niet betrokken bij de vergunningverlening voor het plaatsen van antenne-installaties.

Antenneconvenant

De Rijksoverheid, gemeenten (VNG) en de vereniging van mobiele netwerkaanbieders (Monet) hebben in het Antenneconvenant afspraken gemaakt over de plaatsing van antennes waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Omdat het gaat over de opstelling van vergunningvrije antenne-installaties is het convenant slechts in een zeer klein aantal gevallen van toepassing voor plaatsing in, aan of op beschermde monumenten of in rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten.

Huurovereenkomst tussen eigenaar en mobiele netwerkaanbieder

Naast de omgevingsvergunning moet men in de huurovereenkomst tussen de eigenaar van het gebouw en de netwerkaanbieder die de antenne plaatst en onderhoudt een aantal zaken regelen. Een eigenaar kan ook, bovenop de vergunning, voorwaarden stellen. Het afsluiten van een overeenkomst gebeurt bij voorkeur ná verkrijging van de omgevingsvergunning. Voorwaarden uit de omgevingsvergunning (blijkend uit de vergunningvoorschriften) kun je dan toevoegen aan het contract. Het is verder aan te bevelen uitgebreide fotodocumentatie van de situatie voorafgaand aan en na plaatsing van de antenne-installatie te maken, en door beide partijen te laten accorderen.

Uit oogpunt van monumentenzorg is het raadzaam in de overeenkomst bepalingen op te nemen over:

  • de verantwoordelijkheid voor de extra kosten en moeite die samenhangen met het vermijden van schadelijke gevolgen voor het monument en de instandhouding daarvan. Normaliter zijn die voor de netwerkaanbieder;
  • de voertaal op het werk tijdens plaatsing, onderhoud en verwijdering en alle overige contactmomenten;
  • de te gebruiken materialen in de historische constructie;
  • het aanbrengen of aanpassen van de externe en interne bliksembeveiliging van het gebouw met de antenne-installatie volgens de NEN-EN-IEC 62305;
  • het uitsluiten van effecten van plaatsing op de aanwezige (elektro)technische installaties en voorzieningen;
  • de aanpassing van de brandbeveiliging van het gebouw na plaatsing van de antenne-installatie. De bestaande of nieuw in te brengen brandcompartimentering moet men in alle gevallen na het aanbrengen van de installatie (opnieuw) op 60 minuten brandwerendheid brengen;
  • de verzekering van de extra risico’s;
  • het zonder hinder en zonder meerkosten kunnen uitvoeren van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden aan het gebouw (intern en extern), en de mogelijkheid of noodzaak om de antenne-installatie tijdelijk te laten aanpassen of uit te schakelen;
  • de verwijdering van de antenne-installatie wanneer het contract wordt beëindigd of de antenne-installatie niet meer wordt gebruikt, en het terugbrengen in de staat zoals die direct voor de plaatsing was;
  • het onverwijld en zonder meer herstellen van alle bouwkundige (gevolg)schade aan het monument. Bij de daarbij komende kostenverdeling en keuze van de (voor restauratiewerk gekwalificeerde) uitvoerders zou het belang van het monument bepalend moeten zijn.

Lees verder

  • www.agentschaptelecom.nl: dit agentschap van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voert wet- en regelgeving uit op het gebied van digitale infrastructuur en houdt toezicht.
  • www.antennebureau.nl: dit informatiebureau van de Rijksoverheid over antennes is ondergebracht bij Agentschap Telecom. Het bureau biedt actuele informatie over aard en verspreiding van antennes, de nationale nota antennebeleid, en convenanten en hulpmiddelen met betrekking tot antenne-installaties voor gemeenten, waaronder een voorbeeldnota gemeentelijk antennebeleid.
  • www.overalsnelinternet.nl: de website van de directie Digitale Economie van het ministerie van EZK. Deze website geeft praktische informatie over digitale infrastructuur en over 5G. De website is met name bedoeld voor het ondersteunen van gemeenten bij het realiseren van lokaal beleid op het gebied van digitale infrastructuur.
  • www.antenneregister.nl: kaart van opstelplaatsen van antenne-installaties en hun functies, en aanvullende informatie over plaatsing van antenne-installaties.
  • www.monet.nl: vereniging van de mobiele netwerkaanbieders die namens hen de plaatsing van antennes afstemt met overheden, en voorlichting geeft.

Zie ook

Hoort bij deze thema's

Specialist(en)

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 15 aug 2023 om 02:02.