Zuidelijke huisgroep - Boerderijen in Midden-Limburg

Poort en binnenplaats van een boerderij in Asselt bij Roermond. Foto: beeldbank RCE, 2007 CC BY-SA 3.0

Boerderij in een gesloten straatwand in Neeritter. Foto: beeldbank RCE, G.J. Dukker, 1965 CC BY-SA 3.0
Geografie
Het hier omschreven gebied betreft het midden van de provincie Limburg. De noordgrens ligt ongeveer ter hoogte van Venlo en het zuiden reikt tot aan Sittard. De geografische afbakening is enerzijds gekozen vanwege verschillen in boerderijvarianten tussen Midden- en Noord-Limburg en anderzijds vanwege geologische verschillen tussen het midden en zuiden van de provincie, die ook de verschillen in boerderijbouw verklaren.
Ten zuiden van Sittard begint het heuvelachtige krijt-löss-landschap. Het midden bestaat deels uit door de Maas afgezette rivierklei. Ten westen van het Maasdal ligt hogere zandgrond en hoogveen. Dat laatste is een uitloper van de Peel. Vanwege de aanwezigheid van vruchtbare rivierklei langs de Maas was aldaar sprake van een gemengd bedrijf en een relatief hoge welvaart onder boeren.
Op de armere zandgronden daarentegen was een succesvolle agrarische bedrijfsvoering veel moeilijker en waren boeren erg afhankelijk van grote hoeveelheden mest en gunstige seizoensinvloeden. Midden-Limburg kan cultuurhistorisch en op gebied van boerderijbouw gezien worden als een overgangsgebied tussen het noorden en zuiden van de provincie.
Kenmerken
Veel nederzettingen en boerderijen in Midden-Limburg ontstonden in de vroege middeleeuwen. De oevers langs de Maas zijn als eerste ontgonnen. Veel boerderijen in hoeve-vorm laten een eenbeukige opzet zien, waarmee de boerderijtypologische ontwikkeling afwijkt van die in noordelijker streken. Oorspronkelijk bestonden de meeste boerenerven langs de Maas uit kleine, losse, eenbeukige gebouwen. De uitbreidingen vanwege landbouwkundige oplevingen vonden vooral vanaf de zeventiende eeuw plaats. In die periode zijn de houten gebouwen veelvuldig vervangen door stenen gebouwen. Vanwege de aanwezigheid van rivierklei als grondstof voor baksteen vond verstening van de boerderijen langs de Maas als eerste plaats.
Verder westwaarts zaten de armere boeren op de zandgronden; ook daar kwamen in de zeventiende eeuw al bakstenen boerderijen voor. In de boerderijbouw rond Weert en Nederweert zien we vanzelfsprekend meer invloed vanuit Brabant, zoals de toepassing van de langgevelboerderij. Op de zandgronden kwam het hallehuis van oorsprong voor; echter is het hallehuis in Midden-Limburg vanwege de zuidelijke ligging een zeldzaamheid.
Het driebeukige hallehuis bevatte een woongedeelte in de voorste travee en een bedrijfsgedeelte in een of meer traveeën daarachter. De constructie bestond uit ankerbalkgebinten. De zijgevels waren laag en bevatten weinig ramen. De middenbeuk van het woongedeelte was de ruimte waar werd gekookt, gewoond en geleefd. In de zijbeuken bevonden zich bedsteden. Het grootste deel van het bedrijfsgedeelte was in gebruik als rundveestal, waarin het vee in een verdiepte potstal stond. Centraal in de achtergevel zaten grote inrijdeuren. Bij latere uitbreidingen vanuit het hallehuis zijn in Midden-Limburg krukhuisboerderijen of T-boerderijen ontstaan, als gevolg van behoefte tot zijwaartse uitbreiding van het woongedeelte in respectievelijk één en beide richtingen.
Huidige boerderijen
De meeste Midden-Limburgse boerderijen zijn vanuit een eenbeukig gebouw ontstaan, vanwege de invloed uit Zuid-Limburg en aangrenzende gebieden. De oorspronkelijke wanden bestonden uit vakwerk, opgevuld met leem. Bij deze eenbeukige gebouwen ging men bij behoefte tot uitbreiding over tot een lengtebouw, waarbij de eenbeukige opzet in stand bleef. De stenen muren werden dragend, waardoor deze ook hoger opgetrokken konden worden. In veel gevallen ontstonden twee of meer gebouwen met daartussenin een binnenplaats. Voor een efficiënte bedrijfsvoering lag het voor de hand om de verschillende bedrijfsgebouwen op korte afstand van elkaar te plaatsen, met de toegangen naar de binnenplaats gericht. Een muur met poort sloot de binnenplaats af van de straat. Naast een rundveestal werden geleidelijk aan vaak kleinere stallen voor varkens en/of paarden gebouwd, alsmede een graanschuur. Andere ruimten dienden bijvoorbeeld als stookhok, wagenschuur en koelcel.
Langgevel- en hofboerderijen
Sommige boerderijen kregen hierdoor een langgevelvorm, vergelijkbaar met die in Oost-Brabant. Bij verdere uitbreidingen ontstond een U-vorm: een aan drie zijden gesloten hofboerderij met binnenplaats, of carrévormige of rechthoekige boerderijen. Sommige daarvan hadden woon- en bedrijfsgebouwen aan twee parallelle zijden, terwijl de dwarse zijden door muren en een poort waren afgesloten. In dichtbebouwde (lint)bebouwingen langs de rivier lagen de boerderijen aan elkaar. De voorgevels maakten een gesloten indruk, maar waren in Midden-Limburg wel van meer deuren en ramen voorzien dan in Zuid-Limburg. Tussen de verschillende bedrijfsonderdelen bevonden zich meestal geen deuren; verplaatsingen gingen via de binnenplaats. Er zijn ook nieuwgebouwde boerderijen die geheel als hofboerderij zijn gebouwd; deze dateren vooral vanaf de achttiende eeuw. Sommige van deze boerderijen maken onderdeel uit van een kasteel. De meeste hofboerderijen staan in de gebieden langs de Maas ten zuiden van Venlo, alwaar de waarschijnlijke invloed vanuit Zuid-Limburg is waar te nemen.
Kortom zien we in Midden-Limburg zowel invloed vanuit het noorden ofwel vanuit de driebeukige hallehuisvorm, als uit het zuiden, waar een eenbeukige (hof-)boerderij gebruikelijk was. De laatste vorm lijkt – zeker in de gebieden langs de rivier – te overheersen.
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema's BegrippenSpecialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 5 dec 2024 om 03:01.