Zuidelijke huisgroep - Boerderijen in Noord-Limburg


Introductie

De boerderijen in Noord-Limburg liggen typologisch gezien in een overgangsgebied. In deze regio is invloed van zowel het hallehuis uit de noordelijker gebieden als van de langgevel in Brabant en uit de rest van Limburg.
grote boerderij met binnenplaats in een rustiek landschap
Boerderij bij Venray. Foto: beeldbank RCE, J.P. de Koning, 2001 CC BY-SA 3.0
hofboerderij in een landschap met bomen
Grote boerderij met binnenplaats bij Blitterswijck. Foto: beeldbank RCE, Ruben Schipper, CC BY-SA 3.0

Geografie

Het gebied, waarop deze typologische beschrijving betrekking heeft, omvat het noorden van de provincie Limburg. De zuidgrens ligt ongeveer ter hoogte van Venlo. Voor deze grens is gekozen, omdat ten noorden hiervan vooral veel Brabantse invloed in de boerderijbouw is te zien, terwijl ook varianten van het hallehuis voorkomen. Verder naar het zuiden komt de typisch Limburgse hofboerderij steeds vaker voor. De geologie en ontginningsgeschiedenis van Noord-Limburg hangen nauw samen met de loop van de rivier de Maas. Langs de gehele Maas ligt vruchtbare rivierklei en de rivier zorgde voor goede vaarverbindingen met de steden. Ten westen hiervan liggen van oudsher arme zandgronden en de hoogveengebieden van de Peel. De ontginning van Noord-Limburg begon in de latere middeleeuwen. De rivierkleigebieden zijn het vroegst ontgonnen en aldaar waren de meest welvarende boerderijen te vinden. De zand- en hoogveengronden zijn pas later ontgonnen en werden tot in de negentiende eeuw gekenmerkt door armoede onder de boeren. Daardoor ogen veel boerderijen in laatstgenoemde gebieden kleiner dan die op de rivierklei. In Noord-Limburg was het gemengde bedrijf aanwezig.

Kenmerken

Er komen verschillende boerderijvarianten voor, die als gezegd typologisch gezien ontstaan zijn vanuit het hallehuis. Het hallehuis is een driebeukige boerderij op een rechthoekige plattegrond, waarvan de constructie bestaat uit ankerbalkgebinten. De zijgevels waren laag en hadden weinig ramen. In de voorste travee woonde het boerengezin; de middenbeuk was het grote woonvertrek, waar werd geleefd, gekookt op een stookplaats tegen de brandmuur en gegeten. In de zijbeuken bevonden zich bedsteden en een spoelruimte. De achterste traveeën fungeerden als het bedrijfsgedeelte, waarvan de middenbeuk als potstal diende en de zijbeuken als (kleinere) paardenstal, jongvee- en varkensstal. Boven een slietenvloer op de zolder werd de oogst opgeslagen. Centraal in de achtergevel zaten meestal grote deeldeuren. Tussen het woon- en bedrijfsgedeelte lag de voorstal, van waaruit het vee werd gevoerd. De voorstal diende ook als werk- en dorsruimte.

Huidige boerderijen: invloed van Brabantse en Limburgse varianten

De boerderijontwikkeling heeft in Noord-Limburg tot eigen boerderijvormen geleid, waarbij er enigszins samenhang te bespeuren met Zuid-Limburgse boerderijen is en nog meer met de Oost-Brabantse. Een belangrijk proces bij de boerderijontwikkeling in Noord-Limburg was de verstening, die vanaf de vroege zeventiende eeuw plaatsvond – eerder dan op de zandgronden elders. De nabije ligging van de rivier en de aanwezigheid van rivierklei vormden waarschijnlijk de aanleiding voor dit proces. De meest welvarende boeren lieten als eersten stenen boerderijen bouwen. Door de verstening wijzigde de constructie van de boerderij, hetgeen weer invloed had op de ruimtelijke indeling ervan. De van oudsher aanwezige driebeukige opzet maakte in veel gevallen plaats voor een éénbeukige ruimte. Uitbreidingen in de lengterichting van zowel het woon- als het bedrijfsgedeelte hebben in de aan Brabant grenzende gebieden tot een langgevelboerderij geleid. De deeldeuren bevonden zich in de lange gevel.

Hofboerderijen

Elders in Noord-Limburg treffen we heel andere varianten aan. Zo kwam het voor dat het woonhuis in de dwarsrichting(en) is uitgebreid, waardoor een T- of een krukhuisboerderij is ontstaan. De uitbreiding van het woongedeelte was het gevolg van de behoefte aan extra vertrekken. Ook is een rechthoekig boerderijtype overgeleverd, waarin in enkele gevallen nog de elementen van het vroegere hallehuis zichtbaar zijn, die (later) al dan niet is uitgebreid tot een L-vormige boerderij. Dergelijke uitbreidingen zien we bij de kleine en middelgrote boerderijen. De grootste boerderijen zijn voornamelijk uitgebreid tot de voor Limburg kenmerkende hofboerderij: de gebouwen staan rondom een al dan niet geheel omsloten binnenplaats. Tot in het uiterste noorden van Limburg komt deze boerderijvariant voor, maar beduidend minder dan zuidelijk van Venlo.

Dergelijke boerderijen hebben een grote binnenplaats (de cour) die hier en daar vierkant of rechthoekig van vorm was, maar vanwege de vele uitbreidingen van de gebouwen veelal ook onregelmatig. Sommige hofboerderijen zijn aan drie van de vier zijden omsloten. De toegangsdeur zit soms in een afsluitende muur, maar elders geven de deeldeuren voor en achter toegang tot de binnenplaats. De meest monumentale en grootste complexen waren voorzien van een poortgebouw. Bij Noord-Limburgse hofboerderijen zijn vaak nog restanten van een driebeukige indeling waar te nemen bij het woon- en stalgedeelte. Latere toevoegingen zijn doorgaans éénbeukig uitgevoerd, waardoor de bedrijfsgebouwen verschillen in vorm en afmetingen.

Vanaf de negentiende eeuw zijn compleet nieuwe boerderijen in Noord-Limburg gebouwd; deze hebben meestal een eenbeukige opzet en zijn – afhankelijk van de geografische ligging en de mate van welvaart van de boer – als een langgevelboerderij of hofboerderij op een rechthoekige of L-vormige plattegrond opgetrokken.

U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 5 dec 2024 om 03:05.