Uiterwaard de Rijnstrangen
< Aardkundig erfgoed - inleiding
Samenvatting
De Rijnstrangen zijn een voormalige uiterwaard van de Nederrijn, dat de Ossenwaard, de Grote en Kleine Gelderse Waard en de Pannerdensche waard omvat. In de uiterwaard is ligt de voormalige loop van de Nederrijn (de Oude Rijn), die hier tot 1707 actief was. In de binnenbocht van deze geul is een goed bewaard kronkelwaardreliëf te zien. Dit reliëf bestaat uit ruggen en geulen in de binnenbocht van de Oude Rijn, waarvan de oude loop nog goed als een depressie in het landschap te zien is. Toen bij Pannerden het Pannerdens kanaal in 1707 werd aangelegd, verliet de Rijn dit gebied definitief en kon alleen nog bij hoog water het gebied overstromen.
Aardkundig fenomeen (primair)
kronkelwaardreliëf
Overige aardkundige fenomenen
crevassegeul, meanderruggen en -geulen, oeverwal, restgeul
Periode(s)
- Holoceen - Subatlanticum
Gevormd door
rivieren
Kenmerkendheid
- Gebieden met één van het best bewaarde uiterwaardreliëf, bestaande uit kronkelwaardgeulen en ruggen.
- Belangrijk voor de waterverdeling door de Nederlandse delta: het proces van het verlaten van de Nederrijn als belangrijke riviertak voor de18e eeuw is hier goed te zien.
Ontstaansgeschiedenis
Het ontstaan van het Rijnstrangengebied
De Rijnstrangen vormden tot in de 18e eeuw de uiterwaarden van de Nederrijn die net bovenstrooms van dit gebied, ter hoogte van Lobith, van de hoofdloop van de Rijn afsplitste (Afb. 1).
De Nederrijn begon in de loop van de 16e eeuw echter steeds meer te verzanden. Dit was het gevolg van bochtverplaatsing vlak na het splitsingspunt dat destijds ten zuiden van Lobith lag. De verzanding van de Nederrijn, had tot gevolg dat de afvoer in deze tak zeer sterk afnam. Vanwege de negatieve gevolgen voor de bevaarbaardheid, waterverdeling en transportmogelijkheden van de Nederrijn en de IJssel werd in 1707 het Pannerdens Kanaal aangelegd (Afb. 1). Omdat deze doorsteek ten westen van het Rijnstrangengebied werd gerealiseerd, verdween hier de rivieractiviteit nog verder en werd het Rijnstranggebied een overlaatgebied. Tot 1959 kon het gebied tijdens hoogwater vanuit de Rijn overstromen. Tegenwoordig vindt via enkele restgeulen alleen nog lokale afwatering plaats.
De uiterwaarden in het Rijnstrangengebied bestaan nu uit een afwisseling van ruggen en geulen, die kenmerkend is voor kronkelwaarden. De ruggen bestaan uit beddingzand met daarop zavels (zandige klei) en lichte klei, de geulen hebben een kleivulling van enkele meters dik. De Oude Rijn is de laats actieve restgeul van het gebied (Afb. 1 en 2). Hoewel de Rijn hier al sinds ca. 2500 jaar geleden actief was, stamt het huidige reliëf grotendeels uit het einde van de 17e eeuw. Het reliëf is nog vrij goed intact, alleen in de Ossenwaard is veel afgegraven voor de kleiwinning (Afb. 1). Recentelijk zijn ook delen van de Kleine Geldersche Waard vergraven in het kader van natuurontwikkeling.
Oeverwallen, crevassen en afgesneden meanders
Ten noorden van het Rijnstrangengebied liggen buitendijks nog oeverwallen en crevasses op Rijnterrassen uit het einde van de laatste ijstijd. Verder stroomafwaarts, bij Groessen en Loo, liggen nog twee oude meanderbochten die tijdens of net na de Romeinse tijd afgesneden zijn door de Nederrijn (Afb.1.). De restgeulen van beide meanderbochten zijn nog goed in het landschap te zien (o.a. de Lee is nog watervoerend). Bij 't Looveld ligt in de binnenbocht van de oude meander ook ook fraai kronkelwaardreliëf.
Huidige aardkundige processen
Af en toe overstroming door de geulen? Veenvorming?
Bodems en waterhuishouding
De bodems van de oeverwallen bestaan vooral uit kalkhoudende ooivaaggronden (zavel en lichte klei). In het gebied treedt kwel op vanuit Rijn en omliggende stuwwallen.
Relatie met archeologie en cultuurhistorie
- De Romeinse limes lag langs dit gebied, net naast de Rijnstrangen bij Herwen is een tempel gevonden.
- De wielen aan de zuidkant Pannerdensche waard getuigen van een strijd tegen het water.
- In het gebied van de Rijnstrangen zijn diverse generaties dijken aangelegd.
- De Rijnstrangen laten een verlatende dichtslibbende rivier zien, wat grote gevolgen had voor de waterverdeling in de Nederlandse delta. Daarom is dit gebied een belangrijk onderdeel van de waterstaatkundige geschiedenis.
Verder lezen
- Cohen, K. M., Stouthamer, E., Hoek, W. Z., Berendsen, H. J. A., & Kempen, H. F. J. (2009). Zand in banen: zanddieptekaarten van het Rivierengebied en het IJsseldal in de provincies Gelderland en Overijssel.
- Cohen, K. M., Stouthamer, E. Pierik, H.J., Geurts, A.H. (2012). Vernieuwd Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn-Maas Delta.
- Gonggrijp, G. P. (1988). Gea-objecten van Gelderland. Leersum, Rijksinstituut voor natuurbeheer, RIN-rapport, 88, 64.
- Kleinhans, M. G., Cohen, K. M., Hoekstra, J., & IJmker, J. M. (2011). Evolution of a bifurcation in a meandering river with adjustable channel widths, Rhine delta apex, The Netherlands. Earth Surface Processes and Landforms, 36(15), 2011-2027.
- Toonen, W.H., Kleinhans, M.G., & Cohen, K.M. (2012). Sedimentary architecture of abandoned channel fills. Earth surface processes and landforms, 37(4), 459-472.
Overlap met eerder benoemd aardkundig erfgoed
- GEA-objecten: 40O6, Oude Rijn, oud rivierenlandschap.
- Van Beusekom 2007: GL 7, Oude Rijn.
Zie ook
Aardkundig erfgoedKronkelwaard, strangen
Specialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 21 sep 2023 om 03:00.