Attentielijst bedreigde wilde bomen en struiken

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 31 jul 2024 om 23:17
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Introductie

Het doel van deze lijst is aandacht te vragen voor deze bedreigde en kwetsbare bomen en struiken en de focus van beheerders, overheden en groene organisaties op het behoud van de bedreigde wilde bomen en struiken in hun eigen provincie te richten. Het uiteindelijke doel is om van elke soort op de lijst een levensvatbare provinciale populatie te behouden. Populaties van deze soorten verdienen voorrang bij beheer om te voorkomen dat er nog meer populaties in de provincie uitsterven.

Logo's van de betrokken partijen: Wilde Bomen (wildebomen.nl), Ecologisch adviesbureau Maes en Landschapsbeheer Flevoland
Logo's van de betrokken partijen

Inleiding

Wilde (autochtone) bomen en struiken vormen de basis van de biodiversiteit van oude bossen, houtwallen, heggen en struwelen. Bossen met wilde bomen noemen we ‘oude boskernen’, ofwel ancient woodlands. Bomen en struiken staan niet op zichzelf maar zijn het centrum voor een uitgebreid voedselweb dat rondom bomen en struiken is geëvolueerd. Dit is de oorspronkelijke biodiversiteit. Het resultaat van zo’n tienduizend jaar evolutie in de Lage Landen. Elke boom- of struiksoort heeft een web van organismen om zich heen die leven van, of een associatie vormen met die specifieke soort. Oude boskernen zijn ook waardevol vanwege hun oude bosbodem. De biodiversiteit in de bodem is zeer groot en vrijwel onbekend.

In Nederland komen ongeveer honderd soorten inheemse bomen en struiken met wilde populaties voor. Naar schatting is de helft van deze inheemse soorten bedreigd in hun voortbestaan. Er zijn zelfs al landelijk zo’n vijf soorten uitgestorven. Dit proces van uitsterven is nog steeds bezig. Jaarlijks verdwijnen er in ons land op naar schatting vijf locaties wilde populaties. Bovendien zijn veel lokale populaties (te) klein en ook daardoor bedreigd in hun voortbestaan. Door goed beheer van de laatste groeiplaatsen is het mogelijk deze trend te keren en de populaties wilde bomen en struiken in Nederland weer te laten groeien. Hiervoor is meer aandacht en focus op het behoud nodig. Om te weten over welke soorten het gaat hebben Ecologisch Adviesbureau Maes, bureau Wilde bomen en Landschapsbeheer Flevoland in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) per provincie zogenoemde ‘attentielijsten’ opgesteld. Deze lijsten geven een overzicht van de bedreigde wilde populaties van inheemse boom- en struiksoorten per provincie.

Genetische variatie is de motor van de evolutie

Een wilde populatie van bomen of struiken heeft een veel grotere genetische bandbreedte dan aangeplante populaties. Bij aanplant, zelfs van autochtoon plantgoed, is de variatie minder groot. Genetische variatie binnen een populatie maakt die weerbaar voor veranderingen in klimaat en milieu. Een deel van de populatie kan beter aangepast zijn en daardoor overleven onder nieuwe omstandigheden. Daarvoor is het nodig dat een populatie groot genoeg is, want in een natuurlijke populatie is elk individu een beetje verschillend. De grote genetische variatie is één van de kernwaarden van de wilde bomen en struiken. Maar ook bij kleine populaties is behoud vanuit het voorzorgsprincipe gewenst. Bedacht moet worden dat met het verdwijnen van een soort talloze andere organismen mee verdwijnen.

Gangbare bomen en struiken in de handel zijn geselecteerd op eigenschappen die voor de mens waardevol zijn zoals een rechte stam, snelle groei, grotere vruchten, mooiere bloemen en sierbladeren. Bij deze selectie is een groot deel van de natuurlijke variatie en dus het aanpassingsvermogen verloren gegaan. Dergelijke bomen staan in 97 % van het Nederlandse bos.

Natuurlijk bos in Nederland is zeer schaars

Wilde bomen en struiken op oude groeiplaatsen groeien in minder dan 3% van het totale areaal van bossen en landschapselementen, bestaande uit bomen en struiken, in Nederland. En ook op deze plekken is slechts een deel van het oppervlak begroeid met wilde bomen en struiken. Aangeplante bomen met een andere herkomst, houtteeltsoorten, invasieve exoten en door wind en vogels verspreide tuin- en parkplanten hebben, ook in oude bossen, vaak de overhand. Nieuwe aanplant met autochtoon plantmateriaal heeft niet dezelfde waarde als oud natuurbos.

Welke bossen en landschapselementen zijn oud?

De groeiplaatsen staan weergegeven op de kaart Landschappelijk Groen Erfgoed van de RCE. De kaart is te vinden op kaart groen erfgoed.

Inheems of wild/autochtoon

De meeste inheemse boom- en struiksoorten hebben een groot natuurlijk verspreidingsgebied in Europa. Binnen het totale verspreidingsgebied in Europa komen echter grote genetische verschillen binnen de soort voor. Bij inheemse soorten wordt daarom onderscheid gemaakt tussen autochtone (ofwel wilde) en niet-autochtone bomen en struiken. Een autochtone boom is niet alleen als soort inheems maar ook als individu lokaal genetisch inheems. Een autochtone boom is een onderdeel van een populatie die zich hier sinds de laatste ijstijd spontaan heeft gevestigd. De mens kan daar deels ook een rol in gespeeld hebben, maar dan moet het plantgoed te herleiden zijn tot autochtone populaties. Zo hebben oude traditionele bosbouwmethoden als het hakhout en knotbeheer, geleid tot behoud van wilde bomen en struiken.

Niet autochtone bomen hebben een andere, vaak onbekende, herkomst en zijn buiten hun oorsprongsgebied aangeplant of verwilderd. Een boom of struik kan dus inheems zijn in Nederland en niet autochtoon. Dan komt het plantgoed van buiten Nederland en/of groeit de boom buiten het natuurlijke verspreidingsgebied. Elke boomsoort heeft een natuurlijk areaal en buiten het areaal is die boom of struiksoort niet inheems. Deze arealen lopen natuurlijk niet synchroon met landsgrenzen. De term inheems is onnauwkeurig, heeft een andere definitie en volgt de landsgrenzen wel.

Beheertips

  • Het behoud van de zeldzame wilde bomen en struiken vraagt een deskundig beheer op maat. Grootschalig machinaal beheer is hiervoor niet geschikt. Vrijwilligers kunnen hierin een nuttige rol spelen.
  • Inventarisatie van de soorten op de lijst, op kaart zetten en markeren van wilde bomen en struiken zodat ze gespaard blijven bij het uitvoeren van werkzaamheden. Dit geldt ook voor de aanwezige natuurlijke verjonging.
  • Veel bedreigde soorten zijn lichtminners die verdwijnen door de aanwezigheid van invasieve exoten of achterblijven van beheer waardoor het bos te donker wordt. Bestrijding van invasieve soorten en vrijstellen zijn goede maatregelen.
  • Niet aanplanten in de directe nabijheid van bosranden van oude boskernen om beschaduwing en genetische vervuiling te voorkomen. Minimaal 30 meter afstand houden bij nieuwe aanplant is wenselijk.
  • Voor aanplant van niet-autochtone bomen en struiken in de omgeving van oude boskernen (waaronder A-locaties en Natura 2000 bossen) is een afstand van 250 meter wenselijk.

Onderstaande lijst is een bewerking van bijlage 2 uit het RCE rapport “Behoud groen Erfgoed”. Het rapport is te vinden op behoud groen erfgoed.

De attentielijst bestaat uit de meest bedreigde inheemse soorten in elke provincie waarvan de wilde populatie bedreigd of kwetsbaar is. Bij het beheer van de oude boskernen en houtwallen is het raadzaam niet alleen deze bomen en struiken te ‘sparen’, maar het beheer af te stemmen op alle aanwezige wilde bomen en struiken, ook de niet bedreigde.


Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: wildebomen.nl.
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 13 okt 2024 om 00:45.