Beeldende Kunstenaarsregeling (deelcollectie): verschil tussen versies

Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4: Regel 4:
|Voorkeurslabel=beeldend kunstenaarsregeling
|Voorkeurslabel=beeldend kunstenaarsregeling
|Kennisitemtype=Deelcollectie
|Kennisitemtype=Deelcollectie
|Introductie=De geschiedenis van de BKR begon in de jaren twintig van de vorige eeuw, toen de overheid voor het eerst beeldende kunstenaars financieel steunde met opdrachten voor kunst in de openbare ruimte. Tijdens de oorlog (1940-1945) voerde de Duitse bezetter een cultuurbeleid met een grote sociale component. Dat leidde na de oorlog in de meeste grote steden samen met de initiatieven uit de jaren dertig tot sociale hulp aan kunstenaars.  Om meer uniformiteit in die hulp te brengen, kondigde de minister van Sociale Zaken in 1949 een landelijke arbeidsregeling af: de Beeldende Kunstenaarsregeling, tot 1956 de Contraprestatie geheten. De regeling voorzag erin dat een armlastige kunstenaar in ruil voor een artistieke tegenprestatie (een kunstwerk, al dan niet in opdracht, of een dienst zoals het organiseren van een tentoonstelling) tijdelijk een inkomen kreeg zodat hij zich aan zijn beroep kon blijven wijden.
|Introductie=De Beeldende Kunstenaarsregeling bood kunstenaars van 1949 tot 1987 die niet van hun werk konden leven een tijdelijk inkomen in ruil voor kunstwerken. 5.688 kunstenaars maakten er op enig moment gebruik van de regeling.
|Omschrijving=De BKR kon vanaf het begin rekenen op kritiek. Het was een openeinderegeling, zonder vast begroot bedrag op de rijksbegroting. Dit had tot voordeel dat iedereen die aan de toelatingscriteria voldeed werd toegelaten, maar als nadeel dat de kosten niet konden worden beheerst. Op langere termijn bleken kunstenaars te veel op dit vangnet te vertrouwen en niet genoeg te ondernemen om zelfstandig een artistieke loopbaan vorm te geven, wat ze extra moeilijk werd gemaakt omdat ze voor hun werk soms drie keer zo veel kregen als op de vrije markt.  
|Omschrijving===Beschrijving==
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bezat in 1987 221.000 schilderijen, tekeningen, grafiek, beelden, sieraden, objecten, video’s, etc. Ruim 200.000 werken zijn sindsdien geschonken aan instellingen, teruggegeven aan de makers en overgedragen aan de kunstuitleen. De Rijksdienst heeft er ongeveer 20.000 gehouden. Ze worden uitgeleend aan musea, ministeries, ambassades en aan tentoonstellingen en manifestaties. 
 
==Geschiedenis==
De geschiedenis van de BKR begon in de jaren twintig van de vorige eeuw, toen de overheid voor het eerst beeldende kunstenaars financieel steunde met opdrachten voor kunst in de openbare ruimte. Tijdens de oorlog (1940-1945) voerde de Duitse bezetter een cultuurbeleid met een grote sociale component. Dat leidde na de oorlog in de meeste grote steden samen met de initiatieven uit de jaren dertig tot sociale hulp aan kunstenaars.  Om meer uniformiteit in die hulp te brengen, kondigde de minister van Sociale Zaken in 1949 een landelijke arbeidsregeling af: de Beeldende Kunstenaarsregeling, tot 1956 de Contraprestatie geheten. De regeling voorzag erin dat een armlastige kunstenaar in ruil voor een artistieke tegenprestatie (een kunstwerk, al dan niet in opdracht, of een dienst zoals het organiseren van een tentoonstelling) tijdelijk een inkomen kreeg zodat hij zich aan zijn beroep kon blijven wijden.
 
De BKR kon vanaf het begin rekenen op kritiek. Het was een openeinderegeling, zonder vast begroot bedrag op de rijksbegroting. Dit had tot voordeel dat iedereen die aan de toelatingscriteria voldeed werd toegelaten, maar als nadeel dat de kosten niet konden worden beheerst. Op langere termijn bleken kunstenaars te veel op dit vangnet te vertrouwen en niet genoeg te ondernemen om zelfstandig een artistieke loopbaan vorm te geven, wat ze extra moeilijk werd gemaakt omdat ze voor hun werk soms drie keer zo veel kregen als op de vrije markt.  


Vanaf 1969 groeide het aantal kunstenaars en kunstwerken in de BKR zo hard dat moest worden ingegrepen. De rijksoverheid ging strengere toelatingseisen stellen aan kunstenaars, nieuwe depots voor kunstwerken bouwen en stelde vanwege de economische recessie de regeling in het algemeen ter discussie. In de jaren zeventig werd de druk op de BKR steeds groter. Het ministerie kwam telkens met nieuwe aanpassingen en de kunstenaars organiseerden steeds meer protestacties, onder andere bezettingen van musea. In de jaren tachtig vond de regering de regeling ten slotte definitief te exclusief en te duur en hief de BKR op 1 januari 1987 op.  
Vanaf 1969 groeide het aantal kunstenaars en kunstwerken in de BKR zo hard dat moest worden ingegrepen. De rijksoverheid ging strengere toelatingseisen stellen aan kunstenaars, nieuwe depots voor kunstwerken bouwen en stelde vanwege de economische recessie de regeling in het algemeen ter discussie. In de jaren zeventig werd de druk op de BKR steeds groter. Het ministerie kwam telkens met nieuwe aanpassingen en de kunstenaars organiseerden steeds meer protestacties, onder andere bezettingen van musea. In de jaren tachtig vond de regering de regeling ten slotte definitief te exclusief en te duur en hief de BKR op 1 januari 1987 op.  

Versie van 15 dec 2020 12:18

Elementtype ontbreekt of is ongeldig.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 15 dec 2020 om 12:18.