Booronderzoek: verschil tussen versies

kGeen bewerkingssamenvatting
k (Tekst vervangen - "|Elementtype=Kennisitem" door "|Elementtype=Artikel")
Regel 1: Regel 1:
{{#element:
{{#element:
|Paginanaam=Booronderzoek
|Paginanaam=Booronderzoek
|Elementtype=Kennisitem
|Elementtype=Artikel
|Voorkeurslabel=Booronderzoek
|Voorkeurslabel=Booronderzoek
|Kennisitemtype=Factsheet
|Kennisitemtype=Factsheet

Versie van 25 jan 2021 12:46

Introductie

Booronderzoek is een methode van Inventariserend Veldonderzoek (IVO) om archeologische resten door middel van een boor op te sporen en te onderzoeken en de aardkundige context van deze resten vast te stellen.

Afbeelding 1. Booronderzoek tijdens archeologische prospectie foto RCE
Afbeelding 1. Booronderzoek tijdens archeologische prospectie foto RCE
Afbeelding 2. Voorbeeld van booronderzoek
Afbeelding 2. Voorbeeld van booronderzoek
Afbeelding 3. Voorbeeld van booronderzoek
Afbeelding 3. Voorbeeld van booronderzoek

Methode

Het onderzoek richt zich op het opsporen van vindplaatsen met een (in de boring) duidelijk herkenbare archeologische laag. Het opgeboorde sediment wordt niet gezeefd. De boorkern wordt met een boormes gesneden en met het blote oog geïnspecteerd op kleur en andere eigenschappen (zie Wijze van waarneming).

Techniek

Booronderzoek wordt normaliter handmatig uitgevoerd met een 3 cm guts of een Edelman-boor met een boordiameter van 7 cm. Edelman-boringen die handmatig worden gezet, beperken zich normaliter tot de bovenste 2 m van de bodem. Voor het opsporen en onderzoeken van vindplaatsen op grotere diepte (> 2 m) onder het huidige maaiveld kunnen mechanische boringen worden gezet. Voorwaarde voor het herkennen van een archeologische laag is dat gebruik wordt gemaakt van een type boor dat boorkernen oplevert van een hoge kwaliteit. Het voordeel van een gutsboor is dat de kernen geen of geringe mate verstoring en verdichting (compactie) hebben. Hierdoor is de bodemkundige en sedimentaire structuur goed zichtbaar.

Strategie

De afstand tussen de boorraaien en de boorpunten binnen één raai (samen het boorgrid), is afhankelijk van de omvang van de verwachte vindplaatsen. Voor middelgrote en grote vindplaatsen kan volstaan worden met een boorgrid waar de boringen relatief ver uiteen worden gezet. Voor kleinere vindplaatsen zal een fijner boorgrid moeten worden gehanteerd.

Omvang en datering verwachte vindplaats Boorgrid Diameter guts / boor Waarnemingstechniek
Steentijd
Klein (50-200 m²) 9 x 11 m 3 cm / 7 cm Boormes
Middelgroot (200-1000 m²) 20 x 25 m 3 cm / 7 cm Boormes
Groot ( > 1000 m²) 40 x 50 m 3 cm / 7 cm Boormes
Bronstijd-middeleeuwen
Huisplaats(en): 500-2000 m² 30 x 35 m 3 cm / 7 cm Boormes
Nederzetting: > 8000 m² 80 x 90 m 3 cm / 7 cm Boormes

Overzicht van technieken en strategieën van booronderzoek voor het opsporen van vindplaatsen met een archeologische laag

Wijze van waarneming

Het booronderzoek richt zich op het vaststellen van een archeologische laag, en niet (primair) op het verzamelen van vondstmateriaal. Het opgeboorde sediment wordt om deze reden niet gezeefd. Indien een archeologische laag aanwezig is, wordt met behulp van een boormes de boorkern opengesneden voor het verzamelen van gegevens over de samenstelling en conservering van de archeologische laag. Voorbeelden van deze gegevens zijn het kalkgehalte, en de aard en hoeveelheid van plantenresten, kleine botfragmenten en houtskool.

Voorbeeld

Zie Afbeelding 2 en 3.

In het Midden-Nederlandse rivierengebied komen vindplaatsen met een archeologische laag veel voor. Het betreffen doorgaans nederzettingsterreinen uit de periode bronstijd-middeleeuwen. In onderstaand voorbeeld is er sprake van een grote en een kleine vindplaats in het te onderzoeken gebied. De grote vindplaats heeft een omvang van ruim een halve hectare en wordt aan de hand van een 35 x 40 m boorgrid opgespoord. De kleine vindplaats, een geïsoleerde huisplaats, heeft een oppervlakte van ca. 800 m2 en wordt met dit boorgrid gemist. Voor het opsporen van deze vindplaats is een dichter boorgrid nodig.

Combinatie met andere methoden

Booronderzoek (zonder zeeftechniek) wordt als afzonderlijke methode geadviseerd voor het opsporen van vindplaatsen met een archeologische laag. Nadat een vindplaats is opgespoord, wordt vrijwel altijd proefsleuvenonderzoek geadviseerd voor het verzamelen van aanvullende gegevens met het oog op het (verder) toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting.

Richtlijnen en aanvullende informatie

RCE 2006: Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (versie 1.0), Hoofdstuk 6, Archeologische prospectie, 28-30. Amersfoort

SIKB 2012: KNA-Leidraad IVO Karterend Booronderzoek, versie 2.0., 46, Gouda (www.sikb.nl).

SIKB 2018: Protocol 4003, Inventariserend Veldonderzoek (landbodems), VS03 Uitvoeren booronderzoek, Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 4.1, 26-27, Gouda (www.sikb.nl).

Tol, A., Ph. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen 2004: Prospectief boren. Een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie, Amsterdam (RAAP-Rapport 1000).

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 25 jan 2021 om 12:46.