Crematie-onderzoek

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 23 nov 2022 om 03:01

Introductie

Crematie-onderzoek helpt bij het verkrijgen van inzicht in menselijke crematies.

In het kort

Doel: per individu: vaststelling geslacht, leeftijd, compleetheid of bewuste incompleetheid; per grafveld aanvullend: samenstelling populatie (minimaal aantal individuen, man/vrouw verhouding, leeftijdverdeling).
Bruikbaar voor: het verkrijgen van inzicht in menselijke crematies.
Nodig: crematieresten, idealiter door specialist ter plekke opgegraven of ‘en bloc’ gelicht, urn met resten, ‘en bloc’ gelicht bij voorkeur voorzien van omliggend grondmonster.
Foto van een Mayen aardewerken urn
De meeste crematies werden in het verleden begraven in potten, zoals deze urn van Mayen aardewerk uit de vroege middeleeuwen. Foto: Rijksmuseum van Oudheden.
Foto van een grafheuvel
Urnen met crematieresten werden vaak onder grafheuvels begraven. Omdat er vaak kostbare grafgiften werden toegevoegd en de heuvels ook in de afgelopen eeuwen al herkend zijn, zijn veel grafheuvels leeggeroofd. Bij opgraving blijkt de heuvel verstoord en de urn te ontbreken. Foto: Alamy.
kostbaarheden uit het vorstengraf van Oss, onder andere een bronzen situla en veel kostbare bijgiften.
Waarschijnlijk het bekendste crematiegraf van Nederland is het vorstengraf van Oss. In een bronzen situla met veel kostbare bijgiften werd een man begraven naar wie al veel onderzoek gedaan is. Zijn crematieresten gaven aanleiding tot reconstructies die varieerden van een oudere, dikkige heer tot een vitale man, wat wellicht de beperkingen tot gedetailleerde uitspraken op basis van dit onderzoek weergeeft. Foto: Rijksmuseum van Oudheden.

In grote delen van de geschiedenis zijn de doden niet direct als lichaam begraven. In sommige gevallen werden overledenen gewoonweg achtergelaten, in andere gevallen werden zij gecremeerd. Crematies werden soms op de resten van de brandstapel achtergelaten, soms afgedekt en soms werden de resten in een urn verzameld en dan begraven of bijgezet in een grafheuvel. Bij verbrandingen in open vuur vergaat het lichaam niet geheel tot stof, zoals veel mensen denken. Een crematie bestaat uit gedeeltelijk verbrande stukken bot (en resten van de brandstapel), waardoor de vragen die bij inhumatie-onderzoek gesteld worden, deels ook voort crematie-onderzoek gelden.

Kansen en beperkingen

Hoewel crematieresten niet zoveel informatie leveren als inhumatieresten, biedt dit onderzoek wel degelijk kansen. Crematieresten blijven bijvoorbeeld vaker bewaard en de potentiële dataset is in zijn algemeenheid dus groter. Crematies in urnen zijn daarbij in een relatief beschermde context bewaard gebleven waardoor zij een relatief ‘compleet’ beeld kunnen geven.

Uitspraken over lengte, doodsoorzaak en pathologische afwijkingen zijn uiteraard wel beperkter. Een andere beperking is dat de onderzoeker vaak slechts beschikt over een deel van de crematieresten omdat niet alle resten na de crematie in de urn, doek of container zijn verzameld.

Hoe neem je een monster?

Resten die los of in een brandkuil worden aangetroffen worden door de archeoloog gezeefd over een 1 mm zeef. Vervolgens worden de resten aan de lucht gedroogd. Crematieresten in een container/urn worden bij voorkeur met urn en al overgedragen aan de specialist, zeker wanneer de onderzoeksvragen hiertoe specifiek aanleiding geven (volgorde van handelingen). Vooraf dient in overleg of samenwerking met de specialist een bemonsteringsplan van de directe omgeving van de resten gemaakt te zijn, zodat bij vervolgonderzoek er de beschikking is over voldoende contextmateriaal. In de Kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA, SIKB) zijn de meest recente eisen aan het specialistisch onderzoek en de behandeling van alle artefactcategorieën opgenomen.

Combineren met andere methoden

Indien de conserveringstoestand zich daartoe leent kunnen crematieresten bemonsterd worden ten bate van verschillende verdiepende onderzoekstechnieken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan 14C-datering voor een absolute datering van het moment van cremeren en chemische analyse voor gezondheidsbepaling en sterfte-oorzaken. Wanneer het mogelijk is om meerdere in samenhang aangetroffen individuen te onderzoeken worden de mogelijkheden nog verder uitgebreid. DNA-analyse is zelden mogelijk en biedt tot nu toe teleurstellende resultaten, maar er is continue ontwikkeling in aDNA onderzoek. In bijzonder bij aanwezigheid van het rotsbeen biedt isotopenonderzoek wel goede resultaten.

Hoe interpreteer ik mijn resultaten?

Fysisch antropologisch onderzoek vraagt om specialistische inzet en, omdat het menselijke resten betreft, een uitzonderlijke ethische benadering. De resultaten worden geleverd in een rapport dat over het algemeen als apart hoofdstuk wordt toegevoegd. Binnen het specialisme van de fysische antropologie zien we dat er steeds meer wordt samengewerkt met aanverwante specialisten die zich bezig houden met skeletmateriaal. In het ideale geval leidt deze samenwerking tot een geïntegreerd rapport of hoofdstuk in het opgravingsrapport.

Resultaten delen

Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie. De gebruikte meet- en kalibratiemethodes, methode van monstername en behandeling, hoeveelheden monsters en metingen, relativering van data-precisie, en eventuele overwegingen/aanpassingen worden gerapporteerd. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor de vergelijking met onderzoek op andere sites. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd.

Lees verder

  • Carmiggelt, A. & P.J.W.M. Schulten 2002: Veldhandleiding Archeologie, Leidraad 1 (www.sikb.nl).
  • Maat, G.J.R., A.E. van den Merwe & Th. Hoff 2012: Manual for the Physical Anthropological Report, Amsterdam (Barge’s Anthropologica 6).

Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van Steffen Baetsen (ADC ArcheoProjecten), Roel Lauwerier en Bjørn Smit.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 23 nov 2022 om 03:01.