Fabrieksschoorstenen
Introductie
Historische fabrieksschoorstenen vormen een bijzondere categorie binnen het industriële erfgoed. Net als watertorens en vuurtorens zijn het markante elementen in het beeld van stad en land. De herwaardering van de schoorsteen als monument van bedrijf en techniek heeft inmiddels zo’n hoge vlucht genomen dat een thema als dit wenselijk is.
Inleiding
Een fabrieksschoorsteen is een kanaal dat dient tot afvoer van verbrandingsgassen die vrijkomen bij een productieproces. De oudste schoorstenen stonden bij bedrijven met een productieproces waarin veel warmte of vuur noodzakelijk was, zoals steenbakkerijen, ijzergieterijen en glasfabrieken. Deze bedrijven gebruikten al schoorstenen voor de komst van de stoommachine. Het merendeel van de latere schoorstenen had, naast het zorgen voor trek, alleen de functie van rookafvoer voor een ketel behorende bij een stoommachine. Bij raffinageprocessen werden schoorstenen ook gebruikt om gevaarlijke dampen af te voeren. Een enkele keer werd een schoorsteen gebouwd voor stofafzuiging of voor ventilatie. Een andere stooktechniek maakte in de tweede helft van de twintigste eeuw hoge gemetselde en betonnen schoorstenen overbodig. Een korte metalen pijp kon voortaan volstaan.
De meeste nu nog in gebruik zijnde schoorstenen hebben een functie in het verlengde van het oorspronkelijke gebruiksdoel, de rookafvoer. Dat geldt ook voor werkende monumenten, zoals historische stoomgemalen. Alleen stookwijze en intensiteit van het gebruik kunnen zijn veranderd. Ook worden schoorstenen wel in reserve gehouden voor het geval dat andere afzuigsystemen uitvallen.
De groeiende erkenning van fabrieksschoorstenen heeft geleid tot aanwijzingen als rijksmonument. Uit de periode tot 1940 zijn enige tientallen schoorstenen in het register van beschermde monumenten opgenomen, al dan niet als onderdeel van een groter geheel. Wegens het ontbreken van een landelijke registratie is het aantal gemeentelijk beschermde schoorstenen onbekend, maar dat bedraagt naar schatting vele tientallen.
Dit thema gaat hoofdzakelijk over historische, gemetselde fabrieksschoorstenen, maar ook schoorstenen van na 1945 en schoorstenen van andere materialen, zoals beton en ijzer, kunnen te maken krijgen met de beschreven problematiek.
Historische ontwikkeling
Door de toepassing van stoommachines werden er in de negentiende eeuw veel fabrieksschoorstenen gebouwd. In elke bedrijfstak waar behoefte was aan kracht of energie werden schoorstenen toegepast, zoals bij steenfabrieken, textielfabrieken, wasserijen en zuivelfabrieken. Naast bedrijven zijn er ook schoorstenen gebouwd bij gemalen en bij ketelhuizen van tuinbouwbedrijven, kloosters, zorginstellingen en openbare voorzieningen zoals zwembaden en scholen.
In 1775 werd in Nederland het eerste stoomgemaal in gebruik genomen, nabij de Oostpoort van Rotterdam. Tussen 1820 en 1850 worden schoorstenen steeds hoger, maar de traditionele bouwmethodes blijven in zwang. In deze periode ontstaan nieuwe bedrijfstakken, met bijvoorbeeld gas- en elektriciteitsfabrieken. De ontwikkelingen binnen deze industrieën maken de bouw van steeds meer en hogere schoorstenen noodzakelijk. Bij de berekening van de maatvoering van schoorstenen is het verwarmende keteloppervlak een belangrijk gegeven voor hoogte, diameter en trek. De hoogte van de te bouwen schoorstenen was daarnaast afhankelijk van het soort ketel dat gebruikt werd, de hitte en de chemische samenstelling van de rookgassen.
In het begin van de twintigste eeuw ontstaan er door de grotere aantallen te bouwen schoorstenen standaardtypes voor kleinere schoorstenen tot ongeveer twintig meter hoogte. De koppen hebben een zeer karakteristiek uiterlijk, soms met toepassing van gebogen stenen, waardoor de uitkraging een vloeiende lijn krijgt. Tot de Tweede Wereldoorlog blijft de vormgeving van fabrieksschoorstenen vrijwel gelijk. Alleen versieringen in de vorm van gekleurde stenen als ornament of letters verleenden een schoorsteen een fraaier uiterlijk. De komst van gewapend beton betekende niet dat dit materiaal op grote schaal werd toegepast bij schoorsteenbouw. Dat gebeurde pas in de jaren vijftig bij hoge schoorstenen.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een korte opleving in de bouw van schoorstenen, deels als gevolg van oorlogsschade. Door de afname van het gebruik van stoommachines is de gehele schoorsteenbouw daarna een aflopende zaak. Na 1970 zijn er bijna geen nieuwe schoorstenen meer gebouwd. Nu resteren onderhoud en incidentele reconstructie als completering van een monument.
Bouw
In Nederland werden er voor 1880 veel schoorstenen door buitenlandse bedrijven gebouwd, met name boven de veertig meter. Vanaf 1880 ontstaan er gespecialiseerde Nederlandse schoorsteenbouwbedrijven, die langzaam de markt veroveren, aanvankelijk met de bouw van lagere schoorstenen.
Stenen
De oudste fabrieksschoorstenen werden van gelijksoortige stenen gebouwd als de gebouwen waar ze toe behoorden. De rookgassen hadden geen extreem hoge temperaturen. Met de komst van grotere stoomketels en de bijbehorende hogere schoorstenen ontstond de behoefte aan grotere, eenvoudig te verwerken stenen.
De uitvinding in Duitsland van de strengpers voor steenfabricage maakte het vanaf 1855 mogelijk bakstenen in een bepaalde vorm te persen en daardoor industrieel in plaats van handmatig te produceren. In 1880 kwam de eerste strengpers in Nederland in bedrijf, waarmee ook een nieuw soort baksteen kon worden geproduceerd: de radiaalsteen. Dit is een steen in de vorm van een taartpunt, waarmee gemakkelijker ronde, hogere pijpen gebouwd konden worden. Deze steensoort heeft ook een hogere warmtebestendigheid.
De firma Canoy-Herfkens uit Tegelen werd in 1880 opgericht als steenfabriek met onder andere een eigen schoorsteenbouwafdeling. De firma De Ridder had contacten met Belgische steenfabrieken en was eerst als een soort agent op de Nederlandse markt actief. Na 1900 kreeg De Ridder een eigen steenfabriek in Oegstgeest en voerde grote opdrachten uit. Hiernaast werkten er nog een twintigtal kleinere schoorsteenbouwers in Nederland, meestal met gebruikmaking van stenen van Canoy-Herfkens of De Ridder. Bovendien waren er enkele regionale schoorsteenbouwers actief, zoals in het Westland.
Met de komst van de radiaalsteen werd tegelijkertijd een nieuwe techniek in de schoorsteenbouw geïntroduceerd. Radiaalstenen waren veel groter dan de Waalstenen of andere steensoorten die tot dan werden gebruikt. Met radiaalstenen kon dan ook sneller worden gebouwd. Er ontstond ook een andere werkwijze. Men leerde schoorstenen van binnenuit op te metselen, zonder het gebruik van een buitenwerkse steiger. Voor het metselen werd een mortel gebruikt van vijf delen schelpkalk, negen of tien delen bergzand en één deel cement- of bastaardmortel.
Tussen 1850 en 1880 bouwden vooral Belgische en Duitse bedrijven in Nederland de grotere schoorstenen. De vermoedelijk oudste in Nederland nog bestaande schoorsteen van massieve handvorm-radiaalsteen is die van de Damasten Linnenweverij Van Oerle in Boxtel, uit 1852. Het is een rijksmonument.
Zie afb. 2.
Klimijzers en trekbanden
Om inspecties zowel inwendig als uitwendig mogelijk te maken, werden er ijzeren klimijzers in de schoorsteen gemetseld. Voor de stevigheid, vooral bij hogere temperaturen, werden nieuwe schoorstenen een enkele keer ingebonden met metalen trekbanden. Maar meestal werden trekbanden pas na vele jaren van gebruik aangebracht.
Vormgeving
In de jaren tussen 1775 en 1820 werden voor stoommachines hoofdzakelijk vierkante schoorstenen gebouwd, zonder versterking van de onderste meters, de voet of sokkel. Na 1820 werden naast de geheel vierkante schoorstenen ook vierkante voeten met ronde schachten gebouwd. In vierkante schoorstenen ontstond meer aanhechting van roet in de hoeken. Bij ronde schoorstenen kwam dit minder voor. De vroegste overgangsvormen hebben hoge, vierkante voeten, soms tot de helft van de totale hoogte van de pijp. In de loop der jaren werden deze voeten steeds lager. Vanaf 1850 werden voeten met een hoogte van meer dan een kwart van de totale hoogte van de pijp een uitzondering. Vierkante voeten bleven tot de eeuwwisseling veelvuldig voorkomen. Na de jaren twintig van de twintigste eeuw werd een ronde voet regel en een vierkante voet uitzondering.
De vroegste schoorstenen hadden geen uitkragende kop. Die kwam pas in latere jaren. Een uitkragende kop is een versteviging van de top van de schoorsteen, die te lijden heeft van temperatuurverschillen tussen rookgassen en buitenlucht, windwervelingen en regen. Met name met de komst van de radiaalsteen en daarmee de bouw van ronde schoorstenen werd er meer aandacht aan de constructie van de kop gegeven. Voor 1860 is een uitkragende top een uitzondering, na 1880 werd dit regel. In de jaren tussen 1880 en 1916 kon veelal per bouwbedrijf van een standaardkop gesproken worden.
Uit esthetisch oogpunt werden schoorstenen soms versierd. Hoofdzakelijk gebeurde dit door gebruik te maken van gekleurde stenen, waarmee banden of bedrijfsnamen werden aangebracht. Soms werd gebruikgemaakt van uitkragend of verspringend metselwerk, of natuursteen. Opvallend is dat overheidsinstellingen, zoals gemeentelijke gas- of elektriciteitsfabrieken, soms zeer uitbundige versieringen lieten aanbrengen. Ook bij textielfabrieken werden vaak rijkversierde schoorstenen gebouwd. Bij de meeste andere bedrijfstakken kwam versiering weinig voor. Zie afb. 3.
Letters of sierranden kunnen bestaan uit ingemetselde verblendstenen of geschilderde tekens of letters. Wanneer de letters ingemetseld zijn, kunnen bij de bouw concessies gedaan zijn aan het metselverband om een strakke letter te verkrijgen. Bij restauratie dient daarop gelet te worden. Dit geldt voor elke reclame- en siertoevoeging.
Waardering
Van de geschatte tienduizend schoorstenen die ooit in ons land hebben gestaan resteren er zo’n zevenhonderd. Dit aantal neemt nog steeds af, zodat bijna alle overgebleven schoorstenen van belang zijn.
Cultuurhistorische waarde
Schoorstenen zijn van cultuurhistorische waarde als de tastbare symbolen van de industrialisatie van Nederland vanuit de negentiende eeuw. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog stond de schoorsteen symbool voor welvaart, getuige het gezegde ‘de schoorsteen moet roken’. De regionale spreiding liep zeer uiteen: van echte industrielandschappen met vele schoorstenen tot een enkele zuivelfabriek op het platteland.
Architectonische waarde
De architectonische waarde van schoorstenen wordt bepaald door aspecten zoals hoogte en omvang. De toegepaste steen, variërend van gewone baksteen tot radiaalsteen, is mede bepalend voor de vorm van de schoorsteen: vierkant of rond. Schoorstenen zijn veelal uit drie onderdelen opgebouwd: de voet, de schacht en de kop. De voet kan rond, vierkant of meerhoekig zijn, sober en strak of juist van siermetselwerk voorzien. Ook de schacht heeft soms decoratie in de vorm van al dan niet geglazuurd siermetselwerk, zoals de bedrijfsnaam in een andere kleur. De kop kan variëren van strak en functioneel tot uitbundig gedecoreerd.
Soms zijn schoorstenen onderdeel van een groter architectonisch ensemble of ze zijn het werk van een ontwerper van naam en ontlenen daar mede hun betekenis aan, zoals de schoorstenen van H.P. Berlage van het Kunstmuseum Den Haag en de Amsterdamse Koopmansbeurs.
Ensemblewaarde
Schoorstenen zijn meestal onderdeel geweest van een groter geheel: een gemaal, bedrijf of instelling en kunnen daardoor een hoge ensemblewaarde bezitten. Zowel als onderdeel van een architectonisch ontworpen geheel, als door de jaren heen organisch gegroeid, beide situaties kunnen grond zijn voor hoge waardering. Industrielandschappen en complexen met verschillende schoorstenen, zoals de Puritfabriek in Klazienaveen, worden steeds schaarser, waardoor schoorstenen die daar deel van uitmaken altijd hoog op ensemblewaarde scoren. Een landschappelijke parallel vormen de schoorstenen van steenfabrieken in de uiterwaarden van de grote rivieren.
Gaafheid
De gaafheid is bij schoorstenen relatief eenvoudig vast te stellen, omdat primair bepalend is of de schoorsteen wel of niet is ingekort. Technische veranderingen in het productieproces in de fabriek hebben soms geleid tot aanpassingen van de bouw van de schoorsteen, zoals verhoging, die in beginsel positieve waardering verdienen als onderdeel van de bouwhistorie en ontwikkelingsgeschiedenis.
Antennes voor mobiele telefonie of reclames kunnen de gaafheid van schoorstenen ernstig aantasten als deze voorzieningen in- of uitwendig zonder respect voor de schoorsteen zijn aangebracht.
Zeldzaamheid
Fabrieksschoorstenen hebben meer gemeenschappelijke dan onderscheidende kenmerken, zodat het aantal unieke exemplaren beperkt is. Het aspect zeldzaamheid kan worden bepaald door architectuur, constructie en ontwerper, maar vooral door hoogte en ouderdom. De meeste schoorstenen zijn ooit gebouwd met een hoogte van 20 à 25 meter. Elke bestaande schoorsteen hoger dan zo’n 40 meter is inmiddels ook in absolute zin zeldzaam geworden. Ouderdom speelt een rol, omdat er maar weinig schoorstenen zijn behouden van voor 1900. Andere aspecten van zeldzaamheid zijn geografisch en naar bedrijfstak en gebruiksdoel. Er kunnen er weinig of veel in een bepaalde stad of regio staan, en er zijn bijvoorbeeld nog relatief veel voormalige zuivelfabrieken met schoorstenen, maar slechts een klein aantal stoomgemalen.
Schade
Gebrekkig of verkeerd onderhoud kan tot onverwachte schade leiden. Zo kan een verzwakte fundering bij storm instabiel worden of zelfs instorten, zoals in 2007 de schoorsteen van de Bensdorpfabriek te Bussum overkwam. Bij bedrijfsmatig gebruikte schoorstenen zal een technische dienst die gebreken vaak vroegtijdig signaleren. Buiten gebruik zijnde schoorstenen zullen daarentegen regelmatig geïnspecteerd moeten worden.
Scheuren
Alle oude schoorstenen waren opgemetseld met gebruik van schelpkalk. Deze mortel werd gebruikt om de schoorsteen een grotere flexibiliteit te geven. De schelpkalk is flexibel en kan goed de spanningen opvangen die optreden bij windbelasting en temperatuurverschillen. Een schoorsteen gebouwd met cementgebonden mortel zal bij enige spanning scheuren vertonen.
Vochtproblemen
Bij schoorstenen die niet meer gestookt worden, is condens een belangrijk aandachtspunt. Een 40 meter hoge schoorsteen kan door regenpenetratie en damptransport op jaarbasis, afhankelijk van de steensoort, wel 850 liter vocht opnemen. Bij optredende vochtproblemen kunnen deze waarden worden vastgesteld door gekwalificeerde bedrijven. In gestookte schoorstenen verdampt het vocht door de warmte van de doorstromende rookgassen.
Kromtrekken
Het kromtrekken van schoorstenen is meestal het gevolg van een sterke opname van vocht, waardoor bepaalde schadeprocessen kunnen optreden. Door chemische reacties van verontreinigingen, zouten en bestanddelen in de mortel kunnen verbindingen worden gevormd die veel vocht opnemen en zwellen. Dit leidt tot een grotere uitzetting van met name de zijde van de schoorsteen die het meest met regen in aanraking komt. In Nederland is deze zogenoemde regenzijde het zuidwesten. Dit probleem komt vooral voor bij schoorstenen die gebruikt worden voor de rookafvoer bij de fabricage van keramische producten, zoals bij steen- en dakpannenfabrieken. Ook vorstschade aan de metselmortel kan tot zwelling en kromtrekken leiden, evenals het roesten van de inwendige klimijzers.
Vergipsing
Met name wanneer de schoorsteen wisselend gestookt is met olie, kolen of gas kunnen er chemische reacties in het metselwerk optreden. De zwavelhoudende rookgassen uit olie of kolen vormen met vocht zwavelzuur, waardoor de kalkmortel tot poeder uiteen kan vallen, het zogeheten vergipsen, en daarmee zijn samenhang verliest. Soms is een inwendige schade door vergipsing van de mortel uitwendig waar te nemen door uitbolling van het metselwerk. Zodra de stenen inwendig hun steun verliezen, zakken zij naar elkaar toe, wat uitwendig als een lichte bolling kan worden waargenomen.
Vorstschade
Vorstschade ontstaat wanneer er onvoldoende wordt geventileerd en het metselwerk verzadigd raakt met vocht. Het water bevriest en zet daarbij uit. De mortel waarmee de stenen gemetseld zijn, kan losraken of er kunnen stukken van de stenen afspringen. Vorstschade komt vaker voor bij De Ridder-schoorstenen dan bij de hardere Canoy-Herfkens-stenen, vermoedelijk door verschillende productiemethoden. In het algemeen is in de praktijk gebleken dat stenen van Canoy-Herfkens beter bestand zijn tegen weersinvloeden.
Funderingsproblemen
Bij een schadeanalyse van een schoorsteen moet er met aandacht naar de fundering gekeken worden. Funderingsproblemen kunnen ontstaan als gevolg van verlaging van het grondwaterpeil of door wisselende waterhoogtes in uiterwaarden. Bij een houten fundering kunnen de koppen van de palen gaan rotten, zodat de fundering verzwakt. De ingang van het ondergrondse rookkanaal van de schoorsteen kan verzwakken door aantasting van het metselwerk. Met name bij schoorstenen waar in het verleden met olie gestookte ketels werden gebruikt, ontstaat vorming van zwavelzuur. Het volle gewicht van de schoorsteen kan dan niet meer door het hele fundament worden opgevangen.
Onderhoud
Een in gebruik zijnde schoorsteen dient regelmatig te worden gecontroleerd op gebreken. Na een grote restauratie kan de eerste inspectie na vier jaar plaatsvinden, daarna is tweejaarlijkse inspectie wenselijk. Het rookkanaal is wat formaat betreft berekend op de mogelijkheid om er door te kunnen kruipen voor onderhoudswerkzaamheden, zoals het verwijderen van roet. Bij glas- en staalfabrieken kan de uitgangstemperatuur van de rookgassen wel 300 graden Celsius bedragen. Bij schoorstenen die al voldoen aan eisen van rookgasreiniging, zoals bij steenfabrieken, zal de temperatuur veelal tussen de 80 en 140 graden Celsius uitkomen. Wordt een schoorsteen blootgesteld aan grote temperatuurverschillen, dan is strengere controle wenselijk.
Aan de koolstofdioxide-uitstoot van rookgassen zijn doorgaans wettelijke voorwaarden verbonden waaraan voldaan moet worden. Aan de wijze van constructie van schoorstenen zijn evenwel geen nadere voorschriften verbonden. Ten behoeve van warmteterugwinning worden zogenoemde economisers in rookkanalen geplaatst, waardoor de temperatuur van de rookgassen verlaagd wordt. Het gebruik van een economiser kan condensering in de schoorsteen veroorzaken, waardoor er in de aanwezige vervuiling chemische reacties kunnen ontstaan. Een van de twee Nederlandse grote schoorsteenbouwers was De Ridder
Herstel
Het verdient aanbeveling een verantwoord restauratieplan te maken, waarbij de duurzaamheid van het te leveren werk het uitgangspunt moet zijn. Niet-gespecialiseerde bedrijven kunnen helaas onoordeelkundige reparaties aan fabrieksschoorstenen uitvoeren. Enkele voorbeelden. Het herstellen van een uitwendige bolling in de schoorsteenwand door het toevoegen van een extra trekband, zonder de oorzaak op te sporen en te herstellen. Roestende en daardoor uitzettende inwendige klimijzers niet verwijderen. Een niet-gecertificeerde bliksemafleiding plaatsen. IJzeren trekbanden plaatsen, die, indien niet goed onderhouden, minder duurzaam zijn dan roestvast stalen trekbanden. Verkeerde voegmortel gebruiken, die de levensduur van het voegwerk in negatieve zin beïnvloedt. Voor onvoldoende of geen ventilatie zorgen. En het inwendige metselwerk niet op de goede wijze reinigen en neutraliseren.
Bakstenen
Bij restauratie en gedeeltelijke vervanging van metselwerk moet rekening worden gehouden met de periode waarin de schoorsteen gebouwd is. Het verdient aanbeveling om bij schoorstenen opgetrokken uit vormbakstenen gebruikt in de periode voor de komst van de strengpers soortgelijke stenen toe te passen. Vormbaksteen is niet meer in de handel en zal speciaal moeten worden vervaardigd. Radiaalstenen zijn alleen nog in het buitenland verkrijgbaar.
Hergebruik van oude bakstenen is mogelijk, maar arbeidsintensief. Eerst moet er verantwoord worden gesloopt. Daarna moeten de stenen worden geneutraliseerd of ontzout om schadelijke stoffen te verwijderen of om te zetten. Hergebruik van stenen wordt daarmee meer dan twee keer zo duur dan het verwerken van nieuwe stenen.
Het gebruik van vormbak- en stengpersstenen door elkaar is sterk af te raden. Bij vervanging van kapotte stenen verdient het aanbeveling gelijkende nieuwe of goed bijpassende gebruikte stenen te hanteren. De hardheid van de stenen moet hetzelfde zijn voor een goede vochthuishouding in het metselwerk.
Mortel
In metselwerk, vooral bij niet meer in gebruik zijnde schoorstenen, vindt continu vochttransport plaats. De hoeveelheid wordt bepaald door de poriestructuur van de materialen. Als de toegepaste materialen niet goed op elkaar aansluiten, kan het vochttransport worden belemmerd en kan er vochtophoping ontstaan met vorst- of zoutschade tot gevolg. Dit probleem wordt vaak geconstateerd bij schoorstenen die zijn gemetseld met schelpkalk en afgevoegd met een cementgebonden voegmortel. Tevens kan een harde cementvoeg niet de eventuele vervorming volgen van de schelpkalkmortel, en zullen er scheuren in het metselwerk ontstaan wanneer er bij inboetwerk een harde cementgebonden mortel wordt toegepast. De samenstelling van de voegmortel moet voldoen aan speciale voor schoorstenen ontwikkelde receptuur. Verkeerde verhoudingen gaan ten koste van de duurzaamheid. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen schoorstenen die in gebruik zijn met afvoergassen van boven de 120 graden Celsius en met schoorstenen waarbij de rookgastemperatuur lager is. Elk type heeft een andere vochthuishouding. Bij schoorstenen met een lage afgastemperatuur of bij buiten gebruik gestelde schoorstenen is schelpkalk als voegmortel zelfs noodzakelijk. Bij een hoge afgastemperatuur kan een cementgebonden mortel worden toegepast.
De diepte van een voeg is meestal anderhalf keer de voegbreedte. Te opvallend voegwerk of voegwerk in afwijkende kleurstellingen is niet gewenst. Het voegwerk moet in overeenstemming zijn met de bouwgeschiedenis van de schoorsteen en de omliggende bebouwing.
Letters
Indien er letters in de schoorsteen zijn aangebracht verdient het aanbeveling deze op gelijkwaardige wijze te handhaven door ingemetselde kleurstenen of door geschilderde letters. Indien er op een later tijdstip nieuwe letters zijn aangebracht in staal of kunststof moet overwogen worden hoe en op welke wijze de originaliteit het meest gewaarborgd blijft.
Kop
De bovenste laag stenen aan de kop van de schoorsteen moet goed beschermd worden tegen inwatering. Vroeger gebeurde dat door afwerken met glad afgestreken metselmortel. Bij niet meer gestookte schoorstenen kan de opening sterk verkleind worden. Hiervoor bestaan berekeningen, waarbij er wel voldoende ventilatieopeningen aanwezig moeten blijven om een goede luchtstroom mogelijk te maken.
Klimijzers en trekbanden
De staat van de ijzeren klimijzers verdient bijzondere aandacht. Als die door roest gaan uitzetten kan er grote schade ontstaan aan het metselwerk, met name aan de binnenkant van de schoorsteen. Het gebruik van trekbanden van roestvast staal is aan te raden boven gegalvaniseerd of geschilderd ijzer. Dit heeft te maken met de hogere onderhoudsgevoeligheid van ijzer, met de daarbij behorende kosten. Zie afb. 4.
Bliksembeveiliging
In elk restauratieplan hoort een deugdelijke bliksemafleiding opgenomen te worden. Veel subsidiegevers beschouwen deze beveiliging als een verzekering voor de door hen geïnvesteerde gelden. De installatie dient altijd door een erkend bedrijf te worden aangebracht of gekeurd. Bij beschermde rijksmonumenten zijn deze werkzaamheden vergunningplichtig krachtens de Erfgoedwet. Blikseminslag kan leiden tot grote schade, zoals in 2003 aan de schoorsteen van de voormalige Tricotfabriek van Willink te Winterswijk. En zelfs tot totale vernietiging van de schoorsteen, zoals die van gemaal Tacozijl in Lemmer op 16 juni 1918.
Verplaatsing
Soms worden oude schoorstenen hersteld door ze eerst van hun plaats te verwijderen. Ze worden daartoe in stukken gezaagd, met een kraan verwijderd en vervolgens op hun definitieve plaats opgebouwd. Met deze techniek kan worden voorkomen dat schoorstenen die tijdelijk wegens bouwwerkzaamheden of andere redenen in de weg staan definitief gesloopt worden. Het in stukken zagen, aan de grond repareren en daarna herplaatsen kan vanuit monumentenbelang en vanwege de hoge kosten slechts bij uitzondering een alternatief vormen voor restauratie in situ.
Herbestemming
Tegenwoordig kunnen historische fabrieksschoorstenen een nieuwe functie hebben gekregen.
Antennedrager
Een schoorsteen is niet ontworpen als antennedrager. Met het plaatsen van antennes zal rekening gehouden moeten worden met wat constructietechnisch mogelijk is wat de belasting betreft. Zowel het gewicht van de antennes als de trillingen die het gevolg zijn van windbelasting kunnen verzwakking veroorzaken. Een schoorsteenwand zonder antennes wordt voor maximaal een derde van de breedte door wind belast. De rest is snijding, oftewel het ombuigen van luchtstromen. Met uitstekende antennes wordt het oppervlak waarmee de wind tegen de schoorsteenmassa duwt breder en vormt daardoor een hogere belasting. Luchtstromen die op grotere hoogte kunnen ontstaan tijdens een storm, geven extra risico op trillingen. Het gebruik van extra platte antennes is in sommige gevallen een oplossing. Met het boren van enkele gaten kan de bekabeling inwendig aangebracht worden. Ventilatiegaten in het metselwerk mogen nimmer als kabeldoorvoeropeningen gebruikt worden. Dit gaat ten koste van de ventilatie in de schoorsteen. Het meeschilderen van antenne en bevestiging in de kleuren van steen en voegwerk kan een camouflerend effect geven, wat aan te bevelen is. Voor deze werkzaamheden moet een monumentenvergunning bij de gemeente worden aangevraagd.
Markeringsteken
Ook zonder reclame zijn schoorstenen markante bakens in het landschap en zij kunnen ook vanwege deze reden in stand worden gehouden. Steeds meer schoorstenen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren krijgen een tweede leven als markeringsteken in een nieuwe stedenbouwkundige context. Soms wordt een schoorsteen waarvan de fabriek is gesloopt als een solitair baken behouden of als herinnering aan het industriële verleden. Voorbeelden hiervan zijn de pijp van de Olba-vleeswarenfabriek bij het station in Olst en de tuindersschoorsteen net buiten De Lier. Een andere categorie betreft behouden schoorstenen van gesloopte steenfabrieken in de uiterwaarden van de grote rivieren, zoals van de steenfabrieken bij Fort Sint Andries te Hurwenen en van De Turkswaard bij Afferden. Beide uiterwaarden zijn heringericht voor natuur en milieu.
Daarnaast worden historische fabrieksschoorstenen steeds vaker als stedenbouwkundig uitgangpunt genomen voor het ontwerp van nieuwe wooncomplexen of zelfs van hele woonwijken. In Tilburg is om de rijksbeschermde schoorsteen van de BeKa-textielfabriek een halfrond wooncomplex gebouwd. In Aalsmeer is langs de N201 een voormalige, gerestaureerde tuindersschoorsteen nu letterlijk het middelpunt van een nieuwe woonwijk. In Rijen is de schoorsteen van de voormalige leerfabriek van Van der Steen nu omringd door woningen.
Vergunning en subsidie
Voor restauratie (werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel) van beschermde monumenten is een omgevingsvergunning vereist. Voor normaal onderhoud (noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde) is niet altijd een vergunning vereist. Voor gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten kunt u contact opnemen met de gemeente. Voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument kan de eigenaar in veel gevallen subsidie aanvragen.
Zie ook
Artikelenbakstenen, baksteenarchitectuur, schoorstenen, strengpersen en fabrieken (organisatie)
Specialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 12 okt 2024 om 23:47.