Gevelreiniging

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 8 okt 2022 om 03:01 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{#element: |Elementtype=Artikel |Status=Publiceren |Voorkeurslabel=Gevelreiniging |Artikelsoort=Standpunt |Introductie=Dit artikel gaat over het reinigen van gevel...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Introductie

Dit artikel gaat over het reinigen van gevels. Gevelreiniging brengt risico's met zich mee vraagt om een zorgvuldig plan waarbij met veel aspecten rekening moet worden gehouden. In dit artikel wordt aan de hand van een stappenplan duidelijk hoe je een goed plan tot stand komt.

man met hogedrukspuit
Afb. 1. Reinigen van een gevel met water onder druk.
Een foto van een donkergekleurde natuurstenen gevel - het voormalig postkantoor Rotterdam
Afb. 2. Sterk vervuilde gevel voormalig postkantoor Rotterdam.
Pand in wit geglazuurde baksteen met graffiti
Afb. 3. Graffiti kan bij mensen een gevoel geven van verwaarlozing.
Detail van gevel voor en na reiniging: schoon en vuil
Afb. 4. Scheepvaarthuis Amsterdam voor en na reinigen.
Bakstenen, linkerhelft oorspronkelijk, rechterhelft pokdalig oppervlak
Afb. 5. Baksteen metselwerk dat door stralen is beschadigs (rechts), links het oorspronkelijk.
Ruw geel vervuild baksteenmetselwerk met rondom witte verf
Afb. 6. Metselwerk dat is beschadigd tijdens het verwijderen van de verf.
Detail van een zandstenen deuromlijsting
Afb. 7. Detail van het gereinigde stadhuis in Leiden, het patina is behouden
Een stroomschema met stappenplan
Afb. 8. Stappenplan gevelreinigen BRL 2826-08.

Schone gevels

Onze omgeving is op veel plaatsen verrijkt met historische gevels die dorpen en steden een statig, schilderachtig en levendig aanzien geven. Schone, goed onderhouden gevels dragen hieraan bij. Vervuilde en verweerde gevels daarentegen kunnen een gevoel van onbehagen en sociale onveiligheid oproepen. Van oudsher is in Nederland de maatschappelijke wens om gevels schoon te houden mede daarom groot. Daarnaast kan vervuiling de beleving van beeldhouwwerk aan de gevel of de architectonische expressie aantasten. Dit is te herstellen door de gevel te reinigen.

Dankzij verbeterde technieken voor gevelreiniging en het toegenomen aantal vakkundige bedrijven is het tegenwoordig in principe mogelijk om gevels zonder schade te reinigen. Wel vraagt dit om zorgvuldige planvorming met gedegen onderzoek naar de materialen waaruit de ondergrond is opgebouwd, de soorten verontreinigingen, de reinigingstechnieken en de mogelijke interactie hiertussen. Mede afhankelijk hiervan wordt bepaald hoe en in welke mate de gevel gereinigd kan worden. Als gevelreiniging wordt overwogen, is het zinvol om ook naar (een combinatie van) andere technieken te kijken die de uitstraling van de gevel kunnen verbeteren, bijvoorbeeld door te lichte of donkere plekken op de gevel kunstmatig bijkleuren zodat de gevel een meer samenhangende uitstraling krijgt.

Het streven is te komen tot een vanuit de monumentale waarde beredeneerde, historisch verantwoorde beleving van de gevel waarbij met een zo mild mogelijke reiniging oppervlakteschade voorkomen wordt en de bouwfysische en bouwtechnische eigenschappen behouden blijven of in sommige gevallen zelfs verbeterd worden. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval als een korst die het drogen van een gevel belemmert, verwijderd wordt. Standaardoplossingen bestaan vrijwel niet. Gevelreiniging is maatwerk en verlangt samenwerking tussen eigenaar/initiatiefnemer, gemeente (als bevoegd gezag), monumentendeskundigen en vakmensen op het gebied van gevelreiniging. Reiniging maakt idealiter onderdeel uit van een breder plan voor onderhoud of restauratie.

Fysieke en visuele schade

Het reinigen van gevels kan zowel fysieke als visuele schade met zich meebrengen. Verkeerd uitgevoerde reiniging kan leiden tot directe (korte termijn) en indirecte technische schade (korte of lange termijn). Directe schade is bijvoorbeeld beschadiging van het voegwerk of materiaaloppervlak, verwijdering van een op de baksteen aanwezige bezande laag, verlies van patina of van de oppervlaktebewerkingen van natuursteen zoals een frijnslag, beschadiging van verflagen op vensters, deurpartijen, lijsten en ander geveltimmerwerk, beschadiging (onder andere etsen) van historisch glas in vensters en het ontstaan van vlekken van bijvoorbeeld kalk of ijzeroxiden. Soms komt het zelfs voor dat bij reiniging ook afwerkingen (zoals een frijnslag of historische verflagen) definitief verloren gaan. Zo verdwijnt er een belangrijke bron van informatie over de totstandkoming, uitmonstering en bouwgeschiedenis van het monument. Andere schades worden pas na verloop van tijd zichtbaar, zoals dat het geval is bij oververzadiging van het gevelmateriaal door gebruik van overvloedig water. Vocht hoopt zich dan op in het baksteen, natuursteen of de houten gevelonderdelen, zoals vensters. Vervolgens kan het vocht naar binnen trekken en problemen met bijvoorbeeld behang en pleisterwerk veroorzaken. Bij houten onderdelen neemt de kans op ongedierte en verrotting door schimmels toe. Ook komt zoutuitbloei en zoutaantasting, begroeiing met ongewenste planten en vorstschade aan het gevelmateriaal vaker voor.

Vochtindringing

Uit onderzoek is gebleken dat (sterke) vervuiling op een gevel de snelheid van wateropname (de initiële wateropzuiging) met een factor 2 tot 3 kan verlagen. Gevelreiniging kan ertoe leiden dat de gevel juist meer water gaat opnemen. Sommige bedrijven bieden een hydrofobeerbehandeling aan om vochtindringing tegen te gaan. De risico’s daarvan zijn bij historische gebouwen erg groot. Hydrofoberen van monumenten wordt daarom in de meeste gevallen ontraden. Andersom is het ook zo dat bepaalde vormen van vervuiling droging van de steen kunnen verhinderen, wat evenmin gunstig is voor de gevel.

Invloed op de monumentale uitstraling

Bij monumenten gaat het in belangrijke mate om de beleving van de ouderdom en de historie van het gebouw. Patina, het in de loop der tijd ontstane laagje dat de gevel een doorleefd karakter geeft en een zichtbare getuigenis is van ouderdom, draagt in belangrijke mate bij aan de beleving van de monumentale waarde. Ook (vage) resten van een kleurige afwerking die ooit de gevel sierde zijn deel van de geschiedenis van het monument. Met een te sterke reiniging van de gevel kan de beleving van de ouderdom minder worden of kunnen oude verflagen definitief verloren gaan. Daar tegenover staat dat een sterk vervuilde gevel een architectuurhistorisch aspect of de architectonische expressie van het monument kan aantasten. Zo kan door verschillen in verwering van de toegepaste gevelmaterialen een vlekkerige, contrastrijke gevel ontstaan die bijvoorbeeld de beleving van ornamenten of beeldhouwwerk aan het gebouw of de door de architect bedoelde eenheid in het ontwerp verstoort. Reiniging draagt in dat geval bij aan versterking van de belevingswaarde. Het is zaak om te onderzoeken wat de kernwaarde van het monument is (beleving van de ouderdom, een sterk architectonisch ontwerp of een combinatie hiervan) en de reiniging zo uit te voeren dat met behoud van de kernwaarde het gewenste streefbeeld zonder fysieke schade bereikt wordt.

Stap voor stap naar een zorgvuldig plan

Een zorgvuldig plan vraagt om een visie op de gewenste verschijningsvorm van het monument. Om die visie te kunnen ontwikkelen, is kennis van het monument en zijn monumentale waarden, de materialen waaruit de ondergrond is opgebouwd, de soorten verontreinigingen, de reinigingstechnieken en de mogelijke interactie hiertussen, vereist. Hieronder volgt een stappenplan dat helpt bij het opbouwen van de juiste kennis en hoe met die kennis een afgewogen keuze gemaakt kan worden om het vooraf afgesproken gewenste streefbeeld te bereiken.

Start met het bepalen om welke redenen tot gevelreiniging wordt overgegaan en wat het gewenste streefbeeld wordt. Hoe lichter de reiniging des te kleiner de kans op fysieke schade. Gevelreiniging ten behoeve van voegwerkherstel of licht vervuilde gevels kan in veel gevallen op een subtiele niet-destructieve wijze uitgevoerd worden. Bij reiniging om de uitstraling van de gevel te verbeteren worden vaak technieken toegepast die meer technische impact op de ondergrond hebben. Dat geldt ook voor sterk vervuilde gevels, zoals kalkstenen gevels met dikke zwarte gipskorsten of donker verkleurde zandsteengevels.

1. Het vooronderzoek

Vervuiling op de gevels komen bij alle soorten monumenten voor. Bij grote monumenten met veel verschillende soorten gevelmaterialen en afwerkingen is vaak meer vooronderzoek nodig dan bij een eenvoudig woonhuis met slechts bakstenen gevels. Bepaal daarom in overleg met de gemeente en eventueel de specialisten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) welke onderzoeken noodzakelijk zijn om tot een afgewogen beslissing over de gevelreiniging te kunnen komen. De volgende onderzoeken kunnen van belang zijn bij de planvorming.

1.1 Bouwhistorisch onderzoek

Het bouwhistorisch onderzoek brengt de monumentale waarden in kaart en hoe deze het beste tot hun recht komen. Dit kan richting geven voor de keuze van de reinigingsmethode.

1.2 Kleurhistorisch onderzoek

In een kleurhistorisch onderzoek wordt onderzocht of gevels voorzien zijn (geweest) van verflagen en worden deze gewaardeerd. Ook eventuele olie- en pleistersporen spelen hierbij een rol. Historische foto’s, afbeeldingen, bestekken rekeningen kunnen duidelijk maken of en wanneer de gevels afgewerkt zijn geweest met verf- en/of pleisterlagen. Bij een gevel met een bijzondere schildering is terughoudendheid bij de gevelreiniging geboden. Inzet van een restaurateur met specialistische vakkennis op het gebied van historisch schilderwerk is dan noodzakelijk. Verwezen wordt naar de factsheet over oppervlaktevuil reinigen van schilderingen.

1.3 Onderzoek naar de ondergrond

Hierbij wordt bekeken uit welke materialen, zoals beton, baksteen, pleisterwerk of natuursteen, de gevel is opgebouwd en wat de samenstelling van het ondergrondmateriaal is. Dat laatste is van belang, omdat deze materialen kunnen verschillen in hardheid. De hardheid is mede bepalend voor de keuze van de reinigingstechniek. Te intensieve reiniging kan bijvoorbeeld de vormhuid van baksteen aantasten met als gevolg dat de steen poreus wordt en meer water opneemt. Dit kan uiteindelijk tot ernstige (vorst)schade aan de baksteen leiden.

1.4 Onderzoek naar de afwerking van de ondergrond

Ook de wijze van afwerking speelt een belangrijke rol bij de keus van een reinigingsmethode. Baksteen bijvoorbeeld heeft een vormhuid (met een verhoogd percentage fijne kleideeltjes) of een bezande laag, maar kan ook gefrijnd, geschuurd of geslepen zijn. Natuursteen kan niet alleen sporen vertonen van de wijze waarop de steen gewonnen werd, maar ook sporen van de bewerkingstechniek die de steen heeft ondergaan om de juiste vorm te krijgen. Deze afwerkingen zijn over het algemeen kwetsbaar en kunnen makkelijk beschadigd raken.

Documenteer de afwerkingen Beschrijf de materialen en documenteer de beschrijving met foto's en eventueel filmpjes.

1.5 Bouwkundig onderzoek

Bouwkundig onderzoek is nodig om de aard en de kwaliteit van het voegwerk en eventuele scheuren in de gevel te vast te stellen. Daarnaast speelt de kwaliteit van kozijnen en ramen een rol bij de keuze om al dan niet te reinigen en met welke methode. Houten vensters kunnen beter niet in contact komen met te veel water om (verdere) aantasting te voorkomen. Dit geldt eveneens voor gevels waarin diepe scheuren voorkomen. Ook moet worden nagegaan of er bepaalde aantastingsprocessen, zoals zout- of vorstschade, gaande zijn. Het is noodzakelijk om eerst eventuele technische gebreken te verhelpen. Pas dan is reiniging zinvol.

1.6 Onderzoek naar de aard van de verontreiniging/ vervuiling

Verwijdering van bijvoorbeeld graffiti waarbij de verf diep in het materiaal is gedrongen, vraagt een wezenlijk andere reinigingstechniek dan het verwijderen van een harde gipskorst dat zich meer aan de oppervlakte manifesteert. Vaak is er sprake van een vermenging van verschillende soorten vervuiling. Het herkennen van de verschillende aanwezige componenten is vaak lastig, maar voor een deskundige reiniging uiterst belangrijk. In veel gevallen is dit met het blote oog alleen niet mogelijk en zijn experimentele proefjes en soms zelfs uitgebreide chemische analyses vereist.

2 Reinigingstechnieken en -systemen

Risico’s en consequenties

Gevels zijn in veruit de meeste gevallen opgebouwd uit verschillende materialen, zoals hout, beton, natuur- en baksteen, pleister en verflagen. Men moet erop bedacht zijn dat een reinigingstechniek die het ene materiaal onbeschadigd laat, voor een ander materiaal aan dezelfde gevel verstrekkende nadelige gevolgen kan hebben. Er zijn verschillende reinigingsmethodes, zoals het reinigen met water onder lage of hoge druk, stomen, stralen (waaronder zandstralen, hydropneumatisch stralen of wervelstralen), borstelen, reinigen met (bio)chemische producten en laseren. Met deze methodes kunnen verschillende resultaten worden bereikt, variërend van het slechts losmaken van de vervuiling van de ondergrond, tot het verwijderen van een dun laagje van de ondergrond waaraan de vervuiling is gehecht, of een combinatie hiervan. Het heeft sterk de voorkeur de eerste optie als uitgangspunt te nemen, zodat schade aan de ondergrond en de afwerking voorkomen dan wel tot een minimum beperkt wordt. Mocht dit echter niet tot de gewenste of zelfs tot ongewenste resultaten leiden, dan kan onderzocht worden of een methode waarbij ook een laagje van de ondergrond wordt verwijderd, mogelijk is.

Verschillende reinigingsmethodes voor één gevel

Als een gevel uit verschillende soorten materiaal en afwerkingen is opgebouwd, kunnen meer reinigingstechnieken wenselijk zijn die elk worden afgestemd op het type ondergrond en de afwerking. Zo is bijvoorbeeld bij reinigingsproeven op veel voorkomende zandstenen (Bentheimer en Obernkirchener) in monumenten gebleken dat stoomreinigen of het reinigen met biocides geen effect heeft, maar laserreinigen en stralen wel. Daarbij bleek ook dat stralen wel effectief is bij Obernkirchener zandsteen maar in veel minder mate bij Bentheimer zandsteen. Het komt soms voor dat in een gevel verschillende soorten zandsteen aanwezig zijn en dat dus verschillende reinigingsmethodes toegepast moeten worden. Het is over het algemeen niet raadzaam om voor reiniging van de gehele gevel de reinigingsmethode te kiezen die is afgestemd op het meest kwetsbare materiaal, omdat de gevel dan gedeeltelijk niet voldoende gereinigd wordt en het gewenste resultaat niet bereikt zal worden.

Reinigingsmethodes kunnen volgens NEN 17138 in vier categorieën worden ingedeeld: reinigen met water, mechanisch reinigen, chemisch reinigen en fysisch reinigen.

2.1 Reinigen met water

De vaak toegepaste reinigingsmethodes zijn waternevelen, vloeien, spuiten onder druk en reiniging met stoom. De druk, de temperatuur en de hoeveelheid water bepalen de impact die de methode op de vervuiling en ondergrond heeft.

2.1.1 Waternevelen of vloeien

Hierbij wordt de gevel gedurende een langere tijd zonder druk bevochtigd, zodat de vervuiling langzaam oplost en afstroomt. De kans op directe beschadiging van de gevel is met deze methode klein, omdat alleen de vervuiling wordt opgelost. Het is echter niet zonder risico, omdat de gevel bij te lange bevochtiging op den duur verzadigd kan raken en niet snel genoeg droogt. In de winter kan dan vorstschade ontstaan. Ook neemt de kans op biologische vervuiling toe. In het interieur kunnen vochtproblemen ontstaan en zelfs zoutschade. Waternevelen wordt met name ingezet voor het verwijderen van zwarte gipskorsten.

2.1.2 Spuiten onder druk

Een andere methode is het spuiten onder hoge of lage druk waarbij met koud of warm water tegen de vervuiling wordt gespoten. Het water heeft een oplossende werking en spoelt de vervuiling weg. Spuiten onder druk wordt vaak toegepast als voor- of nabehandeling bij bijvoorbeeld herstel van metsel- en voegwerk. Behandeling met hoge druk is vooral bedoeld voor harde en compacte materialen zoals graniet en baksteenmetselwerk opgetrokken met relatief harde bakstenen en dito voegwerk. Het is een methode die met beleid toegepast moet worden, omdat de ondergrond al snel beschadigd kan raken. Zeker ook als er een spuitmond gebruikt wordt met een spuithoek van 10 graden of het met een draaiend effect toegepast wordt. Ook de afstand van de spuitmond tot het geveloppervlak is bepalend.

2.1.3 Stoomreinigen

Verzadigde stoom (waterdamp met kleine druppels water) met een temperatuur tussen 100 en 150°C wordt tegen het oppervlak gespoten en de vervuiling wordt losgeweekt. Deze methode is relatief veilig. Het geveloppervlak en eventuele patina worden meestal niet aangetast. Verzadigde stoom is bijzonder geschikt voor het reinigen van compacte natuursteen en weinig poreuze materialen, zoals onbeschilderd beton. Het is effectief bij verschillende soorten vervuiling zoals vet en olieachtige bestanddelen, biologische groei en uitwerpselen van vogels op compacte materialen die weinig vocht en vervuiling doorlaten.

2.2 Mechanisch reinigen

Bij mechanische reiniging wordt met een schurende, slijpende, schrapende of stralende werking het vuil van de gevel, al dan niet met een dun laagje van de ondergrond, losgemaakt.

2.2.1 Borstelen

Borstelen kan met een kokos- of nylonborstel. Een metalen borstel geeft meer kans op schade. Behalve dat het een krassende werking kan hebben, kunnen kleine stukjes metaal achterblijven die vervolgens kunnen corroderen en vlekken geven.

2.2.2 Stralen

Stralen kan met lage druk, droog of nat, uitgevoerd worden. Bij stralen wordt een straalmiddel met of zonder water tegen een oppervlak gespoten. Stralen is een van de meest gebruikte technieken om gevels te reinigen. Het is echter ook de techniek waarmee in het verleden, maar helaas ook nu nog, de meeste gevels beschadigd zijn geraakt. Gelukkig wordt de techniek steeds vaker op een goede wijze toegepast en worden er mooie resultaten mee behaald. Het resultaat staat of valt bij de deskundigheid van het uitvoerende bedrijf, de gebruikte apparatuur en de instelling daarvan, materialen en de opdracht die wordt verstrekt. Bij een straaltechniek is het effect niet alleen afhankelijk van de straaldruk en de hardheid van het straalmiddel, maar ook van de vorm van het straalmiddel, de afstand van de spuitmond en de spuithoek ten opzichte van de gevel.

2.2.2.1 Stralen met droogijs

Voor historische gevels kan stralen met droogijs, vast CO2, toegepast worden bij het verwijderen van biologische vervuiling, zoals (korst)mossen, uitwerpselen, restanten van klimop en verschillende verfsoorten. Door de lage temperatuur van het straalmiddel (minus 78°C) worden taaie vervuilingen of verflagen bros waardoor ze makkelijker mechanisch zijn te verwijderen. Voorzichtigheid is geboden bij vochtige ondergronden die vorstgevoelig zijn, omdat bevriezing schade kan veroorzaken.

Kwaliteit van de reiniging: fijnkorrelig straalmiddel

Aandachtspunt is dat het resultaat na stralen in eerste instantie vaak bevredigend lijkt. Maar als het oppervlaktelaagje van de ondergrond bij de reiniging beschadigd is geraakt, kan deze methode op langere termijn negatieve gevolgen hebben. Een gevel met een beschadigde ondergrond neemt versneld vuil en vocht op en is daardoor snel weer vies. Daarnaast kan een te hard gestraalde gevel tot esthetische schade leiden, omdat het oppervlak te licht wordt of verkleurt en daardoor de monumentale uitstraling in negatieve zin verandert. Bij historische gevels is het dan ook aan te bevelen om straaltechnieken met een lage druk (maximaal enkele bar) en een fijnkorrelig straalmiddel zoals olivinezand of kalkmeel toe te passen.

2.2.3 Pellen

Een andere methode die onder mechanische reiniging valt is de peltechniek. Hierbij wordt een rubber- of kleipasta op de vervuiling aangebracht. Bij opdroging wordt een laag gevormd die aan de vervuiling vastplakt. Bij verwijdering van deze laag komt het vuil mee. Het is voor gevels zonder waardevolle verflagen een relatief veilige techniek, zonder schurend of slijpend effect.

2.3 Chemisch reinigen

Bij chemische reiniging wordt een chemisch of biologisch middel gebruikt, al dan niet in combinatie met water, om de vervuiling te verwijderen. Hieronder valt een breed scala aan middelen die qua karakter sterk van elkaar kunnen verschillen, zoals zepen, oppervlakte-actieve stoffen, zure of basische middelen, afbijt, samengestelde producten speciaal voor baksteen of natuursteen en complexonpasta’s. Het reinigend vermogen, de agressiviteit en de risico’s van deze middelen verschillen sterk. Zo zijn zeepachtige middelen mild en (anorganische) zuren juist agressief en risicovol. Bij veel producten kan het middel de vervuiling, na een bepaalde inwerktijd, losweken, oplossen of omzetten naar een andere verbinding. De vervuiling wordt vervolgens samen met restanten reinigingsmiddel met water afgespoeld. Groot risico is dat bij onjuiste uitvoering, schade aan de gevel of vlekken zoals druipsporen kan ontstaan. Daarnaast zijn bij sommige producten extra maatregelen nodig om schade aan mens en milieu te voorkomen. Zo kunnen biocides (stoffen die organismen doden) niet alleen algen en mossen doden op de beelden of gevels die ermee gereinigd worden, maar ook beplanting in de directe omgeving. Ook moet men erop bedacht zijn dat bij chemische reiniging eventuele nadelige effecten of schades niet direct zichtbaar zijn tijdens of direct na de (proef)reiniging. Resten van reinigingsmiddelen die achterblijven kunnen een ongewenste reactie geven. Een Veiligheidsinformatieblad geeft meer informatie over de relevante werkzame stoffen die het reinigingsproduct bevat.

2.3.1 Complexonpasta’s

Complexonpasta’s worden gebruikt om plaatselijk hardnekkige vervuiling of aanslag te verwijderen. Bij dit product is nabehandeling met stoom of met (warm) water onder druk nodig. Veel complexonpasta’s zijn voorzien van een filmvormer. Na droging kunnen de restanten van de pasta met daarin het geabsorbeerde vuil van het oppervlak worden getrokken.

2.3.2 Afbijtmiddelen

Afbijtmiddelen bestaan meestal uit oplosmiddelmengsels, versterkt met bijvoorbeeld organische zuren zoals mierenzuur of basische middelen zoals natronloog of ammonia. Ze worden gebruikt om verfsystemen op te lossen. Voor historische gevels worden afbijtmiddelen vooral gebruikt om graffiti te verwijderen.

2.3.3 Biocides

Biocides worden vooral gebruikt voor het doden van schimmels, algen, cyanobacteriën, mossen en korstmossen. Wanneer de organismen zijn afgestorven moeten de restanten worden verwijderd met een reinigingsmethode met water.

2.3.4 Enzymen

Bij biologische en atmosferische vervuiling zijn enzymen een milieuvriendelijker alternatief. Enzymen zijn eiwitten die de aanhechting van een biologische vervuiling kunnen afbreken. Enzymen kunnen beginnende biologische groei doden en op natuurlijk wijze laten verdwijnen zonder dat nog een extra reiniging met water nodig is.

2.4 Fysisch reinigen

Hieronder vallen methodes waarbij de ondergrond en de afwerking niet aangetast worden. De vervuiling wordt verwijderd door het op te lossen, verdampen of sublimeren.

2.4.1 Laseren

Bij laseren wordt de vervuiling verwijderd met behulp van een sterk geconcentreerde lichtbundel van een laser die op het vervuilde oppervlak wordt gericht. De vervuiling wordt zeer heet en verdampt of verandert van samenstelling waardoor de verontreiniging zich van de ondergrond losmaakt. Het reinigend vermogen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de golflengte van de laser, de intensiteit van de laserstraal, de grootte van de lichtbundel en de afstand tot de gevel. Als de methode goed wordt toegepast, is het mogelijk het vuil te verwijderen zonder schade aan het oppervlak of zelfs het patina. Het werkt goed bij dunne vervuilingen, zoals roet, graffiti en bepaalde biologische verontreiniging. Het blijkt ook effectief te zijn voor het reinigen van zandsteen, waar vervuiling vaak dieper is ingedrongen. Nadelig is dat de methode arbeidsintensief is en daardoor relatief langzaam en kostbaar. Daarnaast is bij bepaalde ondergronden risico op beschadiging, in het bijzonder (donker)gekleurde of gladde gepolijste ondergronden. Ook kan laserreiniging door chemische omzetting van bepaalde mineralen leiden tot verkleuring van de ondergrond. Zo blijkt soms een verkleuring op mergel te kunnen ontstaan. De methode vraagt bijzondere veiligheidsmaatregelen en specialistisch opgeleide vakmensen.

2.5 andere of aanvullende methodes

Onderzoek of het gewenste streefbeeld ook met andere methodes, zoals retouches of het toepassen van gekleurde mortels, of een combinatie van reinigen en retoucheren, bereikt kan worden.

2.5.1 retouches

Door te lichte of donkere delen van de gevel bij te kleuren (retoucheren) met materialen die geen bouwfysische schade aan de steen en eventuele voeg veroorzaken kan de uitstraling ook verbeterd worden. Voor het retoucheren worden verschillende soorten pigmenten of kleurstoffen en verschillende typen bindmiddelen gebruikt. Steen kan bijvoorbeeld worden bijgekleurd met krijt wat daarna gefixeerd wordt met een bindmiddel op basis van kiezelzuurester. Ook kunnen pigmenten gemengd worden met een bindmiddel. Zo worden lichtechte pigmenten (pigmenten die slechts in beperkte mate onder invloed van de zon veranderen) gefixeerd met bindmiddelen op basis van silicaten, zoals kaliwaterglas of silicaatverf. Met beide methodes kan het karakter van de steen behouden blijven, omdat de dosering en intensiteit van de kleuring goed is af te stemmen op de ondergrond. Verf en bindmiddel kunnen met een kwastje, roller of middels airbrush worden aangebracht. Kleurlagen op steenachtige materialen die droging van de ondergrond verhinderen, zijn niet geschikt voor monumenten.

Tijdelijke retouche

Ook is het in principe mogelijk om de gevel te voorzien van een retouche die tijdelijk van aard is, zodat het kunstmatig bijgekleurde werk langzaam overgaat in het natuurlijke patinalaagje dat na verloop van tijd ontstaat. Hoe het kunstmatig bijgekleurde werk zich precies verhoudt tot de nieuwe laag patina en hoe de overgang verloopt, is onder andere afhankelijk van de ondergrond, de (weers)omstandigheden, het type bindmiddel en de hechting daarvan. Een onzekere factor is dat de houdbaarheid van een dergelijke retouche en de snelheid waarmee deze verdwijnt lastig in te schatten zijn.

2.5.1 Gekleurde mortels

Plaatselijk kan de gevel ook met gekleurde mortels worden bijgewerkt, bijvoorbeeld bij beschadigde stenen of voegwerk. In dat geval moet gebruik worden gemaakt van alkalibestendige pigmenten of gekleurde vulmiddelen (bijvoorbeeld geel zand), omdat niet-alkalibestendige pigmenten kunnen ver- of ontkleuren.

Vakmanschap

Voor alle methodes (of combinatie van methodes) geldt dat voor de kwaliteit van de reiniging op de korte en lange termijn de planvorming en uitvoering door een ervaren vakman essentieel is (zie voor de gewenste kwaliteitseisen de Uitvoeringsrichtlijn voor gevelreiniging, hoofdstuk 5.3.2 en de Uitvoeringsrichtlijn voor historisch schilderwerk, hoofdstuk 5 van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg). Daarnaast blijkt in de praktijk dat het uitgeoefende toezicht op de werkzaamheden door een vakkundige restauratiearchitect en goede begeleiding door de gemeente vaak van doorslaggevende betekenis is. Ook voor het toepassen retouches of gekleurde mortels is specialistische vakkennis vereist. De inzet van deskundige vakmensen is hierbij eveneens essentieel. Voor de uitvoering wordt verwezen naar de Uitvoeringsrichtlijn Historisch Voegwerk, hoofdstukken 3.5.4 en 4.10. en de Uitvoeringsrichtlijn historisch schilderwerk van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg.

3. Programma van eisen

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek kan worden geïnventariseerd of reiniging noodzakelijk of wenselijk is en zo ja, welke reinigings- en ontstoringstechnieken geschikt zijn en wat de risico’s en consequenties van de verschillende technieken zijn. Het is raadzaam om voor de uitvoering goed vast te leggen wat het te verwachten, realistische eindresultaat moet worden. Het streven hierbij is om tot een vanuit de monumentale waarde beredeneerde, historisch verantwoorde beleving van de gevel te komen waarbij met een zo mild mogelijke reiniging oppervlakteschade voorkomen wordt en de bouwfysische en bouwtechnische eigenschappen behouden blijven.

4. Proefvlakken

Laat, voordat er een definitieve keus voor bepaalde reinigings- of ontstoringstechnieken gemaakt wordt, een aantal proefvlakken maken. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen, moeten zowel proefvlakken op sterk verontreinigde plaatsen als op minder verontreinigde plaatsen worden aangebracht, maar wel op de minst opvallende locaties. De mate van vervuiling op eenzelfde materiaal kan namelijk een verschillende aanpak vereisen en er kan voor minder verontreinigde plaatsen een andere techniek nodig zijn dan bij moeilijker te reinigen plekken. Bij grote of belangrijke gebouwen is meestal een (restauratie)architect betrokken. Deze vraagt twee of drie bedrijven om de proefvlakken te maken, soms met verschillende technieken, soms met vergelijkbare technieken. Bij kleinere projecten vragen meestal particuliere opdrachtgevers een bedrijf om een paar proefvlakken te maken.

5. Selectie reinigingsmethode en -bedrijf

De proefvlakken en het programma van eisen vormen de basis waarop bedrijven worden geselecteerd die de reiniging kunnen uitvoeren. Bijkomend selectiecriterium kunnen de ervaringen zijn die een bedrijf heeft met vergelijkbare situaties en materialen. Gezien de complexiteit van het vooronderzoek en de uitvoering van de gevelreiniging is het aan te bevelen om meerdere bedrijven te vragen. Zo kan het meest geschikte bedrijf (of bedrijven) geselecteerd worden en worden de risico’s door een onjuiste reiniging zoveel mogelijk beperkt. Opmerking HJ

6. Uitvoering

Ten slotte kan, nadat op basis van de proefvlakken en de verschillende offertes de keus is bepaald, een werkomschrijving of bestek worden gemaakt. Op basis hiervan kan een omgevingsvergunning bij de gemeente worden aangevraagd. Van groot belang voor het waarborgen van een hoge kwaliteit van reiniging is dat de uitvoering niet onder (te hoge) druk komt te staan als gevolg van bijvoorbeeld een te strakke tijdsplanning of een te krap budget. De goedgekeurde proefstukken en uitvoering door een deskundige vakman zijn maatgevend voor het eindresultaat.

7. Vergunning en subsidie

Sommige reinigingsmethodes kunnen fysieke en visuele schade veroorzaken aan het monument. In geval van beschermde monumenten is daarom in die gevallen een omgevingsvergunning vereist. De gemeente (bevoegd gezag) beoordeelt of een omgevingsvergunning inderdaad nodig is en zo ja of de gekozen reinigingsmethode met het oog op mogelijke schadelijke (neven)effecten is toegestaan.

Vanuit het oogpunt van milieubescherming en veiligheid kunnen reinigingswerkzaamheden ook vergunningplichtig zijn of onderworpen aan algemene regels (landelijk of lokaal). De gemeente kan aangeven welke regels van toepassing zijn. In enkele gevallen kan het noodzakelijk zijn dat er een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld.

Voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument kan de eigenaar in veel gevallen subsidie aanvragen. Het reinigen van gevels komt soms in aanmerking voor instandhoudingssubsidie. Het gaat dan om het reinigen met water onder lage druk en temperatuur, zonder toegevoegde materialen zoals zand of chemicaliën, ter verwijdering en bestrijding van mos, algen en dergelijke. Uitgangspunt daarbij is noodzaak voor de instandhouding van de monumentale waarden en dat de werkzaamheden niet schadelijk zijn voor het monument.

Ook wanneer het vuil op de gevel leidt tot aantasting van het materiaal en wanneer het voor het uitvoeren van restauratiewerkzaamheden noodzakelijk is dat de vervuilde gevel gereinigd wordt, zijn de kosten van een deskundig uitgevoerde gevelreiniging subsidiabel. Het uitsluitend om esthetische redenen reinigen van gevels of onderdelen daarvan, is niet subsidiabel.

Zie ook

Artikelen
    Hoort bij deze thema's

    Specialist(en)

    U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

    Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 8 okt 2022 om 03:01.