Glas-in-lood - herplaatsen do’s en dont’s
Hieronder volgt een uitgebreide bewerking van het eerder verschenen artikel in vertaling, echter zonder noten of afbeeldingen. Deze kunnen in het bovengenoemde artikel geraadpleegd worden via de bijgevoegde link die verwijst naar de bibliotheekcatalogus van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Herbestemmingsvraagstukken gelden voor alle soorten bouwfragmenten en monumentale wandkunst die roerend geworden zijn. Dit artikel zoomt in op een casus waarbij een glasraam uit de Nederlandse Rijkscollectie dat jarenlang in depot was opgeslagen, een nieuw thuis vond. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft een deel van de rijkscollectie, zo’n driehonderd glas in lood ramen, in beheer en wil de collectie zichtbaar maken.
Het artikel beschrijft vrij gedetailleerd de herplaatsing van een glas in lood raam binnen een architectonische setting, in tegenstelling tot een museale setting. Het wil een bijdrage leveren aan de discussie over de praktijk van het herplaatsen, met een schets van enkele obstakels en beperkingen die men daarbij kan tegenkomen.
Twee andere gevallen van herplaatsingen van glasramen binnenshuis zijn toegevoegd om het perspectief te verbreden en een zekere mate van generalisatie mogelijk te maken.
Het Hofman raam
Een trapraam uit de RCE collectie, ontworpen door Pieter Hofman (1885-1965) vond ‘een nieuw thuis’ toen het vroegere gebouw van de PTT, nu het Nuffic-gebouw aan Kortenaerkade 11 in Den Haag werd gerenoveerd (Zie afb. 1.). De huidige eigenaar is de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in hoger onderwijs (Nuffic).
De herplaatsing werd in gang gezet door een informeel persoonlijk contact tussen de bouw-coördinator en de RCE conservator.
Eerst was er geen precieze informatie over de oorspronkelijke situatie van het Hofman raam. Onderzoek wees uit dat het raam afkomstig was uit de traphal van een vleugel die in de jaren vijftig aan het PTT-complex was toegevoegd. Het raam werd in 1958 uitgevoerd door Glasstudio De Lint in Delft. De oppervlakte van die raampartij was in totaal zo’n negentig vierkante meter. Een flinke wand die waarschijnlijk niet recht was, maar licht gebogen. Vind daar maar eens een nieuwe plek voor!
De titels verwoorden de thema’s van post en telecommunicatie: Briefverkeer in de Middeleeuwen en Verkeer door de aether. De missie van de Nuffic, de huidige eigenaar van het pand, sluit goed aan bij het thematiek van de ramen. De weergegeven etnische groepen verbeelden het internationale karakter van de organisatie. In de reizende historische figuren kan men een parallel zien met de vele studenten die, dank zij de Nuffic, een kans krijgen om naar het buitenland af te reizen om er te studeren.
De thematische match was voortreffelijk. Helaas kon hetzelfde niet gezegd worden over de afmetingen van het raam. Deze kwamen niet overeen met de architectuur van dat deel van het gebouw dat werd gerenoveerd. Terugplaatsen op de oorspronkelijke plek was niet mogelijk, omdat de aanbouw waar het raam in 1958 werd geplaatst, in de tachtiger jaren was afgebroken.
Op zoek naar een plek
De renovatie-architect heeft twee wanden gecreëerd in het te renoveren pand, vlak bij de entree. Punt van aandacht was de maatvoering. In de oorspronkelijke situatie was de traphal voorzien van een wand van enkele meters hoog met transparante glaspanelen, waarin de twee figuurgroepen gesitueerd waren ter hoogte van de eerste en de tweede verdieping. Wanneer enkele stroken transparant glas aan beide zijden zouden worden weggelaten en de twee figuurgroepen als afzonderlijke eenheden werden beschouwd, konden ze worden ingepast. Dat zou een deel van de oorspronkelijke ruimtelijke beleving teniet doen, aangezien de figuren vroeger zowel van boven als van beneden benaderd konden worden en er simpelweg ook meer ruimte was.
Aan de beslissing om de functie van de ramen te veranderen ging enig kunsthistorisch onderzoek naar het oeuvre van Hofman vooraf. Doorslaggevend bij de besluitvorming over de herplaatsing was dat het communicatie-thema van de ramen zo nauw aansloot bij de missie van de Nuffic en ook de grote waarde die zowel door de eigenaar als de renovatie architect gehecht werd aan het incorporeren van een historisch element. Alle partijen werden het er snel over eens dat de Kortenaerkade 11 second best voor de Hofman ramen zou zijn.
Na restauratie werden de panelen in een metalen frame gevat, gemaakt door de aannemer naar een ontwerp van de architect. De panelen zijn zodanig in het frame gemonteerd, dat ze er zonodig afzonderlijk kunnen worden uitgehaald. Aan de kant van de hal is een glazen wand neergezet met belichting, om het zicht van de andere kant te vergemakkelijken.
Een nieuw thuis
De PTT-ramen hebben een nieuw thuis gevonden. Door hun zichtbaarheid en de missie van Nuffic hebben de ramen opnieuw betekenis gekregen. Aan de oorspronkelijke architecturale functie is recht gedaan, hoewel op een andere wijze, aangezien ze geen traphalraam meer zijn. Ook de afstand die de betrachter heeft tot de ramen is veranderd, evenals de aanlichting, de manier waarop het licht op en door de ramen valt. Niet ideaal, maar zeer functioneel en naar omstandigheden optimaal.
Van Steenbergen ramen
Op enigszins vergelijkbare wijze zijn modernistische glas in lood ramen van Eduard Van Steenbergen (1889-1952), een van de belangrijkste Belgische architecten van het interbellum, herplaatst in Antwerpen. Van Steenbergen was niet alleen architect, maar ontwierp ook tuinen, interieurs, meubels, tapijten en glas-in-lood. Zo ontwierp hij voor de Wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1930 voor de Federatie van Vakbonden hun stand van de Sociale Werken, waarin een aantal abstracte ramen waren opgenomen. Het contact tussen Dr. Joost Caen (hoogleraar Glas Conservatie, Instituut voor Conservatie-Restauratie Universiteit van Antwerpen) en de familie Steenbergen was bepalend voor het vinden van een nieuw thuis voor de ramen in het instituut. Van Steenbergen was jarenlang hoogleraar architectuur aan deze academie en zijn nazaten stelden het op prijs dat zijn werk op deze manier aan de academie verbonden zou blijven. Na behandeling werden de ramen in 2002 herplaatst op hun nieuwe bestemming, de garderobe van het Instituut voor Conservatie-Restauratie (Blindestraat 9, Antwerpen, België).
Ook in dit geval kwam herplaatsing tot stand dankzij informele contacten. Verscheidene partijen waren betrokken bij de herplaatsing zelf: de eigenaar en de gebruikers van het gebouw, de gewestelijke dienst voor monumentenzorg en de restauratie-architect. De ramen kregen een nieuwe plaats die recht doet aan de oorspronkelijke setting, aangezien ze op dezelfde hoogte en in dezelfde gebogen vorm zijn geplaatst als gedurende de Wereldtentoonstelling. In de doorgang tussen de gebouwen van de opleiding zijn ze opnieuw een blikvanger.
Berg raam
In 1953 maakte Toon Berg (1877-1967) een gebrandschilderd raam voor de traphal van het gemeentehuis van Numansdorp. Dit raam verbeeldt de geschiedenis van de ambachtsheerlijkheid. De voormalige gemeente Numansdorp kreeg het raam tijdens de bouw van het gemeentehuis als gift van de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. Het bestaat uit negen panelen en laat de uitgifte zien door keizer Maximiliaan van Oostenrijk van een eeuwigdurend erfpachtrecht van aanwassen, uitgorzen, slikken, rietbossen, visserijen en vogelarijen. Maximiliaan schonk dit recht aan zijn eerste secretaris Gerard Numan. Wilden Numan en zijn erfgenamen iets aan het cadeau hebben, dan moesten zij de natte gronden nuttig en rendabel maken. Dankzij dit geschenk ontstond de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen, waartoe ook Numansdorp behoorde.
Na de sloop van het vroegere gemeentehuis had het raam twintig jaar in depot doorgebracht in de gemeentelijke werkplaats. De gemeente onderzocht verscheidene locaties om het karakteristieke glas in lood raam te herplaatsen. Maar het bleek geen eenvoudige zaak om een plek te vinden voor het raam van 4,5 x 3 meter. Het Nationaal Landschapscentrum (NLC), op dat moment in aanbouw in Numansdorp, bood uitkomst. Het centrum bevindt zich binnen de ambachtsheerlijkheid van Cromstrijen en kon het raam in 2011 monteren in de binnenwand van een vide. Gezien de geografische locatie en de aard van de nieuwe gastheer is dit een toepasselijke plaats voor het karakteristieke raam, waarvan het thema goed past bij het educatieve karakter van het NLC.
De plaatsing en de aanpassing vonden plaats in opdracht van Hoeksche Waard Landschap (HWL), de eigenaar van het NLC, en werden uitgevoerd door een opleidingsinstituut voor de bouw. De aanpassing van het glas in lood raam werd voornamelijk uitgevoerd door een leerkracht van het instituut. Om het raam in te passen onder het schuine dak moest aan beide zijden een deel van het raam worden weggehaald. Daarmee is een stuk van het uitgebeelde waterlandschap, juist zo kenmerkend voor het thema, weggevallen.
Van Dam raam
Ook het gebrandschilderde raam van de koekjesfabriek Meursing (Zie afb. 2. Meursing’s Machinale Beschuit- en Koekfabrieken, Smallepad 2, Amersfoort) vond een nieuwe bestemming. In de kantoorhal van de fabriek was een metershoog raam, ontworpen door de Amersfoortse schilder Willem Jan van Dam (1895-1964). Het halfronde raam werd in 1943 uitgevoerd door glazenier Alex Luigjes (1914-1999). In 1992 werd het gebouw gesloopt en de glasstukken konden ternauwernood worden gered door het plaatselijke Museum Flehite. Ze werden vervolgens in dat museum opgeslagen.
Toen bekend werd dat er op de plek van de oude koekjesfabriek een nieuw gebouw zou komen, heeft het museum de ramen voor herplaatsing in langdurig bruikleen aangeboden. Op bijna de oorspronkelijke plek is het raam in 2009 in een binnenwand van de kantine van de RCE geïntegreerd. Het raam verkeerde in slechte toestand, het lood was grotendeels verdwenen. De oorspronkelijke halfronde vorm is niet gehandhaafd en het fungeert ook niet langer als traphal-raam. Wel is rekening gehouden met de oorspronkelijke locatie, aangezien de kantine zich op het perceel van de vroegere koekfabriek bevindt.
De voorbeelden
De uit het leven gegrepen beschreven voorbeelden laten zien dat de ideale herinstallatie van monumentale glasramen niet bestaat. Het is immers vrijwel onmogelijk een plek te vinden die net zo geschikt is als de oorspronkelijke.
Een passende nieuwe plek vinden voor ramen lijkt grotendeels een zaak van toeval. Informele contacten dragen bij tot succes evenals de bereidwilligheid van de betrokken partijen en de mogelijkheid om meerdere opties te overwegen.
Toevalligheden daargelaten is het tot op zekere hoogte mogelijk het proces van herplaatsing te structureren. De basisstappen op het gebied van conservatie, restauratie en ethische zaken worden in talloze richtlijnen beschreven, waaronder standaarden, specificaties, de richtlijnen van het Corpus Vitrearum, de Burra Charter en andere charters.
Culturele waarden
De fundamentele overweging bij het plannen van interventies is de culturele waarde of betekenis van het oorspronkelijke gebouw en de ramen. Alle relevante facetten moeten worden beschouwd. Dit gebeurt vaak impliciet, maar een geformaliseerde expliciete en interdisciplinaire benadering verdient de voorkeur omdat die transparantie oplevert en de weg opent voor het ontwikkelen van alternatieve opties en oplossingen. Het is cruciaal om een gedetailleerd beeld te hebben van de culturele waarden die aan ramen worden toegekend en om te beslissen welke aspecten – zowel historisch als betreffende de restauratie – moeten worden behouden bij herplaatsing om deze maximaal recht te doen. Hierbij kunnen methoden voor culturele waardebepaling zoals ‘Significance 2.0 a guide in assessing the significance of collections’ zeer nuttig zijn.
In Nederland houdt Op de museale weegschaal zich ook bezig met culturele waardebepaling. Dit handboek beschrijft stap voor stap het proces van betekenis-bepaling en de criteria die gebruikt kunnen worden om culturele waarden te beschrijven. Het maakt het mogelijk een referentiekader te bepalen dat de vergelijking met andere voorwerpen en collecties vergemakkelijkt. Bovendien kan het ontwikkelpotentieel van de waarde van een object hierdoor naar voren gehaald worden. Bijvoorbeeld, wanneer meer onderzoek wordt gedaan, kan de culturele waarde van een object het begrip ervan veranderen, ofwel het potentieel ervan ontsluiten.
Bij het Hofman raam bestond de eerste stap om de culturele waarde vast te stellen uit het inventariseren van de beschikbare kennis over de kunstenaar, zijn achtergrond, de gebruikte thema’s, stijl, werkwijze, gebruikte technieken, opdrachtgevers, oeuvre, de plaats van het raam binnen het oeuvre en de oorspronkelijke positie van het raam. Aspecten als afkomst, zeldzaamheid, huidige culturele en gebruikswaarde waren ook van belang. Op grond van de belangrijkste kenmerken werd de culturele waarde bepaald, toen nog meer op informele en impliciete dan op formele en expliciete wijze. Onderzoek naar Hofman en het Hofman raam in een bredere historische en artistieke context droeg bij aan de interpretatie van het werk. Het toonde aan wat de functie van het raam was geweest en hielp in de besluitvorming over de volgende stap. Hoe meer bekend is over de culturele waarden, des te meer zaken kunnen worden meegenomen in de overwegingen en des te meer opties kunnen worden gecreëerd. Een nuttige strategie om een geschikte locatie te vinden kan zijn om van smal naar breed te redeneren. Het kunstwerk kan herplaatst worden op een andere locatie binnen het oorspronkelijke gebouw, in nieuwbouw op het oorspronkelijke terrein of binnen een instelling met dezelfde functie als het gebouw waarin het kunstwerk zich oorspronkelijk bevond, een instelling in dezelfde plaats, regio of provincie. Vervolgens spelen aspecten als zichtafstand en lichtinval een rol, dus de oorspronkelijke situatie moet idealiter worden vastgelegd voordat de glasramen worden uitgenomen, bij voorkeur fotografisch. Om de verhoudingen te laten zien is het nuttig een persoon voor de ramen te plaatsen. Er zouden opnames moeten zijn op verschillende tijden van de dag, om de lichtinval goed vast te leggen. De informatie op die manier vergaard is uiterst nuttig, maar deze aspecten behoren tevens tot de moeilijkste om tijdens een herplaatsing recht te doen.
Integratieve benadering
Informele contacten in een vroeg stadium kunnen mensen en instellingen mobiliseren om een herplaatsing van een kunstraam te overwegen en mogelijk te maken. In het beste geval kan een integratieve benadering door overleg tussen de bouwcoördinator, vertegenwoordiger van monumentenzorg, (renovatie) architect, aannemer en conservator een realistisch reddingsplan opleveren.
Behandeling en inpassing van de ramen
Wat de ideale behandeling voor ramen is, hangt uiteraard af van verscheidene aspecten, bijvoorbeeld de staat waarin zij verkeren, de nieuwe functie, positie en plek binnen of buiten een gebouw. In het algemeen kan men stellen dat het restauratie-beleid over de jaren radicaal is veranderd. Tegenwoordig prefereert men over het algemeen de minimalistische benadering. Het oorspronkelijke kunstwerk moet zoveel mogelijk in zijn waarde worden gelaten. Dit houdt ook in dat het inpassen van ramen in hun beoogde nieuwe omgeving met grote zorg moet gebeuren. Hieruit vloeit voort dat het plaatsen van ramen in een grotere context aanvaardbaar kan zijn, maar het verkleinen ervan meestal niet. Een ‘statement of significance’ is ook erg nuttig wanneer er beslissing genomen worden over behandeling en inpassing van ramen. Het is een goede manier om het spectrum van opties te verbreden en kan leiden tot een optimaal ‘gebruik’ van het betreffende kunstwerk.
Omgaan met ‘originaliteit’ in de praktijk
De voorbeelden in dit artikel betreffen ramen die binnen in een gebouw, niet aan de buitenkant zijn herplaatst. Zodoende kwamen behandeling en beschermende maatregelen, nodig voor plaatsing in de open lucht, niet aan de orde.
De restauratie van het Hofman raam was zeer terughoudend en de oorspronkelijke staat van het raam kon grotendeels worden behouden. Bij de andere ramen was sprake van verloding, grotendeels of zelfs totaal. Als dan bovendien de oorspronkelijke vorm verloren gaat, zoals bij het halfronde Van Dam raam, hoe authentiek kun je het resultaat dan noemen?
In dat licht bezien heeft de herplaatsing van de Steenbergen ramen de meeste oorspronkelijke aspecten behouden. Bij de Hofman ramen was verkleining aan de orde, maar het oordeel luidde dat de voordelen van de herplaatsing zwaarder wogen dan de nadelen. De ongebruikte elementen blijven in depot, het hele proces werd zorgvuldig vastgelegd en de ramen kunnen gemakkelijk in hun oorspronkelijke staat worden teruggebracht. De nieuwe plek van de Hofman ramen is zeer passend wat betreft het thema, maar veel minder succesvol op het punt van ‘licht’.
Men kan stellen dat de herplaatsing in Numansdorp het thema van het raam niet voldoende recht deed, aangezien relevante hoekdelen werden weggelaten.
Het is goed om op te merken dat bij alle beschreven herplaatsingen een speciale plek of een wand moesten worden gecreëerd om de ramen in te passen.
Zichtbaarheid
Uiteindelijk hangt het van allerlei omstandigheden af wat tenslotte prevaleert. Bij het scheppen van een acceptabele nieuwe ambiance zijn concessies vaak onvermijdelijk, maar zolang de nieuwe setting voldoende op de oorspronkelijke situatie lijkt is er veel gewonnen; de echte betekenis van een monumentaal kunstwerk ligt in de zichtbaarheid ervan.
Het is een nobel streven om relieken zo dicht mogelijk bij hun oorspronkelijke context te willen houden, maar als dat niet mogelijk is, dan is iedere serieuze poging te prefereren boven het depot of de vrije markt.
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 8 okt 2022 om 03:01.