Introductie[bewerken]
In de Nederlandse hertenkampen leven vele duizenden herten. Voor het grootste deel zijn dat damherten. Slechts in een enkel geval worden er edelherten gehouden. Die zijn groter dan damherten. Reeën zijn juist kleiner, maar ongeschikt voor hertenkampen. Zij leven veelal solitair of in kleine groepjes in de vrije natuur, trekken door de bossen en velden en hebben een uiterst fijn afgesteld voedselpatroon. Reeën worden dan ook niet in hertenkampen gehouden.
Damherten
Damherten leven vanaf de late middeleeuwen in Nederland, zo tonen archeologische vondsten aan. In die tijd introduceerde de adel ze hier voor de jacht in de bossen en wildparken. Zo liet prins Maurits in 1593 honderd damherten uit Engeland overkomen en uitzetten in het Haagse Bos. Vandaag de dag leven damherten in Nederland niet alleen in hertenkampen, maar ook in het wild, zoals in verschillende natuurgebieden aan de kust. Damherten zijn te herkennen aan hun geschulpte geweien en hun gevlekte, bruin-witte vacht. Er komen ook donkere varianten voor. Het zijn gemakkelijke dieren om te houden. Ze stellen geen hoge eisen aan hun voedsel en hun leefomgeving. Bovendien planten zij zich binnen een hertenkamp goed voort. Hun nieuwsgierige aard, hun vacht en hun gedrag, zoals het weghuppen met vier poten tegelijk, maken damherten aantrekkelijk voor bezoekers. De ervaring leert dat damherten die regelmatig met mensen in aanraking komen minder schuw zijn, minder schrikachtig reageren en zelfs uit de hand eten.
Edelherten
Edelherten zijn groot. Eigenlijk te groot voor een hertenkamp. Om ze een goed leefklimaat te kunnen bieden, moet het terrein dan ook zeer groot zijn. Edelherten komen daarom beter tot hun recht in een natuurgebied als de Hoge Veluwe.
Overtollige dieren
Om het hertenbestand in een kamp gezond te houden moeten er elk jaar dieren worden afgevoerd. De opbrengst rekenden de eigenaren van de buitenplaatsen tot hun inkomsten. Om die reden werden de aantallen herten op vaste momenten keurig geadministreerd. In de archieven van bijvoorbeeld Kasteel Twickel in Overijssel is dat nog precies na te gaan. Overigens werd het verfijnde hertenvlees op buitenplaatsen zeer gewaardeerd. Ook tegenwoordig worden de overtollige dieren via de handel afgevoerd.
Onderzoek
Bouwhistorisch en bouwtechnisch onderzoek vormen een goede basis waarop een restauratieplan voor een hertenkamp gemaakt kan worden. Er zullen ongetwijfeld vergeten oude reparaties, veranderingen of uitbreidingen aan het licht komen die van belang kunnen zijn. Tegelijkertijd brengt het onderzoek de staat van onderhoud nauwkeurig in beeld. De tand des tijds kan grote invloed hebben gehad op een hertenkamp, vooral als er langere tijd geen onderhoud is gepleegd. Zo bleek bij onderzoek in Zeeland een hertenhuisje ruim een meter lager te zijn geworden door het voortdurend wegrotten van de onderkant van de constructie. Het huisje kon dankzij het onderzoek weer tot op zijn oorspronkelijke hoogte worden gebracht.
Bekende architecten
In de negentiende eeuw kregen tuinarchitecten vaker dan voorheen opdracht een park met een hertenkamp te ontwerpen. Zo richtte Jan Zocher in 1828 voor de gemeente Haarlem de Haarlemmerhout in met een hertenkamp. In Assen gaf Lucas Roodbaard er in 1842 een vorm aan de rand van het Asser Bos.
Naar aanleiding van een prijsvraag ontwierp Leonard Springer in 1901 een hertenkamp in De Alkmaarder Hout. Bovendien creëerde Springer er in 1929 in het Bloemendaalse Bos een met een bijzonder hertenhuisje, een oriëntaals type. En Hendrik Copijn en zijn zoon Lodewijk bedachten in 1908 het hertenkamp in het eerder door hen ontworpen Julianapark in Utrecht.
Ook bouwkundige architecten hielden zich soms bezig met het tekenen van een hertenkamp en de bijbehorende bouwwerken. Zo ontwierp Willem Dudok in 1939 het hertenhuisje in de Hilversumse hertenkamp.
Meer informatie[bewerken]
Zie ook
Hoort bij
Specialist(en)
Contact
- Reageer op deze pagina via het reactieformulier.
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 30 sep 2022 om 02:01.