Panorama Landschap - Baronie

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 10 jan 2023 om 04:02
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Introductie

Deze regio bestaat uit zandgebied, waar het aanwezige veen is vergraven en afgevoerd via turfvaarten. Het landschap is voorts ingericht met akkers, beemden en heide. Ook kent de regio veel bossen. Breda is de grootste stad.


Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.

Kasteel Breda met kasteelgracht ervoor.
Afb. 1. Kasteel Breda. Foto: Jos Stöver
Luchtfoto van de Loonse & Drunense Duinen.
Afb. 2 . Overzicht Vaartstelsels in West-Brabant (Bron: Leenders, 2016) Vaarten zoals de Eldersche Turfvaart bij Roosendaal en de Turfvaart ten zuidoosten van Breda zijn karakteristieke elementen in de Baronie. Het zijn de enige tastbare herinneringen aan de veenwinning, omdat het veen zelf vrijwel verdwenen is. Turfvaarten worden begeleid door houtwallen.
Turfvaart bij landgoed De Moeren A Haartsen. Waterstroom met aan weerszijden bomen en grasheuveltjes.
Afb. 3. Turfvaart bij landgoed De Moeren A Haartsen. Foto: Adriaan Haartsen.
Mastbos. In de voorgrond een afgehakte boom met elfenbankjes erop.
Afb. 4. Mastbos . Foto: Edwin Raap
Kunstwerk ode aan de snelweg bij de A16 bij Breda.
Afb. 5. A16 bij Breda. Foto: Wim van der Ende
Perron op station roosendaal.
Afb. 6. Station Roosendaal. Foto: RCE Beeldbank
bakstenen gebouw St.Catharinadal in Oosterhout.
Afb. 7. St.Catharinadal in Oosterhout. Foto: Jos Stöver
Kaart van Baronie.
Afb. 8. Baronie

Karakteristiek

De Baronie vormt het centraal-westelijke deel van de provincie Noord-Brabant. Ten noorden van de lijn Breda – Etten-Leur gaat het zandlandschap geleidelijk over in zeekleipolders[1].

Grote delen van de regio waren vroeger bedekt met veen. Van het veen is vrijwel niets meer over, maar het heeft wel de inrichting en van het landschap bepaald. Zo komen er onder meer turfvaarten in voor. In de middeleeuwen werd het landschap ontgonnen en kreeg het de kenmerkende inrichting bestaande uit akkers, woeste gronden en graslanden (beemden). Vanaf de 18de eeuw werden ook gronden gebruikt om landgoederen en productiebossen op aan te leggen. De grootste bosgebieden liggen bij Breda, onder Roosendaal en westelijk van Rijen. Eind 19deeeuw maakte de introductie van de kunstmest de weg vrij om de heidevelden, die tot dan toe een belangrijke functie hadden als plaggenleverancier, te ontginnen. Op grote schaal is de heide toen omgezet in nieuwe landbouwgrond, terwijl tegelijkertijd delen van de heide werden bebost voor de productie van mijnhout.

De regio heeft door de ligging tussen Rotterdam en Antwerpen in de 20steeeuw een stevige bevolkingsgroei doorgemaakt. De regio is goed ontsloten per spoor, snelweg en over water. Dit weerspiegelt zich in het feit dat de Baronie, ondanks het voorkomen van enkele grote aangesloten bos- en heidegebieden, overwegend verstedelijkt is. Oosterhout, Breda en Roosendaal vormen een vrijwel aaneengesloten stedelijke agglomeratie. Er liggen meerdere grootschalige bedrijventerreinen, met name langs de snelwegen. Vanuit de even buiten de regio gelegen Amercentrale lopen diverse hoogspanningsleidingen door de regio.

De Hogesnelheidslijn (HSL) van Rotterdam naar Antwerpen loopt evenwijdig aan de A16. Luchtmachtbasis Gilze-Rijen is gelegen in het zuidoosten van de regio.

Ontstaan van het natuurlijke landschap

Pleistoceen

De regio Baronie maakt deel uit van het Kempisch zandgebied, ook bekend als het West-Brabantse Zandplateau. Het is opgebouwd uit zand- en kleilagen, oude rivierafzettingen van de voorlopers van de Rijn en de Maas uit het begin en het midden van het pleistoceen. De oudere afzettingen zijn vrijwel overal bedekt met dekzanden. Ze zijn in de laatste ijstijd door de wind aangevoerd uit het drooggevallen Scheldedal en de toen drooggevallen Noordzee. Op enkele plaatsen ontstonden rivierduinen of ‘donken’.

Holoceen

Ongeveer 10.000 jaar geleden kwam een einde aan de laatste ijstijd en begon het holoceen. De temperatuur steeg, het werd vochtiger en de open, vrijwel boomloze vlakte veranderde in een gesloten bos. De zeespiegel en de grondwaterspiegel stegen.

Op plaatsen met een slechte afwatering kwamen moerassen tot ontwikkeling en vond veenvorming plaats. Het veen breidde zich uit en in de Baronie lagen rond het jaar 1000 grote veenpakketten.

Alleen de hoogste delen, de donken van Roosendaal en Wouw, de dekzandruggen langs de Aa, de bovenloop van de Mark, de omgeving van Baarle en enkele plaatsen op de dekzandrug tussen Breda en Oud-Gastel waren niet bedekt. Het veen is in de middeleeuwen vrijwel geheel door de mens vergraven en verdwenen. Ten noorden van de dekzandrug tussen Breda en Gastel kwam het land daardoor zo laag te liggen dat de zee het gebied overstroomde en daar een laag zeeklei werd afgezet.

Landschappenkaart

Op de archeologische landschappenkaart hoort de regio vrijwel geheel tot het Kempisch zandgebied. Aan de noordrand liggen kleine delen die tot het Hollands-Utrechts veengebied en de Jonge Zee-inbraken gerekend worden. Het Kempisch zandgebied bestaat uit dekzandvlakten, dekzandruggen, beek- en droogdalhellingen, droogdalbodems en beekdalbodems.

Bewoningsgeschiedenis

Prehistorie en Romeinse tijd

In en langs het dal van de Weerijs en ten zuiden van Rucphen zijn resten jagerskampementen uit de midden steentijd aangetroffen. Nederzettingen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen hebben zich langs de dalen van de Weerijs en de Mark bevonden.

Alleen de hoogste, zandige delen van het landschap waren geschikt voor bewoning en landbouw. Uitgestrekte laaggelegen gebieden werden in de loop der tijd steeds natter. Daardoor breidden veenmoerassen zich steeds verder uit. Aan de rand van de Regte Heide bij Riel zijn zes grafheuvels uit de vroege en midden bronstijd (circa 1700 tot 1000 v.Chr.) bewaard gebleven.

Bij Goirle hebben archeologen de resten blootgelegd van boerderijen uit de bronstijd, ijzertijd en de Romeinse tijd. In de vroege middeleeuwen werd de regio zeker ook bewoond. Bij Alphen is een grafveld uit de periode 450-725 n.Chr. opgegraven. Grote opgravingen ten westen van Breda hebben duidelijk gemaakt dat hier al 3000 jaar mensen wonen.

Middeleeuwen en nieuwe tijd

In de Middeleeuwen, met name vanaf circa 1000, werd vanuit de bestaande nederzettingen meer en meer grond in gebruik genomen voor de landbouw en ontstonden nieuwe ontginningen. Belangrijk voor de ontwikkeling van het landschap was vooral de veenwinning.

Van de 15de tot en met de 18de eeuw is in de regio een enorm veengebied afgegraven. De turf werd gestoken, gedroogd en opgetast, waarna het per schip werd afgevoerd naar het overslagpunt, het turfhoofd (Roosendaal, Oudenbosch en Leur). Deze lagen aan een goed bevaarbaar water, zoals de Mark, van waaruit de turf naar zijn bestemming werd vervoerd. Er werden ook kanalen gegraven, soms met zijkanalen, om het veen te laten drogen en om er later met schepen bij te kunnen komen.

Als het veen helemaal weggegraven was, werd de turfvaart doorgetrokken en kon het werk opnieuw beginnen. Op die manier werden de turfvaarten steeds dieper het land ingegraven en ontstonden er verschillende stelsels van turfvaarten, die ieder naar hun eigen overslaghaven liepen.

Afzetgebieden waren aanvankelijk de steden in Vlaanderen, maar aan het eind van de middeleeuwen ging het veen ook naar Holland. Bij de overslagplaatsen ontwikkelden zich handelscentra, zoals Oudenbosch en Roosendaal.

Landbouw

Aan de randen van de beekdalen en hier en daar op hoger gelegen plaatsen kon men akkers aanleggen. Na het jaar 1000 breidde het cultuurlandschap zich langzaam uit. Dit gebeurde ook op plekken waar het veen was afgegraven. De pleistocene zandbodem kwam toen weer aan de oppervlakte te liggen en werd ontgonnen.

Op het zand werden akkers ingericht, die vaak gemeenschappelijk ontgonnen werden en in clusters bij elkaar lagen. Ze lagen in grotere complexen bijeen, zoals de Bakkebrugsche Akkers en de Oekelsche Akkers, waarbij het opmerkelijk is dat open akkers vooral voorkomen ten zuidoosten van de lijn Geertruidenberg-Antwerpen (het landschap zet zich voort in België). Ten noordwesten was het landschap meer besloten. De buitengrens van een akkercomplex werd vaak gemarkeerd met een aarden wal of dichte beplanting: de wildwal. Deze werd aangelegd om te voorkomen dat vee en wild de akkers zouden aanvreten. Het dorp Castelré is een voorbeeld van een kransakkernederzetting, waarbij de boerderijen als een krans rondom de open akker liggen. De ligging als een schiereiland in België maakt het een opmerkelijk ensemble.

In de omgeving van Wouw was de bodem lemiger van structuur en was sprake van bosontginningen langs tal van beekjes. Er lagen in de 13de eeuw veel gehuchten in dit deel van de regio.

Vaarten zoals de Eldersche Turfvaart bij Roosendaal en de Turfvaart ten zuidoosten van Breda zijn karakteristieke elementen in de Baronie. Het zijn de enige tastbare herinneringen aan de veenwinning, omdat het veen zelf vrijwel verdwenen is. Turfvaarten worden begeleid door houtwallen.

Het noordelijke deel van de regio bestond uit zogenaamde beemden: gronden die in gebruik waren als grasland waarop het vee graasde. Ook de boeren uit de verder weg gelegen dorpen lieten hier hun vee grazen. Wegen liepen in een waaier dood in de beemd. De zone gaat over in de zeekleipolders.

Om de lage gronden te beschermen zijn langs de Mark dijken aangelegd. Ook vinden we tal van dwarsdijken, zoals de Haagse Dijk ten noorden van Etten-Leur en de Poldersdijk ten noordoosten van Oudenbosch, tussen de dijk van de Mark en de hogere gronden.

Op de akkers moest jaarlijks mest worden gebracht om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Daartoe werd de mest van het vee, vermengd bosstrooisel en later heideplaggen, op de akkers gebracht. Op den duur kwamen deze daardoor nog hoger te liggen en kregen ze een bolle vorm. Op tal van plaatsen zijn deze bolle akkers te zien en bestaat de bodem uit es- of enkeerdgrond.

De heide was belangrijk in het systeem. Het gevaar van verstuivingen van de heide door overbeweiding of het te veel steken van plaggen was echter constant aanwezig. Om dit zo goed mogelijk te reguleren en om te voorkomen dat nieuwe boeren zich vestigden op de heide, werden de rechten en plichten van de inwoners binnen de dorpsgemeenschap of gemeynde bepaald: hoeveel schapen men mocht weiden, hoeveel karrenvrachten plaggen er vanaf gehaald mochten worden, hoeveel turf er gestoken mocht worden, welke bijdrage er geleverd moest worden voor de gemeenschappelijke voorzieningen, zoals de wegen, waterlopen, enzovoort.

Veel dorpen liggen op de grens van hoog en laag, op de randen van de beekdalen, waar ook water in de buurt van water was. De plek van de kerk was in Baronie een centrale plek te midden van verschillende buurtschappen. Rondom de kerk vormde zich langzaam een kern van vooral niet-agrarische bebouwing: de boerderijen bleven in de oude buurtschappen staan.

Landgoederen en bossen

Het Mastbos bij Breda Niet alle gronden is omgezet in landbouwgrond. Er werden al heel vroeg bossen aangelegd, op sommige plekken in de 16de eeuw zoals op de Wouwsche Plantage (1504). Het huidige aanzien van dit landgoed en de nederzetting zijn 19de-eeuws.

Concentraties van landgoederen liggen bij Ulvenhout (Kasteel Bouvigne, Wolflaar, Anneville en IJpelaar) en rond Zundert (Wallsteijn, Oude Bossche Heide, De Moeren en Pannenhoef). Vaak zijn de landgoederen multifunctioneel van opzet en bestaan ze uit een aanzienlijk huis met park, productiebossen en landbouwgronden. Langs turfvaarten werden landgoederen aangelegd.

Rond Breda liggen het Liesbos en het Mastbos. Het Liesbos is voor Nederlandse begrippen heel oud en heeft hoge ecologische waarden. In het Mastbos zijn voor het eerst in Nederland grove dennen geteeld (1515). De bossen dienden als productiebos en als jachtgebied.

Andere omvangrijke 16de-eeuwse bossen zijn het Ulvenhoutse bos, het Annabos en de Chaamse bossen. Oude bosfragmenten komen voor in de landduinen als de Vrachelse Heide, Cadettenkamp (Teteringen) en de Boswachterij Dorst.

Recente ontwikkelingen in het landschap

Na de introductie van de kunstmest rond 1900 hadden de heidevelden geen functie meer in het landbouwsysteem. Op grote schaal zijn toen heideontginningen uitgevoerd. Het landschap dat ontstond, was (en is) rationeel van karakter, met rechte wegen en een strakke verkaveling. Er werden nieuwe wegen aangelegd en er verschenen nieuwe boerderijen. Andere heidevelden, vaak grenzend aan oudere bosgebieden, en veel stuifzanden veranderden in boswachterijen. De bossen zijn tegenwoordig belangrijke recreatiegebieden. Daartoe zijn ook voorzieningen aangebracht zoals trim- en ruiterpaden.

Na de Tweede Wereldoorlog zorgden de groei van de dorpen en steden en vooral de ruilverkavelingen voor grote veranderingen in het landschap. De ontmenging van de traditionele gemengde landbouwbedrijven en de schaalvergroting in de landbouw maakten een efficiënter ingericht platteland noodzakelijk.

De verkaveling in zowel de oude ontginningen als in de jongere delen van het landschap werd grootschaliger, rivieren en beken werden gekanaliseerd en nieuwe wegen werden aangelegd. De leesbaarheid van het landschap nam als resultaat hiervan flink af.

Naam Oppervlak (ha) Periode % in regio
Alphen en Riel 4194 1984 - 1999 95,0%
Amerkant 3621 1961 - 1974 45,2%
Baarle-Nassau 9233 1991 - 2013 99,8%
Etten-Leur-Rucphen 5462 1982 - 2006 98,0%
Gilze-Bavel-Rijensbroek 6964 1971 - 1988 90,7%
Haagsche Beemden 2770 1964 - 1972 79,8%
Haagsche Beemden-Oost 651 1983 - 1991 100,0%
Kromgat 748 1944 - 1956 85,2%
Kruisland-Wouw 9607 1978 - 2000 62,4%
Nispen-Schijf 5465 1980 - 1999 100,0%
Oud Gastel-Oudenbosch 6827 1977 - 1999 65,4%
Ouwervelden 910 1960 - 1966 66,1%
Princenhage-Noord 342 1971 - 1977 100,0%
Strijbeeksche Heide 601 1929 - 1933 99,8%
Z.A.K.-Beneden Donge 9454 1970 - 1994 16,4%
Zonzeel 8701 1973 - 1991 26,3%
Zundert 7613 1985 - 2012 99,7%
Weerijs 3161 2000 - 0 100,0%

De omgeving van Zundert ontwikkelde zich tot een belangrijk centrum van de boomteelt.

De infrastructuur groeide enorm in de 20ste eeuw, wat te maken heeft met de goede ligging tussen de Rotterdamse en Antwerpse haven. Per spoor was de regio al in de 19de eeuw aangesloten. Roosendaal ontwikkelde zich tot een belangrijk spoorknooppunt met verbindingen richting Antwerpen, Rotterdam en Vlissingen. Het is het laatste station voor de grens met België en er ligt een groot rangeerterrein voor goederenvervoer. Per water was de ontsluiting van Oosterhout en Tilburg via het Wilhelminakanaal van grote betekenis. Langs dit kanaal heeft zich veel bedrijvigheid gevestigd. Het Markkanaal ligt hier ten westen van en verbindt de Mark met het Wilhelminakanaal. De snelweg A16 verbindt Rotterdam met Breda en Antwerpen. Parallel daaraan is de Hoge Snelheidslijn aangelegd. De provincie Noord-Brabant heeft vergevorderde plannen voor de aanleg van meerdere windturbines langs deze lijn. De visuele impact van een windmolenpark met turbines die een tiphoogte van ongeveer 200 meter hebben is niet te onderschatten. De keus om de molens langs infrastructuurassen te plaatsen is weloverwogen en past in het landelijke beeld. Het sluit aan bij de reeds in België langs de E17 gelegen reeksen van windturbines.

Bij de grensovergang Hazeldonk ligt een groot bedrijventerrein aan weerszijden van de grens. Andere snelwegen die de regio doorkruisen zijn de A27 (Almere-Breda) en de A58 (Eindhoven-Middelburg). De A59 vormt de noordgrens van de regio.

Naast de ontwikkelingen op het platteland zijn in de steden en dorpen grote veranderingen opgetreden. Na 1945 groeiden de dorpen flink. De grote bevolkingsgroei van Nederland en de daarmee samenhangende suburbanisatie vanuit de Randstad naar Brabant waren hiervan de belangrijkste oorzaken. De stad Breda is uitgegroeid tot een stedelijke agglomeratie met bijbehorende infrastructuur.

Bestaande natuur- en bosgebieden zijn samengenomen in de groene hoofdstructuur en dienen als geleding van de verstedelijkte gebieden in de Baronie. De Ulvenhoutse bossen zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.

Specifieke thema’s

Steden

Breda (180.000 inwoners) is de grootste stad in de regio en de negende stad qua grootte in ons land. De stad ontstond op een strategische plek waar de Weerijs en de Mark bijeen komen.

De Mark vormde een belangrijke scheepvaartverbinding. In 1190 werd voor het eerst geschreven over het kasteel van de Heren van Breda. Het dorp, dat bij dit kasteel lag, ontwikkelde zich tot een belangrijke handelsnederzetting en kreeg in 1252 stadsrechten. In de 16de eeuw kreeg Breda vooral betekenis als vestingstad. Er volgden in die periode meerdere uitbreidingen en verbeteringen die tot in de 18de eeuw doorgingen.

In de tweede helft van de 19de eeuw trad een nieuwe bloeiperiode aan. Vooral door de verbindingen per spoor met Rotterdam (via de Moerdijkbrug), Roosendaal, Antwerpen en Tilburg kon de stad zich verder uitbreiden. Breda zette vooral in op het aantrekken van rijkere bewoners. Het fraaie landschap ten zuiden van de stad was een trekpleister van formaat, terwijl industrie en arbeiderswijken vooral ten noorden van de oude stad terechtkwamen. Deze tweedeling was rond 1940 opvallend in de stad.

Na 1950 zijn in hoog tempo nieuwe woonwijken gepland, volgens de toen geldende stedenbouwkundige principes, waarbij hoogbouw vaak voorkwam. Een typische wederopbouwwijk uit de jaren vijftig is Boeimeer. De Heuvel is aangewezen als Wederopbouwgebied van nationaal belang. IJpelaar is een voorbeeld van een jarenzestigwijk. Van de stedenbouw uit de jaren zeventig en tachtig met zogenaamde ‘bloemkoolwijken’ ligt in Breda een geslaagd voorbeeld: de Haagse Beemden. De laatste uitbreidingen betreffen enkele kleinere VINEX-wijken in het oosten van de stad. Industrie en nijverheid concentreren zich vooral in een zone langs de Mark.

De van oudsher strategische ligging van Breda is versterkt met de ligging aan de snelwegen A16, A27 en A58, terwijl de aansluiting op het HSL-netwerk de goede bereikbaarheid per spoor benadrukt.

Roosendaal (68.000 inwoners) is de tweede stad in de regio. Het is ontstaan op een plek waar in 1268 een kapel werd gebouwd te midden van enkele bij elkaar gelegen gehuchten. Er ontwikkelde zich een handelsnederzetting die van groot belang werd voor de turfhandel. Via turfvaarten werd de turf in kleine schepen aangevoerd, waar het werd overgeladen in grotere schepen. Een nieuwe bloeiperiode begon in de tweede helft van de 19de eeuw. Roosendaal groeide uit tot een belangrijk knooppunt van spoorlijnen, wat leidde tot de vestiging van nieuwe, vooral suikerverwerkende industrie. Roosendaal groeide kort na de Tweede Wereldoorlog flink door tot ongeveer 30.000 inwoners. Oostelijk van het station vond verdichting van de bebouwing plaats, waar onder meer de wijk Kalsdonk ontstond. Ten zuiden en oosten van het oude centrum verrezen nieuwe wijken. Snelweg A58 deelt de stad in een noordelijk en zuidelijk deel. Ten noord-westen van het station en het uitgestrekte rangeerterrein ligt het bedrijventerrein/industriegebied Borchwerf I en II.

Oosterhout, (53.000 inwoners) heeft een middeleeuwse oorsprong. Tot circa 1850 bestond het uit drie kernen: Markt, Hout en een kern nabij de haven uit 1330, die in de loop van de eeuwen aaneen groeiden. De plaats kreeg betekenis na de bouw van het kasteel van de heren van Strijen. Pas tegen het einde van de 19deeeuw groeide Oosterhout tot een aanzienlijke plaats. De goede ligging tussen Breda en Utrecht was hiervan een belangrijke oorzaak. Opvallend was de vestiging van een flink aantal kloosters, bekend onder de naam Heilige Driehoek: drie straten (Hoogstraat-Kloosterdreef-Zandheuvel) waaraan drie kloosters met bijhorende gebouwen staan.

De aanleg van het Wilhelminakanaal (1919) en het Markkanaal (1915) was van grote betekenis voor Oosterhout. Er vestigde zich veel nieuwe industrie langs die kanalen en de bevolking groeide. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden in hoog tempo nieuwe wijken gebouwd, zoals Plan Zuid. In de jaren zeventig werd dit gevolgd door Oosterheid, Strijen en Dommelbergen. De stad is via de A27 en de A59 naar ’s-Hertogenbosch verbonden met het landelijk snelwegennetwerk. Opmerkelijk genoeg heeft Oosterhout geen station. Tot de gemeente behoort Den Hout, een beschermd dorpsgezicht.

Steenbergen (12.500 inwoners) is aangelegd als voorstraatdorp: een planmatig aangelegd dorp waarbij de bebouwing langs een rechte straat loodrecht op de dijk is gesitueerd. Het dateert vermoedelijk uit de 13de eeuw. Het ligt op de uitloper van een dekzandrug en was in die tijd aan drie kanten omgeven door water en moerasland.

Het dorp werd een belangrijke havenplaats voor de verscheping van zout en turf, gewonnen in de omgeving. Relicten van oude turfvaarten zijn nog in de stad herkenbaar. In 1319 kreeg Steenbergen stadsrechten en werden de eerste verdedigingswerken gebouwd. Omstreeks 1630 volgden de aardwerken en grachten die nu nog deels bestaan. Ook toen de lagere gronden ingepolderd waren, behield de stad een strategische positie op de doorgaande landweg van Zeeland naar Holland. Begin 19de eeuw fungeerde de stad als steunpunt in de Zuiderwaterlinie. De vesting is opgeheven in 1827.

Wouwse Plantage

De nederzetting Wouwse Plantage is een nieuw dorp uit de 19deeeuw. Het werd gesticht door Constantin Pierre baron de Caters, de toenmalige eigenaar van het landgoed de Wouwse Plantage. Het bos bij het landgoed gaat terug tot de 16deeeuw. De Caters stichtte in 1869 een steenfabriek bij het landgoed en wilde dat de arbeiders dicht bij de fabriek zouden wonen. Dat resulteerde in het huidige dorp. Het dorp is planmatig van opzet, met een opmerkelijk brede dorpsstraat, de Plantage baan.

Baarle

Een opmerkelijk staatkundig/juridisch monument ligt bij Baarle. Dit valt uiteen in een Nederlands deel, Baarle-Nassau, en een Belgisch deel, Baarle-Hertog. De Belgische gronden liggen als een enclave binnen Nederlands grondgebied terwijl binnen het Belgische stuk ook weer kleine Nederlandse enclaves liggen, waarbij de grens soms door de huizen loopt. De enclaves zijn pas in 1995 precies ingemeten en daarbij zijn de grenzen officieel vastgelegd.

De enclaves zijn vermoedelijk als staatsrechtelijke uitzonderingsgebiedjes ontstaan na 1198. Ze ontstonden tijdens de expansie van het hertogdom Brabant in noordelijke richting. De hertogelijke enclaves markeren het bezit van personen en instellingen die al vóór 1198 een band met de Brabantse hertog aangingen. Omstreeks 1198 kreeg de heer van Breda het resterende gebied in leen.

Verdedigingswerken rond Breda

De vestingstad Breda werd in de 17deeeuw belegerd werd door Spaanse troepen. Hiervan resteren nog twee schansen: de Spinolaschans uit 1624 ten noorden van de stad, aan de Mark en de iets verder gelegen Kleine Schans, uit 1590. Beide schansen kregen in 1639 hun huidige vorm.

Iets ten oosten van de beide schansen ligt een verdedigingswal van meer dan een kilometer lengte, die wordt doorsneden door het Markkanaal. Dit is de ‘Linie van de Munnikenhof’ uit 1701. Hij werd aangelegd omdat er ter plekke een strook hogere gronden lag die niet onder water gezet kon worden.

Deze verdedigingswerken maakten samen met de linie van Den Hout – onder Made langs de A59 – onderdeel uit van de vestinglinie De Zuiderfrontier. De Liniewal is recent weer zichtbaar gemaakt.

Vliegbasis Gilze-Rijen

Tussen Gilze en Rijen bevindt zich de grote militaire vliegbasis Gilze-Rijen. De eerste aanzet hiertoe ontstond in 1910, toen men op de Molenheide vliegdemonstraties gaf. De in datzelfde jaar opgerichte Eerste Nederlandsche Vliegvereeniging richtte hier een vliegbasis in, totdat de vliegbasis vanaf 1914 voor militaire doeleinden werd bestemd in verband met de mobilisatie. In 1940 werd er een burgervliegveld, Nerhoven, aan toegevoegd.

Dit terrein werd in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers voor militaire doeleinden gebruikt en werd sterk uitgebreid. Na de oorlog is het weer in gebruik genomen door de Nederlandse luchtmacht. Tijdens de oorlog zijn het vliegveld en de wijde omgeving zwaar gebombardeerd. De dorpen Gilze en Rijen hadden hier ook onder te lijden. Nadien is het vliegveld weer door de Koninklijke Luchtmacht in gebruik genomen. Tot op heden is dit zo gebleven. De vliegbasis is een belangrijke werkgever in de regio.

Literatuurlijst

  • Caspers, Th., 1999. Het Mastbos. Abcoude.
  • Eerenbeemt, H. van den (red.), 1996, Geschiedenis van NoordBrabant, 3 delen, Boom, Amsterdam
  • Koot, C.W. en R.H.L.M. Berkvens, 2004. Bredase akkers eeuwenoud, 4000 jaar bewoningsgeschiedenis op de rand van zand en klei, Breda.
  • Leenders, K.A.H.W., 1989. Verdwenen Venen. Een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad 1250-1750. Wageningen.
  • Leenders, K.A.H.W., 1996. Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde; ontginnings- en nederzettingsgeschiedenis van het noordwesten van het Maas-Schelde-Demergebied (400-1350). Zutphen.
  • Noort, J. van der, 2009. Langs de rand van het zand. Waterstaatsgeschiedenis in de Brabantse Delta. Breda.

Structuurdragers

Landschapsvormende functie Elementen en structuren in het huidige landschap - Baronie
Landbouw en natuur Onderscheid (bolle)akkers – woeste gronden, die zijn omgezet in 19de -eeuwse, rationeel verkavelde heideontginningen (+ bosbouw; zie aldaar)
Ten noorden van de lijn Breda – Etten-Leur overgang naar relatief open zeekleipolders
Open akkers onder lijn Geertruidenberg – Antwerpen; erboven meer besloten. In alle gevallen kleinschalige percelering
Door ruilverkavelingen verminderd herkenbaar onderscheid tussen de onderdelen en grootschaliger landschap
Beemdengronden (weide). In noorden overgaand in kleipolders
Restanten van kleinschalig vloeiweidesystemen ten zuidwesten van Breda
Boomteeltgebied en teeltondersteunende voorzieningen regio Zundert
Bosbouw en natuur Bossen rond Breda, Roosendaal en Rijen.
Onderscheid in:
- Oude bossen als Mastbos, Ulvenhoutse bos (N2000), Chaamse bossen, Liesbos en Wouwsche Plantage
- 18de/19de-eeuwse productiebossen voor mijnbouw
Wonen Grotere steden: Breda, Roosendaal, Oosterhout (incl Rijksmonumenten, beschermde stadsgezichten, Wederopbouwgebieden)
Overige beschermde stads- en dorpsgezichten
Ligging oudste delen van de dorpen op overgang hoog-laag
Waterstaat Dal van de Mark met Merkske (zijloop)
Dal van de Aa of Weerijs
Resten vml dijk rond Grote Waard (o.a. Kerkdijk, Heikantse Dijk,), incl wielen
In noordelijk deel regio dijken met wielen langs rivieren
Defensie Kastelen, o.a. Kasteel Breda
Verdedigingswerken en schansen van de Zuiderwaterlinie
Vliegbasis Gilze-Rijen
Kazernes en oefenterrein(en)
Bedrijvigheid Voormalige suikerverwerkende industrie west-Brabant (Roosendaal (met vloeivelden), Oud Gastel, Breda (Hero))
Grote bedrijventerreinen bij de steden
Delfstoffenwinning 'verdwenen veen’: turfvaarten als relict. Her en der resten vervening (o.a. De Matjens, langs Poldersdijk), turfhoofden aan open water
Infrastructuur Infrabundel A16/HSL
Straatweg Breda-Bergen op Zoom, delen nu A58
Vml tramlijn Oosterhout – Raamsdonkveer, nu A27
Resten Langstraatspoorlijn of Halvezolenlijntje, delen nu A59
Napoleonsroute N263
Kanalen met sluizen en havens
Spoorlijnen (Tilburg-)Breda-Roosendaal, Roosendaal-Moerdijk
Stationscomplex Roosendaal
Turfvaarten, -havens bij benedenloop voorzien van dijken
Bestuur Grenspalen aan de rijksgrens (na 1839)
Strafinrichting Boschpoort (Koepelgevangenis) (1883-86), Breda
En- en exclaves bij Baarle-Nassau en Baarle-Hertog
Religie Uitingen katholiek geloof: kerken (o.a. kerk Oudenbosch), kloosters/abdijen, vml. groot seminarie Bovendonk
Landgoederen en buitenplaatsen Concentraties landgoederen rond Ulvenhout en Zundert, veel beschermd groen erfgoed

Over Panorama Landschap

Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.

Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

  1. De zeekleipolders vormen een eigen regio, maar komen her en der ter sprake in deze tekst.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 10 jan 2023 om 04:02.