Panorama Landschap - Echtenervenen

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 2 nov 2022 om 03:10 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{#element: |Elementtype=Artikel |Status=Publiceren |Voorkeurslabel=Panorama Landschap - Echtenervenen |Artikelsoort=Overig |Introductie=Dit gebied rond Hoogeveen w...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Introductie

Dit gebied rond Hoogeveen werd op grote schaal uitgeveend via de Hoogeveense Vaart (Hollandsche Veld) en is daarna in gebruik genomen als landbouwgrond.


Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.

Hoogeveense Vaart. In het water staat een paal met waarschuwingsbord met de tekst ‘’Scheepvaart hier melden’’.
Afb. 1. Hoogeveensevaartsluis bij Hoogeveen. Foto: Paul Paris
Hollands veld. Nat weiland met in de achtergrond huzien.
Afb. 2. Hollands veld. Foto: Paul Paris
Naambord met de tekst ‘’Nieuwe Moscou’’.
Afb. 3. Hollands Veld: Nieuw Moscou. Foto: Paul Paris
Raadhuis Hoogeveen met klokkentoren. In de voorgrond geparkeerde auto’s en parkeerautomaat.
Afb. 4. Raadhuis Hoogeveen. Foto: Beeldbank RCE
Kaart van Echternervenen.
Afb. 5. Echternervenen

Karakteristiek

De regio Echtenervenen bestaat uit een uitgeveend landschap dat vooral in de 18de eeuw tot stand kwam door de afgraving van het zogenaamde Echtener Veen. Door de afgraving van dit hoogveen en de daarop volgende inrichting voor landbouw en bosbouw kreeg het zijn karakteristieke vorm met langgerekte nederzettingen langs wegen en kanalen. In het midden van de regio ligt het Hollandsche Veld met rationele, smalle, langwerpige kavels. In de omliggende gebieden is de verkaveling anders georiënteerd en onregelmatig en blokvormig van vorm. De regio is overwegend bij de landbouw in gebruik. Het is open en vlak, met op het Hollandsche Veld restanten van commerciële bosbouw; hier ligt ook het enige boscomplex. Het dorp Witteveen is na 1924 als ontginningsdorp opgezet ter bestrijding van de werkloosheid. Aan de randen bevinden zich de oudere veenrandontginningen.

Het landschap is spaarzaam bewoond, alleen Hoogeveen heeft na de Tweede Wereldoorlog een flinke omvang gekregen. De regio wordt doorsneden met kanalen en wijken die voor de turfwinning zijn aangelegd en later voor de industrie werden benut.

De Hoogeveensche Vaart is de belangrijkste. Deze gaat als Verlengde Hoogeveensche Vaart naar Emmen. Veel wijken zijn gedempt na de ruilverkavelingen en streekverbeteringen, maar het oorspronkelijke karakter is nog goed herkenbaar.

Bij Hoogeveen ligt het gelijknamige knooppunt, waar de A28 en A37 samenkomen, de twee bovenregionale wegen in het gebied. Van regionaal belang zijn de N852 en N374. Hoogeveen is een intercitystation op de lijn van Groningen naar Zwolle, terwijl er 220kV en 110kV hoogspanningsleidingen door het gebied lopen.

Ontstaan van het natuurlijke landschap

Pleistoceen

Gedurende het saalien, de voorlaatste ijstijd, was een groot deel van Nederland bedekt met landijs. Onder het ijs werd een laag keileem afgezet, die op een groot deel van het Drents Plateau aan de oppervlakte ligt. Aan de zuidzijde ervan ligt het oerstroomdal van de Vecht, dat nadat het ijs verdwenen was door smeltwateren beekafzettingen is opgevuld. Daaroverheen is in de laatste ijstijd, toen het landijs Nederland niet bereikte maar er hier wel een poolklimaat heerste, een laag dekzand afgezet.

Holoceen

Ongeveer 10.000 jaar geleden kwam een einde aan de ijstijd. Het klimaat werd warmer en vochtiger en het gebied raakte met bos bedekt. Door de stijgende grondwaterspiegel ontstonden moerassen in afgesloten laagten waar veen tot ontwikkeling kwam. Die moerassen breidden zich uit, groeiden aaneen en besloegen steeds grotere oppervlakten. In het oerstroomdal van de Vecht en daarbuiten ontstond een dik veenpakket. De venen in het grensgebied van Overijssel en Drenthe besloegen ongeveer 40.000 hectare. Bij Coevorden (buiten de regio) bevond zich een smalle doorgang tussen dit veencomplex en het nog grotere Boertanger Moor.

Landschappenkaart

Van het oorspronkelijke veen aan de oppervlakte is door de turfwinning niets overgebleven. Op de archeologische landschappenkaart behoort de regio daarom tegenwoordig tot het Keileemgebied en het Noordelijk zandgebied. Daarbinnen zijn keileemvlakten, keileemruggen, dekzandvlakten en beekdalbodems als landschapszones onderscheiden.

Bewoningsgeschiedenis

Prehistorie en Romeinse tijd

Sporen van menselijke aanwezigheid in de prehistorie en Romeinse tijd zijn schaars. Enkele vondsten uit de middensteentijd duiden erop dat het terrein toen nog begaanbaar was en dat er jagers-verzamelaars actief waren. Daarna werden de omstandigheden door de toenemende vernatting en de uitbreiding van de moerassen steeds ongunstiger. Bewoning was toen niet meer mogelijk. In het veen zijn bij het turfsteken wel geïsoleerde voorwerpen uit de periode prehistorie – late middeleeuwen gevonden. Die zijn waarschijnlijk geofferd door bewoners van aangrenzende droge gronden, zoals de zandrug van Coevorden, die niet met veen bedekt is geweest.

Middeleeuwen en nieuwe tijd

In vergelijking met de dorpen op het Drents Plateau, zijn de nederzettingen hier opvallend jong. De regio bestond lange tijd uit ‘woeste grond’ behorend tot marken, zoals Steenbergen, Spier, Wijster en Ter Arlo. Op sommige, wat drogere plekken, werd vee geweid. Turf werd niet gewonnen. In het natuurgebied De Witten bij Nieuwlande zijn de restanten van een boekweit-brandcultuur terug te vinden in de vorm van de begreppeling van het oorspronkelijke oppervlak. Na het losmaken van de venige bovenlaag werd deze in brand gestoken, waarna er enkele jaren boekweit kon worden verbouwd.

In de 17de eeuw begon de systematische vervening in de regio. Door de sterke economische groei van de Nederlandse gewesten steeg de vraag naar fossiele brandstof. In Noord-Nederland lagen grote hoogveengebieden zoals het Echtener Veen als het ware te wachten om afgegraven te worden. In eerste instantie was men alleen in het centrum van het veengebied geïnteresseerd, het deel waar Hoogeveen tegenwoordig ligt. Roelof van Echten was de initiatiefnemer. Hij had grote veengebieden gekocht van de markegenoten van Steenbergen en Ten Arlo en richtte de Compagnie van 5000 Morgen op. Het gebied werd ontsloten door de Hoogeveensche Vaart die vanaf 1626 gegraven werd. Vanaf dat moment ontstonden er veenkoloniale dorpen langs de kanalen en wijken. Die kenmerken zich door hun langgerekte vorm, hoewel enkele zich in de loop der tijd verdicht hebben. Alteveer ontstond rond 1665 bij de Zuidwolder Opgaande. Andere vroege nederzettingen zijn Hollandscheveld (ontstaan na 1660 bij de aanleg van het Hollandsche Veld Opgaande) en Zuideropgaande aan de gelijknamige, intussen gedempte, vaart.

De oostelijke veengebieden zijn afgegraven vanaf 1850. Ze waren moeilijk te bereiken en bovendien verzette Coevorden zich lange tijd tegen de afgraving om strategische redenen. De dorpen Elim, Nieuwlande en Dalerpeel ontstonden in dit deel van de regio. De veenwinning vond hier haar hoogtepunt in het eerste kwart van de 20ste eeuw.

Veenwinning

Voor men met turfwinning begon, werd het veen ontwaterd via een kanaal. Soms werd een natuurlijk water vergraven. In de regio heten deze ‘Opgaanden’. Loodrecht op de opgaande werden brede sloten gegraven, de wijken, die diep genoeg waren om met een turfschip te varen.

Voordat de turf gestoken werd, verwijderde men de ruwe bovenlaag, de bolster, en legde deze opzij. Dan werd het veen gesneden en de turven gestoken. Daarna volgde een periode van drogen en draaien, alvorens de turven verscheept werden via de wijken en de opgaanden. De percelen waar de veenlagen al verwijderd waren werden daarop klaargemaakt voor landbouwkundig gebruik.

De Hoogeveensche Vaart vormde het hoofdkanaal voor de afvoer van water en turf, waarop loodrecht meerdere wijken werden gegraven.

Het hoogveencomplex van het Hollandsche Veld werd terzelfder tijd geëxploiteerd door verscheidene compagnieën, die de gronden kochten van verschillende marken. De Hollandsche Compagnie, aan wie het Hollandsche Veld zijn naam te danken heeft, kwam voort uit de Compagnie van 5000 Morgen. Deze liet een hoofdwijk graven vanuit Hoogeveen in zuidoostelijke en oostelijke richting: het Hollandse Veld Opgaande. Vanaf 1714 volgde het Zuideropgaande. De opgaanden waren van groot belang voor de ontsluiting van het veengebied; niet alleen werd het veen zo ontwaterd, het kon ook getransporteerd worden.

De meeste van deze waterlopen zijn intussen gedempt, alleen de Oud Opgaande is nog een waterloop. Enkele wijken zijn nog aanwezig, sommige zijn inmiddels versmald tot kavelsloot.

Toch heeft het Hollandsche Veld een zeer herkenbaar patroon: de wijken lopen kaarsrecht van oost naar west, terwijl de meeste kanalen van noord naar zuid lopen. Langs de opgaanden ontstond geleidelijk aan bewoning, die eerst bestond uit veenarbeidershuisjes, later vestigden zich er ook boeren. Deze nederzettingen hadden door de ligging aan deze rechte waterlopen een lineair karakter. Onder andere Elim en Nieuw Moscou kwamen op deze wijze tot stand.

Om zich over land te kunnen verplaatsen, werden draaivonders aangelegd: draaibruggen, waarmee men over een opgaande kon komen. De aanleg van de tramlijn Slagharen-Hoogeveen in 1905 bracht veel verbetering.

Door de aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart naar de Emmer venen in 1860 kon ook dit deel van de regio verveend worden. Eerder al, in 1849, had de Maatschappij tot Exploitatie der Westerborker en Broekvenen de Middenraai graven, die aansloot op de Hoogeveensche Vaart. Op het kruispunt van deze waterwegen ontstond Nieuweroord, terwijl verderop Nieuw-Balinge gestalte kreeg. Ten westen hiervan groef men een andere hoofdwijk en verrezen Noordscheschut en Tiendeveen.

Witteveen, in het uiterste noorden van de regio, is van recenter datum. Na de Eerste Wereldoorlog heerste grote werkloosheid in Drenthe. Daarom werd in 1924 de N.V. Ontginningsmaatschappij Het Lantschap Drenthe opgericht om de werkloosheid te bestrijden door middel van ontginningen. Rond het Witte Veen werd een nieuw dorp gebouwd door werklozen. Voor de ontwatering werd een kanaal gegraven dat aansloot op de Middenraai. Er werden vijftig arbeiderswoningen en een aantal boerderijen gebouwd. Ten oosten van de nederzetting werden door Staatsbosbeheer productiebossen aangelegd, met daarin twee plassen. Nabij Witteveen liggen enkele verblijfsaccommodaties en een camping.

Ontginning tot landbouwgrond en bos

De afgeveende percelen werden na de vervening voor een deel geschikt gemaakt voor landbouwkundig gebruik. Dit gebeurde door de bovenlaag van het veen – de bolster – die bij de vervening apart was gehouden, door de zandondergrond te mengen.

Vaak werd de grond ook nog met stadsvuil vermengd, afkomstig uit retourvracht van de turfschepen. Zo ontstond een rationeel ingericht landschap waar geboerd kon worden. Een kenmerk van de veenkoloniale landbouw in de regio was de kleinschaligheid; de meeste boeren moesten hun inkomen aanvullen als arbeider of schipper.

Er was daarnaast onvoldoende mest om het hele afgeveende gebied vruchtbaar te maken en te houden. Daarom werden al in de 18de eeuw grote delen van het land ingeplant met bos.

De bedoeling van de bosaanplant was – naast de houtproductie – het verrijken van de bodem, zodat de percelen later voor akkerbouw geschikt zouden zijn. Veel van de bospercelen zijn echter niet tot akkers omgevormd.

Vooral na 1850 is op de afgegraven veengrond veel bos aangeplant, waardoor een levendige handel in hout en eikenschors ontstond. Verschillende bedrijven en molens hadden daarnaast dan ook een houtzagerij: het zogenaamde ‘mijnhout’ werd naar de mijnen van Zuid-Limburg verscheept. De houtwinning leidde ook tot andere gerelateerde bedrijvigheid.

Recente ontwikkelingen

In het huidige landschap is nog steeds het onderscheid tussen het veenkoloniale gebied en de oudere delen van het cultuurlandschap duidelijk herkenbaar. De meeste dorpen hebben een bescheiden groei ondergaan, veelal heeft ook komvorming plaatsgevonden, zoals in Hollandsche Veld (De Boeten) en Elim. Hoogeveen groeide uit tot stad.

De commerciële houtproductie voor de mijnen is gestopt en delen van het bosgebied zijn in 1972 omgevormd tot het Recreatiegebied Schoonhoven. Daartoe werd onder meer een zwemplas gegraven en een camping aangelegd.

In de regio zijn meerdere ruilverkavelingen uitgevoerd, waarbij de smalle verkavelingsstructuur herkenbaar is gebleven. Ook werd zogenaamde Streekverbetering uitgevoerd, in het kader waarvan wijken zijn gedempt omwille van de bereikbaarheid. Wegen kwamen ervoor in de plaats.

Ruilverkaveling Oppervlak (ha) Periode % in regio
Schuinesloot-Lutterscheiding 4672 1960 - 1975 2,1%
Mars- en Westerstroom 6679 1990 - 2006 2,2%
Dalen C.A. 7421 1964 - 1976 19,0%
Zuidwolde-Noord en Beneden-Egge 7575 2001 - 0 23,5%
Steenwijksmoer 2012 1960 - 1969 97,6%
Nieuwlande 2936 1985 - 1995 100,0%
Zwindersche Veld 225 1943 - 1955 100,0%

Hollandsche Veld was in 1963 het toneel van de ‘Opstand der Braven’. Enkele boeren weigerden principieel heffingen van het Landbouwschap te betalen, wat leidde tot de verkoop en ontruiming van boerderijen. Dit ging gepaard met ernstige rellen en vormde de basis van de Boerenpartij, die in de jaren 1970 een tijd enkele zetels in de Tweede Kamer bezette. Met de betreffende boeren werd uiteindelijk een compensatieregeling bereikt.

Specifieke thema’s

Steden

Hoogeveen (38.000 inwoners, gemeente: 55.000 inwoners) ontstond vanaf 1625 nadat de markegenoten van Echten, Steenbergen en Ten Arlo grote veengebieden hadden verkocht. De Hoogeveensche Vaart was twee jaar later gereed, waarna de georganiseerde veenwinning onder de leiding van de Compagnie van 5000 Morgen in 1631 startte. De eerste kolonisten vestigden zich op de kruising van de Hoogeveensche Vaart en de eerste wijk in noordelijke richting (de huidige Hoofdstraat) en de daarop vanaf 1656 aansluitende Zuidwolderopgaande (tegenwoordig de Alteveerstraat).

Hoogeveen ontwikkelde zich aanvankelijk als lintdorp. Na de verbetering van de Hoogeveensche Vaart (1815) en de aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart (1857-’60) begon het dorp te groeien. Het werd een knooppunt van veren en later van spoor- en tramwegen, waaronder in 1870 richting Zwolle en in 1895 naar Emmen. De verbeteringen in de infrastructuur maakte het tot regionaal centrum en leidden tot ontwikkeling van op de landbouw gerichte industrie zoals turfstrooiselfabrieken. Het werd een centrum van houthandel en er kwamen een veemarkt en een coöperatieve zuivelfabriek.

De plaats groeide door in de tweede helft van de 20ste eeuw en kreeg stadse allure. Wijken werden gedempt, snelweg A28 werd aangelegd en actieve industrialisatiepolitiek leidde tot de vestiging van nieuwe industrieën van Fokker en Philips. Naar alle kanten vonden uitbreidingen plaats. Wijken als Wolfsbos en Trasselt verrezen vanaf 1960. De bedrijvigheid bevindt zich thans vooral in het noorden en noordoosten van de stad. De Hoogeveensche Vaart werd zuidwaarts om Hoogeveen geleid. Hoogeveen en Hollandscheveld zijn intussen vrijwel aan elkaar vastgegroeid.

Literatuurlijst

  • Bruinsma, P., 1969. Ontstaan en groei van de Drentse nederzettingen. Landbouwkundig Tijdschrift 81: 93-98. Gras, H., F. Nijstadt e.a., 1995. Geschiedenis van Hoogeveen 1815-1975. Boom Amsterdam, Meppel.
  • Minderhoud, H.D., 1977. 700 jaar Dalen; historisch overzicht van de geschiedenis van de gemeente Dalen. Dalen.
  • Spek, T., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap – een historischgeografische studie. Utrecht.
  • Versfelt, H.J., 2004. Kaarten van Drenthe 1500-1900. Groningen/ Veendam.
  • Vroome, H.W. de, 1972. Geschiedenis van het Drentse cultuurlandschap. Stedebouw en Volkshuisvesting 53: 298-301.
  • Waterbolk, H.Tj. et al., 1984. Het Drentse landschap. Zutphen.

Structuurdragers

Landschapsvormende functie Elementen en structuren in het huidige landschap Echtervenen
Algemeen Uitgeveend landschap, overwegend in gebruik bij de landbouw. Hoogeveen grootste plaats.
Landbouw Hollandsche Veld: lange, smalle kavels
Eromheen: onregelmatig, blokvormig
Landbouwkundig gebruik: veeteelt en akkerbouw
Bosbouw Boscomplex Hollandsche Veld
Wonen Hoogveenkolonie Hoogeveen langs Hoogeveensche Vaart, met veel bedrijvigheid. Van lintdorp omgevormd tot regionaal centrum.
Lintdorpen in veenkoloniale gebieden
Veenrandontginningen uit pre-veenkoloniale tijd
Witteveen
Waterstaat Hoogeveensche Vaart
Verlengde Hoogeveensche Vaart
Linthorst Homankanaal
Stelsel van Diepen en Wijken tbv afvoer turf (veel gedempt na WOII). De namen Opgaande en Raai komen ook voor
Delfstofwinning Herkenbare sporen turfwinning met kanalen en wijken
Bedrijvigheid Bedrijventerrein/industriegebied Hoogeveen
Verkeer A28, A37 (Knooppunt Hoogeveen)
N852, N374
Spoorlijn Meppel-Hoogeveen-Assen

Over Panorama Landschap

Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.

Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 2 nov 2022 om 03:10.