Panorama Landschap - Land van Heusden en Altena

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 10 jan 2023 om 04:03
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Introductie

De regio Land van Heusden en Altena ligt in het open rivierengebied tussen Maas en Merwede. De regio was van belangrijke strategische betekenis, er liggen veel forten en vestingsteden. De grootste ingreep in het rivierbeheer was de aanleg van de Bergsche Maas. In de kommen liggen eendenkooien en grienden.


Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.

Foto van de Maas. In het water varen schepen.
Afb. 1. De Bergsche Maas. Foto: Wim van der Ende
Luchtfoto van de Bergsche Maas ter hoogte van Heusden.
Afb. 2. Bergsche Maas ter hoogte van Heusden. Foto: Paul Paris
Eendekooi. Te zien is een moerasachtig land met in de achtergrond een bomenpartij.
Afb. 3. Eendenkooi bij Rijskampen. Foto: Wim van der Ende
Kaart van Land van Heusden en Altena.
Afb. 4. Land van Heusden en Altena

Karakteristiek

Het Land van Heusden en Altena is een open agrarisch polderlandschap, waarvan het grootste deel van de inrichting bepaald is door de rivieren Maas en Merwede. Het maakte in de middeleeuwen deel uit van de Grote Waard. Op de oeverwallen van de rivieren, op enkele donken (zandopduikingen) en op de stroomruggen van enkele fossiele rivierlopen liggen de stadjes en dorpen.

Werkendam is de grootste nederzetting. In de lager gelegen komgebieden ontbreekt de bebouwing grotendeels. De boerderijen staan op de dijken, enkele liggen verspreid in het land aan de polderwegen. De hogere delen van het land worden gebruikt als akkers en boomgaarden. De bewoning concentreert zich op deze delen. De voorheen open ruimten tussen de dorpen zijn in de afgelopen decennia voor een groot deel bebouwd geraakt.

De natte kommen zijn grotendeels als grasland in gebruik, met in het westen flinke oppervlakten bouwland. In de gehele regio is een ruilverkaveling uitgevoerd.

Het westelijke deel van het gebied heeft lange tijd onder invloed van eb en vloed gestaan en is vanaf de 17de eeuw ingepolderd. Hierna ontstonden de dorpen Hank en Nieuwendijk.

Van noord naar zuid loopt de snelweg A27, waarlangs het fort Altena ligt. Dit fort was samen met fort Giessen en de vesting Woudrichem onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Ontstaan van het natuurlijke landschap

Pleistoceen

Op enkele plaatsen komen donken voor, pleistocene zandduinen die door de wind zijn gevormd tijdens de laatste ijstijd, toen het gebied kaal was en waar grote rivieren doorheen stroomden, voorlopers van de Maas en de Merwede. Donken liggen onder meer bij Almkerk en Uitwijk.

Holoceen

Na afloop van de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden, veranderde het klimaat. Het werd warmer en natter waardoor de zeespiegel steeg en er ontstond een gesloten bosgebied. Er vormde zich een uitgestrekt veen- en kleigebied, dat werd doorsneden door grote (Maas en Merwede) en kleinere rivieren, alle onderdeel van de delta van de Rijn en de Maas. De bovengrond bestaat tegenwoordig over het algemeen uit klei. Een klei veengebied ligt ten zuidoosten van Almkerk.

Duizenden jaren lang voerden de rivieren klei en zand aan. Wanneer een rivier bij hoge waterstanden buiten haar oevers treedt, worden de zwaarste deeltjes (zand) het eerst afgezet terwijl de kleinste kleideeltjes bezinken op plaatsen waar het water minder snel stroomt of stilstaat. Zo ontstonden stroken zandige en kleiige afzettingen langs de nog onbedijkte grotere rivieren die we kennen als de oeverwallen en stroomruggen. De lagere delen waarin de komklei is afgezet, zijn komgronden. Door het voortdurend afzetten van klei en zand heeft de rivier de neiging om zijn stroomrug steeds verder op te hogen. Op een zeker moment kon de rivier door zijn eigen stroomrug heen breken. De oude stroomrug bleef dan als een fossiele rivierloop in het landschap liggen. De bedding groeide dicht en de oeverwallen bleven als ruggen in het landschap achter. Dit gebeurde in de middeleeuwen in de regio met de Maas. Eerst stroomde de rivier vanaf Heusden in westelijke richting, maar op zeker moment werd de meander ten noorden van Heusden afgesneden. Omstreeks 1275 verlegde de rivier zijn hoofdstroom in noordwestelijke richting, om bij Woudrichem samen te komen met de Waal en als Merwede door te stromen. Deze loop vormt de huidige Afgedamde Maas.

Landschappenkaart

De regio behoort op de archeologische landschappenkaart tot de Rijn-Maasdelta en de Jonge Zeeinbraken. Daarbinnen zijn de volgende landschapszones onderscheiden: kwelders, uiterwaarden, overstromingsvlakten, stroom- en crevasseruggen, overslaggronden en veenvlakten.

Bewoningsgeschiedenis

Prehistorie en Romeinse tijd

Er is weinig archeologische kennis over het Land van Heusden en Altena. Vondsten van de Vlaardingencultuur uit de late steentijd (2850-2000 v.Chr.) wijzen op bewoning, waarschijnlijk op een donk langs een toenmalige rivierloop. Uit de Romeinse tijd zijn vondsten bekend uit Aalburg en Genderen. Mogelijk is het gebied nadien verlaten, totdat de mens in de middeleeuwen opnieuw het gebied binnentrok om het te ontginnen.

Middeleeuwen en nieuwe tijd

Vanaf de 9de eeuw vond er bewoning plaats op de oeverwallen van de rivieren en de donken. Er ontwikkelde zich een serie dorpen langs de Afgedamde Maas en de Nieuwe Merwede, die nog steeds bepalend is voor het bewoningspatroon in de regio. De onregelmatige percelering op de oeverwallen en stroomruggen, die herkenbaar is gebleven na de ruilverkaveling, duidt op een ontginning in deze tijd. Uit dezelfde periode stamt waarschijnlijk ook de motte, die oostelijk van Almkerk is aangetroffen (thans beschermd archeologisch monument).

Door de zeespiegelstijging en bodemdaling op plaatsen waar veen in de bodem zit, kreeg men na het jaar 1000 last van het buitenwater. Aanvankelijk werden lagen dijkjes rondom de dorpen aangelegd, maar dit was niet afdoende. Daarop werden vanaf de 13de eeuw doorgaande dijken langs de rivieren aangelegd en ontstond de Grote Waard, waarvan de regio deel uitmaakte.

Dit was een grote ingreep in het landschap, onder meer doordat ook de Dubbel, de Alm, de Werken en de Oude Maas werden afgedamd. Ter plekke werden sluizen gelegd voor de afwatering.

De Grote Waard

De Grote Waard strekte zich uit van Vlijmen tot Strijen en Maasdam in het westen over een lengte van meer dan 40 kilometer. Op initiatief van de graven van Holland werd aan het begin van de 13de eeuw een dijkring rondom het gebied aangelegd, die doorliep tot in de regio Langstraat. Dit grote gebied was echter heel kwetsbaar voor overstromingen en in 1421 bij de St-Elizabethsvloed braken de dijken door. Herstel liet lang op zich wachten doordat toen ook de Hoeksche en Kabeljauwse twisten speelden. Er ontstonden zulke diepe kreken en geulen, dat een deel niet meer te redden was. Dit gebied ontwikkelde zich tot de Biesbosch. Het westelijke deel werd later bij de bedijkingen van de Hoeksche Waard getrokken. In het oosten had de overstroming minder schade aangericht en werd een nieuwe dijk aangelegd: de Kornse Dijk. Dit deel van de Grote Waard is de kern van het huidige Land van Heusden en Altena.

In de loop der tijd werden ook delen van het buitendijks gelegen gebied weer ingepolderd. Omstreeks 1642 werden de kwelders tussen de Bakkerskil en de oude Korndijk bedijkt. Hier ontstonden de Uppelse polder, de Nieuwe Doornse polder en de Emmikhovense polder. Langs de dijken van de polders werden boerderijen gebouwd. Op plaatsen waar sluizen in de dijk lagen, ontstond een verdichting in de bebouwing (Hank, Nieuwendijk). De dijkenstructuur die op deze wijze ontstond, is in het huidige landschap herkenbaar gebleven, evenals de aangelegen buitendijkse uiterwaarden.

Landbouw

In het oude deel van het Land van Heusden en Altena is de oorspronkelijke inrichting bepaald door de ligging van oeverwallen en kommen. De nederzettingen liggen op de stroomruggen van rivieren. Hierop lagen ook de akkers en boomgaarden. Soms lagen de akkers in grote complexen in engen bijeen, zoals die bij Uitwijk. In de lagere delen lag het accent op wei- en hooiland.

De natste delen waren in gebruik als griend en er lagen verschillende eendenkooien. Babyloniënbroek vormde een uitzondering. Dit ontstond langs een inmiddels verdwenen veenstroom in de tijd dat het gebied nog bedekt was met veen. Met uitzondering van een gebied ten oosten van Almkerk komt er tegenwoordig geen veen meer voor in de bodem van het Land van Heusden en Altena. Karakteristiek is het onderscheid tussen de open en grootschalige kommen en de veel beslotener oeverwallen, waarop de bewoning zich concentreert. In de kommen onderbreken enkele griendbossen het open landschap.

Defensie

In de regio lagen verschillende kastelen, waarvan Kasteel Dussen, het bekendst is. Het complex gaat terug tot de middeleeuwen, maar het huidige gebouw is grotendeels 17de-eeuws.

De regio heeft een lange geschiedenis in de verdediging van ons land. De grote rivieren waren altijd van strategische betekenis, zeker op plekken waar ze, zoals bij Woudrichem, samenvloeiden.

Op de noordoever lag de vestingstad Gorinchem, in het oosten Slot Loevestein, terwijl Woudrichem, gelegen op een oeverwal van de Waal, ook als vesting werd ingericht. Al in de 14de eeuw verrezen er wallen en werd de stad versterkt. In de huidige vorm dateren de vestingwerken uit 1698, bestaande uit een onregelmatige vierhoek met gebogen rivierfront en een natte gracht.

Vanaf 1672 was Woudrichem een steunpunt in de Oude Hollandsche Waterlinie. Na 1816 speelde de vesting een rol in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het strategische belang lag in de afsluiting van de vaarwegen over Maas, Waal en Merwede. Tot in de jaren 1950 behield het een vestingstatus. Thans is dit beschermd stadsgezicht.

Heusden kreeg zijn aanzien eind 16de/ begin 17de eeuw. Er werden onder meer acht bastions en zes ravelijnen aangelegd. Heusden maakte deel uit van de Oude Hollandse Waterlinie, maar werd niet opgenomen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het verloor de vestingstatus daarom al in 1816. Hoewel de naam van de hier beschreven regio anders doet vermoeden, ligt de vestingstad Heusden in de regio Langstraat en ’s-Gravenmoer. Na de uitvoering van de werken aan de Maas kwam Heusden op een andere Maasoever te liggen.

In het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is na 1840 begonnen met de aanleg van het zuidelijke deel van de linie, bestaande uit een serie inundatiegebieden met de benodigde sluizen en keringen, op de accessen voorzien van vestingwerken.

In de regio verrezen de volgende verdedigingswerken:

• Fort Altena (Fort aan de Uppelse Dijk), aangelegd tussen en 1840-1850 ter verdediging van de Uppelsche Dijk en de weg Gorinchem-Breda. Tussen 1878-1880 werd het fort ingrijpend verbouwd tot een langgerekt gebastonneerd fort, met aan weerszijden van de toren bomvrije kazernes. Het fort is in het bezit van Brabants Landschap, dat het recentelijk heeft gerestaureerd.

• Werk aan de Bakkerskil (1877-1879) en de Papsluis (1815). Het fort diende ter afsluiting van de Schenkeldijk en ter verdediging van de Papsluis, een waaiersluis die als hoofdinlaat voor de inundatie van het Land van Altena fungeerde. De sluis is recentelijk gerestaureerd.

• Fort Giessen (1878-1881), aardwerk met bomvrije kazerne en remises. Het fort werd in 1926 als vestingwerk opgeheven. Thans is het in het bezit van Brabants Landschap.

Het systeem werd verder uitgebouwd in 1939-1940 met gewapende betonnen kazematten en schuilplaatsen. De langdurige status van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als vestingwerk (tot 1953) maakte dat elke vorm van permanente stenen bebouwing direct bij of in het schootsveld werd tegengehouden. Voor de gehele Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt een Unesco werelderfgoednominatie voorbereid, welke is voorzien voor 2019.

Recente ontwikkelingen

In de regio woonden veel kleine boeren met versnipperd grondbezit. Kenmerkend voor het landschap zijn de langgerekte, smalle kavels. Om aan de landbouwkundige bezwaren die hiermee gepaard gingen tegemoet te komen, werd in de gehele regio de ruilverkaveling ‘Land van Heusden en Altena’ uitgevoerd.

Belangrijkste veranderingen waren de aanleg van in totaal 160 kilometer nieuwe wegen, vergroting en samenvoeging van de percelen, verbetering van de afwatering en het verplaatsen van diverse nieuwe boerderijen naar locaties buiten de dorpen.

Ruilverkaveling Oppervlak (ha) Periode % in regio
Altena-West 2914 1966 - 1976 3,4%
Land van Heusden en Altena 14428 1958 - 1977 99,5%

De komst van snelweg A27 en de plannen voor een brug bij Gorinchem werden meegenomen in de uitvoering van de ruilverkaveling. Het gedeelte van de snelweg dat door de regio loopt, werd in 1961 opengesteld. Voor de verdere ontsluiting zijn onder meer de N267, N283 en de N322 aangelegd. De laatste loopt door naar Zaltbommel. Het Pompveld en het Uiterwijkse Veld werden ingericht als natuurgebied en zijn inmiddels beschermd als Natura 2000-gebied (Pompeveld, Kornsche Boezem). De verkavelingsstructuur is daar niet aangepast.

In de dorpen zelf heeft in alle gevallen nieuwbouw plaatsgevonden, wat er vaak toe leidde dat de oude lintstructuur vervangen werd door komvorming. De grootste nederzetting is Werkendam, dat dicht bij de Rijnmond ligt en bekendstaat als vestigingsplaats van weg- en waterbouwbedrijven. Het industrieterrein ligt ten zuiden van het dorp.

In het huidige landschapsbeeld valt op dat de bewoning, die van oudsher op de oeverwallen plaatsvindt, tegenwoordig bijna aaneengesloten is en er tussen de afzonderlijke dorpen soms vrijwel geen open ruimten meer zijn. De kommen hebben hun open karakter behouden.

Specifieke thema’s

Rivierbeheer

In het rivierbeheer speelden in het verleden drie grote problemen: de verdeling van het water tussen Rijn, Waal en IJssel, de toestand van het winterbed en de verschillende punten waar de rivieren samenvloeiden. Ter hoogte van Woudrichem kwamen vanaf de vroege middeleeuwen de Maas en de Waal samen. Ook bij Heerwaarden bestond een verbinding. Dit gaf veel problemen in het geval van hoge waterafvoeren. Zeker omdat het winterbed van beide rivieren een vlotte afvoer belemmerde, vanwege zandbanken, bossen en de aanleg van kribben voor landaanwinning. Het leidde tot tal van overstromingen door de eeuwen heen.

Men zocht de oplossing in eerste instantie in de zijwaartse afleiding van het teveel aan rivierwater met behulp van overlaten. Bij Heusden lag de Baardwijkse overlaat, waarmee het overtollige water naar de Biesbosch kon worden afgevoerd. Het hielp niet of nauwelijks (zie regio Langstraat). In de tweede helft van de 19de eeuw werden daarom ingrijpende werken ontworpen en uitgevoerd. Allereerst normalisering van de rivieren en systematische verbetering van de rivierdijken. Ten tweede werden de samenvloeiingen van de Maas en Waal opgeheven en werden twee nieuwe riviertakken gegraven: de Nieuwe Merwede en de Bergsche Maas. Door aaneensluiting en verbreding van een aantal killen werd in de Biesbosch een nieuwe rivierarm gevormd die de naam Nieuwe Merwede kreeg. De nieuwe rivierloop met de bandijk aan de zuidkant ervan kwam gereed in 1884. Daarnaast werd de loop van de oude Merwede gebruikt voor de scheepvaart.

De Maas kreeg een geheel nieuwe monding door een 24 kilometer lange nieuwe rivierloop te graven tussen Ammerzoden en Geertruidenberg-de Bergsche Maas. Via de genormaliseerde en verbrede Amer kon het water van de Maas naar het Hollandsch Diep stromen. De werkzaamheden duurden van 1887 tot 1904.

De nieuw gegraven rivier is van flauwe bochten voorzien, zodat de bedding dan minder snel verzandt. Daarnaast zijn er uiterwaarden aangelegd. Het betekende ook dat de Overdiepsche Polder afgesneden werd van de regio, terwijl de Waarden – zuidelijk van het Oude Maasje – bij de regio gingen horen. Heusden maakt sindsdien deel uit van de Langstraat.

In het kader van rijksprogramma Ruimte voor de Rivier, zijn meerdere ingrepen aan zowel de Bergsche Maas als de Merwede gepland. Deze bestaan uit dijkverzwaringen en verruimingen van het rivierbed.

Eendenkooien

In de komgebieden bij het Pompveld ligt een eendenkooi, die in bezit is van Brabants Landschap. Er lagen in het verleden meerdere eendenkooien, zoals in het Uitwijksche Veld. Een eendenkooi is een vorm van lokjacht, waarbij de kooiker – samen met een kooikerhond en tamme eenden – wilde eenden naar de vangpijpen lokt en vangt. Een kooi bestaat uit een plas water met bos eromheen. Rondom de kooiplas liggen vier tot zes vangpijpen. Omdat de kooien veelal in open graslandpolders liggen zijn de kooibossen opvallende en karakteristieke elementen. Eendenkooien zijn zeldzame landschapselementen en herbergen hoge ecologische waarden.

Grienden

Grienden zijn stukken land, beplant met wilgen, die periodiek worden afgezet. Er is sprake van snijgrienden als de uitlopers jaarlijks worden afgesneden, en van hakgrienden als dit om de drie á zes jaar wordt gedaan. Grienden bestaan uit dicht op elkaar staande wilgenstoven. Het uiterlijk van een griend is afhankelijk van de omloopsnelheid en het tijdstip waarop de griend het laatst is afgezet. De tenen waren belangrijk voor de mandenmakerij, de takken hadden diverse toepassingen. Voor een deel werden ze gebruikt als boerengeriefhout, bijvoorbeeld om heggen mee te vlechten. Voordat ze hun functie hebben verloren, zijn veel grienden niet meer onderhouden. In het Uitwijkse Veld en het Pompenveld liggen actieve grienden.

Literatuurlijst

  • Avonds, P. en H.M. Brokken, 1975. Heusden tussen Brabant èn Holland (1317-1357). Varia historica Brabantica IV,. 1-95.
  • Brokken, H.M., 1982. De voormalig Hollandse gebieden in de provincie Noord-Brabant. Enkele inleidende opmerkingen. Holland, 14, 121-127.
  • Henderikx, P.A., 1987. De beneden-delta van Rijn en Maas. Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca. 1000. Hollandse Studiën 19.
  • Smits, B., D. Bekius en A. Hesselink, 2003. Cultuurhistorie en aardkunde van het Benedenrivierengebied. Inventarisatie en waardering van het oostelijke deel. RIZA rapport 2003.025.
  • Lanen, R.J. van, 2017,. Changing Ways. Patterns of connectivity, habitation and persistence in Northwest European lowlands during the first millennium AD, (diss. Utrecht), Utrecht.
  • Verstraeten, A. et al, 2011, Eendenkooien in Vlaanderen en Nederland en 7 andere Europese landen, IJsselstein.

Structuurdragers

Landschapsvormende functie Elementen en structuren in het huidige landschap - Land van Heusden en Altena
Algemeen ‘Eiland’ tussen grote rivieren, enigszins geïsoleerd
Agrarisch polderlandschap, gevormd door Maas en Merwede.
Komgronden open
Oeverwallen, stroomruggen en donken besloten(er)
Landbouw en natuur Lage en natte delen: hooi- en weiland
Laagste delen: grienden en eendenkoooien
Hogere delen (oeverwallen): akkers en boomgaarden
Volledig ruilverkavelingsgebied, schaalvergroting
Wonen en bedrijvigheid Werkendam grootste nederzetting
Archeologie: bewoningssporen op donken
Dorpen ontstaan op oeverwallen en donken
Veenontginningsdorp Babyloniënbroek
Dijklinten
Lint van bedrijventerreinen en kassen noordzijde
Waterstaat Afgedamde Maas
Merwede
Bergsche Maas met bakenbomen
Vml Samenvloeiing Maas en Waal bij Loevestein
Weteringen, vlieten, boezems in kommengebied
Wijde Alm
Bedijkingen en wielen
Defensie Zuiderwaterlinie
Kasteel Dussen
Vesting Woudrichem, vormt driehoek met Gorinchem en Loevestein
Vesting Heusden [regio Langstraat!]
Forten Altena, Bakkerskil, Giessen en inundatiegebieden Nieuwe Hollandse Waterlinie
Kazematten Stelling Hollandsch Diep en Volkerak
Delfstoffenwinning Grienden
Zandwinplassen Veen
Waterwinning afgedamde Maas
Verkeer A27 met bruggen over Merwede en Bergsche Maas (Keizersveerbrug)
N267, N283, N322
Wegbeplantingen van knotwilgen, walnoten, essen en populieren

Over Panorama Landschap

Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.

Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 10 jan 2023 om 04:03.