Panorama Landschap - Maaskant

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 3 nov 2022 om 03:01

Introductie

Deze regio behelst het rivierenlandschap direct ten noorden van de Brabantse zandgronden. Het landschap is open door de voormalige Beerse Overlaat. Na de Maaswerken zijn restanten van de oude rivier zichtbaar geworden. Oss is de grootste stad.


Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.

Luchtfoto van de Maas ten oosten van Ravenstein.
Afb. 1. Maas. Foto: paul Paris
Het stelsel van de Beerse Maas en de zijdwenden.
Afb. 2. Het stelsel van de Beerse Maas en de zijdwenden. Bron: De Bont, 1993
Foto van een gemaal.
Afb. 3. Gemaal. Foto: Michel Lascaris
luchtfoto uit 1937 van Vroegere margarinefabriek van firma Jurgens in Oss.
Afb. 4. Vroegere margarinefabriek firma Jurgens in Oss (1937). Foto: KLM-Aerocarto, © Aviodrome Lelystad
Kaart van Maaskant.
Afb. 5. Maaskant

Karakteristiek

De regio Maaskant behoort tot het Nederlandse rivierengebied. De regio ligt noordelijk van de hogere zandgronden van de Kempen en de Meijerij. Maaskant kent een indeling in oeverwallen langs de Maas en lagere komgronden verder van de rivier af. Daarnaast komen te midden van jongere rivierafzettingen oude rivierduinen of donken voor. Door de kommen stroomde tot 1942 de Beerse Maas. Bij hoog water op de Maas stroomde dit bij Cuijk het land binnen om een brede rivier te vormen naar ’s-Hertogenbosch. Hierdoor was het lange tijd niet mogelijk om in deze komgebieden huizen te bouwen of akkers aan te leggen. Ze werden dan ook extensief gebruikt als hooi- of weiland.

De boerderijen, dorpen en steden, boomgaarden en akkers lagen op de donken en de stroomruggen langs de Maas. Deze delen waren wel begroeid en hadden een besloten karakter. In het huidige landschap is dit onderscheid sindsdien minder geworden na de uitvoering van enkele ruilverkavelingen. Deze zorgden tevens voor verbeterde productieomstandigheden voor de landbouw doordat de percelen vergroot werden, de waterhuishouding en de ontsluiting verbeterden. De Maas is in de eerste helft van de 20ste eeuw gereguleerd, waarbij veel bochten zijn afgesneden, die in het landschap goed herkenbaar zijn.

De regio is overwegend agrarisch, met als belangrijke uitzonderingen de steden Oss, Ravenstein en Grave.

De snelwegen A2, A50 en A59 doorkruisen de regio, de A2 en A59 treffen elkaar bij het knooppunt Empel. Bij ’s-Hertogenbosch loopt ook het spoor richting Utrecht. Het Maximakanaal dateert van 2014. Langs de A59 bij de afslag Hedel staat een windturbine van 2,3 MW en 139 meter hoog. Door het oosten van de regio loopt een 150kV hoogspanningsleiding, die begint bij Nijmegen. Vanuit ’s-Hertogenbosch loopt een 110kV leiding naar het oosten door de regio.

Ontstaan van het natuurlijke landschap

Pleistoceen

Het zuiden van ons land is tijdens de ijstijden niet met ijs bedekt. Het landschap van toen was te vergelijken met een poolwoestijn of een toendra. Door de wind werden zand- en leemlagen afgezet, waardoor het zwakgolvende dekzandlandschap ontstond dat we nu aantreffen in de Meierij en de Peel. De dekzanden zijn in brede westzuidwest-oostnoordoost georiënteerde ruggen afgezet, zoals de rug van ’s-Hertogenbosch naar Oss.

Ten noorden van de dekzanden lag de brede riviervlakte van de Maas en de Rijn. Tijdens de ijstijden waren dit vlechtende rivieren, bestaande uit rivierlopen die voortdurend nieuwe beddingen namen, die zich vertakten en weer bij elkaar kwamen.

De afzettingen van de rivieren in deze tijd bestonden vooral uit zand. In droge perioden kon dit zand in de riviervlakte door de wind tot duinen of donken worden opgewaaid. Tussen Gassel en Cuijk liggen oudere afzettingen van de Maas aan de oppervlakte. Het landschap bestaat hier uit langgerekte plateaus die van elkaar gescheiden worden door vrij diepe geulen.

Holoceen

Ongeveer 10.000 jaar geleden kwam een einde aan de laatste ijstijd. De temperatuur steeg en de open, vlakte veranderde in een gesloten bos. De Maas werd een meanderende rivier. In de overstromingsvlakte werden leem- en kleilagen afgezet. In het westen van regio en in de komgebieden ten noordwesten en noordoosten van ’s-Hertogenbosch vond veenvorming plaats.

Bij hoog water trad de Maas buiten haar oevers en zette zavel- en kleigronden af. Vlak bij de rivier werden de grofste korrels neergelegd. Hierdoor ontstonden aan weerskanten van de rivier de hoger gelegen oeverwallen. Verder van de rivier af kwam fijnere komklei tot bezinking. Door voortdurende ophoging verlegde de rivier regelmatig haar bedding en volgde een nieuwe koers. De oude oeverwal of stroomrug (de beide oeverwallen plus de bedding) bleef dan als een fossiele rivierloop in het landschap liggen. In de Romeinse tijd stroomde een Maastak van Batenburg naar Dieden, en via de Ossermeer richting Teeffelen. Het is niet helemaal duidelijk wanneer de Maas haar oude bedding verlaten heeft en haar huidige loop heeft gekregen, waarschijnlijk gebeurde dit in de vroege middeleeuwen. Het Ossermeer is een zichtbaar restant van deze oude Maasbedding. Naast deze oude loop vinden we in het oosten meerdere fossiele stroomruggen.

De kommen zijn er vrij klein. In het westen zijn de kommen veel groter, zoals bijvoorbeeld de Polder Van Eigen en Empel. Deze hebben een dunne veenlaag in het centrum.

Landschappenkaart

Op de archeologische landschappenkaart hoort de regio tot Rijn-Maasdelta, Lage Rijnterrassen, Lage Maasterrassen en een klein deel tot de Roerdalslenk. Daarbinnen zijn overstromingsvlakten, stroom- en crevasseruggen, uiterwaarden, terrassen, terrasresten, restgeulen, dekzandruggen en dekzandvlakten als landschapszones onderscheiden.

Bewoningsgeschiedenis

Prehistorie en Romeinse tijd

De hoger gelegen gronden in de buurt van de rivier zijn van oudsher aantrekkelijke woonplaatsen. Op meerdere plekken zijn sporen van bewoning uit de steentijd ontdekt, bijvoorbeeld bij Cuyck (de Nielt) waar omvangrijke archeologische opgravingen hebben plaatsgevonden. De oudste sporen in de regio stammen uit het eind van de oude steentijd (laat-paleolithicum): 35.000- 10.000 jaar geleden. Ook in alle daarop volgende prehistorische perioden verbleven mensen in de regio Maaskant. Vele archeologische vondsten wijzen erop dat het gebied met name in de ijzertijd en Romeinse tijd dicht bewoond was. Ter plaatse van Cuijk lag in de Romeinse tijd het stadje Ceuclum, dat strategisch gelegen was aan de weg langs de Maas van Maastricht naar Nijmegen. Hier lag ook een brug over de Maas. Op een rivierduin bij Empel lag een heiligdom van de Bataven. In de Romeinse tijd verrees op deze plek een tempel. Tegen het eind van de 3de eeuw liep de bewoning in de regio sterk terug. Cuijk bleef bewoond en kreeg in de roerige 4de eeuw een fort (castellum).

Middeleeuwen en nieuwe tijd

In de Karolingische tijd (8ste-9de eeuw) waren vrijwel alle huidige dorpen in de Maaskant bewoond. Dit sluit aan op wat we van andere delen van het rivierengebied weten. De bewoning was gebonden aan de hoger gelegen oeverwallen en (fossiele) stroomruggen van de Maas, de donken en de flanken van de dekzandruggen in het zuiden. Op doorwaadbare plaatsen aan de Maas ontstonden nederzettingen en havenplaatsen, zoals Lith, Ravenstein en Grave. Lith werd als havenplaats genoemd in 968. Megen lag tussen twee meanders van de Maas en had als hoofdplaats van het Graafschap Megen een kasteel. In 1357 volgden stadsrechten, waarna verdedigingswerken werden aangelegd. Vanouds lagen de akkers en de boomgaarden op de hogere gronden, terwijl de gronden langs de rivier over het algemeen in gebruik waren als gras- en weiland. Op enkele plaatsen waren de gronden zo hoog opgeslibd dat er akkerbouw mogelijk was, zoals de Koornwaard ten noorden van Empel. De komgronden waren vanwege de Beerse Maas en de jaarlijkse overstromingen die daarmee gepaard gingen allemaal als hooiland in gebruik. Hierdoor lag het accent van de landbouw vooral op de veeteelt. Oss werd het centrum van (export)slachterijen en vleesverwerkende industrie.

Bedijking en de Beerse Maas

In de late middeleeuwen werd de wateroverlast een steeds groter probleem. De lage delen van de Maaskant werden regelmatig door Maaswater overstroomd. Bovendien werden stroomafwaarts rivierdijken aangelegd om de polders daar tegen overstromingen te beschermen. Door de opstuwing die hiervan het gevolg was nam de druk op de regio toe, waardoor er van west naar oost telkens nieuwe dijken werden aangelegd. De oudste dijk dateert uit het einde van de 12de eeuw en lag bij ’s-Hertogenbosch. Telkens als een stuk dijk werd aangelegd volgde een dwarsdijk naar de Het stelsel van de Beerse Maas en de zijdwenden. Bron: De Bont, 1993 hogere zandgronden, zoals de Kepkendonksdijk en de Groenendijk (na 1331). Ze worden ook zijdijken of zijdwendes genoemd. De Erfdijk bij Herpen was in 1332 aanwezig. Rond 1330 was de hele Maas van de Dieze tot Grave bedijkt.

De aanleg van de dijk was geen definitieve oplossing. De rivier bleef grillig, onder meer omdat tussen de Waal en de Maas bij Heerewaarden verbindingen bestonden. De rivier brak regelmatig door, waarvan wielen in de dijk nog getuigen. Om deze reden werd het systeem van de Beerse Maas ingesteld. Bij topafvoer van de Maas kon een deel van het water in de buurt van Cuijk het binnendijkse gebied in stromen. Op enige afstand van de Maas stroomde dit water als Beerse Maas via de Beerse Overlaat over de laagstgelegen binnendijkse gronden naar het westen, om bij ’s-Hertogenbosch, via de Bokhovense Overlaat, weer in de Maas terecht te komen. Tenminste, als de waterstand ter plaatse dat toestond. Het kwam vaak voor dat het water bij ’s-Hertogenbosch terug het land in liep of dat de Dommel en de Aa bij ’s-Hertogenbosch hun water niet kwijt konden op de Maas, zodat de gronden rondom de stad langdurig blank stonden. In de 18de eeuw werd daarom bij Heusden de Baardwijkse overlaat gerealiseerd, waarmee het overtollige water naar de Biesbosch kon worden afgevoerd. Het land van Heusden lag dan als een schiereiland in het water, beschermd door de Hooge Maasdijk, de Heidijk en de Elshoutsche Zeedijk. Op verschillende plaatsen lagen in de Beerse Maas dwarsdijken, die ervoor zorgden dat het stroomgebied gecompartimenteerd werd. In het begin van de 19de eeuw werd het systeem verbeterd door alle houtopstanden te verwijderen. Na de totstandkoming van de Bergsche Maas in 1904 en met de uitvoering van de Maaswerken in de jaren 1920 werd de Beerse Overlaat in 1942 definitief gesloten.

De regelmatig terugkerende overstromingen van de Beerse Maas leidden tot verschillende waterstaatkundige maatregelen. In de eerste plaats moesten dorpsgebieden langs de traverse worden beschermd door dijken, zoals de Erfdijk bij Herpen, de Deursensche Kade, de Dennenbursche Dam, de Ooijensche Zeedijk en de dijken bij Ravenstein. In de tweede plaats moesten in de bestaande dijken voorzieningen worden getroffen om het water weer snel kwijt te raken. Zo lag er bij Meerwijk een overlaat om het water uit de polder Empel en Meerwijk weer terug in de Maas te laten stromen.

De beheersing van het binnenwater

Centraal punt in de afwatering van de regio is Gewande. Vier weteringen komen hier bij elkaar en lozen het water op de Maas: de Hertogswetering, de Roode Wetering, de Hoefgraaf en de Nieuwe Vliet. Er staan meerdere gemalen en een uitwateringssluis bij elkaar. De Hertogswetering begint bij Grave en loopt langs Herpen, Macharen en Teeffelen naar Gewande. De wetering is in het begin van de 14de eeuw gegraven ter verbetering van de afwatering van het komgebied tussen Grave en Macharen. Hier en daar werden oude beddingen van de Maas in de wetering opgenomen, zoals de Ossermeer. Om het water op een zo hoog mogelijk niveau te houden ligt de wetering ten westen van Oss in kaden.

De polder het Laag Hemaal waterde af via de Roode Wetering, Over een afstand van ruim vijf kilometer lopen de Roode Wetering en de Hertogswetering parallel, gescheiden door een kade. Dit wordt een capreton genoemd. De Roode Wetering heeft een lager niveau dan de Hertogswetering – een verschil van zo’n twee meter – waardoor het water uit deze wetering opgemalen moest worden naar de Roode Sluis. Tot 1925 gebeurde dat op 600 meter van de rivier in verband met een fort dat daar tot die tijd lag. Toen dit werd geslecht kon het gemaal Caners aan de dijk worden gebouwd.

De Polder van der Eigen en de Polder Empel en Meerwijk, waterden aanvankelijk via de Hoefgraaf af op de Dieze. Omstreeks 1930 veranderde dit en kreeg de Hoefgraaf een aftakking naar het noorden en is het Hertogsgemaal gebouwd. In het kader van de ruilverkaveling Maasland-West is de Nieuwe Vliet gegraven die werd verbonden met de Hoefgraaf. Ook kwam een nieuw gemaal (Ploegmakers) gereed.

Vanaf 1955 werkten er zodoende drie gemalen bij Gewande die elk via een eigen sluis afwaterden. Daarop besloot men de gemalen te vervangen door één nieuw gemaal. In 1979 werd gemaal Gewande in gebruik genomen.

Verbeteringen aan de Maas

In de tweede helft van de 19de eeuw werden plannen gemaakt voor een verbetering van de waterhuishouding van de benedenrivieren. Deze behelsden onder meer normalisering van de rivieren, systematische verbetering van de rivierdijken, aanleg van de Nieuwe Merwede en scheiding van de Maas en de Waal bij Heerewaarden door het graven van de Bersche Maas (1887-1904). Dit is een 24 kilometer lang kanaal tussen Ammerzoden en Geertruidenberg, waar het water via de Amer naar het Hollandsch Diep stroomt. Toen de Maas haar nieuwe monding had gekregen, zijn daarop verbeteringen aan de rivier zelf uitgevoerd. Tussen Maastricht en Grave werden stuwen en schutsluizen gelegd en diverse bochten werden afgesneden, evenals tussen Grave en Heerewaarden. De lengte van de rivier werd hiermee met de helft teruggebracht. Bij Alem, Lith, Lithoijen, Macharen, Megen, Demen, Neerloon en Keent zijn grote meanders doorsneden en kreeg de Maas een nieuwe bedding. De grens tussen Brabant en Gelderland moest toen ook aangepast worden, wat in 1958 zijn beslag kreeg.

Recente ontwikkelingen

Nadat de Beerse Maas in 1942 werd gesloten konden de laaggelegen binnendijkse gronden intensiever worden gebruikt.

De ruilverkavelingen die in het gebied zijn uitgevoerd maakten een betere agrarische exploitatie mogelijk. Er werden nieuwe wegen aangelegd, grotere percelen gevormd, de afwatering werd verbeterd en er verschenen nieuwe boerderijen op plekken die voorheen open moesten blijven.

Ruilverkaveling Oppervlak (ha) Periode % in regio
Heusden-Vlijmen 9383 1959 - 1977 13,0%
Land van Cuijk 10759 1981 - 2001 30,0%
Midden-Maasland 13951 1974 - 1997 40,7%
Maaskant West 3548 1950 - 1964 52,7%
Reek 618 1983 - 1993 61,4%
Rosmalen(-Empel)1 745 2000 - 2005 84,4%
Geffen 437 1937 - 1940 94,7%
Land van Ravenstein 3404 1957 - 1971 96,7%
Lithoyen 572 1938 - 1946 100,0%
De Nulanden 453 1933 - 1936 100,0%
Huizenbeemd 1044 1940 - 1953 100,0%
Het Laag Hemaal en Lith 2318 1943 - 1953 100,0%
Land van Megen 3596 1953 - 1965 100,0%
Lage Maaskant 4150 1996 - 2008 100,0%
1.Ruilverkaveling met een administratief karakter

Erfbeplanting, wegbeplanting en kleine bosjes zorgden voor verdichting van het landschap. Tegelijkertijd verdween het singellandschap op de flanken van de dekzandruggen vrijwel geheel en werden de meidoornsingels in de uiterwaarden voor een groot deel verwijderd.

Van de grotere plaatsen is vooral Oss zeer sterk gegroeid, Ravenstein en Grave kenden een minder spectaculaire groei. De stad ’s-Hertogenbosch, inclusief Rosmalen en Empel, heeft zich uitgebreid naar het noorden en het oosten tot in de regio (zie regio Meijerij) De dorpen groeiden bescheiden.

Tussen 1968 en 2010 is op grote schaal zand en grind gewonnen langs de Maas, waarna de Kraaijenbergse Plassen ontstonden. Dit is tegenwoordig een groot plassengebied dat ook natuur herbergt. Het is in beheer bij Brabants Landschap.

De aansluiting op het landelijke snelwegennet vond plaats via de A2/Ringweg ‘s-Hertogenbosch (sinds 1970), de A50 (sinds 1975) en de A59, pal ten zuiden van de regio. Ten behoeve van het scheepvaartverkeer is in 2014 het Maximakanaal oostelijk van ’s-Hertogenbosch geopend. Bij Empel is een sluizencomplex gebouwd. Hiermee is de gehele Zuid-Willemsvaart weer bevaarbaar voor grotere binnenschepen en hoeft niet meer door de binnenstad van ’s-Hertogenbosch gevaren te worden. De stadjes Megen, Ravenstein en Grave zijn alle drie aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Specifieke thema’s

Steden

Oss (57.500 inwoners) kreeg in 1399 stadsrechten en ontwikkelde zich in de middeleeuwen tot een belangrijk centrum van laken- en linnenhandel. Door oorlogshandelingen tussen Gelre en Brabant en tijdens de Tachtigjarige Oorlog viel de stad meermalen ten prooi aan brand en plundering. Tot een echte stad wist Oss zich niet te ontwikkelen. Daar kwam in de 19de eeuw verandering in.

Oss werd een centrum voor de verwerking van landbouwproducten, met name van veeteeltproducten en aanverwante industrie. De handel in vlees en boter bloeide en er werden verschillende zuivelfabrieken gesticht. Ook verschenen er exportslachterijen, margarinefabrieken en producenten van vleeswaren, waarvan Jurgens, Zwan en UNOX de bekendste zijn. De farmaceutische industrie is hiermee verbonden: het slachtafval werd verwerkt voor de productie van geneesmiddelen. Organon werd een wereldwijd bekende producent van geneesmiddelen. Het uit Organon voortgekomen Acerta Pharma werd een succes en is in 2015 verkocht aan een Zweeds/Britse concern. De stad is sinds de Tweede Wereldoorlog fors gegroeid en is Berghem vrijwel vastgegroeid aan de kern Oss. Industriegebieden liggen met name in het noorden, langs het in 1963 gegraven Burg. Delenkanaal.

Eendenkooien

In de Polder van den Eigen en Empel liggen verschillende eendenkooien en enkele restanten van vroegere kooien. Een eendenkooi is een vorm van lokjacht, waarbij de kooiker – samen met een kooikerhond en tamme eenden – wilde eenden naar de vangpijpen lokt en vangt. Een kooi bestaat uit een plas water met bos eromheen. Rondom de kooiplas liggen vier tot zes vangpijpen. Het geheel is omgeven door een aarden wal. Omdat de kooien veelal in de open graslandpolders liggen zijn de kooibossen opvallende en karakteristieke elementen. Eendenkooien zijn zeldzame landschapselementen en herbergen hoge ecologische waarden.

Defensie

Er liggen twee vestingstadjes in de regio: Grave en Ravenstein. Grave is in de 12de eeuw gesticht. De stad lag aan de Maas en aan de belangrijke handelsweg van Nijmegen naar ’s-Hertogenbosch. In de 13de eeuw kreeg het een ommuring. In 1672 werd bij beschietingen het kasteel van Grave verwoest en later niet meer opgebouwd. In 1874 werd de vesting Grave officieel opgeheven.

Ravenstein werd kort na 1360 gesticht door Walraven van Valkenburg. Hij bouwde een kasteel aan de Maas. De nederzetting die zich ontwikkelde kreeg in 1380 stadsrechten en kreeg een ommuring en drie stadspoorten. Deze verdedigingswerken werden in 1543 op last van Keizer Karel V gesloopt. Toen de stad in 1610 in handen van de Republiek viel, werd die opnieuw versterkt. De verdedigingswerken werden ontmanteld in 1672.

Ook op andere plaatsen in de regio zijn in de middeleeuwen kastelen verrezen, zoals kasteel Bokhoven en kasteel De Tongelaar (eerste vermelding 1292) in Gassel. Het eerste kasteel van Oijen is gebouwd in 1361. In het begin van de 16de eeuw werd het gesloopt. Aan het einde van die eeuw werd op de voorburcht een nieuw kasteel gebouwd, dat op zijn beurt goeddeels werd gesloopt in 1837.

De regio maakte deel uit van de 18de-eeuwse Zuider Waterlinie, op basis van een plan van Van Coehoorn, om bestaande verdedigingswerken met elkaar te verbinden. Daarbij werd gebruik gemaakt van zowel bestaande linies/stellingen en ‘losse’ werken en waar nodig nieuwbouw. Onder meer Grave en Fort Crevecoeur behoorden ertoe.

Door de strategische ligging is ’s-Hertogenbosch vanaf de stichting een belangrijk militair steunpunt geweest. Eerst voor de Hertogen van Brabant en aanvankelijk in de Tachtigjarige Oorlog voor de Spanjaarden. Na de verovering van de stad door Frederik Hendrik werd de stad een bolwerk van de Staatse troepen. Zie verder de regio Meijerij.

In de jaren 1930 werd de Peel-Raamstelling tussen Grave en Weert aangelegd als verdediging tegen aanvallen uit het oosten. De linie bestond uit een 40 kilometer lange tankgracht, het Peel- of Defensiekanaal (Zie regio De Peel). In het noorden werd de linie langs het riviertje de Graafsche Raam gelegd. Aan weerskanten van het Defensiekanaal en de Graafsche Raam bracht men prikkeldraadversperringen aan. Aan de westkant wierp men een wal op. Tussen die wal en het kanaal lagen kazematten, telkens op ongeveer 200 meter van elkaar. In het huidige landschap zijn in Grave en langs de Graafsche Raam nog enkele kazematten aanwezig.

Literatuurlijst

  • Eerenbeemt, H. van den (red.), 1996, Geschiedenis van NoordBrabant, 3 delen, Boom, Amsterdam
  • Henderikx, P.A., 1987. De beneden-delta van Rijn en Maas. Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca. 1000. Hollandse Studiën 19.
  • Liebergen, L. van, 1971. Megen van nederzetting tot graafschap. Megen.
  • Ven, G. v.d., 1993, Leefbaar laagland. Geschiedenis van de waterbeheersing en landaanwinning in Nederland. Utrecht.

Structuurdragers

Landschapsvormende functie Elementen en structuren in het huidige landschap
Maaskant
Algemeen Open rivierenlandschap, aansluitend op de besloten zandgronden van Brabant /td>
Verminderd onderscheid open lagere delen en hogere (v/h) besloten delen op stroomruggen door ruilverkavelingen
Plaatselijk hoogteverschillen, ontstaan door stelsel van Maas en Rijn
Landbouw en natuur Open gras- en akkerlanden, melkveehouderij
Rationele, blokvormige verkaveling na ruilverkaveling
Natuur in kader ‘Ruimte voor de Rivier’
Wonen Donken oude bewoningsplekken (archeologie!)
Oss
Oude bewoning op oeverwallen en langs dijken
Lith, Ravenstein, Megen en Grave historische stadjes
Verspreide bewoning in polders
T-boerderijen aan dijken, boerderijen op verhogingen
Waterstaat Maas met bandijken, wielen en bakenbomen
Sluizen, stuwen en gemalen aan en langs Maas
Beerse Maas en – Overlaat met bijhorende werken
Middeleeuwse weteringen: o.a. Hertogswetering en Roode wetering
Afgesneden Maasmeanders in kader Maaswerken jaren 30 werkverschaffing
Afwateringspunt/ensemble Gewande: gemalen, spuisluis, oude stoomgemaal en weteringen
Defensie Kastelen langs de Maas
Resten Zuiderwaterlinie
- Vestingen Grave, Megen en Ravenstein
Kazematten Peel-Raamstelling
Jacht Diverse eendenkooien
Delfstoffenwinning Zand- en grindwinning Maas, plassen nadien omgezet in recreatiegebied
Bedrijvigheid Voedingsmiddelen- en geneesmiddelenindustrie Oss
Verkeer A59 (vml Steenweg Grave – Den Bosch)
A50
Spoorlijn Den Bosch – Oss – Nijmegen met stationsgebouwen en Maasbruggen
Burg. Deelenkanaal
Pontjes over de Maas
Religie Sporen Rooms Katholicisme: o.a. kloosters, kerken
Recreatie Watersport op de Maas
Recreatiegebied zandwinplassen Lithse Ham

Over Panorama Landschap

Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.

Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 3 nov 2022 om 03:01.