Panorama Landschap - Noordoostpolder en Urk

Versie door RCEbot (overleg | bijdragen) op 2 nov 2022 om 03:01 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{#element: |Elementtype=Artikel |Status=Publiceren |Voorkeurslabel=Panorama Landschap - Noordoostpolder en Urk |Artikelsoort=Overig |Introductie=De regio Noordoost...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Introductie

De regio Noordoostpolder en Urk omvat de oudste droogmakerij van Flevoland. De Noordoostpolder heeft een unieke inrichting die bestaat uit één centrale plaats, met daaromheen een krans van omliggende dorpen. Er is grootschalige percelering voor landbouw. Urk en Schokland (Werelderfgoed) zijn twee voormalige eilanden.


Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.

Luchtfoto van Schokland.
Afb. 1. Schokland. Foto: Paul Paris
Huisjes op een dijk in Schokland.
Afb. 2. Schokland. Foto: Paul Paris
Luchtfoto van een verkaveld landschap. Midden onderin en linksboven zijn huizen te zien.
Afb. 3. Klutenpad. Foto: Paul Paris
Foto van Urk genomen vanuit de lucht. Vooraan is een vuurtoren te zien en links een kerkje. Rechts achterin is de haven te zien. Verder staan er huizen.
Afb. 4. Urk. Foto: Paul Paris
Kaart van Noordoostpolder en Urk.
Afb. 5 Noordoostpolder en Urk

Karakteristiek

In de regio Noordoostpolder en Urk valt het contrast tussen het oude landschap van de vroegere eilanden Schokland en Urk en het nieuwe land van de droogmakerij de Noordoostpolder direct op. De vroegere eilanden hebben door de eeuwen heen tegen het water moeten strijden. Schokland is uiteindelijk ontruimd in 1859. Rondom Urk is ook veel land weggeslagen, maar het dorp zelf ligt op een stevige keileembult. Urk is tegenwoordig een welvarend vissersdorp.

De Noordoostpolder (‘NOP’) is een zeer grote droogmakerij, de tweede die in het kader van het Zuiderzeeproject gereed kwam. Landbouw is sinds het ontstaan in jaren 1940 dominant, hoewel er tegenwoordig ook flink wat bedrijventerreinen liggen vooral rond Emmeloord en Urk. Op de plekken waar de ondergrond niet voor de landbouw geschikt was, werden bossen aangelegd. Hier wordt veel gerecreëerd. De wijze van vormgeving en inrichting zijn uniek: een centrumdorp (Emmeloord) omringd door tien kleinere dorpjes, een radiaire structuur van hoofdvaarten en hoofdwegen, een stelsel van ringwegen die de kleinere dorpen met elkaar verbinden en boerderijen die in kleine clusters bij elkaar liggen. Schokland staat op de Werelderfgoedlijst; de Noordoostpolder is één van wederopbouwgebieden die door het Rijk is benoemd tot gebied van bijzondere cultuurhistorische waarde.

Zoals in de hele provincie Flevoland, is in de laatste jaren in de Noordoostpolder een groot aantal windmolens geplaatst, waaronder het Windmolenpark Noordoostpolder in het IJsselmeer, pal voor de Noorder- en Westerdijk, dat 86 windmolens telt.

Ontstaan van het natuurlijke landschap

Pleistoceen

In het saalien was een groot deel van Nederland bedekt met landijs. Onder het ijs werd een laag keileem afgezet, een mengsel van door ijs platgedrukt zand, leem en keien. Bij Vollenhove en Urk werd de keileem door het ijs tot lage heuvels opgedrukt.

Op Schokland resteert een klein deel aan de noordkant. In het weichselien, de laatste ijstijd, bereikte het landijs ons land niet. Wel heerste een toendraklimaat. Doordat vegetatie toen vrijwel ontbrak, kon de wind op grote schaal bodemdeeItjes opnemen. Over grote delen van de regio is toen een laag dekzand afgezet.

Holoceen

Na afloop van de ijstijden, zo’n 10.000 jaar geleden, begon het holoceen. De regio bestond uit een golvend zandlandschap waar enkele rivierduinen en de keileembult van Urk bovenuit staken. Door het afsmelten van de ijskappen steeg de zeespiegel en steeg in samenhang daarmee de grondwaterspiegel. Er ontstonden moerassen waarin veen werd gevormd. Uiteindelijk ontstond een enorm veengebied dat ook het huidige IJsselmeergebied bedekte. De veenvorming ging door tot in de vroege middeleeuwen. In de 10de en 11de eeuw werd het veengebied ontgonnen. Ook op Urk en op Schokland werd in die tijd gewoond. De ontginning startte met het graven van sloten, wat leidde tot inklinking en dus tot bodemdaling. Dit proces werd nog versterkt door oxidatie: luchttoetreding tot de bodem. Door de bodemdaling werd het gebied kwetsbaar voor overstromingen. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1170 werden grote stukken van het veen weggeslagen en ontstond de Zuiderzee. In de eeuwen erna breidde de Zuiderzee zich steeds verder uit. Slechts op twee plaatsen bleven veeneilanden bestaan: Schokland en Marken. Elders werd door de Zuiderzee nadien klei afgezet. Dit proces ging door tot aan de drooglegging van de Noordoostpolder.

Landschappenkaart

Op de archeologische landschappenkaart hoort de regio tot de Diepe droogmakerijen. Daarbinnen zijn de voormalige Zuiderzeebodem, kusttalud, keileemvlakten en rivierduinen als landschapszones onderscheiden.

Bewoningsgeschiedenis

Prehistorie en Romeinse tijd

Voordat het hele Noordoostpoldergebied met veen bedekt raakte en vervolgens open water werd, was de mens al in de toenmalige delta van de IJssel, Vecht en Eem aanwezig. Al in de middensteentijd verbleven jagers-verzamelaars in dit gebied, op rivierduinen aan het water en op de keileemheuvels van Urk en Schokland. Het gebied is vooral bekend vanwege de Swifterbantcultuur uit de periode 4800-3400 v.Chr. Onder meer bij Schokland en Urk zijn opgravingen gedaan. Aanvankelijk leefden Swifterbantgemeenschappen grotendeels van visvangst en de jacht, later kwam daar kleinschalige landbouw bij. Het veen breidde zich nadien over grote oppervlakten uit en maakte het gebied onbewoonbaar. Sporadisch zal de mens er nog hebben gevist en gejaagd. Opmerkelijk is de vondst van een boomstamkano uit de ijzertijd bij Kraggenburg.

Middeleeuwen en nieuwe tijd

Schokland en Urk raakten vanaf de 10de eeuw bewoond. Schokland zat toen aan het vasteland van Overijssel vast en Urk maakte deel uit van een veel groter eiland in het Almere. Door stormvloeden en overstromingen ontstond vanaf 1170 de Zuiderzee, die zich steeds verder uitbreidde. Toen de Noordoostpolder werd aangelegd zijn Urk en Schokland in het nieuwe land opgenomen.

Schokland

Schokland is het restant van een veel groter veengebied dat door afslag na overstromingen en stormvloeden telkens kleiner is geworden. Door het landbouwkundige gebruik en de ontwatering daalde de bodem en werd het gebied kwetsbaar. Tot circa 1450 was Schokland door een veenrug met het vaste land verbonden. Toen deze werd weggeslagen ontstond een eiland. Voortdurend gingen grote stukken land verloren. De dorpen die daarbij verloren gingen zijn later naamgever voor de nieuwe dorpen in de polder geworden. Men probeerde door aanleg van dijkjes en paalschermen het eiland te beschermen, maar dit werkte hooguit vertragend. Uiteindelijk trok de bevolking zich terug op drie woonterpen aan de oostkant van het eiland. Bij de stormvloed in 1825 overstroomde het eiland geheel en werd het steeds gevaarlijker, waarna in 1859 de rijksoverheid besloot tot ontruiming van het eiland. De bevolking werd gedwongen het eiland te verlaten en te verhuizen naar plaatsen aan de Overijsselse kust. In Kampen ontstond zo bijvoorbeeld de Schokkerbuurt. Slechts enkelen bleven achter, zoals de vuurtorenwachter.

In 1941 viel het eiland droog in de nieuwe polder. Het is nadien door inklinking ongeveer 1,5 meter gedaald. Om verdere uitdroging tegen te gaan – dat de archeologische betekenis van het eiland aantast – zijn de omliggende agrarische gronden uit productie gehaald en is een hoger grondwaterpeil gesteld. Om de contouren van Schokland zichtbaar te maken, is een ‘groene zoom’ van bomen om het voormalige eiland aangelegd.

Urk

Het voormalige eiland Urk bestaat uit een keileemopduiking, die nog steeds duidelijk zichtbaar is. Aanvankelijk was Urk een boerendorp met eromheen de landerijen op het veen. Net als bij Schokland, is dit land weggeslagen door de Zuiderzee totdat Urk een eiland werd. Door de taaie ondergrond was er echter geen gevaar dat het dorp zelf zou wegspoelen.

In de 17de en 18de eeuw ontwikkelde Urk zich tot een vissersdorp, waarbij de bebouwing uiteindelijk in een zeer hoge dichtheid de keileembult bedekte. De vissersfunctie leek in gevaar te komen met de afsluiting van de Zuiderzee in 1932. Men dacht dat het met de visserij op Urk afgelopen zou zijn, maar dat gebeurde niet.

De Urker vissers gingen grotere kotters bouwen en op de Noordzee vissen. De visafslag op Urk groeide. Tot ver in de vorige eeuw werd de vis aangevoerd via de eigen haven. Na die tijd werden de kotters te groot en werd de vis per vrachtwagen vanuit zeehavens als IJmuiden, Harlingen, Delfzijl en Lauwersoog aangevoerd om op Urk te worden verhandeld. Rond de visafslag groeide een enorme visverwerkende industrie. Op het eiland werd in de jaren 1930 een kleine ruilverkaveling uitgevoerd van 65 hectare.

Oud-Kraggenburg

In de zuidoosthoek van de polder ligt een derde landschappelijk element van vóór de inpoldering: de voormalige lichtwachterswoning en vluchthaven van Oud-Kraggenburg. De woning ligt op een terp aan het eind van de strekdam die de vaargeul van het Zwarte Water in de Zuiderzee begeleide. Het complex werd in 1848 in gebruik genomen.

De Zuiderzeewerken en de inrichting van de Noordoostpolder

De eerste plannen voor de drooglegging van de Zuiderzee stammen al uit de 17de eeuw, maar gezien de technische mogelijkheden van die tijd was een en ander niet te realiseren. In de 19de eeuw werden opnieuw plannen gemaakt. De techniek had intussen een enorme sprong gemaakt en het bleek mogelijk dergelijke projecten uit te voeren. Belangrijk ijkpunt was de in 1886 op particulier initiatief opgerichte Zuiderzeecommissie. Deze liet ir. Cornelis Lely een gedegen en goed onderbouwd plan tot drooglegging opstellen. Dit plan is later bijna geheel uitgevoerd. De Noordoostpolder was de tweede grote droogmakerij van het Zuiderzeeproject. Midden in de economische crisis van de jaren 1930 werd besloten tot de aanleg. Het Rijk ging zich in het Zuiderzeeproject actief met de inrichting en de vormgeving van het nieuwe land bezighouden. De nieuwe polder sloot in het noorden en oosten aan op het oude land van Friesland en Overijssel. Bij de latere Flevopolders werden bewust randmeren aangelegd, die als enorme ringvaarten fungeerden.

Tussen 1936 en 1942 werden de dijken aangelegd en viel de polder droog. In de oorlogsjaren bood de nog onontgonnen polder onderdak en werk aan vele onderduikers. De naam Onderduikersweg herinnert hier nog aan.

De Noordoostpolder is vooral bekend om het inrichtings- en verkavelingsplan, dat direct van de tekentafel afkomstig is. Uitgangspunt was een efficiënte agrarische inrichting van het gebied. Daarbij speelden de kavelgrootte, de bereikbaarheid over land en water en het nederzettingspatroon een belangrijke rol.

De kavelbreedte in de Noordoostpolder werd ten opzichte van de Wieringermeer groter, namelijk 300 x 800 meter, waarmee een standaardkavel 24 hectare mat. De bedrijven maten derhalve 12, 24, 36 en 48 hectare. De verschillende soorten agrarische bedrijven kregen een eigen plek in de polder: kleinere (vooral tuinbouw/fruitteelt)bedrijven, voornamelijk rond dorpen, om zo een geleidelijke overgang van het dorp naar het landbouwgebied te verkrijgen. De windsingels rond de tuinbouw- en fruitteeltbedrijven zorgden voor een besloten karakter. Grotere bedrijven werden verder bij de dorpen vandaan gepland.

Ten behoeve van de bereikbaarheid moesten beide korte zijden van de kavels in principe aan een weg en een waterloop grenzen. De kavelsloten en tochten waren samen met de hoofdvaarten van groot belang voor de ontwatering van het gebied. Er zijn drie hoofdvaarten (Urker-, Lemster- en Zwolse vaart), met zijtakken naar de dorpen. Aldaar was een loswal met een weegbrug voor de landbouwproducten. Er was veel aandacht voor het patroon van de polderwegen en de aansluiting van de belangrijkste polderwegen op het wegennet van het oude land. Als noord-zuid-as werd een weg aangelegd van Lemmer via Emmeloord naar Kampen. Daarnaast was er een hoofdweg die van Urk via Emmeloord naar Vollenhove liep, met een aftakking naar Blokzijl en Steenwijk. Op zes tot acht kilometer van Emmeloord ligt een kring van wegen (Ooster-, Westerringweg bv.) die de dorpen met elkaar verbindt.

Het idee achter de ordening van de dorpen was om voor iedereen een verzorgingscentrum binnen een afstand van 7-8 kilometer te hebben, wat per (brom)fiets eenvoudig te doen zou zijn. Dit leidde tot een structuur met één regionaal centrum in het midden van de polder (Emmeloord, maximaal 10.000 inwoners) en een krans van tien dorpen (1.000 tot 2.000 inwoners) met een lokaal-verzorgende functie daaromheen. Aanvullend zouden in het buitengebied zich zo’n 2.000 tot 3.000 inwoners in boerderijen en arbeidershuisjes vestigen. De structuur was bedacht naar aanleiding van de theorieën van de Duitse geograaf Christaller uit 1933.

Het meest opmerkelijke dorp was Nagele, dat werd ontworpen door architecten van De Acht en De Opbouw, zoals van Eesteren, van Eyck en Rietveld. Het dorp is gebouwd volgens een streng en recht stedenbouwkundig principe, gebruikmakend van glas en beton en woningen met een plat dak. De andere dorpen zijn gebouwd in de toen heersende stijl van de traditionele Delftse School.

Al snel bleken de aannames voor aantallen dorpen en de onderlinge afstand daartussen achterhaald. In plaats van paarden kwamen tractoren; combines deden hun intrede en door de mechanisering in de landbouw waren veel minder arbeidskrachten nodig. Het aantal inwoners van de dorpen bleef dan ook lange tijd achter bij de ramingen. Door de toegenomen automobiliteit, kozen velen liever voor het hogere voorzieningenniveau van Emmeloord. Ten slotte woonden de arbeiders liever in de dorpen, waardoor de arbeiderswoningen hun oorspronkelijke functie verloren.

Wegbeplanting en erven

Bij de inrichting van de polder is veel aandacht besteed aan de beplanting, op verschillende schaalniveaus: rond boerderijen (erfbeplanting), rond de dorpen en langs de wegen. Deze zijn in de polder allemaal van wegbeplanting voorzien. Doordat de wegen zo’n 1,5 kilometer van elkaar liggen werd het landschap gecompartimenteerd. Bij de dorpen zijn voorts kleine bossen aangelegd; grotere bossen, zoals het Kuinderbos, Urkerbos, Schokkerbos en Voorsterbos, werden gepland op voor landbouw ongeschikte keileem-, zand- en veengrond. Deze bossen hadden naast een recreatieve functie ook betekenis voor de houtproductie. In het Voorsterbos lag tot 1995 het Waterloopkundig Laboratorium, waar met behulp van dertig schaalmodellen getest werd hoe bouwwerken in bewegend water stand hielden. Sinds 2015 is het ‘Waterloopbos’, zoals het gebied is gaan heten, rijksmonument en wordt het gerestaureerd.

De erven liggen als groene eilanden in het open agrarische landschap, gegroepeerd met twee, drie of vier boerderijen. Ze vormen met hun begroeiing belangrijke landschappelijke elementen met ecologische waarden. De erfbeplanting in de polder was aan regels gebonden. De overheid bepaalde hoe het er allemaal uit moest zien. Elk erf werd aan drie zijden omgeven door een brede singel. Alleen de kant van de weg bleef gedeeltelijk open. De singels aan de west- en noordzijde werden 7 of 5 meter breed, de andere 5 of 3 meter. Lag er een moestuin aan de zuidkant, dan werd daar geen singel maar een heg ingeplant.

Moestuinen en boomgaarden werden aangelegd met het oog op zelfvoorziening. Met het assortiment aan gebruikte beplantingen werd beoogd dat de singels snel uit zouden groeien tot forse windkeringen, met een boom- en een struiklaag. Daarom werden populieren gebruikt, die toen ze na ruim 20 jaar kaprijp waren geworden, werden opgevolgd door onder andere essen en eiken. De struiklaag bestond uit hazelaar, lijsterbes en meidoorn. Bij de keuze van de boomsoorten werd aangesloten op de beplanting langs de wegen, zodat er in dat opzicht een eenheid in de polder zou ontstaan. Bij de akkerbouwbedrijven werden uit betonelementen opgetrokken schuren gebouwd, die heel karakteristiek zijn voor de Noordoospolder.

Recente ontwikkelingen

Door schaalvergroting en mechanisatie in de laatste decennia is het aantal boerderijen afgenomen en de grootte van de agrarische bedrijven toegenomen. Sommige van de vrijgekomen boerderijen hebben hun agrarische functie verloren. Ook veel arbeiderswoningen hebben een andere functie gekregen of zijn samengevoegd. De dorpen hebben een bescheiden ontwikkeling meegemaakt. Emmeloord heeft zich ontwikkeld tot een agro-businesscentrum met een inwonertal van ruim 25.000. In het wegenpatroon zijn geen veranderingen aangebracht. De aanleg van de A6 zorgde voor aansluiting van de regio op het landelijke netwerk van snelwegen en is van groot economisch belang.

In 1995 is Schokland op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst, onder meer als symbool van de strijd tegen het water en vanwege de prehistorische bewoningssporen op en om het eiland.

De oorspronkelijke hoofdstructuur van de polder, bestaande uit het patroon van wegen en waterlopen, de beplantingsstructuur en de verkaveling is nog steeds duidelijk in het landschap te herkennen. De gaafheid is mede aanleiding geweest voor het Rijk om de Noordoostpolder te benoemen als wederopbouwgebied van nationaal belang.

Het Kabinet Rutte II sprak in 2012 de ambitie uit om in 2020 6.000 MW aan opgesteld vermogen aan windmolens op land te realiseren. De provincie Flevoland zal een flink deel hiervan voor zijn rekening nemen. Onder meer voor de Westermeer- en Noordermeerdijk, in het IJsselmeer, is daartoe het windpark Noordoostpolder aangelegd. Met 86 molens met maximale tiphoogte tot bijna 200 meter, is dit het grootste van ons land. De landschappelijke impact hiervan is aanzienlijk. Verspreid door de polder staan tal van windturbines.

Literatuurlijst

  • Blom, A., P. Timmer en W. Zwikstra, 2016. Nagele. Een moderne erfenis. Amersfoort.
  • Bosscher, F. e.a., 2018. Het Waterloopbos. Wageningen.
  • Dissel, A.M.C., 1991. 59 jaar eigengereide doeners in Flevoland, Noordoostpolder en Wieringermeer. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1930-1989. Lelystad.
  • Duin, R.H.A. van, 1995. Het Zuiderzeeproject in zakformaat. Lelystad.
  • Geurts, A. J., 1997. De ‘groene’ IJsselmeerpolders. Inrichting van het landschap in Wieringermeer, Noordoostpolder, Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Lelystad. (Diss. UvA)

Structuurdragers

Landschapsvormende functie Elementen en structuren in het huidige landschap
Noordoostpolder en Urk
Algemeen Grootschalige, open Zuiderzeepolder met kenmerkende radiaire structuur van wonen en infrastructuur
Kenmerkende inrichting landschap voor wederopbouwperiode
Windmolenparken in polder en langs IJsselmeer
Schokland werelderfgoed
Landbouw Rationele, grootschalige percelering
Akkerbouw
Visserij Vissersdorp Urk met haven, vissershuizen en afslag
Bosbouw en natuur Bossen op niet voor landbouw geschikte gronden:
- Kuinderbos
- Voorsterbos
- Schokkerbos
- Urkerbos
Bedrijvigheid Agribusiness Emmeloord
Elke dorp heeft zijn eigen bedrijventerreintje
Wonen Emmeloord centrale plaats
Ring van tien dorpen eromheen (Christaller!), veelal met dorpsbossen
Kenmerkende boerenerven met schokbetonnen schuren en erfbeplanting, in kleine groepen
Arbeiderswoningen gekoppeld aan de erven
Urk op keileembult
Waterstaat Géén ringvaart bij Friesland en Overijssel
Groene dijken langs IJsselmeer en randmeren in zuiden
Gemalen Vissering, Smeenge en Buma
Hoge bruggen, weegbruggen en loswallen ten behoeve van transport landbouw via water
Oud-Kraggenburg
Waterloopbos
Verkeer A6
N50, N331, N351
Haven Urk
Radiaire structuur van wegen en tochten, beplant naar klimatologische omstandigheden (beschutting)
Ringwegen en assenkruis verbinden alle dorpen en de centrale plaats
Energie Windturbines langs de dijk
Recreatie em cultuur Burchten Kuinre in Kuinderbos
Nagele (architectuur)
Scheeps- en vliegtuigwrakken
Land-art objecten

Over Panorama Landschap

Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.

Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 2 nov 2022 om 03:01.