Rijkscollectie RCE - achtergrond
Introductie
De complete verzameling kunst- en andere roerend erfgoedcollecties in openbaar bezit in Nederland noemen we de Collectie Nederland. Een belangrijk onderdeel hiervan is de rijkscollectie. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert daar weer een deel van: de Rijkscollectie RCE. Dit artikel beschrijft de achtergrond van de Rijkscollectie RCE.
Kunstwerken
De Rijkscollectie RCE bestaat in 2021 uit ongeveer 119.000 kunstwerken. De kunstwerken werden van 1932 tot 1949 beheerd door het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (en in de oorlog door het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten), en vanaf 1949 tot 1975 door de eerste voorganger van de RCE, de Dienst voor ’s Rijks Verspreide Kunstvoorwerpen. Daarna volgden de Dienst Verspreide Rijkscollecties (1975-1985), de Rijksdienst Beeldende Kunst (1985-1997) en het Instituut Collectie Nederland (1997-2010). Voor zover de kunstwerken niet zijn uitgeleend (30%), zijn ze opgeslagen in het Collectie Centrum Nederland (CCNl) in Amersfoort.
Doel
Het doel is om de collectie zichtbaar en toegankelijk te maken, èn om de kwaliteit te behouden en te verbeteren.
Bestemming
De bestemming van de rijkscollectie is drieledig: musea in binnen- en buitenland kunnen de kunstwerken lenen voor een tentoonstelling of een andere tijdelijke presentatie, maar ook permanent (sieraden in CODA, grafisch werk in het RPKA, foto’s in het Stedelijk Museum Amsterdam). Ten tweede worden overheidsgebouwen (Nederlandse ambassades) en openbare instellingen ermee ‘aangekleed’. Ten derde wordt uitgeleend aan niet-museale instellingen (Het Hem Zaandam, Belvedère Rotterdam). Dertig procent is uitgeleend aan musea en Nederlandse ambassades in het buitenland, hangt op de kamer bij ministers en staatssecretarissen en zeventig procent staat in het depot in Amersfoort.
Cijfers
Kunstwerken per periode
Periode | Aantal |
---|---|
20ste eeuw | 86.000 |
19de eeuw | 17.000 |
<= 19e eeuw | 16.000 |
Kunstwerken per techniek
Techniek | Aantal |
---|---|
Schilderij | 10.000 |
Grafisch werk 1 | 55.000 |
Beeld | 6.000 |
Toegepaste kunst | 43.000 |
Textiel | 1.000 |
Overig | 4.000 |
1. Tekeningen, fotografie, foto’s, affiches
Wijzen van verwerven
De kunstwerken zijn op verschillende wijzen verworven: door aankopen en opdrachten, schenkingen en legaten, of overdrachten. Tot die laatste categorie behoren niet alleen de werken uit de Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR), maar ook de recuperaties (de zogeheten NK-collectie).Ook worden de kunstwerken ingeschreven in de inventaris die met de Kwijtscheldingsregeling in rijksbezit zijn gekomen. Door de verschillende verwervingswijzen is de RCE-collectie rijk en divers. Ze bestaat uit beelden, tafels, stoelen, glaswerk, sieraden, klokken, affiches, schilderijen, tekeningen, prenten, foto’s, boeken, textielwerk, video’s en installaties, munten, penningen en archeologische voorwerpen, (lege) schilderijlijsten en glas-in-loodwerk. Ze dateert uit de antieke oudheid tot en met het begin van deze eeuw. Ze bevat werk van bekende kunstenaars zoals Van Gogh, Willem Gispen, van de kunstenaressen Lotti van der Gaag en Emmy Andriesse en van onbekende meubelmakers, glasontwerpen en afficheontwerpers. Ze vertegenwoordigt allerlei stromingen en stijlen, van romantiek tot symbolisme, van De Stijl tot Cobra.
Aankopen en opdrachten
Van 1932 tot 1992 kocht het ministerie eigentijdse kunst en kunstnijverheid aan en gaf ze opdrachten daartoe (de zogeheten rijksaankopen). Ook was er een apart budget voor de zogeheten retrospectieve aankopen van oudere (20ste-eeuwse) kunst, waarmee onder anderen meubilair van Bas van Pelt voor werd gekocht, albums met 19de-eeuwse reisfoto’s uit het verre Oosten en schilderijen van Johan Miedema. Speciale aankopen waren de Bibliotheca Philosophica Hermetica van zakenman Joost Ritman en totale collectie glas, het beeldarchief en tekeningen van de Glasfabriek Leerdam. Naast de collectie oude keramiek is met de aankoop van aardewerk voor de tentoonstelling Dubbelgebakken, de collectie van De Porceleyne Fles en die van verzamelaar Pieter Doensen ook de keramiek uit de periode 1850-1950 goed vertegenwoordigd.
Schenkingen en legaten
Een schenking wordt tijdens iemand leven gedaan, een legaat is onderdeel van een testament en wordt uitgevoerd na het overlijden van de gever. De Staat accepteert veel, maar kan ook aanbiedingen weigeren, bijvoorbeeld als zich al een vergelijkbaar of beter object in de rijkscollectie bevindt. Belangrijke schenkingen zijn die van de kunstenaars Dolf Henkes, Cesar Domela Nieuwenhuis, Jan Lavies, Lucebert, Peter Struycken en Ad Dekkers, en van de kunstverzamelaars Nieuwenhuizen Segaar, P.A. Regnault, Piet Cleveringa en Piet en Marieke Sanders-ten Holte. Kunsthistoricus Wies van Moorssel zorgde ervoor dat de nalatenschap van Theo van Doesburg in bezit van de staat kwam.De meest bekende schenking is die van de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit: die schonk de Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan.
Belangrijke legaten zijn die van Lambert van Meerten, W.F.K. baron van Verschuer en W.H. Bal die gedrieën zorgden voor een goede vertegenwoordiging van Delfts aardewerk en Oosters porselein in de rijkscollectie. Andere belangrijke legaten zijn die van Willem van Bilderbeek, Johannes de Haas, Ru Paré, Albert Plasschaert, Marten Toonder, Willem van Rede, Johan de Vries en Willem Witsen. Minder bekend als legaat is de collectie van Hélène Kröller-Müller: het landgoed met jachtslot Sint Hubertus op de Hoge Veluwe en de kunstcollectie liet zij na aan het Rijk. Om het openbare kunstbezit in Nederland te bevorderen is sinds 1956 de kwijtscheldingsregeling van kracht. Hierdoor is de rijkscollectie verrijkt met vele collecties, zoals die van de verzamelaar van Afrikaanse Kunst Felix Valk, de politieke prenten van Opland en Frits Müller. Zo kwam ook een deel van de nalatenschap van Boudewijn Büch in rijksbezit. De RCE beheert ongeveer 2000 (familie)portretten, geschilderde stambomen en geslachtswapenborden. Deze portretschenkingen vormen de grootste verzameling op dit gebied in Nederland.
Overdrachten
Een substantiële groep verwervingen zijn overdrachten van de ene naar de andere (rijks)instelling. De meeste overdrachten zijn meubelen en interieuronderdelen, onder andere die van het Kunstmuseum Den Haag en het Nieuwe Instituut. Een bijzondere groep zijn de 19de-eeuwse kachels van het Paleis op de Dam.
Ook kwamen door een overdracht van het Kunstmuseum Den Haag meer dan 6.000 affiches in de rijkscollectie en deed de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam meer dan 400 schilderijen en tekeningen die als Prix-de-Rome hadden gediend aan de Rijksdienst over. Een aantal jaren later kwam via de Rijksakademie de nalatenschap van Leo Gestel in rijksbezit. De inboedel van het Czaar Peterhuisje in Zaandam is eveneens als overdracht in de rijkscollectie ingeschreven. Aparte groepen zijn de bodemvondsten van het terrein van de ruïne van kasteel Brederode bij Santpoort, de inhoud van het VOC-schip ’t Vliegend Hert dat voor de kust van Walcheren zonk en de bouwfragmenten.
Ook de werken uit de Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR), zijn tot de overdrachten te rekenen; de kunstwerken werden betaald door het ministerie van Sociale Zaken en ingeschreven in de rijkscollectie. Bij de overdrachten horen ook de recuperaties. Het zijn de kunstwerken die na de Tweede Wereldoorlog door de Nederlandse overheid zijn teruggehaald uit Duitsland omdat ze onvrijwillig zijn verkocht, geroofd, of in beslag zijn genomen van Nederlandse (Joodse) burgers zoals Jacques Goudstikker, Friedrich en Louise Gutmann en Franz Koenings.
Zie ook
ArtikelenDeze pagina is voor het laatst bewerkt op 13 nov 2024 om 02:54.