Voegwerk: verschil tussen versies

Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4: Regel 4:
|Voorkeurslabel=Voegwerk
|Voorkeurslabel=Voegwerk
|Artikelsoort=Overig
|Artikelsoort=Overig
|Introductie=Voegwerk is een wezenlijk onderdeel van een monument en draagt vaak in belangrijke mate bij aan de uitstraling ervan. Regelmatig wordt met goede bedoelingen oud voegwerk vervangen in de veronderstelling dat het technisch of esthetisch niet meer voldoet. Toch heeft die oude voeg vaak meer kwaliteit dan men denkt, zowel technisch als cultuurhistorisch. Daarnaast heeft nieuw voegwerk niet altijd de goede vorm of sluit het onvoldoende aan bij het achterliggende werk, waardoor het na korte tijd weer loskomt of de bakstenen beschadigt. Deze brochure biedt informatie over historisch en nieuw voegwerk.
|Introductie=Voegwerk is een wezenlijk onderdeel van een monument en draagt vaak in belangrijke mate bij aan de uitstraling ervan. Regelmatig wordt met goede bedoelingen oud voegwerk vervangen in de veronderstelling dat het technisch of esthetisch niet meer voldoet. Toch heeft die oude voeg vaak meer kwaliteit dan men denkt, zowel technisch als cultuurhistorisch. Daarnaast heeft nieuw voegwerk niet altijd de goede vorm of sluit het onvoldoende aan bij het achterliggende werk, waardoor het na korte tijd weer loskomt of de bakstenen beschadigt. Dit artikel biedt informatie over historisch en nieuw voegwerk.
|Omschrijving===Inleiding==
|Omschrijving===Inleiding==
De voeg is het zichtbare deel van de mortel, ofwel de verharde specie, tussen de stenen van het metselwerk. Hiermee worden openingen tussen de stenen zodanig afgesloten, dat indringing van water zoveel mogelijk wordt voorkomen. Voegwerk bestaat uit stootvoegen en lintvoegen. De stootvoegen zijn de staande voegen en de lintvoegen zijn de liggende voegen. Tot het midden van de negentiende eeuw, en soms ook daarna nog, werd metsel- en voegwerk gelijktijdig met dezelfde specie uitgevoerd. In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich daarnaast een techniek waarbij een speciale voegspecie na het metselen werd aangebracht. Dit wordt navoegen genoemd.
De voeg is het zichtbare deel van de mortel, ofwel de verharde specie, tussen de stenen van het metselwerk. Hiermee worden openingen tussen de stenen zodanig afgesloten, dat indringing van water zoveel mogelijk wordt voorkomen. Voegwerk bestaat uit stootvoegen en lintvoegen. De stootvoegen zijn de staande voegen en de lintvoegen zijn de liggende voegen. Tot het midden van de negentiende eeuw, en soms ook daarna nog, werd metsel- en voegwerk gelijktijdig met dezelfde specie uitgevoerd. In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich daarnaast een techniek waarbij een speciale voegspecie na het metselen werd aangebracht. Dit wordt navoegen genoemd.
Voegwerk is een wezenlijk bestanddeel van een monument; vorm en kleur kunnen mede bepalend zijn voor het karakter van de gevel. Er is tegenwoordig een streven naar het aanbrengen van ‘sprekende voegen’. Dat wil zeggen voegen die in vorm, kleur en dikte duidelijk contrasteren met de bak- of natuurstenen. Zo ontstaat een zogenaamd perfect esthetisch beeld, waarbij weliswaar technische onvolkomenheden te lijf worden gegaan, maar de cultuurhistorische waarde van de gevel wordt aangetast. Het gewenste behoud van het historische karakter van de gevel brengt met zich mee dat een licht beschadigde voeg die zijn functie nog naar behoren vervult te prevaleren is boven een moderne voeg. Om die reden is de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten zeer terughoudend als het gaat om het verwijderen en vervangen van oud voegwerk. Het is in principe slechts toelaatbaar wanneer de noodzaak daartoe afdoende is aangetoond.  
Voegwerk is een wezenlijk bestanddeel van een monument; vorm en kleur kunnen mede bepalend zijn voor het karakter van de gevel. Er is tegenwoordig een streven naar het aanbrengen van ‘sprekende voegen’. Dat wil zeggen voegen die in vorm, kleur en dikte duidelijk contrasteren met de bak- of natuurstenen. Zo ontstaat een zogenaamd perfect esthetisch beeld, waarbij weliswaar technische onvolkomenheden te lijf worden gegaan, maar de cultuurhistorische waarde van de gevel wordt aangetast. Het gewenste behoud van het historische karakter van de gevel brengt met zich mee dat een licht beschadigde voeg die zijn functie nog naar behoren vervult te prevaleren is boven een moderne voeg. Om die reden is de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten zeer terughoudend als het gaat om het verwijderen en vervangen van oud voegwerk. Het is in principe slechts toelaatbaar wanneer de noodzaak daartoe afdoende is aangetoond.  


==Historische ontwikkeling==
==Historische ontwikkeling==
Bij middeleeuws voegwerk kunnen we twee typen voegen onderscheiden: de platvolle voeg en de voeg met dag-, dagge- of daggenstreep. Bij de platvolle voeg werd de specie met de troffel of met het voegijzer afgewerkt. Veelal werd ook de overtollige specie uitgestreken over het metselwerk, dat hierdoor min of meer werd geëgaliseerd.
Bij middeleeuws voegwerk kunnen we twee typen voegen onderscheiden: de platvolle voeg en de voeg met dag-, dagge- of daggenstreep. Bij de platvolle voeg werd de specie met de troffel of met het voegijzer afgewerkt. Veelal werd ook de overtollige specie uitgestreken over het metselwerk, dat hierdoor min of meer werd geëgaliseerd.
De voeg werd ook wel afgewerkt met een daggestreep. Wanneer een voeg onregelmatig en breed was, werd in het midden van de voeg, in de lengte, een lijnstreek gemaakt van een tot twee millimeter diep. Hiervoor werden een dagge of dagijzer en een rei gebruikt. Je kreeg er een op het oog strakke voeg door. Van dit type voeg zijn voorbeelden bekend uit het begin van de dertiende eeuw. Deze voeg heeft standgehouden tot in het midden van de negentiende eeuw. De daggestreep komt vooral op lintvoegen voor, maar ook wel op stootvoegen. De daggestreep werd vaak bij belangrijke middeleeuwse gevels toegepast, waarvan het metselwerk niet zo grof was, en dus met een voeg van geringere dikte kon worden uitgevoerd. Om de gevel kleurig af te werken, werden op voegen met daggestreep soms ook voegen geschilderd.
De voeg werd ook wel afgewerkt met een daggestreep. Wanneer een voeg onregelmatig en breed was, werd in het midden van de voeg, in de lengte, een lijnstreek gemaakt van een tot twee millimeter diep. Hiervoor werden een dagge of dagijzer en een rei gebruikt. Je kreeg er een op het oog strakke voeg door. Van dit type voeg zijn voorbeelden bekend uit het begin van de dertiende eeuw. Deze voeg heeft standgehouden tot in het midden van de negentiende eeuw. De daggestreep komt vooral op lintvoegen voor, maar ook wel op stootvoegen. De daggestreep werd vaak bij belangrijke middeleeuwse gevels toegepast, waarvan het metselwerk niet zo grof was, en dus met een voeg van geringere dikte kon worden uitgevoerd. Om de gevel kleurig af te werken, werden op voegen met daggestreep soms ook voegen geschilderd.
Een variant op de platvolle voeg is de voeg waarvan het oppervlak niet verticaal is, zoals bij de platvolle voeg, maar iets schuin. Door de schuine stand van de vlakke lintvoeg wordt een lichte schaduwrand verkregen.
Een variant op de platvolle voeg is de voeg waarvan het oppervlak niet verticaal is, zoals bij de platvolle voeg, maar iets schuin. Door de schuine stand van de vlakke lintvoeg wordt een lichte schaduwrand verkregen.


===Vorm===
===Vorm===
Het kleiner worden van de formaten baksteen en het verbeteren van het productieproces hadden een strakkere vorm van de baksteen tot gevolg. Hierdoor konden de voegen steeds dunner worden. Vooral in het begin van de achttiende eeuw kregen voegen steeds meer vorm, waardoor het metselwerk een strakker uiterlijk kreeg. Typen als de gesneden en geknipte voeg zijn hiervan bekende voorbeelden. Voegdikten van zes tot drie millimeter zijn dan zeer gebruikelijk.
Het kleiner worden van de formaten baksteen en het verbeteren van het productieproces hadden een strakkere vorm van de baksteen tot gevolg. Hierdoor konden de voegen steeds dunner worden. Vooral in het begin van de achttiende eeuw kregen voegen steeds meer vorm, waardoor het metselwerk een strakker uiterlijk kreeg. Typen als de gesneden en geknipte voeg zijn hiervan bekende voorbeelden. Voegdikten van zes tot drie millimeter zijn dan zeer gebruikelijk.
Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw gaat deze ontwikkeling zo ver dat van stootvoegen nauwelijks meer sprake is en alleen de lintvoeg zich manifesteert. Er zijn ook voorbeelden van zeer dunne lintvoegen. De bakstenen werden geselecteerd en zo mogelijk taps geslepen, zodat de voeg een minimale afmeting kreeg. Bij de hierboven genoemde typen voegwerk werd zowel de afvoeg- als navoegtechniek toegepast. Het is duidelijk dat de hierboven beschreven voegtypen op de architectuur van de achttiende en negentiende- eeuwse gevels een grote invloed hadden. Hetzelfde kan gezegd worden van de verdiepte lintvoeg. Dit voegtype werd in het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld. Doordat dikwijls de stootvoegen platvol werden gevoegd, kreeg de gevel zo een sterk gelaagde structuur. Vooral in de periode tussen de beide Wereldoorlogen is dit type veelvuldig toegepast.
Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw gaat deze ontwikkeling zo ver dat van stootvoegen nauwelijks meer sprake is en alleen de lintvoeg zich manifesteert. Er zijn ook voorbeelden van zeer dunne lintvoegen. De bakstenen werden geselecteerd en zo mogelijk taps geslepen, zodat de voeg een minimale afmeting kreeg. Bij de hierboven genoemde typen voegwerk werd zowel de afvoeg- als navoegtechniek toegepast. Het is duidelijk dat de hierboven beschreven voegtypen op de architectuur van de achttiende en negentiende- eeuwse gevels een grote invloed hadden. Hetzelfde kan gezegd worden van de verdiepte lintvoeg. Dit voegtype werd in het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld. Doordat dikwijls de stootvoegen platvol werden gevoegd, kreeg de gevel zo een sterk gelaagde structuur. Vooral in de periode tussen de beide Wereldoorlogen is dit type veelvuldig toegepast.


Regel 26: Regel 30:
===Vochtbelasting===
===Vochtbelasting===
Schade aan historisch voegwerk wordt vaak veroorzaakt door overmatige vochtbelasting van het metselwerk, veelal het gevolg van onvoldoende onderhoud. Door overmatige vochttoevoer vindt in veel gevallen een oplossing en uitspoeling van het bindmiddel plaats. Lekkende goten of andere regenwaterafvoeren staan in dit opzicht bovenaan de lijst.
Schade aan historisch voegwerk wordt vaak veroorzaakt door overmatige vochtbelasting van het metselwerk, veelal het gevolg van onvoldoende onderhoud. Door overmatige vochttoevoer vindt in veel gevallen een oplossing en uitspoeling van het bindmiddel plaats. Lekkende goten of andere regenwaterafvoeren staan in dit opzicht bovenaan de lijst.
Behalve regenwater kunnen ook optrekkend vocht en vochttoevoer naar de voet van de muur de overlast veroorzaken. Bovendien kunnen door een overmaat aan vocht, ook na reiniging, zouten worden geactiveerd, die de voegen eruit drukken. Bevriezing van vocht leidt ook tot schade. Deskundig onderzoek naar de vocht- en zoutbelasting is in deze gevallen noodzakelijk om de juiste maatregelen te kunnen treffen.
Behalve regenwater kunnen ook optrekkend vocht en vochttoevoer naar de voet van de muur de overlast veroorzaken. Bovendien kunnen door een overmaat aan vocht, ook na reiniging, zouten worden geactiveerd, die de voegen eruit drukken. Bevriezing van vocht leidt ook tot schade. Deskundig onderzoek naar de vocht- en zoutbelasting is in deze gevallen noodzakelijk om de juiste maatregelen te kunnen treffen.


===Technische en historische staat===
===Technische en historische staat===
De vorm ofwel het aanzicht van het voegwerk is van belang. Dit kan visueel worden vastgesteld aan de hand van de restanten van het oude voegwerk. Op beschutte plaatsen, bijvoorbeeld onder de gootlijst van de gevel, wordt vaak de oorspronkelijke, karakteristieke vorm nog aangetroffen. Het wateropnemende gedrag van de voeg is ook van belang. Dit kan bij benadering visueel of met behulp van het zogenoemde Karstenbuisje worden bepaald.
De vorm ofwel het aanzicht van het voegwerk is van belang. Dit kan visueel worden vastgesteld aan de hand van de restanten van het oude voegwerk. Op beschutte plaatsen, bijvoorbeeld onder de gootlijst van de gevel, wordt vaak de oorspronkelijke, karakteristieke vorm nog aangetroffen. Het wateropnemende gedrag van de voeg is ook van belang. Dit kan bij benadering visueel of met behulp van het zogenoemde Karstenbuisje worden bepaald.
Ook dient de hardheid van de voeg in relatie tot de hardheid van de metselsteen te worden meegenomen. Een niet juist op elkaar afgestemd zijn van de hardheidsfactor van de voeg en de metselsteen kan tot schade leiden. Een historische kalk- of traskalkvoeg heeft van nature een veel geringere hardheid dan de moderne cementvoeg.
Ook dient de hardheid van de voeg in relatie tot de hardheid van de metselsteen te worden meegenomen. Een niet juist op elkaar afgestemd zijn van de hardheidsfactor van de voeg en de metselsteen kan tot schade leiden. Een historische kalk- of traskalkvoeg heeft van nature een veel geringere hardheid dan de moderne cementvoeg.
Tot slot zijn de in het verleden uitgevoerde reparaties aan het historische voegwerk van belang. Mogelijke oorzaken van de schade kunnen terug te voeren zijn op een onvoldoende uithalen, een verkeerde samenstelling, dan wel een onjuist inbrengen van de voeg bij eerdere restauraties. Ook in het verleden op onjuiste gronden mechanisch of chemisch uitgevoerde reinigings- en beschermingsmaatregelen kunnen leiden tot schadelijke gevolgen. Zie hiervoor ook onze brochure Hydrofoberen van gevels.
 
Tot slot zijn de in het verleden uitgevoerde reparaties aan het historische voegwerk van belang. Mogelijke oorzaken van de schade kunnen terug te voeren zijn op een onvoldoende uithalen, een verkeerde samenstelling, dan wel een onjuist inbrengen van de voeg bij eerdere restauraties. Ook in het verleden op onjuiste gronden mechanisch of chemisch uitgevoerde reinigings- en beschermingsmaatregelen kunnen leiden tot schadelijke gevolgen. Zie hiervoor ook [[Hydrofoberen van gevels]].


==Herstel==
==Herstel==
De samenstelling van de oude voegmortel en de metselmortel kan, mits deze niet als oorzaak van de schade kan worden aangemerkt, een leidraad zijn bij de keuze van de nieuw aan te brengen voegspecie. Daarmee is tevens de gewenste afstemming tussen de samenstelling van oude mortel en de nieuw in te brengen specie voldoende gewaarborgd.
De samenstelling van de oude voegmortel en de metselmortel kan, mits deze niet als oorzaak van de schade kan worden aangemerkt, een leidraad zijn bij de keuze van de nieuw aan te brengen voegspecie. Daarmee is tevens de gewenste afstemming tussen de samenstelling van oude mortel en de nieuw in te brengen specie voldoende gewaarborgd.
De afzonderlijke bestanddelen waaruit de voegspecie is opgebouwd (bindmiddel, toeslagstoffen zoals zand, water en eventuele hulpstoffen) dienen in het juiste volume gemengd te worden en vrij van verontreinigingen te zijn.
De afzonderlijke bestanddelen waaruit de voegspecie is opgebouwd (bindmiddel, toeslagstoffen zoals zand, water en eventuele hulpstoffen) dienen in het juiste volume gemengd te worden en vrij van verontreinigingen te zijn.
Het gebruik van kalk of traskalk als bindmiddel is bij restauratie van historisch voegwerk uitgangspunt. Bij het gebruik van de huidige, wat samenstelling betreft verfijnde, kant en klare species dient van andere verhoudingen van de bestanddelen te worden uitgegaan dan die vroeger golden. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld wanneer er veel zouten in de gevel aanwezig zijn of wanneer er met cementspecie is gemetseld, kan van kalk of traskalk als bindmiddel worden afgeweken. Een deskundig advies is in zo’n geval noodzakelijk.
Het gebruik van kalk of traskalk als bindmiddel is bij restauratie van historisch voegwerk uitgangspunt. Bij het gebruik van de huidige, wat samenstelling betreft verfijnde, kant en klare species dient van andere verhoudingen van de bestanddelen te worden uitgegaan dan die vroeger golden. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld wanneer er veel zouten in de gevel aanwezig zijn of wanneer er met cementspecie is gemetseld, kan van kalk of traskalk als bindmiddel worden afgeweken. Een deskundig advies is in zo’n geval noodzakelijk.
Het zorgvuldig mengen en kneden zal de kwaliteit van de voegspecie verhogen. Zie ook onze brochure Het gebruik van kalkmortel.
 
Het zorgvuldig mengen en kneden zal de kwaliteit van de voegspecie verhogen. Zie ook [[Het gebruik van kalkmortel|Kalkmortel - gebruik]].


===Voorbereidende werkzaamheden===
===Voorbereidende werkzaamheden===
Verwijder de afgekeurde voegen met behulp van gereedschap dat geen schade toebrengt aan het historische metselwerk. Dat kan onder meer met een door perslucht aangedreven diamantzaag, die een zaagsnede in de oude voeg maakt. Daarna moeten de voegen verwijderd worden met een klein, door perslucht aangedreven beiteltje. De voegen moeten ruim tot de diepte van hun eigen breedtemaat worden uitgehaald. Elk ander gereedschap voor het verwijderen van de restanten van de oude voegen is mogelijk, zolang dat maar niet leidt tot schade aan het metselwerk. Het breder slijpen van de voeg moet absoluut worden vermeden. Maak de voegopeningen schoon met gebruikmaking van lucht en water.
Verwijder de afgekeurde voegen met behulp van gereedschap dat geen schade toebrengt aan het historische metselwerk. Dat kan onder meer met een door perslucht aangedreven diamantzaag, die een zaagsnede in de oude voeg maakt. Daarna moeten de voegen verwijderd worden met een klein, door perslucht aangedreven beiteltje. De voegen moeten ruim tot de diepte van hun eigen breedtemaat worden uitgehaald. Elk ander gereedschap voor het verwijderen van de restanten van de oude voegen is mogelijk, zolang dat maar niet leidt tot schade aan het metselwerk. Het breder slijpen van de voeg moet absoluut worden vermeden. Maak de voegopeningen schoon met gebruikmaking van lucht en water.
Bevochtig het gehele metselwerk op een zodanige wijze dat de metselmortel en de steen geen water aan de voegspecie onttrekken. Het voorbevochtigen moet minstens drie dagen voor het inbrengen van de specie plaatsvinden en worden herhaald totdat de bak- of natuursteen geen water meer opneemt. Voor- en tijdens het voegen mogen geen waterdruppeltjes op de stenen aanwezig zijn. Controleer of het metselwerk in het verleden is gehydrofobeerd, ofwel waterwerend is gemaakt. Waterafstotend gedrag van metselwerk heeft een sterk negatief effect op de hechting van nieuwe voegmortel. Aan de voegspecie moeten hulpstoffen worden toegevoegd om de hechting in dat geval te verbeteren.  
Bevochtig het gehele metselwerk op een zodanige wijze dat de metselmortel en de steen geen water aan de voegspecie onttrekken. Het voorbevochtigen moet minstens drie dagen voor het inbrengen van de specie plaatsvinden en worden herhaald totdat de bak- of natuursteen geen water meer opneemt. Voor- en tijdens het voegen mogen geen waterdruppeltjes op de stenen aanwezig zijn. Controleer of het metselwerk in het verleden is gehydrofobeerd, ofwel waterwerend is gemaakt. Waterafstotend gedrag van metselwerk heeft een sterk negatief effect op de hechting van nieuwe voegmortel. Aan de voegspecie moeten hulpstoffen worden toegevoegd om de hechting in dat geval te verbeteren.  
Gebruik geen zoutzuur als reinigingsmiddel. Dit heeft zeer schadelijke gevolgen.
Gebruik geen zoutzuur als reinigingsmiddel. Dit heeft zeer schadelijke gevolgen.

Versie van 14 apr 2023 07:43

Introductie

Voegwerk is een wezenlijk onderdeel van een monument en draagt vaak in belangrijke mate bij aan de uitstraling ervan. Regelmatig wordt met goede bedoelingen oud voegwerk vervangen in de veronderstelling dat het technisch of esthetisch niet meer voldoet. Toch heeft die oude voeg vaak meer kwaliteit dan men denkt, zowel technisch als cultuurhistorisch. Daarnaast heeft nieuw voegwerk niet altijd de goede vorm of sluit het onvoldoende aan bij het achterliggende werk, waardoor het na korte tijd weer loskomt of de bakstenen beschadigt. Dit artikel biedt informatie over historisch en nieuw voegwerk.

Foto van schade aan voegwerk
Afb. 1. Voegwerk dat korte tijd na het aanbrengen weer los komt. De voeg ligt te veel op de steen, mede doordat de oude voeg ondiep is uitgehaald. Schade ontstaat doordat de mortel uitzet, mogelijk door aanwezigheid van zouten in combinatie met een verkeerd bindmiddel. Foto: Michiel van Hunen
Foto van twee vergelijkbare laatzeventiende-eeuwse gevels, waarvan de rechter opnieuw is gevoegd
Afb. 2. Twee vergelijkbare laatzeventiende-eeuwse gevels, waarvan de rechter opnieuw is gevoegd. De nieuwe voeg is lichter en breder, en ligt meer op de steen, waardoor die nadrukkelijker aanwezig is. Foto: Taco Hermans
Detailfoto van twee vergelijkbare laatzeventiende-eeuwse gevels, waarvan de rechter opnieuw is gevoegd
Afb. 3. Detail van de twee vergelijkbare laatzeventiende-eeuwse gevels, waarvan de rechter opnieuw is gevoegd. Foto: Taco Hermans
Foto van in goede staat verkerend negentiende-eeuws metselwerk
Afb. 4. In goede staat verkerend negentiende-eeuws metselwerk, waarbij de stootvoegen aan de voorzijde nooit gevuld zijn geweest. Foto: Michiel van Hunen
Foto waarop te zien is dat stenen taps zijn gehakt
Afb. 5. Tijdens inboetwerkzaamheden is te zien dat de stenen taps zijn gehakt en dat de stootvoegen verder naar binnen wel zijn gevuld met specie. Navoegen van deze open stootvoegen is zowel technisch als cultuurhistorisch ongewenst. Foto: Michiel van Hunen

Inleiding

De voeg is het zichtbare deel van de mortel, ofwel de verharde specie, tussen de stenen van het metselwerk. Hiermee worden openingen tussen de stenen zodanig afgesloten, dat indringing van water zoveel mogelijk wordt voorkomen. Voegwerk bestaat uit stootvoegen en lintvoegen. De stootvoegen zijn de staande voegen en de lintvoegen zijn de liggende voegen. Tot het midden van de negentiende eeuw, en soms ook daarna nog, werd metsel- en voegwerk gelijktijdig met dezelfde specie uitgevoerd. In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich daarnaast een techniek waarbij een speciale voegspecie na het metselen werd aangebracht. Dit wordt navoegen genoemd.

Voegwerk is een wezenlijk bestanddeel van een monument; vorm en kleur kunnen mede bepalend zijn voor het karakter van de gevel. Er is tegenwoordig een streven naar het aanbrengen van ‘sprekende voegen’. Dat wil zeggen voegen die in vorm, kleur en dikte duidelijk contrasteren met de bak- of natuurstenen. Zo ontstaat een zogenaamd perfect esthetisch beeld, waarbij weliswaar technische onvolkomenheden te lijf worden gegaan, maar de cultuurhistorische waarde van de gevel wordt aangetast. Het gewenste behoud van het historische karakter van de gevel brengt met zich mee dat een licht beschadigde voeg die zijn functie nog naar behoren vervult te prevaleren is boven een moderne voeg. Om die reden is de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten zeer terughoudend als het gaat om het verwijderen en vervangen van oud voegwerk. Het is in principe slechts toelaatbaar wanneer de noodzaak daartoe afdoende is aangetoond.

Historische ontwikkeling

Bij middeleeuws voegwerk kunnen we twee typen voegen onderscheiden: de platvolle voeg en de voeg met dag-, dagge- of daggenstreep. Bij de platvolle voeg werd de specie met de troffel of met het voegijzer afgewerkt. Veelal werd ook de overtollige specie uitgestreken over het metselwerk, dat hierdoor min of meer werd geëgaliseerd.

De voeg werd ook wel afgewerkt met een daggestreep. Wanneer een voeg onregelmatig en breed was, werd in het midden van de voeg, in de lengte, een lijnstreek gemaakt van een tot twee millimeter diep. Hiervoor werden een dagge of dagijzer en een rei gebruikt. Je kreeg er een op het oog strakke voeg door. Van dit type voeg zijn voorbeelden bekend uit het begin van de dertiende eeuw. Deze voeg heeft standgehouden tot in het midden van de negentiende eeuw. De daggestreep komt vooral op lintvoegen voor, maar ook wel op stootvoegen. De daggestreep werd vaak bij belangrijke middeleeuwse gevels toegepast, waarvan het metselwerk niet zo grof was, en dus met een voeg van geringere dikte kon worden uitgevoerd. Om de gevel kleurig af te werken, werden op voegen met daggestreep soms ook voegen geschilderd.

Een variant op de platvolle voeg is de voeg waarvan het oppervlak niet verticaal is, zoals bij de platvolle voeg, maar iets schuin. Door de schuine stand van de vlakke lintvoeg wordt een lichte schaduwrand verkregen.

Vorm

Het kleiner worden van de formaten baksteen en het verbeteren van het productieproces hadden een strakkere vorm van de baksteen tot gevolg. Hierdoor konden de voegen steeds dunner worden. Vooral in het begin van de achttiende eeuw kregen voegen steeds meer vorm, waardoor het metselwerk een strakker uiterlijk kreeg. Typen als de gesneden en geknipte voeg zijn hiervan bekende voorbeelden. Voegdikten van zes tot drie millimeter zijn dan zeer gebruikelijk.

Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw gaat deze ontwikkeling zo ver dat van stootvoegen nauwelijks meer sprake is en alleen de lintvoeg zich manifesteert. Er zijn ook voorbeelden van zeer dunne lintvoegen. De bakstenen werden geselecteerd en zo mogelijk taps geslepen, zodat de voeg een minimale afmeting kreeg. Bij de hierboven genoemde typen voegwerk werd zowel de afvoeg- als navoegtechniek toegepast. Het is duidelijk dat de hierboven beschreven voegtypen op de architectuur van de achttiende en negentiende- eeuwse gevels een grote invloed hadden. Hetzelfde kan gezegd worden van de verdiepte lintvoeg. Dit voegtype werd in het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld. Doordat dikwijls de stootvoegen platvol werden gevoegd, kreeg de gevel zo een sterk gelaagde structuur. Vooral in de periode tussen de beide Wereldoorlogen is dit type veelvuldig toegepast.

Authenticiteit

Historisch voegwerk ontleent in het algemeen zijn waarde aan het aspect authenticiteit. Dit eigen karakter van de voeg bepaalt, in relatie met het metselwerk, in belangrijke mate de structuur van het geveloppervlak en is daardoor ook van invloed op de architectuur van de gevel. Hierbij moet uiteraard het zogenoemde patina worden betrokken, de waas van ouderdom die over de gevel ligt. Het is vooral het subtiele samenspel van deze bestanddelen (metselstenen, voegen en patina) die de historische waarden van het metselwerk bepalen. Om deze reden moet men met het vervangen van voegwerk uiterst terughoudend zijn.

Onderzoek

Wanneer de aantasting van het voegwerk zodanig is dat reparatie onvermijdelijk is, dient er voorafgaand aan de reparatie grondig onderzoek plaats te vinden naar de oorzaken van de schade om deze zo mogelijk te kunnen wegnemen. Het is van belang dat een dergelijk onderzoek door een ervaren bouwkundige wordt uitgevoerd en dat de resultaten van dat onderzoek in een rapport worden vastgelegd. In dit onderzoek moeten de volgende aandachtspunten in elk geval worden meegenomen.

Vochtbelasting

Schade aan historisch voegwerk wordt vaak veroorzaakt door overmatige vochtbelasting van het metselwerk, veelal het gevolg van onvoldoende onderhoud. Door overmatige vochttoevoer vindt in veel gevallen een oplossing en uitspoeling van het bindmiddel plaats. Lekkende goten of andere regenwaterafvoeren staan in dit opzicht bovenaan de lijst.

Behalve regenwater kunnen ook optrekkend vocht en vochttoevoer naar de voet van de muur de overlast veroorzaken. Bovendien kunnen door een overmaat aan vocht, ook na reiniging, zouten worden geactiveerd, die de voegen eruit drukken. Bevriezing van vocht leidt ook tot schade. Deskundig onderzoek naar de vocht- en zoutbelasting is in deze gevallen noodzakelijk om de juiste maatregelen te kunnen treffen.

Technische en historische staat

De vorm ofwel het aanzicht van het voegwerk is van belang. Dit kan visueel worden vastgesteld aan de hand van de restanten van het oude voegwerk. Op beschutte plaatsen, bijvoorbeeld onder de gootlijst van de gevel, wordt vaak de oorspronkelijke, karakteristieke vorm nog aangetroffen. Het wateropnemende gedrag van de voeg is ook van belang. Dit kan bij benadering visueel of met behulp van het zogenoemde Karstenbuisje worden bepaald.

Ook dient de hardheid van de voeg in relatie tot de hardheid van de metselsteen te worden meegenomen. Een niet juist op elkaar afgestemd zijn van de hardheidsfactor van de voeg en de metselsteen kan tot schade leiden. Een historische kalk- of traskalkvoeg heeft van nature een veel geringere hardheid dan de moderne cementvoeg.

Tot slot zijn de in het verleden uitgevoerde reparaties aan het historische voegwerk van belang. Mogelijke oorzaken van de schade kunnen terug te voeren zijn op een onvoldoende uithalen, een verkeerde samenstelling, dan wel een onjuist inbrengen van de voeg bij eerdere restauraties. Ook in het verleden op onjuiste gronden mechanisch of chemisch uitgevoerde reinigings- en beschermingsmaatregelen kunnen leiden tot schadelijke gevolgen. Zie hiervoor ook Hydrofoberen van gevels.

Herstel

De samenstelling van de oude voegmortel en de metselmortel kan, mits deze niet als oorzaak van de schade kan worden aangemerkt, een leidraad zijn bij de keuze van de nieuw aan te brengen voegspecie. Daarmee is tevens de gewenste afstemming tussen de samenstelling van oude mortel en de nieuw in te brengen specie voldoende gewaarborgd.

De afzonderlijke bestanddelen waaruit de voegspecie is opgebouwd (bindmiddel, toeslagstoffen zoals zand, water en eventuele hulpstoffen) dienen in het juiste volume gemengd te worden en vrij van verontreinigingen te zijn.

Het gebruik van kalk of traskalk als bindmiddel is bij restauratie van historisch voegwerk uitgangspunt. Bij het gebruik van de huidige, wat samenstelling betreft verfijnde, kant en klare species dient van andere verhoudingen van de bestanddelen te worden uitgegaan dan die vroeger golden. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld wanneer er veel zouten in de gevel aanwezig zijn of wanneer er met cementspecie is gemetseld, kan van kalk of traskalk als bindmiddel worden afgeweken. Een deskundig advies is in zo’n geval noodzakelijk.

Het zorgvuldig mengen en kneden zal de kwaliteit van de voegspecie verhogen. Zie ook Kalkmortel - gebruik.

Voorbereidende werkzaamheden

Verwijder de afgekeurde voegen met behulp van gereedschap dat geen schade toebrengt aan het historische metselwerk. Dat kan onder meer met een door perslucht aangedreven diamantzaag, die een zaagsnede in de oude voeg maakt. Daarna moeten de voegen verwijderd worden met een klein, door perslucht aangedreven beiteltje. De voegen moeten ruim tot de diepte van hun eigen breedtemaat worden uitgehaald. Elk ander gereedschap voor het verwijderen van de restanten van de oude voegen is mogelijk, zolang dat maar niet leidt tot schade aan het metselwerk. Het breder slijpen van de voeg moet absoluut worden vermeden. Maak de voegopeningen schoon met gebruikmaking van lucht en water.

Bevochtig het gehele metselwerk op een zodanige wijze dat de metselmortel en de steen geen water aan de voegspecie onttrekken. Het voorbevochtigen moet minstens drie dagen voor het inbrengen van de specie plaatsvinden en worden herhaald totdat de bak- of natuursteen geen water meer opneemt. Voor- en tijdens het voegen mogen geen waterdruppeltjes op de stenen aanwezig zijn. Controleer of het metselwerk in het verleden is gehydrofobeerd, ofwel waterwerend is gemaakt. Waterafstotend gedrag van metselwerk heeft een sterk negatief effect op de hechting van nieuwe voegmortel. Aan de voegspecie moeten hulpstoffen worden toegevoegd om de hechting in dat geval te verbeteren. Gebruik geen zoutzuur als reinigingsmiddel. Dit heeft zeer schadelijke gevolgen.

Inbrengen van de voeg

Maak de specie zorgvuldig gereed voor verwerking. Vul de voeg zo volledig mogelijk met specie. Druk de specie goed aan en gebruik de juiste maat voegspijker. Maak geen gebruik van zoutzuur ter verbetering van de hechting van de specie. Zoutzuur veroorzaakt namelijk zeer veel schade aan het metselwerk.

Beschermende maatregelen

Bescherm het nieuw aangebrachte voegwerk voldoende tegen uitdroging door het aanbrengen van natte zakken, dekens, folie of isolatieplaten op korte afstand van de muur. De korte afstand voorkomt smetten. Kalk- en traskalkvoegwerk zijn zeer gevoelig voor vorst. Voeg daarom in principe niet in een periode waarin vorst kan optreden. Is er desondanks vorstrisico, isoleer dan het verse werk voldoende.

Vergunning en subsidie

Voor restauratie (werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel) van beschermde monumenten is een omgevingsvergunning vereist. Voor normaal onderhoud (noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde) is niet altijd een vergunning vereist. Voor gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten kunt u contact opnemen met de gemeente. Voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument kan de eigenaar in veel gevallen subsidie aanvragen.

Literatuur

  • Bommel, A.J. van (2001). Buitenwanden 3: ideaal hervoegwerk bij monumenten, Den Haag.
  • Denslagen, W.F. en A. de Vries (1984). Kleur op historische gebouwen: de uitwendige afwerking met pleister tussen 1200 en 1940, Zeist.
  • Denslagen, W.F., J. Querido e.a. (red.) (1987). De tand des tijds, Zeist en Den Haag (RVbijdrage nr. 7). - Dijkstra, H.Th.D. (1990). Het beoordelen van de kwaliteit van oorspronkelijk voegwerk in historische gebouwen. In Restauratievademecum RVblad Metselwerk, voegwerk 02 nr. 21.
  • Klugt, L.J.A.R. van der, en R.P.J. van Hees (1993). De kwaliteit van voegen in metselwerk, Rijswijk en Rotterdam.
  • Naldini, Silvia (2001). Buitenwanden 2: historische voegafwerkingen, Den Haag.
  • Wielinga, R.J., H.Th.D. Dijkstra en H. Janse (1990). De waarde en behoud van oorspronkelijk voegwerk. In Restauratievademecum RVblad Metselwerk, voegwerk 01 nr. 21.

Tekst: Ben Kooij

Zie ook

Artikelen
    Hoort bij deze thema's Trefwoorden

    voegwerk, monumenten

    Specialist(en)

    Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
    U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

    Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 14 apr 2023 om 07:43.