Bad Nieuweschans - Bunderpoort 8C - Joodse begraafplaats

< Rijksmonumenten

(30486) monumentenregisterMonumentnummer: 30486

Introductie

Joodse begraafplaats met een 45-tal stèles. Op de begraafplaats staat tevens een klein metaheerhuis.

Een hekwerk tussen twee palen aansluitend op een haag met daarachter in de verte een aantal grafmonumenten, een eenvoudig huisje en verder veel bomen.
In 1967 werd de begraafplaats gefotografeerd door de toenmalige Rijksdienst. Toen zat er een nog een ijzeren hekwerk bij de ingang (foto Beeldbank RCE).
Links een groot aantal staande en smalle grafmonumenten met rondom gras. Erachter nog wat bomen en op de achtergrond staan moderne woningen. De foto is genomen bij ondergaande zon.
Beeld van de begraafplaats met de bebouwing van de uitbreidingswijk van Bad Nieuweschans op de achtergrond. De begraafplaats ligt niet meer zo afgelegen als in het verleden.

Kenmerken

  • Datering: 1817
  • Architect: Onbekend
  • Rijksmonument sinds: 19 juni 1973

Historie

In de loop van de 17de en 18de eeuw werd ten noorden van Nieuweschans (sinds 2009 Bad Nieuweschans) veel land teruggewonnen op de zee. Mede daardoor nam het belang van Nieuweschans als vesting toe. Het grensverkeer met Oost-Friesland verliep via Nieuweschans, hetgeen het plaatsje aantrekkelijk maakte. De wallen en grachten rondom de nederzetting werden keer op keer versterkt en uitgebreid. Halverwege de achttiende eeuw vestigen zich Joden in Nieuweschans en ook in Bellingwolde en Vlagtwedde. In het Duitse Bunde dat net over de grens ligt, was pas in 1787 sprake van vestiging van Joden.

Na 1796 werden de Joden volwaardige 'Bataafse burgers' en hoefden ze geen toestemming tot vestiging meer aan te vragen. In die tijd bezat Nieuweschans al een synagoge en een schoolmeester die tevens voorzanger was. In 1813 woonden er in Nieuweschans 22 Joden en dat aantal nam gestadig toe. Ondanks dat in 1815 het garnizoen Nieuweschans verliet, bleef het plaatsje een aantrekkelijke vestigingsplaats. De doden uit hun midden had men tot die tijd begraven in het Duitse Weener of Leer begraven of in Winschoten. Daar was in 1785 een joodse begraafplaats in gebruik genomen. Oude Pekela, dat nog wat verder weg lag, had al in 1683 een joodse begraafplaats. Het werd echter tijd voor een eigen begraafplaats in Nieuweschans.

Omdat de Joodse gemeente zelf geen geld had voor de aankoop van grond, richtte ze zich in 1816 tot de Commissaris-Generaal van Oorlog. Doel hiervan was hem te verzoeken een stukje rijksgrond af te staan om zo een begraafplaats aan te kunnen leggen. Het verzoek werd ingewilligd en men kreeg een stuk van de oostelijke vestingwal buiten de gracht ter grootte van acht roeden (vergelijkbaar met ongeveer 800 m2). In 1817 werd de begraafplaats in gebruik genomen. In 1854 vroeg de Joodse gemeente van het Duitse Bunde toestemming om gebruik te mogen maken van deze begraafplaats. Het besluit leverde een behoorlijke discussie op, maar werd uiteindelijk toch onder voorwaarden toegestaan. Zo moesten de Duitse joden 12,50 gulden betalen voor een graf, terwijl die voor de eigen gemeenteleden 75 cent kostte. Er werden in totaal vijftien graven gereserveerd voor de Joden uit Bunde.

Bij het ontmantelen van de vestingwallen in 1870 bleek dat de Joodse gemeente niet de eigenaar was van de begraafplaats. Ze dienden alsnog de grond te kopen. Met behulp van een bijdrage van de burgerlijke gemeente van Nieuweschans kocht men het terrein ter grootte van 1.720 m2. De kosten bedroegen honderd gulden, exclusief de notariële kosten die 23 gulden bedroegen. De gemeenteraad van Nieuweschans droeg dertig gulden bij.

In 1874 werd aan de Joden uit Bunde te kennen gegeven dat zij niet langer gebruik konden maken van de begraafplaats. Daarop namen de Joden uit Bunde een eigen begraafplaats in gebruik aan de Leegeweg in Bunde. Een volgend probleem voor de Joodse gemeente was de verplichting om een lijkenhuisje te bouwen. De kosten die de bouw met zich bracht, kon de gemeente zelf niet opbrengen. Wederom schoot de gemeenteraad te hulp met een bijdrage, waarna een klein bakstenen gebouwtje werd opgetrokken met een vloeroppervlak van 4,5 m2. Hoewel dit nauwelijks voldoende was om een fatsoenlijke bewassing te doen, bleef het huisje al die tijd in gebruik.

Na een bevolkingstoename halverwege de 19de eeuw begon de Joodse gemeente leeg te lopen. De grotere steden en het westen trokken en in de jaren twintig konden er geen tien volwassen Joodse mannen bij elkaar gebracht worden. De synagoge werd vanaf 1925 niet meer gebruikt en raakte in verval. In 1930 woonden er in Nieuweschans nog acht Joden. In 1934 werd de synagoge verkocht die daarna gebruikt werd als opslagplaats, kippenhok, garage en zelfs als varkensstal onder de Duitse bezetting. De Tweede Wereldoorlog maakte definitief een eind aan de Joodse gemeente van Nieuweschans. Twee inwoners overleefden, alle andere werden gedeporteerd en vermoord. In 1948 werd de Joodse gemeente formeel ontbonden en het onderhoud van de begraafplaats werd overgenomen door de burgerlijke gemeente. De synagoge werd in 1973 gerestaureerd en net als de begraafplaats onder bescherming van monumentenzorg geplaatst (rijksmonument 30454).

Rijksmonument

Bij de aanwijzing van de begraafplaats luidde de omschrijving: “Joods kerkhof met een 45-tal zerken”. Dat is inmiddels gecorrigeerd naar “Joodse begraafplaats met een 45-tal stèles”, wat meer correct is.

Huidige situatie

Nadat de begraafplaats na 1922 niet meer gebruikt was, vond er in 1978 weer een begrafenis plaats. Het lage granieten monument voor Vrouwtje Jas detoneert nogal met de andere stèles, maar geeft wel weer hoe de grafcultuur in de tussentijd is veranderd. In 2018 is de toegang tot de begraafplaats vernieuwd. Helaas is daarbij het houten hekwerk vervangen door een stalen hekwerk, nu met Davidsterren in de hekdelen. De aansluitende haag is iets later vervangen door een eenvoudig modern gaashek waardoor volledig zicht op de begraafplaats is ontstaan. Rondom is aan twee zijden nog een sloot aanwezig. Vooral achteraan staat een aantal grotere bomen en aan weerszijden is een gevarieerde haag aanwezig.

Het voorste deel van de begraafplaats is leeg. Links, tegen de rand van de begraafplaats, staat het kleine huisje. Het verkeert in goede staat. De 45 grafmonumenten die in 1973 aanwezig waren bij het aanwijzen tot rijksmonument, staan alle achter op de begraafplaats. Mogelijk stonden er nog meer stèles van hout, maar die waren in de jaren zestig dan al verdwenen.

De oudste grafsteen op de begraafplaats dateert uit 1818 en is voor Rachel Oppenheim-Cohen. Zestien grafstenen staan op graven van Joden uit Bunde. Op veel stenen wordt in het Hebreeuws het karakter van de overledene geprezen, soms worden de voortreffelijke eigenschappen genoemd en hun functies. Alle stenen zijn beschreven en vertaald waardoor we van alle personen kunnen lezen wat er over hen geschreven is. De toegepaste symboliek verwijst vaak naar een Joodse rol, zoals een sjofar (hoorn) verwijst naar een Leviet. Er zijn ook wat meer christelijk georiënteerde symbolen te vinden zoals treurwilg, zeis des doods, eikenbladeren, zandloper en een stralende zon.


Deze pagina is tot stand gekomen in samenwerking met stichting Dodenakkers.

Bronnen en verwijzingen

Zie ook

ArtikelenHoort bij deze thema's Begrippen

begraafplaatsen

Specialist(en)

Meer informatie
Meer over het monumentenregister en de pagina's in deze kennisbank is te vinden in Monumenten - Rijksmonumentenregister.
Meer over wat er is beschermd is te vinden in de leeswijzer.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 4 apr 2024 om 03:01.