Duiven - overlast
Introductie
Op veel plaatsen worden duiven op monumenten als een ware plaag ervaren. De vervuiling die door de vaak massale aanwezigheid van duiven optreedt, leidt in combinatie met nesten en kadavers tot soms ernstige directe en indirecte schade aan monumenten. De exacte kosten van de duivenoverlast zijn lastig in te schatten. Reiniging en herstel van door duivenpoep aangetaste monumenten zijn meestal onderdeel uit van groot onderhoud of restauratie. Geschat wordt dat het gaat om enkele miljoenen per jaar. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vindt het belangrijk dat de aanwezigheid van duiven op en in monumenten op een dier- en milieuvriendelijke wijze wordt voorkomen en bestreden. De meest effectieve oplossing bestaat uit een combinatie van maatregelen. Hoofdzaak is regulering van duivenpopulaties via verblijven met een gecontroleerd voedselaanbod en geboortebeperking. Dit kan het beste worden gecombineerd met maatregelen die voorkomen dat duiven zich op onwenselijke plekken gaan nestelen.
Historie
In de Oudheid waren de Perzen, de Grieken, de Romeinse keizers en de Egyptenaren hartstochtelijke duivenliefhebbers. Ze hielden er fokkerijen op na met duizenden vogels, voornamelijk voor de vleesconsumptie. En aangezien duiven graag naar hun hok terugvliegen, waren ze ook zeer geschikt voor het overbrengen van berichten.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen was het houden van duiven voorbehouden aan de adel en de geestelijkheid. In kerken en andere gebouwen werd tijdens de bouw bewust nestgelegenheid in allerlei vormen aangebracht of later toegevoegd. Zo bevindt zich in de kerktoren van Houten uit 1535 een duivenzolder met 370 gemetselde nesthokjes in de binnenzijde van de muur, keurig in reeksen geordend. De opbrengst van de duiven en de duivenmest was vaak bestemd voor het levensonderhoud van de koster.
De adel bouwde duiventorens en -tillen om duiven te fokken voor consumptie. Het bezit van een duifhuis, duiventoren en duiventil was een van de heerlijke rechten die aan een kasteel of landgoed verbonden waren. Nederland kent nog diverse soorten duiventorens en -tillen uit die tijd. De oudste dateert uit 1539 en staat bij de buitenplaats Te Werve in Rijswijk. Onder invloed van de Franse Revolutie werden de heerlijke rechten in 1798 afgeschaft. Duiven mochten nog wel gehouden worden, maar nieuwe duiventillen en -torens mochten niet meer worden geplaatst.
Deze tijd
Vooral in de twintigste eeuw wordt het houden van duiven een liefhebberij voor de gewone man: de duivensport doet zijn intrede. Er worden verenigingen opgericht en wedstrijden voor postduiven georganiseerd. Tot de duivensport behoort ook het fokken van sierduiven voor tentoonstellingen.
Duiven in de stad
In de stad komen verschillende soorten duiven voor: stadsduiven, houtduiven, Turkse tortels en verdwaalde postduiven. De stadsduif stamt af van de rotsduif, de Columbia livia. Het zijn van oorsprong door mensen gedomesticeerde vogels, die werden gehouden om verschillende redenen, zoals voor het vlees en de eieren. Zij hebben zich ontwikkeld uit ontsnapte, verdwaalde of losgelaten voorgangers en hebben in steden een ideale leefomgeving gevonden, die sterk lijkt op hun oorspronkelijke, rotsachtige territorium. Ze hebben zich uitstekend aan deze nieuwe leefomgeving van steen en beton aangepast. Het zijn met name deze stadsduiven en verdwaalde postduiven die voor de overlast zorgen.
Verwildering
Vanuit de duivensport komen jaarlijks een miljoen duiven in Nederland door diverse omstandigheden niet meer op hun hok terug. Een deel daarvan overlijdt tijdens een vlucht, een ander deel vindt alternatieve nestplekken in steden, dorpen en op het platteland. Van de stadsduiven varieert het percentage voor de sport geringde duiven per stad of dorp. Bij grote steden ligt dat tussen de 10 en 30%, bij kleinere plaatsen ligt dit hoger. In sommige plaatsen bestaat zelfs wel 75% van de stadsduiven uit verdwaalde postduiven.
Voortplanting
Duiven kunnen onder optimale omstandigheden en afhankelijk van de soort tot wel twintig jaar oud worden. Tot op een leeftijd van maximaal twaalf à vijftien jaar kunnen ze zich voortplanten. Stadsduiven hebben maar een gemiddelde levensduur van drie tot zes jaar. Doordat de temperatuur in de stad structureel enkele graden hoger ligt dan in het buitengebied broeden ze echter het hele jaar door en leggen per jaar zeven tot negen broedsels van meestal twee eieren. Gemiddeld 76% van de duiven die worden geboren vliegt daadwerkelijk uit.
Voedsel
Behalve dat de stad als leefomgeving gelijkenis vertoont met het oorspronkelijke leefgebied van de duif, is de stad ook op een andere manier een ideale leefomgeving. Het voedselaanbod is er enorm en gevarieerd. Ze eten zaden, groene knoppen, jonge blaadjes en ongewervelde dieren als wormen, insecten en spinnen. Daarnaast worden ze gevoerd en doen ze zich te goed aan weggeworpen voedsel in zwerfvuil.
Soorten overlast
Waterschade en verstoppingen
Een duif produceert per jaar 10 tot 12 kilo natgewicht of 2,5 kilo drooggewicht aan uitwerpselen. Door deze uitwerpselen, maar ook door kadavers en nesten, raken hemelwaterafvoeren en goten verstopt. Dit kan tot overstromingen en lekkages leiden en als gevolg daarvan tot ernstige gevolgschade aan gebouwen. De kans op mosvorming, zwamaantasting, zout- of vorstschade neemt immers toe als gevels veelvuldig nat zijn. Bijkomend probleem is hemelwaterafvoeren regelmatig ontstopt en de goten schoongehouden moeten worden, hetgeen tot hoge kosten leidt. Voor monumentenwachters, onderhoudswerkers en eigenaren die zelf het dak opklimmen kunnen gevaarlijke situaties ontstaan, omdat al bij een beetje motregen vervuilde goten spiegelglad worden. Daarbij is de stank die vrijkomt wanneer de goten worden gereinigd beslist geen pretje. Schoorstenen kunnen, net als goten en hemelwaterafvoeren, door nestmateriaal verstopt raken. Het risico op brand neemt hierdoor toe.
Vervuiling
De uitwerpselen van duiven vervuilen in ernstige mate gevels en daken of onderdelen daarvan, zoals waterlijsten (vooruitspringende randen die moeten verhinderen dat er regenwater langs de gevel stroomt), kordonlijsten (uitspringende sierbanden tussen verdiepingen) en platte delen van galmgaten (openingen in torens waardoor het klokgelui naar buiten galmt).
Aantasting van materiaal
Duivenmest bevat onder meer 17,8% fosforzuur en 3,3% zwavelzuur. De hoge zuurgraad versnelt het verweringsproces van natuur- en baksteen, koper, lood, zink en verflagen. Bovendien is de vervuiling als het eenmaal in de poreuze oppervlakten is ingetrokken zeer lastig te verwijderen. En als gevolg van het reinigen ontstaan er vaak onwenselijke kleurverschillen in de gevels.
Ook nestmateriaal in gebouwen kan gevolgen hebben voor monumentale onderdelen. De nesten zijn een broeihaard voor ongedierte, zoals motten, vliegen, kevers, mijten, zilvervisjes en vlooien, dat van negatieve invloed kan zijn op kwetsbare historische interieurs. Zo kan bijvoorbeeld behang of houtwerk aangetast worden door insecten.
Mechanische schade
Niet alleen de uitwerpselen en het nestmateriaal zijn schadelijk voor gebouwen, ook de duiven zelf veroorzaken schade. Duiven die op al losliggende onderdelen zoals leien, pannen en dekstenen gaan zitten, kunnen deze loswrikken waardoor ze naar beneden kunnen vallen. Ook glasschade aan historische vensters komt voor. Duiven vliegen regelmatig tegen ruiten op.
Gezondheidsrisico’s
Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat verwilderde duiven nagenoeg geen risico vormen voor de volksgezondheid. Ziekten als paratyfus, tuberculose en papegaaienziekte worden niet door duiven overgebracht, en een vorm van vogeltuberculose die bij duiven kan voorkomen, is voor de mens niet schadelijk. Wel kan door het inademen van organisch materiaal uit veren en opgedroogde ontlasting kan een zogenaamde duivenmelkerslong ontstaan (extrinsieke allergische alveolitis). Met name monumentenwachters en onderhoudswerkers lopen risico, bijvoorbeeld in voor duiven toegankelijke kappen van kerken. Duivennesten stinken en trekken ‘ongedierte’, zoals duizendpoten, oorwurmen, mijten, motten en kevers aan. Ook na vertrek van de duiven kunnen de nesten door de nog aanwezige verendeeltjes en ontlasting nog een duivenmelkerslong veroorzaken. Voor de behandeling van deze aandoening is het van belang dat de blootstelling aan duiven vermeden wordt.
Maatregelen
Er zijn verschillende manieren om duiven te weren. Als eerste zijn er algemene maatregelen om de duivenpopulatie te verminderen. Ten tweede zijn er afweermethoden die door monumenteigenaren zelf kunnen worden toegepast om duiven van een bepaalde plaats weren. En ten derde zijn er bestrijdingsmethoden die door overheden ingezet kunnen worden om het aantal duiven te laten slinken.
Algemene maatregelen
Met de volgende drie maatregelen kan iedereen bijdragen aan het terugdringen van het aantal duiven.
Gecontroleerd voeren
Het voeren van duiven leidt tot overpopulatie. Dat leidt tot stress bij duiven en als gevolg daarvan een verminderde weerstand tegen ziekten en parasieten. Door het voedselaanbod te verminderen treedt het natuurlijke selectiesysteem in werking waarbij de sterkste duiven overleven en er een gezonde populatie ontstaat. De effectiviteit van de methode is echter niet al te groot, omdat uit onderzoek is gebleken dat hongerende duiven een groter broedsucces hebben dan goed doorvoede. Daarnaast neemt naarmate er minder gevoerd wordt de overlast bij terrassen, winkels, snackbars, metro-, bus- en treinstations juist toe, omdat de hongerende duiven daar naar weggegooid voedsel komen zoeken. Beter is het om op gewenste plekken gecontroleerd te voeren, bijvoorbeeld in de buurt van duivenverblijven.
Straten van voedselresten vrijhouden
Door de openbare ruimte schoon te maken en te houden, wordt voorkomen dat duiven zich voeden met weggegooid en gemorst voedsel. Vooral bij publieke eetruimten zou daar scherp op moeten worden gelet. Het hanteren van het principe ‘de vervuiler betaalt’ zou hier zeer effectief kunnen zijn. Deze methode is in wezen gelijk aan de vorige: het reduceren van het voedselaanbod.
Duivensport verminderen
Hoewel vanuit de duivensport ontkend wordt dat postduiven medeverantwoordelijk zijn voor de duivenoverlast in steden, blijkt uit onderzoek dat onder stadsduiven ook een groot aantal verwilderde geringde duiven te vinden zijn. Het inperken van de duivensport leidt echter niet tot vermindering van het aantal duiven in de stad, omdat de populatie aangevuld wordt vanuit de reeds bestaande stadsduivenpopulatie.
Afweermethoden
Eigenaren kunnen maatregelen treffen om duiven van hun monument te weren of te verdrijven. Deze afweermethoden voorkomen dat duiven op bepaalde plaatsen kunnen nestelen of roesten. Het probleem van het (te) grote aantal duiven wordt hiermee niet opgelost. Wel zullen de duiven zich verplaatsen en op zoek gaan naar een andere locatie om zich te nestelen. Al deze maatregelen zijn in meer of mindere mate van invloed op de monumentale waarden van de monumenten. Er zal een afweging gemaakt moeten worden of de mate van overlast door duiven en de toe te passen maatregel(en) opwegen tegen de fysieke en visuele aantasting van het monument.
Netten, gaas en horren
Netten van gegalvaniseerd of roestvast staal of stevige UV-beschermde kunststof, gespannen voor openingen zoals galmgaten en nissen, zijn een effectieve manier om duiven te weren, ook op lange termijn. Mits de netten goed zijn aangebracht is de methode diervriendelijk. Wanneer echter de netten te fijnmazig zijn, niet goed worden onderhouden of onjuist bevestigd zijn, kunnen duiven verstrikt raken en pootjes en vleugels breken. Dit geldt ook voor netten van natuurlijk materiaal, omdat deze na verloop van tijd hun model verliezen. Naast netten kan voor kleinere openingen ook grofmazig gaas worden gebruikt, van bijvoorbeeld polypropyleen of roestvast staal. Het grofmazige van het gaas en de netten zorgt ervoor dat bijvoorbeeld vleermuizen nog wel door de openingen kunnen.
Voor het weren van duiven wordt over het algemeen een maasgrootte van 50 millimeter gehanteerd. Gaas en netten kunnen alleen op die plaatsen aangebracht worden waar geen brede randen overblijven, waarop vogels alsnog kunnen nestelen of zitten en waar geen demontage is vereist voor het plegen van periodiek onderhoud zoals bij galmborden. Het is ook mogelijk om uitneembare horren of roosters te plaatsen. Deze dienen zo ver mogelijk naar buiten te worden geplaatst, zodat er geen of nauwelijks randen overblijven, waarop vogels kunnen zitten of nestelen, maar niet zo ver dat de monumentale uitstraling van het monument verstoord wordt.
Nadeel van netten en gaas is dat ze een monument ontsieren. Daarnaast leidt het aanbrengen tot fysieke schade aan het gebouw.
Pennen
Roestvaststalen of kunststof pennen verhinderen dat duiven landen of roesten, waardoor ze een andere broed- of rustplaats zoeken. Ze worden vaak aangebracht op vensterbanken, richels, gootranden, in galmgaten en dergelijke. Het probleem is de bevestiging. De pennen worden op al dan niet verende strips in de ondergrond geschroefd, waardoor er gaten ontstaan. Deze gaten kunnen zich vullen met water en bij vorst schade opleveren of, wanneer zij in hout zijn aangebracht, houtrot veroorzaken. De pennen kunnen ook worden vastgelijmd. De gebruikte lijm, zo is gebleken, is of niet meer te verwijderen of laat snel los, waardoor pennen een korte levensduur hebben. Naast de fysieke schade aan het monument is er ook nog de visuele schade: een woud aan pennen ontsiert het monument. Ook wordt de werking soms tenietgedaan als duiven op de pennen een nest bouwen, als er bladeren op de pennen achterblijven of als de pennen verbogen zijn, waardoor duiven zich ertussen kunnen nestelen. Bovendien kunnen pennen met name jonge en onervaren duiven verwonden en zijn daardoor niet diervriendelijk. Pennen zijn effectief zolang ze niet verbogen zijn of verdwenen zijn onder een nest of bladeren.
Draden
Dunne, roestvast stalen draden, zeker in combinatie met trekveren, of spiraaldraden zorgen ervoor dat duiven niet kunnen landen. Duiven gaan namelijk alleen op een vaste ondergrond zitten. De visuele schade van draden is gering en ze zijn diervriendelijk. Wanneer de draden in de dagkanten, ofwel de zijkanten, van kozijnen worden geschroefd, betekent dit echter wel een fysieke schade. Op randen van goten kunnen ze eventueel worden gesoldeerd. Dit systeem is doeltreffend en voorkomt schade.
Elektromagnetisch pulssysteem
Een effectieve maatregel is een elektromagnetisch pulssysteem, ook elektrostatisch systeem genoemd, dat bestaat uit een tweetal draden vlak bij elkaar. Wanneer een duif landt, raken zijn poten beide draden en krijgt hij kleine stroomstootjes. Deze elektrische puls wordt door een elektromagneet opgewekt. Het stroomstootje is voor de duif niet schadelijk. Het probleem is de aanleg van een elektrische installatie en de bevestiging van de draden. Zij worden namelijk op de ondergrond geschroefd of gelijmd. De problemen daarvan zijn gelijk aan die bij pennen. De methode is, ook op de lange termijn omdat er geen gewenning optreedt, effectief.
Ultrasone installatie
Een ultrasone installatie produceert een voor mensen onhoorbaar geluid. Duiven horen het wel en zullen zich in eerste instantie daardoor laten wegjagen, maar wennen eraan en laten zich op een gegeven moment er niet door afschrikken wanneer ze een nest hebben. De geluidsgolven kunnen leiden tot beschadiging van de gehoor- en evenwichtsorganen van de duif en zijn daardoor niet diervriendelijk. Deze methode is niet effectief en onwenselijk.
Stroboscoop
Duiven kunnen ook met behulp van een stroboscoop die lichtsignalen (verblindende stralen) met een vaste frequentie afgeeft, verjaagd worden. De methode is echter maar een korte termijn effectief, aangezien er na verloop van tijd gewenning optreedt. Deze methode is niet effectief.
Roofvogels of replica’s
Ook verjagen met bijvoorbeeld roofvogels heeft over het algemeen geen zin. Duiven zijn van nature honkvast en verlaten zelden hun ingenomen territorium. Zij zullen dan ook weer terugkeren wanneer de roofvogel verdwenen is. De vestiging in een toren van een roofvogelpaar, bijvoorbeeld een slechtvalk, heeft wel een blijvend effect, maar de duiven zullen zich elders nestelen. De slechtvalken houden wel de populatie sterk en gezond, omdat zij de zwakkere duiven vangen. Het is ook mogelijk om replica’s van roofvogels te plaatsen, maar dit is slechts korte tijd effectief omdat duiven hieraan wennen. Naast replica’s van roofvogels worden overigens ook replica’s van duiven gebruikt. Daarin zien de duiven geen vijanden, maar concurrenten, van wie ze het territorium niet willen betreden. Deze methodes zijn echter vanwege de gewenning niet effectief.
Kleefpasta
Kleefpasta, ook contactafweerstof genoemd, veroorzaakt irritatie aan de poten en onzekerheid bij startende en landende duiven. Ervaring leert dat duiven na verloop van tijd het gebouw mijden en lang wegblijven. De pasta hardt echter snel uit en moet dus met een zekere regelmaat worden vervangen. Hierbij wordt een speciale reinigingsvloeistof gebruikt, die in steen trekt en daar zeer moeilijk uit te verwijderen is. Ook laat de pasta zwarte strepen achter op de steen. Bovendien is het een dieronvriendelijk middel, omdat het via de poten in de ogen of veren terecht kan komen, of omdat vogels, ook andere dan duiven, vastkleven en niet meer los kunnen komen en zo verhongeren. Deze methode is ongewenst.
Olfactorische afweerstof
Een olfactorische stof is een stof die op de reukzin werkt. Een van deze stoffen bijvoorbeeld maakt de duiven onrustig en veroorzaakt trekdrang. De werking is echter gering en bij toediening van een overdosis is de kans op vergiftiging groot. Deze methode is niet effectief en onwenselijk.
Bestrijdingsmethoden
De overheid kan bestrijdingsmethoden toepassen om de duivenpopulatie terug te dringen. Bestrijdingsmethoden hebben over het algemeen echter weinig zin. De vrijgekomen plaatsen zullen namelijk vrij snel weer worden ingenomen door andere duiven. Daarnaast hebben jonge en zwakke duiven in een kleinere populatie een grotere overlevingskans bij een gelijkblijvend voedselaanbod. Soms leidt dit zelfs tot een grotere populatie dan voor de ingreep.
Wegvangen
Vogels zijn beschermd door de Wet natuurbescherming. Middels deze wet zijn inheemse vogels in de meeste situaties beschermd. Hoewel er een ontheffing aangevraagd kan worden in specifieke situaties is dit niet altijd nodig. Zo is de verwilderde duif uitgesloten van bescherming door de Wet natuurbescherming en mag dus wel op een humane manier weggevangen of verjaagd worden. Duiven wegvangen is mogelijk met netten of kooien, eventueel in combinatie met lokmiddelen. Het vangen van duiven heeft echter weinig zin, omdat opengevallen plekken vrijwel direct weer worden ingenomen. Dit kan door nieuwe duiven van elders, door de snelle voortplanting van duiven, doordat er minder jonge vogels sterven en doordat de overblijvende duiven een hogere levensverwachting hebben. Deze methode is niet effectief.
Vaste duivenverblijven
Een bewezen goede en steeds vaker toegepaste methode is het plaatsen van duivenverblijven op plekken waar veel duivenoverlast is. Deze methode is in Augsburg in 1985 voor het eerst toegepast. Met goed voer in de verblijven worden de duiven hiernaartoe gelokt. De daar gelegde eieren worden geschud, waardoor het embryo sterft, of vervangen door kalkeieren om zo de aanwas van nieuwe jongen in te dammen. Ook is het zo eenvoudiger om de uitwerpselen op te ruimen en om de zieke duiven te vangen. Tegelijk met het plaatsen van de verblijven moet er een voerverbod komen op plekken waar duiven niet gewenst zijn. Voor duivenliefhebbers kunnen speciale plekken worden ingericht waar duiven gevoerd mogen worden. Deze worden bijvoorbeeld aangelegd nabij een snackbar om de duiven daarvan weg te houden. Door de plaatsing van duivenverblijven neemt het aantal duiven dus af en zullen duiven minder roesten en zich minder nestelen op monumenten. Deze methode is zeer effectief gebleken.
Productieremmers
In steeds meer steden wordt de groei van de duivenpopulatie beperkt door anticonceptiemiddelen aan het voer toe te voegen. Goede ervaringen zijn er met het middel nicarbazine, een antibioticum. Dit middel wordt gebruikt in de pluimvee-industrie om een veelvoorkomende bacterie te bestrijden en heeft als bijwerking dat de embryo’s in bevruchte eieren niet tot ontwikkeling komen. Door toediening van dit middel komt 60 tot 80% van de eieren niet uit en het heeft geen ongewenste bijwerkingen. Daarnaast leidt het tot een gezondere duivenpopulatie en een hardere ontlasting, waardoor deze eenvoudiger te verwijderen is. Om te voorkomen dat ook andere vogels minder jongen krijgen, moet het middel geïmpregneerd worden in grote maïskorrels, die vrijwel alleen door duiven opgepikt kunnen worden. Deze methode is effectief en kan tot een flinke reductie van het aantal duiven leiden, maar moet zeer gecontroleerd plaatsvinden. Het anticonceptiemiddel moet dagelijks toegediend worden. Gebleken is dat duiven na vier tot zes dagen zonder anticonceptiemiddel weer vruchtbaar zijn. Deze methode is goed toe te passen bij vaste duivenverblijven.
Eieren steken en nesten wegnemen
Het stelselmatig en bij herhaling wegnemen van nesten kan effectief zijn, net als het wegnemen, ofwel steken, van duiveneieren en die eventueel vervangen door kalkeieren, ook wel ei-manipulatie genoemd. Het steken van de eieren moet wel zo uitgevoerd worden dat de duiven het niet door hebben, anders leggen ze meteen nieuwe eieren.
Verkleinen te grote duivenpopulatie
Het is niet de duif op zich, maar de hoeveelheid duiven die zorgt voor overlast. Afweersystemen, hoe effectief ook, bieden in principe daarvoor geen oplossing. Zij verminderen weliswaar de vervuiling en schade aan een monument, maar doordat de duiven zich verplaatsen kan hetzelfde probleem zich weer gaan voordoen bij andere monumenten. Het bestrijden leidt op korte termijn tot een vermindering van duiven, maar de methoden werken slechts tijdelijk en de populatie is zo weer aangevuld. Het is ook niet het probleem dat opgelost moet worden, het is de oorzaak die bestreden moet worden. Dit is niet de taak van de monumenteigenaar, maar van de (lagere) overheid en van de burger in het algemeen.
Beste bestrijding
Het voornaamste wapen tegen een te grote duivenpopulatie is regulering van de populatie. Het inzetten van duivenverblijven met gecontroleerd voedselaanbod en geboortebeperkende maatregelen, waar de duiven zich kunnen nestelen, is daarvoor een zeer effectief gebleken middel. De inzet van duivenverblijven kan het beste worden gecombineerd met andere maatregelen, zoals het beperken van de mogelijkheden om elders te kunnen nestelen. Bij nieuwbouw zou hiermee rekening gehouden kunnen worden, bij monumenten kan dit met afweersystemen. De beste afweersystemen op bestaande gebouwen zijn de draden en het elektromagnetische pulssysteem. Ze zijn effectief en diervriendelijk. Waar mogelijk zijn gaas en netten aanvullende maatregelen.
Minder voedsel
Het terugdringen en controleren van het voedselaanbod, zowel van het gevoerde voedsel als van het zwerfvuil, is een onmisbaar onderdeel van de bestrijding. Stad en dorp goed schoon houden en daarnaast het toestaan van voeren alleen op daarvoor aangewezen plekken en elders verbieden, werkt het beste. Een verbod alleen heeft weinig zin. Een publiciteitscampagne en een goede voorlichting maken daar onlosmakelijk onderdeel van uit.
Vergunning
Sommige maatregelen om duivenoverlast tegen te gaan, kunnen schade veroorzaken aan het monument. Behalve fysieke schade, kan ook de monumentale uitstraling van het monument in negatieve zin wijzigen. Voor het aanbrengen van maatregelen om duiven te weren, is meestal een omgevingsvergunning vereist. De gemeente beoordeelt of de vergunning verleend kan worden en of daar vervolgens voorschriften aan verbonden worden om mogelijke ontsierende en/ of schadelijke (neven)effecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Als er sprake is van aantoonbare duivenlast die schade aan het monument veroorzaakt, kan in beginsel instandhoudingssubsidie aangevraagd worden. Of er subsidie kan worden aangevraagd en zo ja hoe en vanaf welk bedrag, hangt af van het soort monument. Zie voor meer informatie de website www.cultureelerfgoed.nl.
Subsidie
Bij aantoonbare duivenlast en gevolgschade aan het monument zijn de kosten van maatregelen om duiven te weren subsidiabel, mits de maatregelen naar het oordeel van de minister doelmatig zijn en gericht op maximaal behoud van de monumentale waarden. Actuele informatie over de subsidiemogelijkheden vindt u hier: https://www.cultureelerfgoed.nl/domeinen/monumenten/subsidies
Literatuur
- Bos, D., Control or delete, Vergelijkend onderzoek naar de mogelijkheden ter vermindering van stadsduivenoverlast, bSR-rapport 1, Rotterdam 2010 (rapport Bureau Stadsnatuur Rotterdam)
- Monumentenwacht, ‘Vogels en vleermuizen’, in: Inspectiehandboek Monumentenwacht, hoofdstuk 4.6, Amersfoort 1998
- Stadsduivenwerkgroep, Onze stadsduif, Op weg naar een ethisch beleid, Groningen 2002 (rapport Dierenbescherming, afdeling Groningen)
- Monumentenwacht, ‘460-1 Informatieblad vogels en vleermuizen. Voorzieningen voor vogels, wegvangen van duiven’, p. 2-5.
- Monumentenwacht België, Dieren in en op gebouwen - vogels, 2008.
- Veen, Ilse van, Duiven in de stad, Utrecht 2001 (rapport Universiteit Utrecht)
- Belgische Raad voor dierenwelzijn, ‘Beheersing van duivenpopulaties in steden. Wetenschappelijk rapport’, 2011 en 2018
Nuttige adressen
- MonumentenwachtNL, Postbus 49, 4330 AA Middelburg
- Vogelbescherming Nederland, Postbus 925, 3700 AX Zeist, 030 - 6937700
- Stichting De Faunabescherming, 06 - 16010305, info@faunabescherming.nl
- Nederlandse Postduivenhouders Organisatie, Postbus 60102, 6800 JC Arnhem, 026-4834150 info@duivensportbond.nl
Zie ook
ArtikelenSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 12 okt 2024 om 23:47.