Interieurschilderingen op hout - historie
Introductie
Interieurschilderingen zijn representatief voor de tijd waarin zij zijn gemaakt. Sommige toepassingen zijn langere tijd in gebruik, zoals grisailles en houtimitaties. Terwijl andere juist heel typerend zijn voor een bepaalde periode, denk aan renaissancistische rolwerkmotieven. Ieder tijdsperiode kent zijn eigen specifieke voorstellingen, stijlen, kleuren, materialen en technieken. Dit artikel belicht met name de thematische en stilistische aspecten van schilderingen op houten interieuronderdelen. Kleuren, materialen en technieken blijven buiten beschouwing.
Middeleeuwse schilderingen
De oudst bekende Nederlandse schildering op hout is tijdens een restauratie teruggevonden in de Sint Janskerk te Utrecht. Het rachelwerk van een negentiende-eeuws gestuukt spitstongewelf bleek een verzaagd beschilderde tongewelf. Vanwege de uniciteit is besloten deze planken terug te plaatsen op hun oorspronkelijke plaats en de rest van de dertiende-eeuwse kap met Romaans tongewelf te reconstrueren. Ten behoeve van de herkenbaarheid vanaf de kerkvloer is daar waar nodig de verloren gegane schildering aangevuld met nieuw schilderwerk. De schildering bootst een ribgewelf na. (Zie Afb. 1.)
Biezen en cirkels
In woonhuisinterieurs was het tot ver in de achttiende eeuw heel gewoon om de bouwstructuur te zien. Zo bleven de balken, waarop de vloer van de volgende verdieping rust, vaak in het zicht. Afbeeldingen van laat-middeleeuwse interieurs laten vaak ongedecoreerde plafonds laten zien. Toch blijkt uit de sporadische interieurvondsten dat zij weldegelijk beschilderd konden zijn. De balken lijken veelal in één kleur te zijn geschilderd, afgezet met biezen en geometrische motieven zoals een cirkel. (Zie Afb. 2.)
Heraldische motieven
Een rijker beschilderd balkenplafond is teruggevonden in een huis in Kampen. Om de balken te dateren is dendrochronologisch onderzoek verricht. Dit is een dateringsmethode op basis van de aanwezige jaarringen. Het gebruikte hout blijkt rond 1344 gekapt. Dit jaartal sluit stilistisch aan bij de verbeelde heraldische wapenschilden en andere decoraties zoals een gaande leeuw. (Zie Afb. 3.) Deze schilderingen zijn relatief goed bewaard gebleven doordat de balken later omtimmerd zijn. Dit werd vaker gedaan om de zichtbare wankanten (boomschors langs de randen) aan het zicht te onttrekken. Tijdens verbouwingen verdwijnen aangetroffen schilderingen vaak weer achter een verlaagd plafond. In Kampen zijn de schilderingen juist vanwege de hoge ouderdom en hun zeldzaamheid uitgespaard in een nieuw verlaagd en brandwerend plafond.
Afgezien van de balkenplafonds zijn andere beschilderde houten interieuronderdelen van vóór 1600 uiterst zeldzaam. Uitzonderlijk is het 1556 gedateerd beschilderde wandbeschot met heraldische wapens in kasteel de Cannenburch dat eertijds was toegepast op de eerste verdieping van het kasteel. Tegenwoordig is het als loshangende elementen in het huis tentoongesteld. (Zie Afb. 4.)
Heiligen en Bijbelscenes
Hoewel de meeste schilderingen tevoorschijn komen achter later aangebrachte elementen, zijn zij een enkele keer altijd in het zicht gebleven. Dit is het geval in de Grote Kerk Naarden. De balken zijn hier beschilderd met krullende distelachtige bladeren, slingerend rond een stok en gecombineerd met banderols (tekstbanden), heraldische wapens, bloemen en beesten. Deze balkenschilderingen zijn onderdeel van een laat-middeleeuws decoratieprogramma met Bijbelse taferelen op het houten tongewelf. (Zie Afb. 5.) De scenes zijn o.a. beïnvloed door prenten van de kunstenaars als Albert Dürer. Lucas van Leyden en Jacob Cornelisz van Oostsanen. Vergelijkbare Bijbelse voorstellingen zijn te vinden op de gewelven van de Laurenskerk in Alkmaar en de Ursulakerk in Warmenhuizen, welke kunsthistorisch zijn toegewezen aan het atelier van Van Oostsanen.
Renaissance schilderingen
Vernieuwing vanaf circa 1525
De schilderingen in Naarden laten zien dat gotische motieven geleidelijk plaats maken voor renaissancistische decoraties naar Italiaans voorbeeld. Populair waren de ‘’groteske motieven’’, geïnspireerd op de schilderingen in het rond 1490 ontdekte paleis van de Romeinse keizer Nero. Het zijn sierlijke fantasierijke ornamenten gecombineerd met bladmotieven, dier- en mensfiguren. Prentmakers uit de Zuidelijke Nederlanden gaven een eigen draai aan deze motieven door ze te combineren met sierlijk ‘’beslag- en rolwerkornament’’. Hun prenten hebben de vormgeving in ons land sterk beïnvloed. Deze stijl noemen we de ‘’Hollandse Renaissance’’. (Zie Afb. 6.).
Vormen die meer zijn geïnspireerd op het Midden Oosten zijn de zogenaamde ‘’moresken’’ (gecompliceerde vlechtwerkpatronen) en ‘’arabesken’’ (gestileerde rank- en bladmotieven). (Zie Afb. 7.) Fraaie combinaties van moresken, grotesken en band- en rolwerk zijn vaak deels of geheel met behulp van sjablonen op de balken aangebracht. Deze afwerkingen zijn te dateren aan het eind van de zestiende eeuw. In Schuitvlotstraat 7 te Middelburg zijn naast moresken enkele houtsoorten op vrije wijze geïmiteerd. (Zie Afb. 8.)
Genres en composities vanaf 1565
In de figuratieve schilderkunst vindt er vanaf ongeveer 1565 een stijlverandering plaats naar het zogenaamde ‘’Noordelijke Maniërisme’’. Met als belangrijke vertegenwoordigers Hendrik Goltzius, Karel van Mander en Cornelis van Haarlem van de ‘Haarlemse academie’. Zij beïnvloedden vele andere schilders, mede door de prenten van die zij uitbrachten. Stijlkenmerken zijn complexe composities met uitdagend perspectief waarin naakte figuren zich met gedraaide lichamen in gekunstelde houdingen buigen. Naast religieuze en mythologische voorstellingen nemen de genres toe, van portretten en stillevens tot landschappen en genre taferelen. Deze ontwikkeling zet door in de zeventiende eeuw en zien we ook deels terug in interieurschilderingen.
Jachtpartijen
Soms werden zijkanten van de balken voorzien van jachtscènes, geplaatst tegen een landschappelijke achtergrond. We zien dit op uiteenlopende locaties in ons land: in Zwolle (Nieuwstraat 33), Heusden (Breestraat 25), Amsterdam (Warmoesstraat 104). Zeer fraaie taferelen op de balken in Delft worden afgewisseld met balken die met ranken beschilderd zijn. Op basis van de kostuums die de figuren dragen is deze balkenschildering te dateren tussen 1610-1620. (Afb. 9) Waarschijnlijk zijn de eerder genoemde voorbeelden eveneens rond dit decennium te plaatsen. Dit komt overeen met de wandtegels uit deze periode die jagers en dieren afbeelden.
Classicistische schilderingen
Maatschappelijke ontwikkelingen brachten rond 1625 een stijlverandering met zich mee in de kunsten. De strijd voor een onafhankelijke ‘’Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’’ en een welvarende handel resulteerde in een rijke burgerij die streefden naar een eigen identiteit en zelfstandigheid. Dit uitte zich in een stijl die we kennen als het ‘’Hollands classicisme’’.
Natuurgetrouw
Hoewel de eerder besproken gestileerde moresken en grotesken uit de zestiende eeuw nog tot in het begin van de zeventiende eeuw populair blijven, ontstond er steeds meer voorkeur voor een classicistische en natuurlijke weergave van de decoraties.
Geschilderde lichtbruine of okerkleurige ranken op een gekleurd fond raken in de mode. Zij zijn voorzien van ‘hooglichten’ en zware schaduwpartijen om de dieptewerking van een houten of stenen reliëf te creëren. Deze decoratiewijze kent een wijde verspreiding in talrijke varianten, veelal gecombineerd met herkenbare bloemen, vogels en andere dierfiguren. Een lichtblauw fond lijkt zeldzamer te zijn dan de meer gebruikelijke rode of bruine ondergrond. Een fraai voorbeeld is Westhaven 65 te Gouda. (Afb 10) Dit plafond is gedateerd 1635 en gesigneerd door Anthoni Hendricks, wat zeer uitzonderlijk is want meestal is dit soort schilderwerk anoniem. Van deze schilder die werkzaam was in Amsterdam zijn ook gesigneerde plafonds aangetroffen in Huis ten Bosch te Maarssen en in de Oude Kerk van Amsterdam.
Tulp, allegorie en mythe
Compleet beschilderde houten interieurs in de stijl van de vroege Hollandse renaissance zijn nauwelijks in situ bewaard gebleven. Bijzonder zijn het zweetkamertje en de chirurgijnskamer boven de waag van Enkhuizen. De schilderingen in beide vertrekken zijn altijd in het zicht gebleven, omdat de chirurgijnskamer tot ver in de negentiende eeuw in gebruik was. Het eikenbeschot van het zweetkamertje is geheel beschilderd met vogels, figuren en tulpen tussen voluten. (Afb. 11) De populariteit van de tulp had in 1636, het jaar van ontstaan van de kamers, zijn hoogte punt bereikt. De schilderingen van Hippocrates en Galenos in de chirurgijnskamer hebben direct betrekking op de functie van de ruimte. (Afb. 12) In de collectie van het Rijksmuseum bevindt zich een kamerbeschildering op paneel. Deze is afkomstig uit de Hofstede Randenbroek en beslaat drie wanden. De vlakken wanden zijn gehout en hebben een geschilderde architectonische ordening met nissen voorzien van vruchtstillevens, guirlandes en twee scenes uit de twaalf werken van Hercules. (Afb. 13) De betimmering is afkomstig uit de buitenplaats die Jacob van Campen bewoonde tot zijn dood in 1657. Van Campen (1595-1657) is samen met Pieter Post (1608-1669) een van de invloedrijkste schilder-architecten uit deze periode. Zij pasten de classicistische vormentaal in hun ontwerpen toe. Hun inspiratie haalde zij o.a. uit het geïllustreerde architectuur tractaat (1615) van de Italiaanse renaissance architect Vincenzo Scamozzi (1548-1616). De classicistische stijl treedt duidelijk naar voren in de historieschilderkunst en de decoratie van belangrijke gebouwen waar Van Campen en Post bij betrokken waren, zoals het Mauritshuis (1633) de Oranjezaal (1648) in het Huis ten Bosch in Den Haag en het Stadhuis op de Dam (1649) in Amsterdam. Hun ontwerpen kenmerken door complexe interieurensembles, met uitgekiende decoratieprogramma’s vol iconografische lading.
Ontwerpprincipes
De plafondschilderingen bestaan uit een illusionistisch geschilderde architectonische geleding met symmetrisch geordende imitaties van beeld- of houtsnijwerk. Deze festoenen, guirlandes of rozetten zijn vaak voorzien van vergulde accenten. (Zie Afb. 14.) Een vroeg voorbeeld in de Zijlstraat 62-64 in Haarlem is gerealiseerd tussen 1635-1639. Maar doorgaans zijn dergelijke plafondschilderingen te dateren in de jaren vijftig en zestig van de zeventiende eeuw. (Zie Afb. 19.)
Niet alle zeventiende-eeuwse plafonds werden met ornamenten of voorstellingen beschilderd. In het omstreeks 1650 gebouwde buitenhuis Ockenburgh bij Kijkduin kreeg de samengestelde balklaag een effen donkergroene kleur met goudgele biezen en tooglijnen tussen de kinderbalken die bedrieglijk lijken te rusten op geschilderde consoles. (Zie Afb. 20) De wanden onder dit plafond waren vermoedelijk voorzien van kostbaar goudleerbehang. Hoewel vaak de plafondschilderingen redelijk intact zijn overgeleverd zijn zij slechts fragmenten van volledig decoratieprogramma’s, bestaande uit een samenhangend geheel met schouw, wandgeleding, toegangsportalen, waardevolle behangsels en vloeren.
Strakke stijl
De rol van de decoratieschilders verandert vanaf het midden van de zeventiende eeuw en hun waardering neemt toe bij de inrichting van vertrekken. In de architectuur wordt in de tweede helft van de zeventiende eeuw de "strakke stijl" toegepast, de laatste fase en een versoberde variant van het Hollands classicisme. Enkele belangrijke bouwmeesters in die periode waren Adriaan Dortsman (1636–1682), ontwerper van het Trippenhuis in Amsterdam en Jacobus Roman (1640-1716) o.a. bekend van Slot Zeist (1677) en Paleis Het Loo (hoofdgebouw 1684).
Illusionistische beschilderd
Na omstreeks 1650 wordt de bouwconstructie steeds vaker weggewerkt achter vlakke houten delen waardoor een groot oppervlak ontstond. Zo werd de schilder niet langer belemmerd door de balken of architraven. Daarmee kon de illusionistische schilderkunst zich nog verder ontwikkelen.
Plafonds
Plafonds werden schilderkunstig opengebroken met wolkenluchten, bevolkt door putti (blote kindjes al of niet met vleugels) of vogels. Deze zijn in eerste instantie nog geschilderd tussen de balken, zoals zichtbaar is op een plafond in het huis Herengracht 479 te Amsterdam. Naast een vakverdeling zoals die in het midden van de eeuw gebruikelijk was, zijn voor een deel de vakken tussen balken voorzien van wolkenluchten. Aan de zijkanten van de open lucht zijn de toppen van bomen weergegeven en uiteraard vogels, om de illusie te wekken van een échte opening in het plafond met zicht op een wolkenhemel. (Afb. 21)
In de zaal van het huis Oenemastate in Heerenveen is het plafond met wolkenlucht beschilderd op een vlak plafond. (Afb. 22)
Plafonds met dicht bevolkte vogelluchten waren in het laatste kwart van deze eeuw uitermate populair. Meestal zijn allerlei inheemse vogels afgebeeld, maar diverse exotische vogels komen ook voor, die dankzij de handelsreizen van de VOC ontdekt zijn. In sommige gevallen weten we dat de vogelscenes een boodschap moeten overbrengen aan de beschouwer. Dit is het geval in de trappenhuizen van het door Dortsman ontworpen Trippenhuis te Amsterdam (Afb. 23).
Deuren
Wanneer een zeventiende-eeuwse deur één of twee volledig vlakke zijden heeft, dan is de kans groot dat deze oorspronkelijk decoratief beschilderd was. Voorbeelden zijn gevonden van figuratieve schilderingen, grisailles (imitaties van gebeeldhouwde reliëfs) en ornamentele decoraties in de vorm van festoenen en slingers.
Het schilderen in ‘’trompe l’oeil’’ was een geliefd thema. Zo werden deuren in een voorhuis of gang vaak beschilderd met een figuur op ware grootte. Dergelijke figuren nodigen de bezoeker uit het achterliggende vertrek binnen te treden. Een prachtig voorbeeld zijn de deuren in de Hof van Moerkerken in Mijnsheerenland. (Afb. 24) Door aanvullend archiefonderzoek is bekend dat de deuren in de jaren 1663-1664 geschilderd zijn door Willem van Odekercken (ca. 1610-1677). Deze toewijzing geeft ze een enorme meerwaarde. Hij was een kunstschilder van genretaferelen in Delft, die tevens decoratiewerk uitvoerde. Dankzij bouwhistorisch onderzoek is bekend dat deze deuren - net als veel andere beschilderde deuren - niet meer op hun oorspronkelijke plaats zitten. Een later voorbeeld van zo’n deur uit de jaren 1700-1710 is te vinden in het Vrouwenhuis te Zwolle. Aan het eind van de gang wacht een dame in een geopende deur op de bezoeker die al een blik kan werpen in de kamer. (Afb. 25)
Betimmering
Kasteel de Slangenburg bij Doetinchem bevat nog veel interieurschilderingen uit de belangrijkste bouwperiode van het huis (1680-1700), zowel op doek als op hout.
Ook hier zijn de deuren met vrouwfiguren beschilderd. Daarnaast zijn de panelen van de lambrisering in de alkoofkamer voorzien van figuratieve voorstellingen uit de ‘’Metamorfosen’’ van Romeinse schrijver Ovidius. Deze scènes, waarin de hoofdrolspelers van gedaante veranderen, waren zeer geliefd in de zeventiende-eeuwse decoratieve schilderkunst. (Afb. 26)
In dezelfde alkoofkamer is in de jaren 1980 een deel van het houtwerk op basis van kleuronderzoek blauw gemarmerd en verguld. Of deze gereconstrueerde marmering en vergulding de oorspronkelijke uitstraling benaderd is lastig te zeggen. Het imiteren van marmer op houten interieuronderdelen stond in hoog aanzien, en werd toegepast in de meest luxueuze interieurs.
Achttiende-eeuwse schilderingen
Lodewijk XIV-stijl
De Lodewijk XIV-stijl (ook wel Louis Quatorze-stijl) is een barokstijl vernoemd naar de Franse koning Lodewijk XIV, die regeerde van 1643 tot 1715. In Nederland kende de stijl zijn hoogtepunt tussen 1700 en 1740 met belangrijke decoratieve ontwerpen van de Hugenoot Daniel Marot (1660 of 1661-1752). De symmetrische toepassing van het acanthusblad is een veel gebruikt motief.
Oude thema’s blijven in de mode
De vormentaal van Marot kende door zijn ornamentprenten tot ver in de achttiende eeuw veel navolging. Dit is onder meer te zien aan een kastenwand in de keuken van het pand Noard 165 te Workum (Afb. 27). Onderzoek wees namelijk uit dat de ornamenten op de deuren zijn ontleend aan Marots ornamentprenten. Opmerkelijk is dat in dit Friese interieur de topografische gezichten boven de kastdeuren gebaseerd zijn op illustraties uit de prentserie de Zegepraalende Vecht. Deze serie is in 1719 voor het eerst uitgegeven. Deze voorstellingen zijn in de loop van de tijd zwaar overschilderd- nog meer dan de geschilderde ornamenten op de deuren – wat de kwaliteit van de schildering niet ten goede komt. Ook bij dit voorbeeld blijkt dat zonder kennis van de gebruikte voorbeelden en de oorspronkelijke uitmonstering het lastig is om schilderingen op hun juiste waarde te schatten.
Verhullen van houten bouwconstructie
Het achttiende-eeuwse interieur kenmerkt zich door het verhullen van de constructieve delen, vaak door modieuze stucplafonds of schilderingen op doek. Deze trend begon in de zeventiende eeuw en versnelde zich kort na 1700. Daarnaast bleven de met houten delen beklede plafonds in zwang. Een bijzonder voorbeeld werd onder een verlaagd stucplafond gevonden in het huis Voorhaven 57 in Rotterdam (Delfshaven). Het betreft een bijzonder plafond omdat het oppervlak in een bepaald soort trompe-l’oeil is beschilderd, waar nauwelijks voorbeelden van bewaard zijn gebleven. (Afb. 28) Het is opvallend dat de schildering in groen tinten is uitgevoerd terwijl in andere vertrekken van dit huis rijkgedecoreerde witte stucplafonds zijn te vinden. Het is de vraag of deze stucplafonds in de achttiende eeuw ook gekleurd waren of dat de groene decoratie van de plafondschildering houtsnijwerk imiteert.
Op deze plafonds werden ook nog altijd godenhemels verbeeld, zoals in Zandhoek 10 te Amsterdam. Hierop is de godin Minerva met speer en vrijheidshoed te zien, een allegorie op de vrijheid. De ornamentrand in empire stijl, die de voorstelling omgeeft, sluit aan bij de verbouwing die omstreeks 1805 plaatsvond. (Afb. 29) Het pand maakt deel uit van een huizenrij waarvan veel woningen per verdieping of zelfs kamer werden verhuurd. De beletage van Zandhoek 10 was een van de weinige huizen die door de eigenaar zelf werd bewoond. Dit verklaart de voor die buurt (Reaelen-eiland) relatief luxueuze uitstraling.
Subtiele eenheid in decoraties
Kleuronderzoek in het rond 1770 gebouwde buitenhuis Oud Amelisweerd toont aan dat kleurstelling en vormgeving van de betimmeringen, deuren, en deurposten per vertrek verschillend was. (Afb. 30) In twee vertrekken blijkt de geschilderde ornamentatie identiek met de in reliëf vormgegeven decoraties van het stucplafond en de marmeren schoorsteenmantel.
Luikenbeschildering gericht op exterieur
Trompe l’oeil effecten in het interieur blijven in de achttiende eeuw en ook daarna een geliefd thema. Zo werden ook op luiken trompe l’oeil voorstellingen geschilderd. Een zeventiende-eeuws voorbeeld zien we op een genreschilderij met een fraai interieur van Jan Verkolje uit 1674. (Afb. 31) In het huis Mient 31 te Alkmaar waren de luiken in de voorkamer op eerste verdieping met ornamenten beschilderd. (Afb. 32) Bij het sluiten van de luiken waren de geschilderde decoraties net zoals bij Verkolje aan de buitengevel zichtbaar. De Marot-achtige vormgeving van de decoraties in Mient 31 doen vermoeden dat deze schilderingen dateren uit het eerste kwart van de achttiende eeuw. Beschilderde luiken werden zeker tot in het begin van de negentiende eeuw toegepast, zoals de bewaard gebleven raamblinden van het rond 1804 gebouwde huis Nolet in Schiedam laten zien. Zij zijn voorzien van een uit de handgeschilderde patroon met bloemmotieven.
Negentiende-eeuwse schilderingen
Beschilderde bedstee- en kastenwanden
Beschilderde bedstedes en kastenwanden kennen een lange traditie en deze zette zich in de negentiende eeuw voort. In veel gevallen bestonden de decoraties uit hout- of marmerimitaties en werden er trompe l’oeil panelen op geschilderd. Regelmatig werden zij voorzien van extra decoraties in de vorm van geschilderde draperieën, guirlandes en bloemvazen. Met name in de noordelijke provincies zijn fraaie voorbeelden uit de negentiende eeuw bewaard. Zo bevond zich in een boerderij in Eenrum een kastenwand van omstreeks 1820, die wordt toegeschreven aan de lokaal werkzame schilder Jan Hendrik Aikes. Dit was een extra reden om de wand te behouden. Toen de kastenwand in de jaren 1960 niet op zijn oorspronkelijke plaats kon blijven is deze verplaatst naar het Waterschaphuis van het nabijgelegen Onderdendam (Afb. 33). De traditie van de met decoraties beschilderde kastenwanden bleef nog lang bestaan. Nog in 1852 liet een boer in Stitswerd, ook in de provincie Groningen, zijn mooie kamer op traditionele wijze verfraaien met een gemarmerde wand met geschilderde trompe l’oeil zuilen en reliëf boven de doorgang. (Afb. 34)
Vloerschilderingen
Aangezien zwaar vervuilde vloeren bij onderzoek minder aandacht krijgen en meer dan andere interieuronderdelen door gebruik aan slijtage onderhevig zijn, zijn veel van dit soort beschilderingen verloren gegaan. Bewaard gebleven beschilderde vloeren zijn zeldzaam en meestal op zijn vroegst te dateren in de negentiende eeuw. (Afb. 35). Zij kunnen gedecoreerd zijn met sjabloondecoraties om zo een tegelpatroon of een vloertapijt imiteren. Opmerkelijk was de zogenaamde voetjesvloer, een afwerking waarvoor met blote voeten door de natte verf werd gelopen.
Schilderingen en neostijlen
De tweede helft van de negentiende eeuw kenmerkt zich door een groeiende populariteit van neostijlen. Net als in voorgaande perioden beschilderden gespecialiseerde ateliers panelen van deuren en lambriseringen vaak met geschilderde ornamenten. Willem Adrianus Fabri (1853-1925) deed dit bijvoorbeeld in 1898 op de deur- en lambriseringspanelen van de zitkamer van Paleis Soestdijk. Soms voorzag hij dergelijke panelen van genrevoorstellingen, zoals op de suitedeuren in zwierige neorococo-stijl in het pand Spoorsingel 24 te Delft. (Afb. 36)
Neogotische decoraties
Na de tweede helft van de negentiende eeuw zijn veel Rooms Katholieke kerken gebouwd met rijk gedecoreerde interieurs, waar schilderingen een integraal onderdeel van uitmaakten. De Dominicuskerk in Amsterdam is gewijd in 1893 en ontworpen door de beroemde architect P.J.H. Cuypers in de stijl van de Italiaanse neogotiek. Cuypers en zijn assistenten waren ook verantwoordelijk voor het interieur, waardoor er een grote eenheid is ontstaan. Het lichtgekleurde houten plafond, dat rust op een gietijzeren bogen, is voorzien van onder meer rode sterren en tekstbanden. (Afb. 37) Mede dankzij het feit dat in de kerk nog steeds diensten worden gehouden is de afwerking intact gebleven en wordt het door de gebruikers gekoesterd en door toeristen bewonderd.
In het Rijksmuseum was in de loop van de jaren een deel van de oorspronkelijke decoraties van Cuypers aan het zicht onttrokken. O.a. de sjabloondecoraties in de bibliotheek op de bogen van de lunetten en de onderkant van de galerijen waren overschilderd in een effen kleurstelling. Tijdens de laatste renovatie van het Rijksmuseum is de sjabloondecoratie uitgebreid onderzocht en daarna opnieuw aangebracht. (Afb. 38)
In het pand Molenstraat 42 te Roosendaal bevindt zich een vertrek met gootsteen en bedsteden, vermoedelijk een keuken,. De wanden en de deurpanelen zijn rond 1900 beschilderd door de toenmalige bewoner Antonius Melchior Bruglemans (1862-1928) (kunst)schilder, behanger, drogist en fotograaf. De deuren zijn beschilderd met oudhollandse voorstellingen die waarschijnlijk ontleend zijn aan boekillustraties en/of schoolplaten. Tegen de penanten tussen de deuren zijn gestileerde zuilen geschilderd. (Afb. 39) Het huis vererfde op drie ongehuwde dochters die het interieur intact lieten. Na hun overlijden is het pand in 1983 in gebruik genomen als horecagelegenheid, waar deze charmante schilderingen een blijvende herinnering aan de voormalige bewoners vormen.
Twintigste-eeuwse schilderingen
Sjablonen
Het aanbrengen van de decoraties door te sjabloneren en te ponseren is van alle tijden en werd ook vanaf de eeuwwisseling tot WO II de meest gangbare, eenvoudige techniek om interieurdecoraties te verkrijgen. Heel wat geschilderde decoraties in de art nouveau- en de art deco-stijl zijn op deze wijze toegepast in zowel rijkere als eenvoudiger interieurs. Een achttiende-eeuwse kastenwand in een boerderij in het Friese Nijland werd rond 1900 met behulp van sjabloondecoraties aan de mode van de tijd aangepast (Afb. 40).
Tijdens de wederopbouwperiode verdwenen de sjabloon- en andere decoratieschilderingen grotendeels uit het interieur.
Pastels of expressieve kleuren
Voor art nouveau decoraties werden vaak wat zachtere pastelkleuren gebruikt, terwijl men vanaf de jaren 1920 de voorkeur had voor een wat contrastrijker kleurpalet. Hiervan zijn de interieurs van de gereformeerde kerken in Kollum en Andijk expressieve voorbeelden. Het kleurige beeld van beide zijn als totaalkunstwerken ontworpen door architect Egbert Reitsma (1892-1976), tevens lid van de Groninger Kunstkring De Ploeg. (Afb. 41)
Toch kennen schilderingen uit de art-deco periode ook wel een terughoudende kleurstelling, zoals we zien aan de plafondontwerpen van Jacob Por. Hij ontwierp in 1923 een schildering voor de Nieuwe Kerk in Delft, tijdens de restauratie van de kerk o.l.v. architect Van der Kloot Meyburg. Overeenkomstig de restauratieopvatting uit die tijd kozen zij voor een eigentijdse schildering. (Afb. 42)
Uit dezelfde periode dateert de kleurrijke art-deco lambrisering van een Chinees paviljoen naast een herenboerderij in Ruinerwold (Haakswold 10). (Afb. 43). De toenmalige bewoner liet deze in 1924 door de plaatselijke timmerman bouwen nadat hij onder de indruk was geraakt van een Chinees paviljoen op een koloniale tentoonstelling in Frankrijk. Het is deels beschilderd met een spat-techniek en maakte onderdeel uit van een even uitgesproken wandbekleding.
Wederopbouw en monumentale wandkunst
Kenmerkend voor de naoorlogse periode is de wederopbouw van de samenleving met een collectieve, samenbindende en opbouwende kunst. Dit leidde tot grootschalige toepassing van monumentale wandkunst in (semi)openbare gebouwen en schepen. Daarnaast kwamen er nieuwe moderne (synthetische) verfsoorten in gebruik.
Een van de kunstenaren die wandkunst maakte was Cuno van der Steene (1909-1971). Hij paste verschillende materialen en technieken toe, waaronder schilderingen op hout. Twee voorbeelden van zijn naoorlogse werk dat op de oorspronkelijke locatie bewaard is gebleven zijn de Egeïsche zee uit 1959 voor de Grand ballroom van het SS Rotterdam (Afb. 44) en een wandpaneel uit 1957 in de foyer van bioscoop Scala (Cinerama). Regelmatig wordt dergelijke wandkunst door sloop bedreigd of is inmiddels al vernietigd. Soms is het mogelijk om via een professionele waardestelling en bemiddeling tussen kunstenaar, de erven en erfgoedinstanties een nieuwe bestemming te vinden. Dit is gelukt met een wandschildering van Jaap Ploos van Amstel, geschilderd met ETA verf en zand op vormvast hardboard. (Afb. 45) Hij schilderde dit werk in 1972 voor het voormalige Ziekenhuis Mariastichting (het huidige Spaarneziekenhuis) in Haarlem. Het werk krijgt een herbestemming in het nieuw te bouwen ziekenhuis (2027).
Tekst:Richard Harmanni en Bernice Crijns. Redactie: Ruth Jongsma, Roos Keppler, Eloy Koldeweij, Ben Kooij, Aleth Lorne, Eva Wijdeveld.
Literatuur
- Uitvoeringsrichtlijn Kleurhistorisch onderzoek (URL 2004) 2016
- NEN 17543 Conservation of Cultural Heritage ‘Finishes of built heritage - Investigation and documentation’ 2021
- Monumentenzorg in kleur en schilderingen, fotovouwblad. Uitgave: Afdeling Voorlichting van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 1980.
- Piet Bakker, Crisis? Welke crisis? Kanttekeningen bij het economisch verval van de schilderkunst in Leiden na 1660, De zeventiende eeuw Vol 27, No 2, 2011
- I. Breedveldt Boer, Plafonds in Nederland 1300-1800, Zeist, ’s-Gravenhage 1991
- D.J.G. Buurman (red.), De Cannenburch en zijn bewoners, Arnhem, Zutphen 1990
- F. van Burkom e.a. (red.), Leven in toen. Vier eeuwen Nederlands interieur in beeld, Amsterdam, Zwolle 2001
- I.Verslype, M. van Eikema Hommes, A. Heuft, ‘De oorspronkelijke gedaante van de geschilderde kamer in het Martenahuis te Franeker’, in: Bulletin KNOB CXVI (2017), pp. 101-122
- W. Haakma Wagenaar, ‘De reconstructie van het houten tongewelf in de Janskerk’, in: Restauratie vijf hervormde kerken in de binnenstad van Utrecht, Jaarverslag 1979, 1980, 1981, nr 6, pp. 159-174
- R. Harmanni & J. Tegelaar, ‘Burgwal 80 te Kampen herbergt de oudste balkenschildering van Nederland’, in: Kamper Almanak. Cultuurhistorisch Jaarboek 2017, pp. 277-291
- Andrea van Leerdam, ‘Teamwork op Monumentale schaal. De gewelfschilderingen van Jacob Cornelisz van Oostsanen, in: Y. Bleyerveld, Jacob Cornelisz van Oostsanen (ca. 1475-1533). De Renaissance in Amsterdam en Alkmaar, Zwolle 2014, pp. 141-151
- M. de Leeuw. ‘De stedemaagd met goud bekroond’, in: M. den Leeuw & M. Pruijs, De Gouden bocht van Amsterdam, Den Haag 2006, pp. 100-101
- M. Lantman, De ideale staat van het object. Vier 17e-eeuwse deuren in de Hof van Moerkerken te Mijnsheerenland Toepassing van een methodologie, Amsterdam 2012 (Afstudeerscriptie Opleiding Historische Binnenruimten UvA, Postinitieel traject)
- K.A.Ottenheym, ‘De Nederhof van Paleis Honselaarsdijk’, in: Jaarverslag Vereniging Hendrick de Keyser 2006, pp. 52-61.
- W. van der Sar, Rapport kleurhistorisch onderzoek aan de beschilderde plafonds en trap van de buitenplaats Ockenburgh, ongepubliceerd rapport, Delft, augustus 2018
- H. Sigmond & R. Keppler, Vooronderzoek aan de blinden van het Moriaanshoofd, ongepubliceerd rapport, Hilversum, juli 2018
- A.M.C. van Wijngaarden, ‘Het Beroemde Huis’, De geschiedenis van het houten woonhuis De Erven 10-14 in Broek in Waterland, Wormer 2006
- Van Schaik, M., en Taverne, M. (2020). Vakmanschap en comfort: Een beschilderde vakzoldering van Pieter Post in Haarlem. Bulletin KNOB, 119(2), 22-25.
Zie ook
Artikelen- Checklist bij de onverwachte ontdekking van een schildering
- Geschilderde afwerkingen - de juiste specialist
Specialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 15 nov 2024 om 01:28.